Interview Bart Swings in De Morgen van zaterdag 5 februari 2022

‘Het móét goed zijn. Dit zijn de Spelen’

Primeur voor onze sportgeschiedenis: een Belg is favoriet voor een gouden plak op de Winterspelen. Schaatser Bart Swings, onlangs nog Europees kampioen op de massastart en winnaar van olympisch zilver in 2018, heeft na jaren zoeken de juiste flow weer te pakken.

Geen topsporter die de hardwerkende Vlaming meer waar biedt voor zijn belastinggeld. Als alles meezit, krijg je de komende zestien dagen bij de ontbijttelevisie vijf keer ‘Swings in Peking’ voor de prijs van één, te beginnen met de 5.000 meter op zondag, de 1.500 op dinsdag en dan nog de 10.000 op vrijdag 11 februari. Een dag later wordt hij 31, maar zijn verjaardag is meteen het begin van de ultieme voorbereiding op de massastart.

De laatste zaterdagochtend van de Spelen, op 19 februari, schaatst hij op zijn persoonlijk koningsnummer eerst de halve finales en aansluitend bij leven en welzijn anderhalf uur later de finale. In het Zuid-Koreaanse Pyeongchang vier jaar geleden pakte hij de tweede plaats en het bijbehorend zilver. Opvallend was het beeld toen hij over de finish kwam na de Koreaan: de opluchting om het zilver won het amper van de ontgoocheling om het gemiste goud.

Bart Swings: “Eerst denk je: eindelijk, een medaille. Maar dan dringt het tot je door: dit was een gemiste kans. Ik kwam aan het eind terug op de Koreaan en dat was mij nog nooit gelukt. Het voelde een beetje als in Sotsji vier jaar eerder, toen ik eerst blij was met een vierde plaats en op de luchthaven dacht: verdorie, dit was net niet, nu gaan we vier jaar hard werken.”

Je hebt nu acht jaar hard gewerkt. Is dit je beste schaatswinter ooit?

“Ik heb wel al andere goede jaren gehad, maar schaatstechnisch heb ik het goed voor elkaar en fysiek loopt het ook goed, wat te merken is aan mijn tijden. Ik heb mijn Belgisch record op de 5 kilometer verbeterd. Dus ja, het loopt wel. Maar beter zo: dit is een olympisch jaar, dus het moet goed zijn. Met dank aan schaatshal Thialf in Heerenveen, waar ik nu twee jaar woon. Het is een omgeving die ideaal is om te trainen en waar ik tot rust kom. In het verleden deed ik heel veel trainingskampen en keerde dan na een paar weken terug naar huis.

“Let wel, dat is ook leuk: weer je vrienden en familie zien, maar het was dubbel. Ik wilde tegelijk ook op het ijs staan om aan mijn techniek te werken en dat is lastig in Leuven. Het was soms frustrerend.

“Neen, ik word niet herkend in de supermarkt. Het stikt in Heerenveen van de schaatsers, en de Nederlandse schaatslegendes doen hier ook hun inkopen in de Jumbo. Ik heb een flat waar mijn vriendin vaak is. In de eerste lockdown was ze hier permanent, maar nu moet ze af en toe terug naar het werk. Ze is burgerlijk ingenieur, zoals ik, maar ik in elektrotechnieken en zij in bouwkunde. Energiezuinigheid en duurzaamheid van gebouwen berekenen is haar werk – een sector met toekomst.”

Je was een tijdje alleen op pad en trainde ook een jaar met de Noren, maar nu zit je bij Team IKO, een van de professionele Nederlandse schaatsteams.

“En dat is het tweede element wat mij heel erg heeft geholpen om naar mijn beste vorm toe te groeien. In het verleden wist ik soms niet met wie ik op het ijs zou staan om te trainen. Schaatsen is een eenzame sport, maar voor een training op het ijs zijn vaste partners toch aangewezen. Nu, om eerlijk te zijn: de beste langeafstandsschaatser van het moment is een Zweed met een Nederlandse naam en Nederlandse grootouders – Nils van der Poel – en die staat altijd helemaal alleen op het ijs. Zo kan het dus ook, maar niet in de Nederlandse cultuur, waar ze met veel goede schaatsers zijn.”

IKO kennen wij van het veldrijden, waarmee de onzin ‘schaatsen is het Nederlandse veldrijden’ nog maar eens bevestigd kan worden.

“IKO-Crelan, precies. Van Sanne Cant. En ik dacht dat IKO ook nog ergens op het shirt van Alpecin-Fenix en dus ook op dat van Mathieu van der Poel staat. Wij zijn de kleinste van de vier professionele A-ploegen. We hebben ook maar twee atleten op de Spelen straks, ikzelf en Marten Liiv, een Est. De Nederlanders in ons team, Jorien ter Mors, Esmee Visser, Letitia de Jong en Jan Blokhuijsen – drie van de vier zijn olympisch kampioen – hebben zich niet kunnen plaatsen. Ik was hier niet toen de Nederlanders hun olympisch kwalificatietoernooi reden, maar een dag later wel. De stemming op training was erg bedrukt.

“Ik denk niet dat het team in gevaar is door die tegenvaller. De sponsor heeft al aangegeven dat hij tot de volgende Spelen wil doorgaan, maar ons probleem is de aanvoer van talent. Elke jonge schaatser wil naar Jumbo-Visma of Team Reggeborgh, terwijl ik vind dat wij het bij ons qua begeleiding echt prima voor elkaar hebben en dat er bij IKO ook groeimogelijkheden zijn voor talent.”

Een van je eerdere trainers zei ooit: Bart moet nog meer vlieguren maken.

(denkt na) “Ik denk dat ik nu minder schaats dan toen. Dat was Rutger Tijssen, niet? Hij heeft veel aan mijn schaatstechniek gewerkt, maar dat is niet gelukt. De switch was te groot, waardoor ik het op een gegeven ogenblik kwijt was. Vroeger gebeurde het weleens dat ik twee keer per dag op het ijs stond of elke dag gedurende veertien dagen. Nu schaats ik vier keer per week, anderhalf uur. Ik ben niet krachtiger geworden, dat is perceptie. Ik ben efficiënter geworden in mijn techniek.”

