Column ‘Grote Voetballeider’ in De Morgen van 28 juni 2014

GROTE VOETBALLEIDER

Ik weet niet of het een slecht voorteken is, maar gisterenochtend heb ik eerst een Belgisch vlaggetje en kort daarna – oh gruwel – zelfs een tricolor spiegelhoesje overreden. Op het derde vak had ik geen andere optie dan onze nationale symbolen te verpletteren. In Thailand vlieg je daarvoor in de bak, maar op de E40 ter hoogte van Aalter mag het.

We zijn er: achtste finale, de beste zestien op de wereldbeker. Het is gevierd als een unieke prestatie, en dat is vreemd want België heeft al vaker de tweede ronde gehaald dan niet gehaald. Tussen 1982 en 2002 waren we steeds op de World Cup en haalden we vijf keer op zes de volgende ronde. In 1986 werden we zelfs vierde. Oké, 2006 en 2010 gingen aan ons voorbij, maar om nu deze achtste finale een monumentale verwezenlijking te noemen, gaat wat ver.

We zijn met afstand de zuinigste groepswinnaar van allemaal geworden en het is niet zeker of dat wel de bedoeling was. Maar ook als het niet de bedoeling was, zal Nationale Willi het wel zo uitleggen. Het weze hem vergeven: negen op negen, wie brengt daar iets tegen in?

Goed, we zouden kunnen beginnen over de schamele vier goaltjes die we hebben gescoord. Waar hij dan weer tegen zal inbrengen dat de tegenstanders ons verplichtten tot voorzichtigheid en dat we er maar eentje hebben binnen gekregen. Er is nog een land dat even zuinig groepswinnaar werd als wij: Costa Rica. Zij deden het even goed: vier voor, één tegen, slechts zeven punten. Wel behaald tegen Uruguay, Italië en Engeland, wat – met alle respect – toch net even iets anders is dan Algerije, Rusland en Zuid-Korea.

Het land waar we dinsdag tegen in de wei moeten in de Arena Fonte Nova in Salvador de Bahia heeft er ook maar vier gescoord en zelfs vier tegen gekregen. Een eitje dus, dat USA. Belachelijk dat we die wedstrijd nog moeten spelen.

We zouden kunnen beginnen over het geluk dat we hadden om telkens in de eindfase de wedstrijden te beslissen, maar daar zal de bondscoach op antwoorden dat zich steeds herhalend geluk geen geluk is, maar systematiek en opzet. Ook daar heb je niet van terug.

We zouden kunnen beginnen over de afwezigheid van ook maar het minste direct verband tussen het aanwezige talent bij de Rode Duivels en het geleverde spel, zowel in kwaliteit als in snelheid. Onze Willi zal dat weglachen en zeggen dat je maar zo goed bent als je tegenstander dat toelaat en dat ploegen die ver willen geraken, moeten groeien in het toernooi. Opnieuw: gelijk heeft hij.

We zouden ook kunnen beginnen over het risico dat hij heeft gelopen door het hele geraamte van zijn team door elkaar te gooien in die wedstrijd tegen de Zuid-Koreanen. Het was al geen vloeiend geheel in de eerste twee wedstrijden, en het valt af te wachten of die bezigheidstherapie die ze daar in Hotel Paradise in Mogi das Cruzes training noemen, zal volstaan om de puzzelstukjes weer min of meer op hun plaats te krijgen.

Daar zal de bondscoach op antwoorden: niet zagen op voorhand, beoordeel mij maar achteraf.

Hij heeft gelijk. Meer nog, hij heeft altijd gelijk. Met deze Grote Voetballeider is er (voorlopig) geen lol aan het schrijven van columns.

HANS VANDEWEGHE

Copyright © 2014 De Persgroep Publishing. All rights reserved

 

Verhaal Van Gaal in De Morgen van 28 juni 2014

Louis van GaalGESTOORD, GEK, GENIAAL VAN GAAL

Gestoorde romanticus wordt geniale realist

 

Wie durft een land dat altijd aanvallend, positief voetbalt, defensief en reactief te laten spelen? Louis van Gaal (62). Wie durft nog vóór het WK het boekje ‘Hoe smeed je wereldkampioenen? uit te brengen? Juist. Wie gaat er morgen uit tegen Mexico? Van Gaal, zei u? Opgepast. Die Van Gaal is zo gek nog niet.

 

HANS VANDEWEGHE

 

Geen vergissing mogelijk: nooit heeft de ster van Louis van Gaal als topcoach hoger gestaan dan op deze World Cup. Zo hebben de clubs het graag, zeker die club waar hij na de Braziliaanse campagne zo snel mogelijk aan de slag gaat, het fel geplaagde Manchester United.

Van Gaal is plots niet langer de predikant van het aanvallende, naïeve voetbal, maar een moderne trainer die alle sportieve middelen gebruikt om te winnen, die een systeem uittekent op maat van de spelers, die desnoods zijn eigen filosofie verloochent.

 

Leest u mee uit zijn geautoriseerde biografie, verschenen in 2009. Het is een prachtig boekwerk in twee delen in een mooie box. In het deel ‘Visie’, meteen in de inleiding, geeft hij les:

”Ik verdenk mijzelf er wel eens van dat ik meer heb met ‘het spel goed spelen’, dan met winnen. Ik wil dat de mensen zeggen: zijn teams speelden goed, dat waren mooie elftallen. Ik behoor tot de mensen die iets willen creëren, iets laten gebeuren. Dat geeft voldoening. Het is heel onredelijk van mij, maar clubs die met defensief spel winnen, daar kan ik maar moeilijk mee omgaan.”

 

Elke idealist wordt met ouder worden een realist, en als het een beetje meegaat geen machiavellist. Maar zó inconsequent als Louis van Gaal zich nu gedraagt, is zelfs in het voetbal zelden vertoond. Dus werd hij daarop aangesproken, na de wedstrijd tegen Chili waarin Nederland slechts 36 procent balbezit had, alleen maar counterde en geregeld een tik uitdeelde. Met groot succes overigens, dus de Mexicanen weten wat ze zondagavond om 18 uur in Fortaleza mogen verwachten.

 

De waarom-vraag

 

De journalist die hem ter verantwoording riep, was een Amerikaan. De man had het over “defensive football by the Dutch team”. Net daarvoor was Van Gaal er door Arjen Robben en de schreeuwerd Jack van Gelder van de NOS op gewezen dat hij een ‘gouden pik’ had, het Noord-Nederlandse equivalent voor de konijnenpoot van Guy Thys. Dat was op het randje. Louis I, Koning van het Voetbalrijk, had vanuit zijn optiek net voetballes gegeven maar werd zo maar voor de ogen van dolgelukkig Nederland weggezet als een gelukzak. Hij grimlachte het weg.

 

En dan was er godbetert nog die Amerikaan, die hem kwam vertellen dat hij defensief speelde. Dus deed Louis van Gaal wat hij al zijn hele leven doet met journalisten die niet echt een vraag stellen – “ik wil een waarom-vraag, geen statement, want dan stelt u zich op mijn niveau en u staat niet op mijn niveau” – en dus stelde hij op zijn beurt een vraag in zijn schabouwelijk Engels. “Wat is dan uw definitie van defensief voetbal?”

 

Waarop de arme man iets antwoordde en de Nederlandse pers gniffelend toekeek hoe hun collega zondigde tegen regel één van het handboek ‘Hoe Overleef je Louis’. Zijn antwoord was niet op het niveau-Van Gaal, dus negeerde Louis de vraag. Later gaf hij wel toelichting. “Het was geen defensief voetbal, maar reactief voetbal.” En als we willen weten waarom dan wel dat reactief voetbal: “Omdat we de spelers niet hebben om iets anders te spelen.”