Zes uur schaatsen, dat lijkt op voetbal…

“…maar we trainen wel twee keer per dag. Bovendien maken we veel meer uren op de fiets dan op het ijs én doen daarnaast aan krachttraining. Deze ochtend heb ik bijvoorbeeld drie uur buiten gefietst. Jawel, buiten. Als het niet regent of vriest, verkies ik buiten trainen boven de rollen indoor. We doen alle soorten training. Vandaag was het ‘duur’: drie uur tegen 200 à 250 watt.

“De meeste trainingen zijn rond of vaak boven het omslagpunt (ofwel de anaerobe drempel, de zone waarin het lichaam meer lactaat aanmaakt dan het kan verwerken, waardoor het een inspanning minder lang kan volhouden, HV). Bij schaatsen zitten wij er altijd boven. Onze trainingen lijken wel op die bij wielrennen, dat klopt, maar het is veel minder duurtraining. Lactaattolerantie, zo heet dat in het jargon, daar streven wij naar. Onze langste wedstrijd duurt maximaal dertien minuten. Tenminste, dat hopen we toch. (lacht)

“Schaatsen is techniek. Alles wat je doet op schaatsen moet op kwaliteit gericht zijn, vandaar dat we maar zes uur op het ijs staan. Schaatsen tegen 25 per uur, dat slaat nergens op voor ons. Die beweging, die moeten wij trainen tegen 50 per uur. Die techniek moet optimaal blijven, ook met compleet vermoeide benen.”

Is je transformatie van skeeleraar naar schaatser nu compleet?

“Ik blijf een schaatser die uit het skeeleren komt en daar is niks mis mee. Ik ben in het skeeleren gerold omdat mijn ouders mij op mijn achtste skeelers cadeau deden voor sinterklaas. Ik ben nooit de beste geweest in de jeugd, stap voor stap is dat moeten groeien. Tot ik naar een wereldkampioenschap mocht en meteen won.

“Toen al keek ik ’s winters naar het schaatsen en daar zag ik bijvoorbeeld een tegenstander uit het skeeleren zoals Koen Verweij vijfde worden op het Nederlands kampioenschap allround. Ik was beter in het skeeleren dan hij. Een jaar later stond ik ook op het ijs. Dat liep meteen als een trein: in Salt Lake City verbeterde ik het Belgisch record. Ik ging naar het WK en na twee jaar won ik mijn eerste medaille op een World Cup. Op de Spelen in Sotsji werd ik vierde en vijfde en daarna liep het ineens minder.”

Dat viel op. Was je de juiste weg kwijt?

“Je wilt beter worden en die laatste stap zetten. Het werd een zoektocht om te komen waar ik nu sta. Ik zal nooit die consistente performer worden zoals de schaatsers die al van jongs af aan zijn begonnen, maar ik heb mij wel verbeterd tot een niveau waarop ik kan meedoen voor de prijzen. Ik ben nu vierde geworden op het EK op de 5.000 meter in een tijd waarmee Sven Kramer (Nederlandse schaatslegende die naar zijn vijfde Spelen gaat, HV) ooit wereldkampioen is geworden. Dat zegt ook veel over het niveau van het schaatsen dat in de breedte enorm is toegenomen.

“Het materiaal heeft ook een hele weg afgelegd. Viking is hét schaatsmerk en die zijn na de vorige Olympische Spelen met nieuwe ijzers gekomen, zowel voor de lange afstand als voor de sprint. Ik schat dat haast alle toppers daar nu op rijden. Ikzelf heb twee soorten ijzers: één voor als ik alleen in de baan sta in de gewone wedstrijden en één voor de massastart. Die laatste hebben net iets meer kromming, wat handig is om in de ultieme bochten harder te kunnen gaan voor de eindsprint.”

Wie traint jou nu?

“De drie van Team IKO – Erwin en Martin ten Hove en Erik Bouwman – voor het schaatsen. En Jelle Spruyt voor de algemene coördinatie en het fysieke deel. Hij houdt vooral de belasting in het oog. Ik heb nood aan een hoog volume training en soms wil dat er wel eens bij inschieten. Jelle stuurt dan bij.”

Wat verwacht je van de omstandigheden in Peking? De shorttrackers waren alvast erg te spreken over het ijs.

“Ik zit meer met die coronamaatregelen in mijn maag dan met het ijs. Het nieuwste PlayBook met al onze regels die we moeten volgen heb ik nog niet bekeken, maar ik weet ongeveer wel wat er zal mogen: niks. De enige Chinezen die wij te zien krijgen, zullen in een soort ruimtepak zitten. Al goed dat er publiek is. Ik hou wel van een beetje sfeer. Tijdens de wedstrijd maakt het mij niet uit, maar voor- en achteraf mag het wel. Dat lege Thialf tijdens het EK… onwezenlijk.

“Van mij mag het ijs er zwaar bij liggen, zowel voor de 1.500 meter als voor de massastart. De topsnelheid ligt dan net iets lager. De Amerikaan Joey Mantia en de Zuid-Koreaan Lee Seung-hoon hebben intrinsiek een hogere sprintsnelheid dan ik, maar niet als het een erg zware wedstrijd is.”

Heb je gepraat met de Nederlanders om de wedstrijd samen zwaar te maken?

“Jorrit Bergsma moet sowieso alleen finishen om te winnen. Als hij het zwaar maakt, is dat in mijn voordeel. Maar voor we aan de finale en de medailles zijn op die massastart, moeten er wel eerst nog halve finales gereden worden. Heel af en toe spookt het in zo’n halve finale en worden er toppers uitgeschakeld. Gelukkig is het systeem wat veranderd sinds de vorige Spelen. Toen was je in de halve finale met winst in een tussensprint al verzekerd van je finaleplaats. Dat is nu niet meer. Ook in de finale zijn voor een sprint punten te winnen, maar die zullen nooit bepalen wie waar op het podium staat, gelukkig maar.”