 

Mourinho

 

Het zal verbazen, maar zelden een interessantere gesprekspartner gehad dan Louis van Gaal. Twee keer heb ik hem geïnterviewd. Een eerste keer in 1998, na zijn triomfantelijke doortocht bij Barcelona. Hij had er de titel en de Copa del Rey gewonnen. En een tweede keer in 2005, bij AZ Alkmaar, samen met collega Van Malderen. Twee interessante gesprekken, misschien omdat het interview twee keer begon met een waarom-vraag en wij hem – ook dát, natuurlijk – gretig aanhoorden. Als de teacher-trainer spreekt, dan luister je.

 

In dat laatste interview stelden we de vraag of hij het leuk vond om naar het team van José Mourinho te kijken, zijn voormalige assistent-vertaler bij FC Barcelona. Er kwam een verrassend antwoord op: “Ik had verwacht dat hij zo (defensief) zou voetballen. Om te spelen zoals ik het wil, moet je enorm veel lef hebben, want je loopt veel risico. Wil je dat uitsluiten, dan ga je uit van een goede defensieve organisatie en speel je zoals Chelsea. Zo is hij ook kampioen geworden met Porto. Dat is ieders goed recht.”

Het zaadje voor zijn spel van vandaag – Mourinho-gewijs het initiatief uit handen geven en dodelijk toeslaan – was toen al geplant.

 

Ik hou nu al van je, Bruno

 

Van Gaal is niet in de eerste plaats bekend om zijn palmares en dat is vreemd voor iemand die zeven landstitels en één Champions League won in drie grote voetballanden, met Ajax, FC Barcelona en Bayern.

 

Het publiek kent hem door zijn vreemde optredens en gekke, onaangepaste reacties. De karatetrap bijvoorbeeld, toen Ajax tegen AC Milan speelde en hij de scheidsrechter wilde tonen voor welke overtredingen hij niet had gefloten.

Of zijn vreselijk gênante toespraken bij het behalen van de kampioenstitels met Ajax en München. Die laatste, in ruitjeshemd en lederhosen, op dat drammerige volksmennende toontje, is terug te zien op YouTube en doet verdacht veel denken aan lang vervlogen Beierse tijden.

 

Wat het is, weet niemand, maar het is alvast sterker dan hemzelf. Zijn meest memorabele persconferentie gaf hij naar aanleiding van zijn opstappen bij het Nederlands elftal in 2001, na het missen van de WK-kwalificatie. Het zou een korte mededeling worden, was het plan, maar tot verbijstering van de bondstop, de voorlichter en tot grote vreugde van de journalisten, had Van Gaal een heel exposé voorbereid waarbij iedereen een veeg uit pan kreeg én een quotering. Het publiek kreeg een plus-plus, de media een mini-min.

 

Hij hield een monoloog die hij met de tranen in de ogen volbracht. Zijn stelling was duidelijk: de bezieling die hij voor het Nederlands elftal had, vond hij niet terug bij zijn spelers. De hele reconstructie van die periode is terug te bekijken op de website van de documentaireserie Andere tijden Sport en loont echt de moeite.

 

Bijzonder interessant is hoe Van Gaal reageert op de opmerkingen van zijn toenmalige captain Frank de Boer. Vandaag is die zelf coach van Ajax – kampioen geworden met slecht voetbal, overigens – maar vond toen als speler dat Van Gaal een veel betere coach en trainer was dan Guus Hiddink, maar verweet hem tekort te schieten als manager.

Dat kwam hard aan. “In die korte tijd dat we bij elkaar waren, wilde hij te veel. We trainden twee keer per dag en hij eiste 300 procent.”

 

De opmerking van De Boer dat een bondscoach een bezigheidstherapeut moest zijn, was de dolk in het hart van de perfectionist Van Gaal. “Als dat de norm is, dan zonder mij.”

Het is niet de norm geworden en Van Gaal is terug. Zijn spelersgroep van toen stikte van de volgevreten vedetten die er ook de kantjes afliepen, en daartegen schakelde hij zelfs een veiligheidsexpert in die door middel van lucifertjes tussen nooduitgangen en draadjes aan de kamerdeuren checkte wie ’s nachts ‘de muur deed’.

 

Door het vuur

 

De groep van 2014 telt ook enkele vedetten, maar ze zijn deel van de groep die vooral bestaat uit jonge gretige jongens die hij tien procent beter kan maken, zoals zijn geveugelde stelling luidt.

En voor deze groep ging/gaat Van Gaal door het vuur, zoals men kan zien op de NOS als ze live de training uitzenden. Soms is hij boos, als het niet scherp genoeg is. Dan weer is hij vaderlijk. Vaak lacht hij, meer dan ooit in zijn hele carrière samen, zo lijkt het wel.

 

Hij is de straks 63-jarige vader, streng maar rechtvaardig en vooral zorgzaam, zoals in het kennismakingsgesprek met de jonge verdediger Bruno Martins Indi.

Die sprak beschroomd zijn bondscoach aan: “Ik wil nog veel beter worden en ik ga veel aan u vragen.”

Van Gaal repliceerde: “Dat is mooi, want ik kan je daarbij helpen.”

Waarop Martins Indi: “Echt?”

Van Gaal knikte en sprak: “Ik hou nu al van je, Bruno.”

 

Provocerende pressie

 

Louis van Gaal is een typisch Nederlandse coach, dus een innovator. Steeds is hij op zoek naar de marginale winst die kan worden behaald in andere zaken dan het talent van de speler.

Voorafgaand aan het WK lag de focus in de Nederlandse pers op de verbouwing van het Grand Hotel Huis ter Duin in Noordwijk, het vaste hotel van Oranje.

 

Daar had hij de kamers zo laten inrichten dat ze gesprekken tussen de spelers over voetbal bevorderden. In de realiteit ging het erom dat de spelers allemaal op één en niet langer op twee etages lagen. Er kwam ook supersnel internet. Voor de spelletjes, FIFA-games voorop, uiteraard.

 

Van Gaal is ook de man van de extreme videoanalyse, van het A4-tje voor elke speler met details over zijn tegenstander, maar ook van de Google Glass en de Oculus Rift-bril. Die laatste komt uit de gaming-industrie en stelt hem en anderen in staat de voetbalwedstrijd te herbekijken vanuit de ogen van de (mede)speler.

 

Spelers verdienen een individuele benadering, vindt Van Gaal. Braintyping is hem bekend, maar hij houdt het bij drie soorten spelers: blauwe intellectuele, groene emotionele en rode creatieve spelers. Afhankelijk van zijn typologie krijgt de speler een feedback op maat. Daarin neemt hij zelfs de reactie van de media mee. “Zij verstoren het waarachtige beeld, dus moet je daar rekening mee houden.”

 

Hij is niet beledigd om de domheid van journalisten maar bezorgd, geeft hij zelf fijntjes aan in zijn meest recente biografie.

Door dat alles heen loopt één rode draad: toeval uitsluiten. En er is één doel: wereldkampioen worden, als het even kan. Hoewel niemand in Nederland in die missie geloofde, publiceerden Jeroen Visscher en Jurgen Frumeau, twee lesgevers aan de KNVB-opleiding ‘Coaches Betaald Voetbal’, net voor het WK een boekje: Louis van Gaal, Hoe smeed je wereldkampioenen? De titel en de cover met een highfivende Louis van Gaal spreken boekdelen: dit is Van Gaal gebrainpicked.

 

Het enige manco van het revelerende boekje is dat het nog uitgaat van een 1-4-3-3-systeem en niet van het 1-5-3-2-systeem waarmee hij de meeste van zijn wedstrijden heeft gespeeld en erg succesvol was. (Van Gaal wil als enige trainer in de wereld de doelman altijd mee in de opstelling vernoemen, vandaar die 1).

Zijn denkomslag kwam kort voor het WK, maar wellicht broedde hij er al een hele tijd op.

 

Provocerende pressie is zijn nieuw vinding, en dat moet ons min of meer bekend voorkomen van Chelsea en Real Madrid. Samengevat: de tegenstander mag aanvallen, wij vangen die goed georganiseerd op. Van het moment dat de tegenstander met genoeg mensen op onze helft is, jagen we op de bal om die snel af te pakken en heel snel de ruimte te benutten die op hun helft ligt. Bekijk de cruciale goals van Nederland nog maar eens, en dan ziet u, wat hij daarmee bedoelt.

 

Jodenhoer

 

Als u nu denkt, na het lezen van al het voorgaande: voor deze nare rare Van Gaal supporter ik nooit, bedenk dan dat Louis zijn deel van de miserie al heeft gehad, dat niemand hem ooit heeft gespaard en dat er ver van de voetbalstress achter de norse trainer een charmante kwetsbare man schuilt.

 

Die twee werden één in de lente van 1995, tijdens de kwartfinale om de KNVB-beker tussen Ajax en Feyenoord. Een jaar eerder had Louis van Gaal zijn vrouw Fernanda verloren na een lange strijd tegen kanker. Vanaf de bezoekende tribunes rolden in de wedstrijd door merg en been gaande gezangen.

 


”Van Gaal, waar is je kankerwijf?


Louis die wou haar niet bestralen;


’t scheelde hem geen moer;


toen kreeg ze kanker;


en nu is ze dood die jodenhoer.”



 

Wat deed Louis van Gaal?

Hij – “ik ben een zittende coach” – kwam voor de verandering uit zijn dugout. Hij stond op, moegetergd, wandelde traag naar de rand van het veld en keek vol ongeloof om zich heen, in het niets. Het voorwerp van agressie had zich getoond, dus werd het gezang vanaf de tribunes hysterisch geschreeuw, maar Louis liet het over zich heen gaan.

 

Op de persconferentie achteraf zei hij alleen: “Dit was niet tegen mij bedoeld, maar tegen Ajax.” Daar hadden de Feyenoorders niet van terug, en de gezangen stopten. Twee maanden later won Ajax de Champions League. Louis van Gaal werd op slag een wereldcoach en tegelijk onweerstaanbaar kijk- en luistermateriaal.

 

Bronnen: Louis van Gaal. Biografie en visie (2009, Publish Unlimited); Louis van Gaal. Hoe smeed je wereldkampioenen? (2014, De Kring); Louis van Gaal. De biografie (2014, Thomas Rap); Sport International, De Morgen, De Correspondent.

Copyright © 2014 De Persgroep Publishing. All rights reserved

Column ‘Voetbalvakantie’ in De Morgen van 27 juni 2014

Voetbalvakantie

Bij de FIFA waren ze heel erg geschrokken van de onheilspellende dreiging die uitging van onze Stef Wynants: die moet morgen het commentaar verzorgen bij Colombia-Uruguay en had verklaard de naam van Luis Suárez niet uit te spreken, nadat die in de wedstrijd tegen Italië verdediger Giorgio Chiellini had gebeten.

Daarop is de FIFA spoorslags in conclaaf bij elkaar gekomen. “Blatter corrupt en zo, dat kunnen we nog wel hebben, maar de grote zender VRT die de naam Suárez niet uitspreekt, en Stef Wynants die boos is: we zijn officieel in crisis.” Waarop de disciplinaire commissie werd verordonneerd om strenge maatregelen te nemen. Zo geraakte Luis Suárez aan vier maanden vakantie en een schorsing van negen interlands. En kunnen wij voor de volle honderd procent blijven genieten van Stef Wynants.

Ze noemen dat bij de FIFA een straf, maar vier maanden voor bijter Luis Suárez is twintig maanden te weinig. Als hij een verkeerd stukje vlees had gegeten, zat hij twee jaar aan de kant en vanaf volgend jaar zelfs vier jaar. Nu hij voor de derde keer een tegenstander bijt, krijgt hij speelverbod voor dit WK en een heel jaar interlands, met daar bovenop vier maanden voetbalverbod wereldwijd. In de praktijk betekent dat drie maanden niet voor Liverpool mogen uitkomen. Al bij al een cadeau, en een regelrechte schande van de kant van de FIFA.

Het gedrag van Suárez is al uitgebreid geanalyseerd, zelfs door gerechtspsychiaters alstublieft. Sommige vergrijpen behoeven geen analyse: Suárez – nota bene een van de weinige voetballers die er op het eerste gezicht niet uitziet als een seriemoordenaar met een graszode op zijn kop en zijn vel vol graffiti – blijkt verdorie toch een psychopaat te zijn. Wie in drie verschillende competities in drie verschillende omstandigheden drie keer zijn tanden in een tegenstander zet, moet een muilband om en van het veld worden verwijderd. Voor eeuwig en altijd.

Hopelijk hebben ze het in de Premier League definitief gehad met de Uruguayaan en verbannen ze hem uit hun stadions. Dit is een vrij unieke situatie, want doorgaans worden internationals voor hun misdaden op de wereldbeker niet gestraft in de reguliere nationale competities.

Medelijden met Liverpool is niet nodig. Liverpool contracteerde Suárez in januari 2011 terwijl hij een straf van zeven weken uitzat voor een beet aan Otman Bakkal van PSV. Meteen in oktober hadden ze al de eerste keer miserie. Hij had Patrice Evra van Manchester United raciaal beledigd. Suárez kreeg acht speeldagen, maar de verontwaardiging bij de Europese en Latijns-Amerikaanse voetballers in de Premier League ten voordele van Suárez was opvallend en gênant tegelijk.

Later vond het bestuur van Liverpool onder druk van de sponsors toch dat hun spits over de schreef was gegaan en kwamen er excuses vanuit de club. In april 2013 werd hij dan tien weken geschorst voor het bijten van Branislav Ivanovic van Chelsea.

Bij geen enkele van die incidenten heeft hij ook maar één keer schuld of een beetje spijt betuigd. “Die dingen gebeuren in voetbal.” Zoals ook nu weer, zoals ook de Uruguayaanse president, zoals ook de voorzitter van de voetbalbond van Uruguay de andere kant blijven opkijken. “Het is niet bewezen.”

Er zitten vreemde beestjes in het water in Uruguay. Colombia kan zich morgen alvast aan Uruguay old style verwachten: een getergde bende schoppers die niks te verliezen hebben.

Column ‘Afrika’ in De Morgen van 26 juni 2014

AFRIKA

Het Nigeria van Stephen Keshi en Daniël Amokachi, twee oude bekenden, heeft zich gisterenavond gekwalificeerd voor de tweede ronde. Dat team stond niet echt geboekt als talentrijk. Dat was wel het geval voor Ghana, dat zijn kwalificatiekansen reduceerde tot een waterkans in een rampzalige wedstrijd tegen de VS. Als je dansend en zingend het stadion binnenkomt en na een halve minuut al een goal om de oren krijgt, moet je niet verbaasd opkijken dat er een oorzakelijk verband wordt gezocht.