Is de massastart een nummer voor handige schaatsers, zoals jij er een bent met je skeelerverleden?

“Skeeleren is ook altijd rijden in peloton. Olympisch schaatsen was dat nooit. Tot de massastart olympisch werd, had je alleen marathonwedstrijden die in peloton gereden werden. Van de 500 tot de 10.000 meter schaats je tegen één tegenstander waar je alleen bij de baanwissel als je elkaar kruist voordeel of last kunt hebben van de ander. Verder zijn het eigenlijk tijdritten.

“De massastart is een heel korte wedstrijd in een peloton met zestien schaatsers die zestien rondjes van 400 meter of goed zes kilometer rijden en proberen eerst aan te komen. Dat vereist handigheid, het is ook een andere fysiologische inspanning, meer interval. Je moet reageren op ontsnappingen, je moet inhouden, versnellen, sprinten onderweg en proberen te recupereren om aan het eind nog wat over te houden.”

Is het een mentaal spel, zo voor de start?

“Ja en nee, maar wel het omgekeerde van wat jij bedoelt. Voor de massastart is iedereen poeslief tegen elkaar. Het is alsof iedereen probeert de eigen gunfactor zo groot mogelijk te krijgen. Wat dat betreft is het een beetje wielrennen. Als je de eikel uithangt in een wielerpeloton, gunt niemand je de overwinning en wie niet mag winnen, zal meestal ook niet winnen.”

Wat is de aangewezen tactiek voor jou?

“Slim rijden, niet te veel energie verspillen, meegaan met de juiste ontsnapping en genoeg overhouden om aan het eind nog te kunnen sprinten. Ik heb geen ploegmaat, dus niemand rijdt het gat voor mij dicht. Zelf ontsnappen? Dat zeggen er wel meer, maar dan zit je in een finale als die van de Ronde van Vlaanderen en je bent met zes weg met nog drie kilometer te gaan. “Als je dan gaat, moet het bingo zijn, anders ben je gezien. Ik mik toch liever op een goede positionering in de laatste vijf ronden en van daaruit zo snel mogelijk die laatste bochten doorkomen.”

Toen jij overtuigend Europees kampioen werd, ging het er op de Nederlandse tv een hele tijd over dat er een rondje te weinig was gereden.

(lacht) “Grappig dat alleen de thuisrijder (Bergsma, red.) blijkbaar niet wist dat we in de laatste ronde zaten. Hij had de bel niet gehoord. Ik ook niet, maar meestal hoor je de bel toch niet in Thialf. Iedereen wist dat het de laatste ronde was en we hebben echt wel zestien ronden gereden.”

Nederland is het een beetje kwijt. In 2014 in Sotsji wonnen ze 23 van de 36 medailles. In PyeongChang nog steeds 16 van de 42. Dat lijkt nu niet te gaan lukken. Wat is er aan de hand?

“Ik weet niet of er iets aan de hand is en of het meer de verbreding van de top en een mondialisering is. Vier jaar geleden wonnen elf verschillende landen medailles. Daar is Azië bij, met grote landen als China en Japan, naast uiteraard Europa en Rusland en ten slotte Noord-Amerika. Schaatsen is klein, maar erg internationaal, al helemaal op die massastart.

“Nederland maakt zich wat zorgen omdat de resultaten in de World Cups tegenvielen, maar zij mikken in olympische jaren vooral op hun eigen kwalificatietoernooi en wat ik daar heb gezien, doet toch vermoeden dat ze er in Peking echt wel zullen staan.”

En wij in België hebben niks gedaan met jouw successen. We spreken nu al acht jaar over een lange baan en die is er nog steeds niet.

“Neen, klopt, en zonder zullen we het altijd lastig hebben. Wat ook niet heeft geholpen, is corona. Persoonlijk had ik daar geen last van, misschien was die lockdown voor mij soms een voordeel. Voor het project dat onze schaatsbond had opgezet met een heel team in een poging om nog iemand naast mij op de massastart te krijgen, was dat virus nefast. Er kon niet meer worden gereisd, er waren haast geen wedstrijden. We hadden op het laatste WK voor de epidemie een jongen als eerste reserve. Had hij die de stap kunnen zetten, dan waren er twee Belgen op de massastart. Dat had voor mij een verschil kunnen maken.”

Dan zou je denken: Swings, hou je een beetje in daar in Peking, en rij nu niet alle afstanden waarvoor je bent gekwalificeerd.

“Tuurlijk rij ik die allemaal. Waarom ook niet? We beginnen met de 5.000, altijd een goeie graadmeter voor mij. Twee dagen later de 1.500, ideaal om mijn snelheid nog eens te testen en een week voor de massastart heb ik nog een een zware 10.000 waarvan ik perfect kan recupereren. Ik heb dat in Pyeongchang ook zo gedaan en dat beviel mij uitermate.

“Stel je voor dat ik alleen de massastart zou rijden, dan zit ik drie weken te kniezen op hoe ik het op dat ene nummer voor elkaar moet krijgen. Bovendien kan ik op die andere nummers ook uit de voeten. Ik ben al vierde, vijfde en zesde geworden, van de 1.500 tot de 10.000. Op een goeie dag rij ik voor de medailles. Ik zal trouwens meestal in de laatste twee ritten moeten starten. Dat betekent dat ik met de mannen van het podium en misschien zelfs de winnaar op het ijs kom. De opdracht is dan simpel: volgen.”

De Duitse schaatster Claudia Pechstein wordt een dag na de Spelen 50 en ze gaat voor de achtste keer. Je hebt nog vier Olympische Spelen te goed.

“Vier Spelen? Dat niet meer. Vier jaren extra, dat misschien wel. Dat is afhankelijk van wat er op mijn pad komt, maar als ik de motivatie nog heb en ik ben gezond, waarom zou ik er dan Milaan in 2026 niet bijnemen? De arbeidsmarkt, dat zie ik daarna wel hoe ik daar in terechtkom.