Als Afrikaanse ploegen het weeral eens niet te best doen op dit WK dan heeft dat veel oorzaken, maar niet omdat er te weinig Afrikaanse kwalificatieplaatsen zijn.

De feiten: tot dit WK waren er 34 Afrikaanse deelnames. Drie keer werd een kwartfinale bereikt en vier keer een eerste ronde overleefd.

Tot 1978 had Afrika maar één deelnemer en kwamen alle Afrikaanse landen uit het noorden, met uitzondering van Zaïre dat in 1974 in drie wedstrijden veertien goals om de oren te kreeg.

Van 1982 tot 1990, toen het aantal deelnemende landen naar 24 werd uitgebreid, kreeg Afrika twee deelnemers. Er werd behoorlijk gepresteerd: zes deelnames, met één kwartfinale en één tweede ronde. In 1994 mochten drie Afrikaanse ploegen meedoen en vanaf 1998 zelfs vijf. De prestaties verbeterden niet. In vijf WK’s werd twee keer een kwartfinale bereikt en drie keer een tweede ronde.

Afrika kreeg steeds meer teams, maar bakte er steeds minder van.

In de FIFA ranking heeft Afrika slechts vijf teams binnen de eerste vijftig, tegenover dertig uit Europa en twaalf uit Midden- en Zuid-Amerika. Aan de prestaties afgemeten, zijn er te veel Afrikaanse teams in Brazilië.

Tweede zogezegde oorzaak van het onderpresteren van Afrikaanse landen, graag aangeklaagd vanuit Afrika, is de talent drain, waarbij men Kompany en andere gekleurde Europeanen aanwijst. Dat gaat maar op voor een kleine minderheid, want de meeste van die donkere talenten zijn kinderen van de migratie. Ze zijn niet op transport gezet, maar hier geboren en hun nationaliteit is nooit veranderd. Als één continent moet klagen over talent drain en opportunistische paspoorthoppers dan wel Zuid-Amerika.

De grote manco’s van het voetbal in sub-Sahara Afrika zijn de gebrekkige infrastructuur en de verkeerde focus in de opleiding, als die al bestaat. De veldjes in donker Afrika zijn niet veel slechter dan in Zuid-Amerika, maar de omgeving is niet van die aard om talent naar boven te halen. Het hele proces van nature and nurture – aangeboren en aangeleerd – is beperkt tot aangeboren.

Het Afrikaanse voetbalspel is van bij de jeugd een overlevingsstrijd, gericht op kracht, niet op finesse en tactiek. Wie het hardste kan lopen, trappen en koppen, komt het verst. De geraffineerde Afrikaanse voetballer bestaat, maar hij breekt nooit door.

Er zijn uitzonderingen: de Ivoriaanse voetbalschool van Jean-Marc Guillou heeft talenten opgeleid die kunnen lopen, trappen en koppen, maar ook dribbelen en het voetbalspel spelen. De Ivoriaanse nationale ploeg teert nog steeds op SK Beveren.

Toch is en blijft de ‘Académie’ van Guillou een puur neokoloniaal model gericht op de creatie van meerwaarde door Europeanen op Afrikaanse ruwe grondstoffen, met doorverkoop als ultiem oogmerk. Slechts één land heeft in Afrika belangeloos opgeleid om de opleiding en om het beter maken van de Afrikaanse trainers: Nederland in Burkina Faso. Ik hoor er niks meer van.

HANS VANDEWEGHE ■

Column ‘Nationalisme’ in De Morgen van 25 juni 2014

NATIONALISME

Kennelijk moet je toch inwoner van een gewezen bananenrepubliek zijn om je volkslied zo mee te schreeuwen zoals de Brazilianen, Uruguayanen, Chilenen en nog wat andere landen op dit WK.

Het volkslied van Brazilië gaat de hele tijd over patria, het vaderland, en hoe goed, schoon, eendrachtig en sterk dat wel niet is, en niet echt over moord en doodslag maar helemaal gerustgesteld ben ik niet. Als de muziek stopt en dat volk in de tribunes, die spelers op het veld en de staf ernaast het tweede couplet verder schreeuwen, slaat de schrik mij om het hart. Fascistoïde is de enige kwalificatie die ik mij daarbij kan voorstellen.

Dat fanatieke geschreeuw, ogen wijd opengesperd, vuist in de lucht, is niét sympathiek, het is weerzinwekkend en angstaanjagend. Het is een foute voetbalversie van de haka, het oorlogsritueel van de Maori’s dat Nieuw-Zeeland telkens opvoert als ze gaan rugbyen. Ik begrijp het niet goed, want ik kende de Brazilianen op de tribunes tot nu toe als onveranderlijke ambiancemakers met hun aanstekelijke ritmische deuntjes en hun trommels. Dat vertoon in die voetbalstadions doet denken aan foute tijden.

In 2011 verbleef ik een week lang in Duitsland in de buurt van Roth in een Ramada Parkhotel ter voorbereiding op een wedstrijd. Ik ging geregeld lopen of fietsen door een gigantisch park waar hele vreemde kolossale bouwsels stonden met her en der een bordje met een beetje uitleg.

Hoewel alleen de wedstrijd telde, pleegde ik enige research. Bleek dat ik in de buitenwijken van Nürnberg zat en elke dag door de Reichs- parteitagsgelände liep, ooit het epicentrum van het nazisme. Je kon ter plekke in aftandse koptelefoons Hitler horen tieren en het volk horen bevestigen wat de Führer wou: de verplettering van de tegenstand. Er is geen verschil tussen het geluid uit die koptelefoon op het Zeppelinfeld en in sommige van die WK-stadions, behalve dat er geen Hitler voorspreekt.

Na al die jaren sport, na al die kampioenschappen en al die Olympische Spelen went het nog steeds niet: hoe het onschuldig vermaak ‘sport’ soms wordt gerecupereerd als een vreselijk vehikel voor nationalisme. Zoals in juni ’69, toen na de voetbalwedstrijd Honduras-El Salvador onlusten uitbraken omwille van een sluimerend conflict en kort nadien beide landen in oorlog waren.

Zo erg wordt het nooit meer. Maar of het nu de Amerikanen zijn
en hun Star Spangled Banner die zelfs voorafgaand aan elke wedstrijd op een lagere middelbare school wordt gespeeld, of de Australiërs met hun ‘Aussie, Aussie, Aussie’ of dat Chinese gezeur ‘Zhong guo, di yi’ (China, nummer één), je krijgt er altijd weer koude rillingen van.

Met onze gektes heb ik dat niet, misschien door gewenning. De Fransen zingen in hun Marseillaise ook dat ze iedereen zullen doodslaan, maar de Nederlanders in hun Wilhelmus blijven braaf. Ze zingen wel luidop mee, maar de Oranjegekte wekt hooguit medelijden op bij weer eens een verloren finale. En wij? Wij zijn uiteindelijk compleet ongevaarlijke en tegenwoordig vooral feestvierende nationalisten. Ik zie onze Rode Duivels met hun hand op het hart de Brabançonne meeneuriën of prevelen, maar echte marsmuziek kun je dat niet noemen. Er zal niemand ten oorlog trekken na het horen van dat operettedeuntje, maar misschien moeten we toch eens aan de Zuid- Amerikanen vragen hoe zij dat zien.

HANS VANDEWEGHE

Copyright © 2014 De Persgroep Publishing. All rights reserved

Column ‘Tamme Pony’ in De Morgen van 24 juni 2014

TAMME PONY

In de nacht van zondag op maandag waren we halfweg in het toernooi: 32 van de 64 wedstrijden zijn gespeeld en elk team kwam twee keer aan de bak. Er is 2,9 keer gescoord per wedstrijd. In de wedstrijden met de Belgen lag dat gemiddelde bij 2, maar dat hebben we gemerkt.

Al bij al is dit gaandeweg een aantrekkelijk toernooi geworden. Weinig wedstrijden op slot – tenzij die van de Rode Duivels – en prettig heen en weer gaand. De groep waaruit de tegenstander van de Rode Duivels voor de achtste finale komt, speelt het aantrekkelijkst. Ghana is dé sensatie maar de kans dat ze na donderdag vroegtijdig naar huis kunnen, is inmiddels wel levensgroot.

Vincent Kompany heeft gelijk. Het toernooi begint nu pas voor de ploegen met ambitie. Er is maar één klein probleem: van de andere ploegen met ambities hebben we al kunnen zien dat ze kunnen voetballen, van België nog niet, op enkele schaarse flitsen na. Verbazingwekkend, met al die atleten in de ploeg, hoe traag de Rode Duivels voetballen. Tegen Rusland kwam de topsnelheid van alle Belgen voor rekening van Daniël Van Buyten. Dan weet je het wel.

Waarschijnlijk is het probleem van de Rode Duivels meervoudig, maar toch simpel.

1. We hebben geen vleugelbacks: meer in het bijzonder, we hebben geen echte vleugelbacks die gewend zijn op te rukken en het spel mee te maken. Die ene die dat wel min of meer in zich heeft – Alderweireld – hangt wellicht aan een ketting omdat het vertrouwen in de verdediging niet optimaal is.

2. Onze spits die twee wedstrijden begon, loopt niet. Divock Origi loopt daarentegen wel en als hij er overmorgen in staat tegen Zuid-Korea, zal er wellicht uit een ander vaatje getapt worden. Tegen Rusland sprintte Lukaku 24 keer in goed 57 minuten. Origi stond de resterende 37 minuten in het veld en sprintte 26 keer. Origi had slechts 200 intensieve meters minder. Hij moet er in. Punt uit. Of Romelu moet nieuwe batterijen.

3. Na 1. en 2. luidt de conclusie dat alle impulsen van die vijf andere jongens moeten komen, onder wie de middenvelders. Dat middenveld kan wat hebben, is misschien in potentie het beste van het hele toernooi, maar dat maakt het de tegenstander ook makkelijk om de Rode Duivels vast te zetten. Hopelijk is dat nu verleden tijd. Inmiddels is België niet langer het ‘dark horse’, maar eerder een tamme pony, aldus de Engelse pers. Kan een voordeel zijn.

Men maakt nu omgekeerd heel veel theater van de Noord-, Midden- en Zuid-Amerikaanse ploegen die in een bijzonder hoog tempo spelen. Dat kan kloppen, maar de cijfers spreken dat toch gedeeltelijk tegen. Chili en Duitsland lopen elke wedstrijd ongeveer evenveel (116 kilometer) waarvan allebei ongeveer 30 intensieve kilometers. De Chilenen hebben dan wel weer meer korte sprints, maar dat heb je nu eenmaal met die korte beentjes. Lange mensen kunnen even hard lopen als kleine mensen, maar het ziet er niet altijd snel uit.

Sowieso lijkt het redelijk onwaarschijnlijk – en als ik mij vergis moet u vooral massaal gaan tweeten dat ik er niks van ken – dat die Zuid- en Midden-Amerikaanse ploegen dat gejaag en gejakker over heel dat veld nog lang zullen volhouden. Sowieso wordt vanaf de derde wedstrijd de fysieke conditie de onderscheidende factor nummer één. Na het eeuwige geluk, uiteraard.

HANS VANDEWEGHE

Copyright © 2014 De Persgroep Publishing. All rights reserved

‘Verslag’ België-Rusland in De Morgen van 23 juni 2014

Alsnog een orgie, met dank aan Origi

De Morgen – 23 Jun. 2014

Maracanã is een voetbalkathedraal maar de Belgen kwamen ernaartoe alsof ze naar de zondagse dorpsmis schuifelden. Pas met de inbreng van Kevin Mirallas en de scorende frisse jongeling Divock Origi schoten ze wakker. Domper op de feestvreugde van de kwalificatie is Romelu Lukaku, die tekende voor de eerste aanval op het pantser van bondscoach Wilmots.

Op minuut 57 van België-Rusland achtte Marc Wilmots het moment gekomen om van spits te wisselen. De compleet onzichtbare Romelu Lukaku werd gewisseld en toen werd duidelijk waarom hij geen boosheid had getoond tijdens dat ene uur voetballen. Hij had die opgespaard voor zijn coach Marc Wilmots, voor het moment dat die zou uitpakken met de verwachte wissel. Geen handje voor de coach en een wegwerpgebaar, dat kan tellen. Als je vervanger dan ook nog scoort, zoals Divock Origi deed net voor affluiten, dan weet je jezelf buitenspel.

We mogen niet negatief zijn van onze bondscoach, maar dit al bij al bedroevend Belgisch voetbalvertoon – op de eerste vijftien en laatste tien minuten na – was níét de schuld van de Russen, zoals het eerder deels wel de schuld was van de Algerijnen. Rusland had evenveel balbezit als onze Rode Duivels, maar ze deden er meer mee. Belgium zakte na de rust naar een niveau dat we niet meer hebben gezien sinds het regnum van bondscoach Vandereycken. De natie feest, maar is tegelijk in vertwijfeling. Misschien wordt die wereldtitel ophalen toch een zwaardere klus dan verwacht ondanks die alweer late goal van de overwinning en deze keer ook de kwalificatie.

Als het marsmannetje van Jan Mulder op Maracanã was nedergedaald, of beter in België, en daar Canvas in zijn hotel had opgezet, dan had dat vast gedacht dat wij de WK-finale speelden, toch? Kan het nog gekker? Het land dat stil staat, collectief voor grote schermen gaat zitten getooid met driekleurige pruiken en andere parafernalia, voor een tweede wedstrijd in de groepsfase godbetert, zijn we niet de weg kwijt? Toch wel een beetje. De uitzinnige volksvreugde na deze belabberde wedstrijd is misschien zelfs een beetje gênant.

En gesteld dat onze marsman níét naar het toilet was gegaan tijdens de Sint-Truidense tussenkomst van Jean-Marie Pfaff, tegenwoordig levend (hoewel) billboard voor Kasseien De Coninck, dan was hij ongetwijfeld van zijn sokken geblazen door diens wijsheid.

”Wij kunnen winnen van ‘de Ruslanders’ maar die zullen revanche willen voor 1986”, aldus El Sympatico. Het is bij nader inzien heel goed mogelijk dat een hele generatie Russische kinderen achttien jaar geleden zo’n trauma heeft overgehouden aan die ene wedstrijd op 15 juni 1986, dat ze vandaag revanche willen. De kans is evenwel groter dat ze niet eens weten dat België die dag in Léon op een diefje met 4-3 won. Zelfs de 3-2 van het WK 2002 zal wel niet in het historisch besef doorleven.

Hoempapa

In het voorprogramma won Rusland alvast met forfaitscore: als je tegen Rusland speelt en hun hymne hoort – ook al weet je dat het uit de tijd van Stalin stamt – besef je pas wat voor een hoempapavolkslied wij hebben met die Brabançonne. Koning Filip zong niet mee, Mathilde wel, maar Filip had al zijn vorstelijke plicht gedaan want hij was in een kerk in Rio een kaarsje gaan branden. Kijk, alleen al daarvoor hebben we de morele plicht om optimist te zijn én dat koningshuis te onderhouden.