“In Sotsji in 2014 heb ik vooral genoten, maar wist ik na afloop wat ik wilde in Pyeongchang: een medaille. Die heb ik gehaald. In Pyeongchang heb ik mij voorgenomen om nog eens vier jaar alles te geven en beter te doen dan het zilver. Dat geeft druk, jawel, maar die heb ik nodig. Druk tilt mij naar een hoger niveau.”

Column Olympische Vrede in De Morgen van zaterdag 5 februari 2022

Olympische vrede

The Olympic Truce is afgekondigd door sportpaus Thomas Bach. Het is mij niet duidelijk hoeveel geloof hij daar aan hecht, maar zijn voorganger Jacques Rogge wilde er in besloten kring weleens over meesmuilen. Waarmee hij bedoelde dat het niet aan het Internationaal Olympisch Comité was om de wereldvrede af te kondigen en zelfs niet te bepleiten. En dat het niet aan de sport was om de wereldproblemen uit de weg te helpen.

Olympische vrede of Ekecheiria is een concept dat stamt uit de antieke Spelen. Het was oorspronkelijk een akkoord tussen Iphitos van Elis, Cleosthenes van Pisa en Lycurgus van Sparta. Toen die Spelen nog op Olympia plaatsvonden – Olympia moet u ooit hebben gezien, dit even terzijde – diende die vrede om de doorgang van atleten op weg naar de Spelen te vrijwaren. Dat werd zelden nageleefd. Er zijn verhalen opgetekend van atleten die er juist werden uitgepikt omdat ze atleet waren en door de agresserende stadstaat voor de keuze werden gesteld: of voor hun nieuwe stad deelnemen – in die tijd tegen betaling van vooral olijfolie – of gewoon vastgehouden worden voor de tijd dat de Spelen duurden.

Olympisch stamvader De Coubertin heeft van La Paix Olympique nooit een strijdpunt gemaakt. Juan Antonio Samaranch, die in 1980 voorzitter werd, blies in de jaren negentig het antieke concept nieuw leven in. Zijn eerste bekommernis mag dan wel vrede voor de hele wereld zijn geweest, een minstens even grote achterliggende gedachte was zijn eigen aura als mondiale Mitspieler en zijn ambitie om de Nobelprijs voor de Vrede te krijgen.

Zijn oproep werd brutaal genegeerd toen op 6 februari 1994, minder dan een week voor de opening van de Winterspelen in Lillehammer, een mortieraanval op de Markalemarkt in Sarajevo het leven kostte aan 68 Bosniërs. Twee weken later stonden de Serviërs wel toe dat Samaranch en zijn gevolg Sarajevo (olympische stad van 1986) heel even konden bezoeken. Het staakt-het-vuren duurde een halve dag, waarna de belegering en beschieting weer begon. Toppunt van cynisme: de olympische bobbaan boven de stad was door de Serviërs omgebouwd tot lanceerplatform van waaruit de dodelijkste mortieren werden afgeschoten.

Olympische vrede heeft nooit bestaan. De kans dat Rusland iets onderneemt in Oekraïne is niet groter of kleiner geworden omdat het toevallig Olympische Winterspelen zijn. Op 8 augustus 2008 viel Rusland Georgië aan en kwam de afvallige Zuid-Ossetiërs te hulp. Dat was de dag van de openingsceremonie in Peking. Russisch eerste minister Poetin (Medvedev was toen president) woonde die bij. In 2014 hield Poetin het rustig, maar zijn eigen wintereditie in Sotsji was nog maar net voorbij of hij lijfde de Krim in.

China zal zich ook niks aantrekken van die olympische vrede. Als er een onverlaat in Tibet, Hongkong of Ürümqi het in zijn hoofd haalt tussen vandaag en zondag over veertien dagen van zijn/haar neus te maken, dan krijgt die het apparaat onverbiddelijk op de nek. En ook na 20 februari, ongetwijfeld. Volgens mensenrechtenorganisaties is dat ongehoord. Zij hebben voor een boycot gepleit. Nu die er niet komt en het protest beperkt blijft tot een symbolisch diplomatiek wegblijven – wat gezien hun virushysterie de Chinezen bijzonder goed uitkomt – hebben tegenstanders het over de andere boeg gegooid. Deze week kwam vanuit de hoek van de Oeigoeren een oproep om zo weinig mogelijk naar deze Spelen te kijken en dat verzoek ook even door te geven aan de lezers. Bij deze.

Zelf ga ik alles proberen bekijken wat ze mij op de verschillende zenders aanbieden. Ik ga voor de sport en ik huldig de stelling van het IOC: sport dient niet om de wereld te verbeteren. Wie vindt dat het IOC met hun olympisch circus niet voor China had mogen kiezen – uit arren moede nadat Oslo had afgehaakt -, wat stellen die voor als alternatief?Juist, niks. Winterspelen zijn nog nooit geboycot, waarom nu wel? De gehele wereld mag handel drijven met China (en af en toe discussiëren over invoerheffingen maar de handel blijft), en de internationale sportwereld moet heiliger zijn dan de paus?

Bovendien is het tijd dat men de realiteit onder ogen ziet en het zou het IOC sieren als ze die ook zou communiceren. De Olympische Spelen zijn er niet om de vrede tussen volkeren te bevorderen, maar zijn in de eerste plaats een commercieel concept en een gigantische moneymaker voor de sporten. Zonder die inkomsten gaat tweederde van de kleinere sportbonden failliet. Zonder Spelen worden ook atleten van over de hele wereld beroofd van het enige platform waarop ze kunnen uitblinken. 78 procent dan de atleten maakt maar één keer Olympische Spelen mee. Dat is nog het beste argument om hen dat gloriemoment niet te ontzeggen.