Wij hadden Reynders en De Crem in de tribune en die zagen hoe Rusland Kanoennikov aan de aftrap bracht, een speler van Amkar Perm nog wel. Dat is 4.000 kilometer hiervandaan en noch Telenet noch Belgacom heeft de rechten op de Russische Premjer-Liga, u vergeeft het ons hopelijk dat we van Maksim niet veel weten. Hij was allesbehalve een grap, eerder een gesel voor de Belgen. Verder speelde Kozlov in plaats van Jesjtsjenko, dat scheelde 16 centimeter in de verdediging en daar hebben we niet veel van gemerkt, omdat we zo ver niet zijn geraakt.

Marc Wilmots van zijn kant had selectief geluisterd, behalve dat hij Lukaku wél opstelde. De Bruyne speelde daarentegen centraal. Dembélé en Chadli startten niet omdat het sneller vooruit moest, maar snelheid bleek ijdele hoop. In hun plaats kwamen Fellaini en Mertens, met wie het tegen Algerije was beginnen draaien. Ook Jan Vertonghen, die de penalty veroorzaakte, moest plaats ruimen: Thomas Vermaelen kwam in zijn plaats. Na een half uur ging het andersom: Thomas Vermaelen liep achter een rappe Rus aan en er schoot iets in de hamstring. Vertonghen kwam prompt terug.

Het eerste half uur was België de beste ploeg, maar Rusland was de gevaarlijkste, hoewel het aanvankelijk geen zin had in balbezit. Lukaku kreeg twee ballen en had één goeie actie. Mertens had in de eerste helft alleen maar goeie acties en De Bruyne die samen met Fellaini 23 kilometer liep, had één fenomenale raid op doel die niets opleverde omdat zijn collega’s het te mooi wilden doen.

Net voor het half uur kon de ref een strafschop hebben gefloten voor een tik van Alderweireld tegen een Russische voet. Ter compensatie geldt dat Origi laat in de wedstrijd er ook een had verdiend.Net voor de rust zette Gloesjakov voor en kon Kokorin inkoppen tussen Kompany en Vertonghen. Hij kopte tot eenieders verbazing naast. In alle andere fases was Thibaut Courtois het immer betrouwbare sluitstuk.

Geen grinta

Tot hun, onze en de verbazing van de hele wereld kwamen de Belgen uit de kleedkamer met zo mogelijk nog minder grinta dan voor de rust. Ze speelden een half uur met vuur. De bal werd aan de Russen gelaten en die maakten dan maar uit arren moede zelf het spel. Ze creëerden een serie halve kansen en daar ging er geen enkele van binnen. Daarna kregen ze om de haverklap kramp, wat een teken is dat de ploeg klaar was voor de sloop.Wilmots is wellicht de coach met de meeste rijkdom op de reservenbank. Dat bleek tegen Algerije en dat bleek opnieuw tegen Rusland.

De inbreng van Divock Origi eerst en vervolgens Kevin Mirallas gaf de Duivels een zuurstofkuur. De speler van Everton schoot een vrije trap op de paal. Ineens dacht Eden Hazard “ik kan ook voetballen” en op slag schot hij in actie.In een vreemde paso doble met Origi gaf hij die laatste, die netjes was afgehaakt, de bal terug en de jongen die niemand kende tot hij door Wilmots werd geselecteerd schoot in de 88ste minuut hard en onhoudbaar in het dak van het doel.

De bondscoach probeerde zich er na de wedstrijd (zie de sportpagina’s) snel vanaf te maken en wilde niet ingaan op het povere spel, maar met twee schoten binnen het doelkader in de tweede helft stelden zijn Duivels toch ruim teleur. Misschien bewaren ze al het goed voor later, zoals een secure Vincent Kompany – van de lies niets meer gehoord – stelde: “Topploegen groeien in het toernooi.” De tegenstander voor de achtste finale (maandag 30 juni of dinsdag 1 juli) kan Portugal, Duitsland, de Verenigde Staten of Ghana worden. Afgelopen nacht speelden de VS en Portugal tegen elkaar.

HANS VANDEWEGHE

Copyright © 2014 De Persgroep Publishing. All rights reserved

De orgie, Origi

Column ‘Eunuchen’ in De Morgen van 23 juni 2014

EUNUCHEN

De Morgen – 23 Jun. 2014

Vroeger was het leven makkelijk. Daarmee wordt bedoeld: vóór 1989, voor de val van de Berlijnse muur en het opengooien van het IJzeren Gordijn. Afgezien van het gemak dat je toen nog geen ruzie moest maken bij de skiliften, waren alle communistische landen in de sport erg herkenbaar.

Ze hadden allemaal iets met rood, maar ze speelden niet allemaal in het rood. Dat was toch vooral voorbehouden aan de USSR, de Unie van Socialistische Sovjetrepublieken. Dat was een erg groot land, zo groot als over een paar jaar Rusland zal zijn, tegen de tijd dat Poetin klaar is met zijn huiswerk. De DDR, dat was een land dat ook wel eens Oost-Duitsland werd genoemd (ik heb tegenwoordig studenten in de klas die niet meer weten wat de DDR is/was, vandaar), speelden in het blauw, bijna azuurblauw zelfs.

De Tsjechoslowaken (Tsjechië en Slowakije waren ook ooit één land, jawel) speelden dan weer in het wit. De Joegoslaven (ook dat was één land, wat was het leven toen toch simpel) speelden dan weer in het blauw, donkerblauw, maar soms ook wel eens in iets anders. De Polen – hier spreek ik mijzelf tegen – speelden wel in het rood, maar nu niet meer. De Hongaren hadden ook rood – en hebben dat nog altijd.

De Russen speelden gisteren in het wit en wij, Belgen, hebben onze Rode Duivels voor de gelegenheid in het rood aangekleed en niet in het zwart of het wit. Dat is alvast een goeie zet, want met rood win je vaker dan met om het even welke andere kleur.

Onderzoekers van de universiteit van Durham in Engeland braken zich ooit de kop over de uitkomst van de olympische worstel-, boks en taekwondowedstrijden waarin de tegenstanders altijd in het rood of het blauw tegenover elkaar staan. De roden wonnen significant meer dan de blauwen.

Later deden ze die studie over in het profvoetbal in Engeland. Van de 65 kampioenen van na de Tweede Wereldoorlog die ze in kaart brachten, speelden er 41 in het rood. Hun conclusie was dat je in het rood een grotere kans had om te winnen. Ze wezen ook op de successen van Bayern, AC Milan, Benfica en recent de wereld- en Europese kampioenen Spanje.

Dat Man United en Liverpool misschien geheel toevallig in het rood speelden en vaak kampioen werden, deed niet ter zake. Het klopt dat rood wordt geassocieerd met agressie en oorlog voeren, althans bij de Noord-Amerikaanse indianen. Maar zwart en blauw en grijs en groen hebben veel meer dan rood agressie gepleegd, en met meer ‘succes’.

De onderzoekers namen hun onderzoek toch serieus en vroegen zich af: “Of rood dragen tot gevolg heeft dat het de testosteron bij de tegenstander onderdrukt, of je eigen testosteron doet stijgen, is niet duidelijk. Het is wellicht een beetje van allebei.”Voetballers herleiden tot rhesusaapjes, want daar is de link rood-testosteron voor het eerst bewezen, het is eens wat anders. Sowieso is het goed nieuws voor ons.