Achtergrondverhaal over de Winterspelen in De Morgen van zaterdag 5 februari 2022

Alles op alles voor het prestigefeestje van Xi

Er ligt sneeuw, het is koud en er zijn atleten, zélfs uit de VS. Ondanks een diplomatieke boycot en de Chinese virushysterie zullen de Winterspelen een feest zijn. Beijing 2022 wordt de extravaganza van Beijing 2008 plús de megalomanie van Sotsji 2014. Vandaag op de agenda: de openingsceremonie.

Op 31 juli 2015 wordt in Kuala Lumpur Peking als gaststad voor de Winterspelen van 2022 gekozen. Althans, zo luidt de officiële versie van het Internationaal Olympisch Comité (IOC). Sommige olympische insiders herinneren zich nog het moment: “De angst voor een foute uitkomst stond op de gezichten van de IOC-top te lezen.”

De Wikipedia-pagina ‘Bids for the 2022 Winter Olympics’ vermeldt hoe Peking het haalde met een meerderheid van 44 stemmen tegen 40 van Almaty, een stad in Kazachstan. Nergens leest men dat de stemming twee keer heeft plaatsgevonden. Een eerste keer digitaal, op tablets, een primeur voor de IOC-sessie. Een tweede keer zoals in de goede oude tijd, op haastig uitgedeelde stembiljetten. “Enkele tablets hadden het laten afweten. We hebben de integriteit van de stemming gevrijwaard”, luidde de communicatie.

Dreigde Almaty te winnen in die eerste ronde? Dat gezichtsverlies had China nooit kunnen slikken. Voor de goede orde: alle grote zenders die een grondige hekel hebben aan het IOC – het Duitse ARD en de Britse BBC op kop – hebben hun eigen onderzoek gevoerd. Hun finaal oordeel: de olympische familie koos uit arren moede nipt voor Peking en is op die 31ste juli aan erger ontsnapt.

Dat Peking de minst slechte optie was, staat nog steeds als een huis: een maand geleden was Almaty het epicentrum van hevige rellen die met harde hand werden neergeslagen. 160 doden zouden er zijn gevallen. Stel je voor dat het olympisch circus zich daar rond die tijd aan het optuigen was. Dan waren we terug bij Mexico 1968, toen aan de vooravond van de opening van de Spelen een studenten- en arbeidersprotest vanuit helikopters met scherp werd beschoten en er een onbekend aantal doden viel. Toen gingen de Spelen gewoon van start, vandaag zouden die worden opgeschort.

Toen waren ze nog met twee…

Peking is de eerste olympische zomerstad die ook de winterversie over de vloer krijgt. Vier jaar te vroeg, want deze kandidatuur diende om warm te lopen voor de editie van 2026. In 2018 was Azië al aan de beurt met het Koreaanse PyeongChang, no way dat het IOC twee keer op rij voor hetzelfde continent zou kiezen. Bovendien was er meer dan één Europese frontrunner.

Tot het ondenkbare gebeurde: de ene na de andere Europese stad haakte af. München was de eerste, meteen een Duits oplawaai voor de pas verkozen nieuwe IOC-voorzitter Thomas Bach. Stockholm volgde, net als in Zuid-Duitsland wilde de bevolking niks te maken hebben met dat ‘geldverslindend olympisch circus’.

Drie steden bleven over om bezocht te worden door de expertencommissie: favoriet Oslo scoorde op alle cruciale punten beter dan Peking, dat drie vijfjes liet optekenen, onder meer voor het essentiële ‘concept en competitieplaatsen’. Almaty kwam zelfs op negen van de veertien criteria niet boven de helft uit. Dat ene vijfje van Oslo voor ‘steun van de bevolking/regering’ zou hen uiteindelijk zuur opbreken. In oktober 2014 trok de grootste regeringspartij de steun aan het project in. En toen waren ze nog met twee steden en werd het voor de tweede keer in vier jaar een onvermijdelijke gang naar het oosten.

Almaty deed het met de hulp van westerse lobbykantoren al bij al niet slecht en had ook de sympathie van heel wat westerse IOC- leden, die zich nog levendig de dominantie van de Chinese organisatoren in 2008 konden herinneren. De Kazakken zetten in op authenticiteit. ‘Keeping it real’, was hun slogan. Waarmee ze bedoelden: wij hebben sneeuw, wij zijn een echt wintersportland, zij niet. Dat klopt. Almaty, ooit de hoofdstad Alma Ata, heeft skipistes dichtbij en was lange tijd ook het mekka van het langebaanschaatsen. De Medeubaan, op 1.700 meter hoogte in de Centraal-Aziatische bergen, gold in de jaren 60 en 70 als de recordbaan, en zou voor deze Spelen als landmark in eer worden hersteld.

Peking had geen authenticiteit, had nauwelijks geschikte bergen, en had al helemaal geen sneeuw. Alleen koude, toch één meevaller. Voor al het andere moest een oplossing worden verzonnen. Zo werden de granieten bergen rond Yanqing een beetje aangepast — opgehoogd en uitgehold — om aan een piste met 900 meter hoogteverschil te komen en zo aan de vereisten voor een olympische afdaling te kunnen voldoen. De pistes in Yanqing (spreek uit: jentsin) liggen 25 kilometer ten noorden van Badaling, het toeristische deel van de Chinese Muur. Dat zal vanaf straks mooie plaatjes opleveren.

Voor sneeuw doet de organisatie zowel in Yanqing als voor snowboard en langlauf/ biathlon in het verder afgelegen Zhangjiakou (in de provincie Hebei) een beroep op sneeuw- kanonnen. Tot grote ergernis van ecologisten, maar tot grote opluchting van skiërs, snowboarders en andere outdoorglijsporters. Kunstsneeuw garandeert betere en eerlijkere topsportomstandigheden.

Minibus als lift

Peking 2022 vindt zijn oorsprong in het fanatisme van een Maleisische Chinees. Lim Chee Wah, de erfgenaam van een vastgoedfamilie, was gek op skiën, een sport die hij had leren kennen toen hij in de VS studeerde. Toen hij meer dan twintig jaar geleden naar Peking verhuisde, zocht hij een skipiste.

Hij vond die, maar er was geen lift. Er stond een houten barak en er was een klein hotel, maar hoe moest hij steeds weer boven op die berg geraken? Met de minibus, luidde het antwoord. Die reed constant af en aan. Dat was nog wat anders dan wat Lim Chee Wah gewend was van zijn favoriete oord Vail in Colorado. De vastgoedman in de skifanaat zag businessopportuniteiten, ging onderhandelen met de lokale autoriteiten en kreeg honderd vierkante kilometer ter beschikking om te ontwikkelen. Vandaag zijn er in Chongli in de regio Zhangjiakou zes skiresorts. Lim Chee Wahs ontwikkeling is één van de clusters geworden in de Winterspelen van Peking.

Een tweede aanjaageffect kwam er met de Zomerspelen in 2008. Toeval wil dat 2007 het jaar was van de grote doorbraak van ene mijnheer Xi in de hoogste cenakels van de Chinese communistische partij. In 2008 werd hij ondervoorzitter en meteen belast met het overzien van de Olympische Spelen, een lakmoesproef voor zijn leiderschap. Hij slaagde met glans. Het was Xi Jinping himself die de touwtjes strak in handen hield en er niet voor terugdeinsde om het IOC waar mogelijk buitenspel te zetten. In 2013 werd hij president van de Volksrepubliek en geldt sindsdien als de sterkste leider sinds Mao Zedong.

Toen op 25 januari sportpaus Thomas Bach in Peking landde, werd hij door Xi ontvangen als een staatshoofd. Een buste van hem werd bijgezet in het olympisch park, naast die van zijn voorgangers Rogge en Samaranch. Dat heeft weinig te betekenen. De oude doctrine ‘wat China zelf doet, zal het beter doen’ is levendiger dan ooit na het eclatante succes van 2008. Jacques Rogge zou aan het eind van zijn dertienjarige termijn als sportpaus met gemengde gevoelens terugdenken aan Beijing 2008: “Die Chinezen deden gewoon hun goesting. Toegegeven, het waren de beste Spelen ooit.”

Dat Xi zelf in de Maleisische hoofdstad in 2015 kwam pleiten voor zijn kandidatuur met de belofte “Wij worden een wintersportland en tegen 2022 moeten 300 miljoen Chinezen hebben kennisgemaakt met wintersporten”, heeft de doorslag gegeven. Tussen 2015 en vandaag heeft hij persoonlijk het hele dossier gecoördineerd en elke olympische site minstens vijf keer bezocht.

De kritiek dat de bergen er groen en bruin zullen uitzien met witte strepen is achterhaald. Wonderbaarlijk, het is de laatste weken gaan sneeuwen. Of dat toeval is, dan wel het klimaat gemanipuleerd werd, daar is geen uitsluitsel over. Voor de zomerspelen van Peking hebben de Chinese meteorologen van het Beijing Weather Modification Office (lokale tak van een Chinees staatsinstituut dat 37.000 mensen tewerkstelt) gezorgd voor een openingsceremonie zonder regen. Dat deden ze door de wolken te laten bestrooien met zilverjodide, waardoor die uitvielen nog voor ze het Vogelneststadion konden bereiken. Het zou geenszins verbazen als later blijkt dat de neerslag in de twee wintercentra ook is uitgelokt.

Dromen van een supernatie

Beijing 2008 kostte destijds 40 miljoen euro, een schatting, want officiële cijfers zijn nooit vrijgegeven. De zomerspelen van 2008 moesten de kroon op het werk zijn van een filosofie die in de hoogste partijrangen werd omschreven als ‘qiang guo meng’ of dromen van een supernatie. Missie geslaagd: Peking 2008 was de perfectie ver voorbij, de internetcensuur en de sporadisch afgevoerde moedige betogers waren details.

Succes mag wat kosten of zoals Christopher Dubi, sportdirecteur van het IOC, zei: “Het is comfortabel als de organisatoren aan alle eisen kunnen beantwoorden. Deze Spelen waren makkelijk te organiseren.” Hij had het voor alle duidelijkheid over de Spelen die vandaag beginnen. Het grootste discussiepunt betrof de covidbubbel waarin de geaccrediteerden zich moeten onderwerpen aan dagelijkse testing en permanente quarantaine. In Peking en omstreken is een olympische staat binnen de staat gecreëerd. Gevangenis is ook een omschrijving die steek houdt. Tussen China en die olympische bubbel wordt niet gereisd en elke Chinees die de olympiërs zien, draagt een ruimtepak.

Sotsji 2014, het feestje van Vladimir Poetin, kostte (ook geschat) 50 miljoen euro, maar daar zat de ontwikkeling van een nieuw wintersportcentrum in verrekend. Daarom wordt Peking 2022 wel eens de optelsom van Peking 2008 en Sotsji 2014 genoemd. Ook hier is sprake van een erfenis. Aan de mensenrechten in China zal misschien niet veel veranderen, maar hé, de Chinezen hebben nu wel nieuwe wintersportcentra.

Verder worden heel wat bestaande infrastructuren van 2008 hergebruikt. Het enige nieuw gebouwde sportstadion in Peking wordt de schaatsbaan waar Bart Swings vanaf zondag zijn kunsten zal vertonen. Het Vogelneststadion dient voor de opening en sluiting en het mythische zwemstadion Water Cube wordt nu een Ice Cube wordt. In de basketbalhal en turnhal van 2008 wordt ijshockey gespeeld.

Ook het Capital Indoor Stadium wordt hergebruikt, nu voor shorttrack. De hal gebouwd in 1968 is een landmark voor de geopolitiek van de sport. Hier in het westen van de miljoenenstad Peking werd in 1971 de befaamde tafeltenniswedstrijd tussen China en de VS gespeeld.

Een toevallige ontmoeting lag aan basis van wat zou culmineren in de pingpongdiplomatie. Het begon allemaal met de Amerikaanse speler Glenn Cowan die op het WK tafeltennis in Japan zijn eigen spelersbus had gemist en dan maar meereed met de Chinese ploeg. De Chinese sterspeler Zhuang Zedong gaf hem tijdens die rit een zijden sjaal. Cowan bedankte met ook een cadeau.