Bijgevolg hebben wij Rode Duivels gisterenavond – gejaagd door het testosteron – de witte Russen ingemaakt want die waren door onze rode shirts gereduceerd tot amechtige eunuchen. Hoe dat dan vroeger is gegaan, toen onze Rode Duivels, ook in het rood, het laf in hun broek deden voor elke tegenstander, is een vraag. Het is te hopen dat u begrijpt dat dit stukje is geschreven nog voor de wedstrijd begon.

HANS VANDEWEGHE

Copyright © 2014 De Persgroep Publishing. All rights reserved

Eunuchen

Verhaal over doelmannen in De Morgen van 21 juni 2014

Waar hij staat, groeit geen gras

De Morgen – 21 Jun. 2014

 

Geïmproviseerde defensies, hobbelige velden, zwabberballen en telkens weer nieuwe reglementen, het lijkt wel of de voetbalwereld een hekel heeft aan de keeper. Op het WK onderscheiden de echte doelmannen zich van de doeljongens, maar hun ster schittert nooit lang.

Eerst een beetje geschiedenis. In den beginne waren er geen doelmannen. Voetbal – of elk gemeenschapsspel waarbij iets werd getrapt of gegooid om het in eender welk doel te deponeren – was dribbelen, voorbijlopen, passen en scoren, met handen en voeten. De origine van voetbal is het vruchtbaarheidsritueel bij onze voorouders en wie een doelpunt verhinderde, was hij die hongersnood bracht en de oogsten vernielde.

Dat zal wel niet de directe reden geweest zijn dat er bij het eerste georganiseerde voetbalspel in Engeland ook helemaal geen ‘goal keeper’ voorzien was, maar de tradities speelden wel een rol. Er was sprake van een fair catch with the hands, maar dat mocht elke speler. Pas in 1871, na duizenden jaren van balspelen, kwam de doelman. Eén persoon die iets mocht wat anderen niet mochten: de bal vangen.

Vanaf dag één waren doelmannen de buitenbeentjes van de ploeg. “Eigenlijk zijn doelmannen vervelend, want ze houden goals tegen”, weet Geert De Vlieger, voetbalanalist en ex-doelman van de Rode Duivels. “Dus heeft men het ons steeds moelijker gemaakt.” Voetbal mag dan een erg conservatieve sport zijn als het om reglementswijzigingen gaat, de doelman wordt geregeld een prerogatief afgenomen. In 1992 besloot men dat hij een terugspeelbal niet meer mocht oprapen, en ook voor dit toernooi is er iets veranderd.

Traceerbare bal

Het leek een minuscuul voordeeltje, maar als het zich voordeed – eens in de zoveel wedstrijden maar – dat een bal net niet of net wel over de doellijn sukkelde, wist eigenlijk alleen de keeper of het een doelpunt was, want hij heeft sensoren in zijn hele lichaam: binnen of niet binnen, vertel een doelman wat.

Dus grabbelde hij naar hartenlust, in de buurt van zijn lijn, maar evengoed ook als de bal er een meter over was. Om dan met de bal in de armen te beweren dat het geen geldig doelpunt was. Al te vaak hadden de scheidsrechter en zijn assistent het niet gezien en gingen ze onbewust af op de reacties van spelers en publiek.

Het niet toegekende doelpunt van Engeland in de wedstrijd tegen Duitsland op het WK in Zuid-Afrika vier jaar geleden geldt als het typevoorbeeld van een geldig doelpunt dat nooit is gevalideerd. Gedaan daarmee op dit WK. Het laatste streepje interpretatie rond doelverdediging, het laatste ‘bedrog’ dat een doelman kon plegen, is hem nu ook ontnomen.

Voortaan vertellen zes Duitse (kan geen toeval zijn) camera’s die volgens perfecte snijlijnen zijn opgesteld, wie, wat en waar over de bal. Die is computergestuurd als het ware, traceerbaar tot in de kleinste uithoek van de goal, en geeft altijd zijn waarheid prijs.

De Hondurese sluitpost Noël Valladares was het eerste slachtoffer. Nooit was het doelpunt van de Fransman Karim Benzema goedgekeurd zonder de Duitse camera’s. In een vorig leven had Valladares gegrabbeld, zijn onschuldigste pokerface opgezet en de bal weer in het spel gebracht. De tegenpartij voor de doelman is niet langer de tegenstander en het scheidsrechterstrio of -kwartet, maar nu ook een computer godbetert. Eén tegen twintig.

Hij houdt van de bal

Tot en met donderdagnacht waren er 66 goals gescoord in 23 wedstrijden, haast één meer per wedstrijd dan op het vorig WK rond deze tijd. Deze Brazuca zwabbert misschien niet zoals de Jabulani, maar hij gaat er wel vaker in. Volgens de Brazilianen heeft het te maken met de heilige voetbalgrond waarop wordt gespeeld, hún grond, Brasil. Hier wordt gescoord, maar hier is de doelman – als hij het goed doet, maar dat gebeurt niet vaak – meteen ook een heilige, um santo.

Zij zijn niet de uitvinders van het spel, maar ze hebben het spel in een bepaalde richting wel geperfectioneerd door techniek, flair en fysieke kracht te koppelen, en hebben van de negentien World Cups waarvan zij er als enig land geen enkele hebben gemist, er al vijf gewonnen. En raad eens: Brazilianen hebben in wezen niks met doelmannen.

Er is wel een mooi Braziliaans sprookje over een schlemielig jongetje dat niet kan voetballen en dus (uiteraard) in de goal belandt, opgeschreven door de bekende Braziliaanse schrijver Jorge Amado. De bal wordt zowaar verliefd op het jongetje en volgt hem overal waar hij gaat, want bij hem voelt zij zich goed en wordt zij gekoesterd. Zij, jawel, want volgens Haroldo Maranhão, auteur van het Voetbalwoordenboek, is de bal vrouwelijk en heeft die 37 synoniemen of koosnaampjes. Ook bij een laatste ultieme strafschop wil de bal in de armen liggen. Daar moet elke doelman van dromen, behalve dan het einde, want het jongetje en de bal trouwen.

”De keeper houdt het meest van de bal. Al de anderen schoppen erop”, is nog zo’n Braziliaans gezegde, maar doelman blijft toch de minst glamoureuze positie en in Brazilië – net als in Afrika – word je geen doelman uit vrije wil. Terwijl elke andere speler wel een plukje gras voelt onder zijn voeten, is het jouw lot als kneusje van het team om daar te staan waar geen gras groeit (opnieuw dixit de Brazilianen).

Maar goed, de reglementen zijn wat ze zijn en dus heeft ook Brazilië een doelman. Slechts één doelman van de laatste tien die meer dan twintig caps hebben voor La Seleçao heeft een bijnaam gekregen. Bijnamen zijn koosnamen en niemand heeft de doelman, want daar komt alleen ellende van, punt uit. Dida, die in 1995 debuteerde, was de enige.

Ongeluksbrenger

In Brazilië kan een doelman een heilige zijn, maar ook hij die hongersnood brengt, of verdriet in dit geval. Het trieste lot van Barbosa is wellicht gekend. Hij is de doelman van de nationale ploeg die in de finale van 1950 tegen buurland Uruguay een houdbare bal binnen liet waardoor Brazilië de World Cup niet won (in tegenstelling tot wat wordt aangenomen, was het geen finalewedstrijd en had Brazilië genoeg aan een gelijkspel, maar het verloor).