De grote Chinese leider Mao hoorde van het voorval en besloot de Amerikanen uit te nodigen. Met de toestemming van het thuisfront gingen ze in op de invitatie. De trip sloot aan op het WK en duurde een week, geheel op kosten van de Chinezen. Terloops lieten ze de Amerikanen wel alle kanten van de hal lieten zien in hun sport. Een jaar later zou Nixon als eerste Amerikaanse president communistisch China bezoeken.

Poetin komt wel

Vandaag is er geen sprake van skidiplomatie, ijshockeydiplomatie of welke diplomatie ook. Wel van een diplomatieke boycot, uitgesproken door de VS begin december van vorig jaar en kort daarna bekrachtigd door Groot-Brittannië, Australië en Canada. Hun atleten mogen wel komen.

Redenen genoeg om geen politici te sturen naar de openings- en slotceremonie: bij de Chinese onderdrukking van Tibet en de agressie tegen Taiwan kwamen de laatste jaren nog de hardhandige onderwerping van Hongkong en de problematiek met de Oeigoeren in de provincie Xinjiang bij. Ten slotte was er ook nog het trieste lot van tennisspeelster Peng Shuai, die een lid van de partijtop beschuldigde van seksuele agressie, en tijdelijk van de radar verdween.

Telkens werd het IOC mee in het bad getrokken maar die bleven volhouden dat het niet aan hen was om politieke druk uit te oefenen. Ook niet aan de atleten, die worden verzocht geen politieke standpunten in te nemen. De rimpel Peng Shuai zal worden gladgestreken tijdens de Spelen als IOC-voorzitter Thomas Bach haar een etentje aanbiedt. Een photo op die ongetwijfeld mooi verpakt in de media zal komen.

Wat de Oeigoeren en Xinjiang betreft, hebben die nog te klagen? Zoek even op YouTube naar ‘Globalink’, ‘Xinjiang’ en ‘Winter sports boom’ en geniet van een mooi filmpje dat uitlegt ‘hoe volkeren van alle etnieën in Xinjiang van wintersport genieten’. Gemaakt door de Chinese staat, uiteraard.

Wie wel aanwezig hoopt te zijn, tenzij andere besognes — hij heeft wat opties in Oekraïne — is Vladimir Poetin. De Russische president is een groot liefhebber van wintersporten en met name van ijshockey. In die sport hopen de Russen het goud van PyeongChang te herhalen. Dat zit er dik in, want door allerhande covidrestricties zijn Canada en de VS niet met hun beste NHL- spelers in Peking.

In 2018 traden de Russen aan onder de vlag Olympic Athletes from Russia, een gevolg van de onthullingen over dopingfraude tijdens de Spelen in Sotsji. In 2019 werd het hardleerse Rusland dan nog eens een vierjarige ban opgelegd, zodat ze ook op deze Spelen niet als Rusland kunnen aantreden. Deze keer komen ze onder de benaming ROC of Russian Olympic Committee en wordt hun hymne bij goud net als in Tokio de wereldberoemde opening van Tsjaikovski’s eerste pianoconcerto.

Slechtste grote sportland

Geen buitenlanders toegelaten, tenzij met een olympische accreditatie. Deze Winterspelen worden een exclusief Chinees feestje. Zo exclusief dat zelfs geen tickets worden verkocht maar dat de organisatoren selecte groepen zullen uitnodigen om te komen supporteren voor de atleten.

China leeft sportief met een gerust hart toe naar deze Olympische Spelen die meer een showcase zijn van hun organisatorische dan van hun sportieve talent. Noorwegen, Rusland en Duitsland zullen volgens de prognoses onder elkaar uitmaken wie de eerste drie plaatsen bezet, met Noorwegen als kleinste grote sportland groot favoriet om op één te eindigen. Canada, de VS, Zwitserland, Nederland, Frankrijk, Zweden en Japan hangen allemaal rond de twintig medailles in de voorspellingen. Voor China geldt: alles beter dan het record van elf medailles van Vancouver 2010 is mooi meegenomen.

Winterspelen zijn nochtans het toneel dat China in 1980 uitkoos om terug aan te sluiten bij de grote olympische familie. Sinds Lake Placid 1980, niet toevallig een jaar na een historisch Chinees-Amerikaans akkoord tussen sterke man Deng Xiaoping en Jimmy Carter, zijn ze er telkens bij. Bij de eerste drie Spelen werd niks gewonnen, daarna een bescheiden drie medailles, tot in Nagano 1998 de stap werd gezet naar acht medailles.

De reden dat China tot 1980 wegbleef van het olympisch toneel is terug te voeren op de houding van het Westen tegenover de Volksrepubliek China. Dat kwam als overwinnaar uit de strijd in de burgeroorlog van 1949 maar het Westen erkende de Nationalisten die naar het eiland Taiwan waren gevlucht. Ook het Internationaal Olympisch Comité gaf de naam China aan Taiwan.

De Volksrepubliek zou daarop de Spelen van Melbourne in 1956 boycotten en 24 jaar lang aan de zijlijn blijven, tot ze onder impuls van de VS en president Carter de plaats van Taiwan kregen in de VN en de Veiligheidsraad. Het IOC volgde. China mocht op het internationale sporttoneel optreden als China, met de sportieve afkorting CHN en Taiwan werd Chinese Taipeh (TPE).

Onder Mao en de Culturele Revolutie was topsport een uitwas van het kapitalisme, maar na diens dood in 1976 werd die piste verlaten. Vanaf 1984, met het succes in Los Angeles (32 medailles) werd topsport een speerpunt in de Chinese politiek. Het grootste succes werd voorlopig behaald op de eigen Olympische Spelen in 2008 toen op 100 medailles een onwaarschijnlijke 48 gouden plakken werden behaald. Dat ze drie gouden medailles moesten inleveren na dopinhertesting, kon de pret niet bederven. Een herhaling van deze stunt op deze editie is niet onmogelijk. China heeft zich de laatste twee jaar afgesloten van de wereld. Dat had nadelen, maar ongetwijfeld ook voordelen, al was het maar dat dopingcontroleurs veel moeilijker of geen toegang kregen.

Hoeveel medailles China ook wint, met hun anderhalf miljard inwoners blijven ze achterophinken. China is het slechtste grote sportland. In alle klasseringen waarbij sportresultaten worden gekoppeld aan bbp en bevolking eindigen ze onderin. Bovendien blijkt uit alle studies dat de vijver topsporters waaruit China kan vissen steeds kleiner wordt. In geen enkel land is de sportieve fitheid van de bevolking zo achteruitgegaan als in China. Maar de rijkere Chinees kan nu wel gaan skiën, en dat mocht wat kosten.

Column Union Champion! in De Morgen van maandag 31 januari 2022

Union champion!

Zeven op negen na drie van de vier toppers in wat de maand van de waarheid moest worden voor Royale Union Saint-Gilloise en bij uitbreiding de Jupiler Pro League: Union champion, zo ziet het er nu toch naar uit. Als Nielsen én Teuma én Lapoussin én Undav niet allemaal tegelijk een appelflauwte krijgen in de resterende wedstrijden van de reguliere competitie eindigt Union met genoeg punten in de plus om ook na de halvering in de play-offs overeind te blijven.

Niemand krijgt bij Union een voet tussen de deur, niet uit en niet thuis. Felice Mazzu heeft zijn geliefkoosde voetbal van bij Charleroi destijds niet geperfectioneerd met Union, zoals weleens wordt beweerd. Zijn filosofie is nog steeds dezelfde: niks weggeven achterin, alles uit het spel halen in het midden, de tegenstander ongemerkt slopen en hopen op een flits voorin. Alleen heeft hij nu betere spelers, voorin, in het midden en achterin. Zijn doelmannen bij Charleroi en Union zijn elkaars gelijke; niemand die ooit kon vermoeden dat ze zoveel moeilijke ballen zouden pakken. Op die vrije trap die Anthony Moris gisteren uit zijn winkelhaak ging halen blijven de meeste keepers in België aan de grond genageld staan.

Puristen van het voetbalspel zullen Union geen aanwinst vinden voor het Belgische voetbal en daarin hebben ze overschot van gelijk. Union is niet de ploeg die massa’s op de been zal brengen in de bezoekende stadions waar ze hun kunsten komen vertonen. Die kunsten zijn gebaseerd op een enorm loopvermogen, een groot hart in de duels en voetbal zonder veel franjes. Voor spektakel moet je niet bij Union zijn. Hou je daarentegen van de voetbalversie van Ultimate Fighting, dan zijn die elf uit het Dudenpark je ploeg.

Union is de meest linke ploeg uit de eerste klasse, maar stel je voor dat dit stelletje dravers volgend jaar – afgeroomd uiteraard, want die Denis Undav is nu al weg – de Belgische eer in de Champions League moet hoog houden. Vergeet maar al die Belgische coëfficiënt en het bijbehorende rechtstreeks ticket voor het kampioenenbal.

Dit gezegd zijnde, waar gisteren een gelijkspel ook had gekund, werd Union met eenzelfde gelijkspel eerder deze week bij Club Brugge erg slecht beloond voor wat het toonde. In die wedstrijd was Union duidelijk de betere. In andere wedstrijden kreeg het dan weer te veel, zoals in Gent waar het werd weggespeeld maar Gent niks afmaakte terwijl Union uit anderhalve kans twee goals puurde. Dat is een kunst in een lagescoresport als voetbal. Mazzu heeft dat erg goed begrepen en al zijn ploegen pikken dat snel op.

De statistieken van Union spreken boekdelen. Club verstuurt de helft meer passes in het aanvallende derde van het veld dan Union, maar allebei schieten ze gemiddeld zes keer per wedstrijd in het kader. Net als Gent, dat uit dat overwicht 1,6 punten per wedstrijd haalt, tegenover 2,2 voor Union. Het interesseert Union niet om de bal te hebben. Gisteren kwamen ze met moeite aan een derde balbezit, maar schoten wel vijf keer tussen de palen tegenover drie voor Anderlecht.

Ze staan onderin voor balbezit, kamperen in de tweede kolom voor nauwkeurige passes, maar zijn superefficiënt, zowel voorin als achterin. Verdedigend staan ze samen met Gent het minste aantal schoten op doel toe (3,6 per wedstrijd), alleen heeft Mazzu vijf wedstrijden meer gewonnen dan Hein Vanhaezebrouck. Dit kan alleen in voetbal.

Het beste aan Union zijn de fans. Gisteren kregen de Anderlecht-spelers die het veld moesten verlaten zelfs een applausje. Het is dus bijzonder jammer voor de sympathieke fans van deze sympathieke club dat een eventuele titel voor Union niet wenselijk is. Het Belgische voetbal schiet geen meter op met een koloniale buitenpost van een meeloper uit de Engelse Premier League die kampioen wordt. Union champion is het failliet van het Belgische voetbalmodel.

Union zal de eerste Belgische landskampioen zijn met een buitenlandse eigenaar. Of hoe een hoogtepunt in de rijke geschiedenis van de traditieclub tegelijk een dieptepunt is in de geschiedenis van het Belgische voetbal. Dat mogen de grote clubs zich aanrekenen.
In hun ijver om een vrijhandelszone voor voor niet-EU-transfers te vrijwaren hebben zij het kader gecreëerd voor die invasie van buitenlandse eigenaars. Tony Bloom en zijn kompanen en alle anderen toeteren dan wel dat ze de belangen van hun sympathieke Belgische filialen ter harte nemen, het enige wat hen interesseert is garen spinnen uit ongelimiteerde mensenhandel. Beloofd: als Union daadwerkelijk een nieuw stadion krijgt van zijn eigenaars volgt een bedevaart met boetedoening.