Het begrip Maracanazo, de oplawaai van Maracanã, was een feit. Moacir Barbosa Nascimento leefde tot in 2000 en verklaarde meermaals dat levenslang in Brazilië gelijk staat met dertig jaar, maar niet in zijn geval. De bondsvoorzitter verbood hem ooit om co-commentator te zijn bij een van de wedstrijden van de Seleçao. Sinds die vervloekte dag in 1950 bracht Barbosa ongeluk en daarom werd hij ooit verwijderd van een training van de nationale ploeg.

Meer dan in de Champions League, lopen doelmannen op het WK in het oog, daar kan zo’n Jean-Marie Pfaff van meespreken. En Michel Preud’homme nog meer, want die kreeg in 1994 ondanks uitschakeling in de achtste finale zelfs de Golden Glove, de prijs voor beste doelman van de wereld. Het waren andere tijden, waarin types als Preud’homme en later Casillas – atleten maar niet te groot – nog hun streng konden trekken. Wim De Coninck: “De doelman van de 21ste eeuw zit een stuk boven de 1m90.”

Maar nu voor echt. Dit WK, wat hebben we gezien met betrekking tot doelmannen? We zagen enkele knappe reddingen van onder meer ‘Memo’ Ochoa van Mexico, en op YouTube zie je wel meer van zijn stunts. De beste redding ooit blijft evenwel die van Gordon Banks op de World Cup in 1970 op een kopbal van Pele, ook op YouTube te bekijken.

Lijnrecht tegenover Ochoa staan twee mannen met een reputatie en met dezelfde voornaam: de Spanjaard Iker Casillas en de Rus Igor Akinfejev. Beiden zijn voorbij hun prime, zoals dat heet. Malser maakt alleen biefstukken beter; keepers worden minder, ze gaan twijfelen, springen niet meer zo hoog, vangen minder ballen, stompen ze fout weg en wat al niet meer. Slotsom: ze ‘pakken’ geen onmogelijke ballen meer. Het is onzeker of Akinfejev nadat hij een bal door zijn handen liet glippen tegen Zuid-Korea morgen ook tegen België tussen de palen staat.

Het lot van doelman op dit WK kan nog het best uitgelegd worden aan de hand van een voorbeeld dat ons nauw aan het hart ligt: Thibaut Courtois. Volgens analist en ex-doelman (ook bij de Rode Duivels) Wim De Coninck kan het niet anders dan dat hij zich minder op zijn gemak voelt. “Als Thibaut een van de beste doelmannen van de wereld is, komt dat mede omdat hij achter een van de beste, misschien wel dé best georganiseerde verdediging ter wereld speelt. Sowieso zijn de Rode Duivels voor hem minder goed georganiseerd.”

Afhankelijk van defensie

Dat was al merkbaar bij de verdedigende fout van Jan Vertonghen – een centrale verdediger die op links moet spelen – tegen Algerije, met een strafschop als gevolg.

”Het klopt,” aldus Geert De Vlieger, “dat verdedigingen van nationale ploegen doorgaans minder goed op elkaar zijn afgestemd dan die van grote clubteams. De tijd ontbreekt en de automatismen dus ook. Maar anderzijds staat Courtois bij België met allemaal klassespelers voor zijn neus. Ik heb ook bij de nationale ploeg met verschillende centrale duo’s gespeeld en dat leverde geen problemen op.

”Wat Matt Ryan betreft, daar zie ik wel een verschil. Die heeft bij Club een heel jaar met een stabiele, jonge verdediging gespeeld en wist zich daar deel van. Hij had een schitterend seizoen en nu bij Australië kreeg hij er al zes binnen, waarvan er een paar houdbaar waren. Zijn Australische verdediging is beduidend minder dan die van Club.

”Laten we mild eindigen met – noblesse oblige voor deze krant – een groot schrijver. Albert Camus bleef, ook nadat hij de Nobelprijs had gewonnen in 1957, een diehard fan van Racing Club de Paris. Op een dag beging de doelman een fatale fout, maar het was Camus die zijn verdediging op zich nam. Camus wist waar hij over sprak, want hij was als jongeling een begenadigd doelman. “In het doel staan is zoals in een oerwoud staan met allemaal roofdieren die je belagen. Het is maar als je au milieu des bois staat, dat je weet hoe moeilijk het is.”

HANS VANDEWEGHE

Copyright © 2014 De Persgroep Publishing. All rights reserved

 

Column ‘Hineininterpretierung’ in De Morgen van 21 juni 2014

HINEININTERPRETIERUNG

De Morgen – 21 Jun. 2014

 

 

Geachte heer bondscoach, Beste Marc, Willi,

Met het oog op de wedstrijd van morgen willen wij u graag van dienst zijn met enig advies.

Ten eerste. Wat u vooral niet moet/mag doen, is niet verschijnen voor de gedrukte media. Ik las gisteren een hilarisch stuk in Het Laatste Nieuws van collega Keygnaert over de consternatie die was ontstaan nadat bekend was geraakt dat u niet op de persbabbel zou komen. Wat u ook niet mag doen, is alleen praten met de tv’s en dan uw microfoon neerleggen als een vraag u niet zint. Dat loopt slecht af, let op mijn woorden.

Wie kwam gelukkig wel een praatje maken? Mijn dorpsgenoot Nicolas Lombaerts, als hij er ten minste ooit toe komt om een huis te zetten op dat gigantisch stuk grond van hem. De Nicolas, met hem ben ik een keer samen naar Wengen in Zwitserland gereisd en dat was een erg leuke trip. Hij heeft de pers vermaakt, heb ik gelezen, vreemd genoeg alleen in de kranten van deze Persgroep. De concurrentie vond zijn optreden niet zo opmerkelijk. Ik ben niet onbevooroordeeld, dus zou ik Lombaerts laten spelen, maar daar kom ik nog toe.

Dus: altijd naar de pers gaan. Als de nood hoog is, en vroeg of laat is de nood hoog, zullen ze toegeeflijker zijn voor uw zonden als u hen goed heeft behandeld. Sportjournalisten zijn als katten: niet overdreven veel hersenen, maar ze onthouden alles.

Gert Verheyen zei van de week op tv dat het de gekende truc is als een coach niet meer weet van welk hout pijlen maken: de pers als vijand. Ik mag hopen dat u nog steeds hout heeft om pijlen van te maken. Voor zover we het van hier kunnen inschatten, heeft u een weelderige houtstapel ter uwer beschikking. Misschien té zelfs.

Wat u daarom ook niet mag doen, is beginnen denken dat u een wereldcoach bent en met zogeheten tactische vondsten uitpakken. Dat hebben wij in uw portret al subtiel proberen uitleggen: de beenhouwer van om de hoek of Lieven Maesschalck zouden zich ook geplaatst hebben voor het WK. Oké, Lieven misschien niet.

Bijgevolg suggereren we volgende opstelling: Courtois in de goal, dat lijkt een evidentie. Kompany en Lombaerts centraal, als Vincent zijn lies oké is en omdat Nicolas Russisch verstaat. Voor de rechtsback Alderweireld en op links mag u nog eens proberen met Vertonghen, als u dat wil.

Middenveld: De Bruyne centraal. Knoop dat laatste in uw oren: centraal. Ook Witsel en Fellaini zijn redelijk onmisbaar. Mertens, Chadli, Hazard, Mirallas, gooi er daar maar twee van in het veld, die vinden hun weg wel. Zorg er vooral voor dat er snelheid en power in het spel zit en hou dat woelwater Januzaj achter de hand.

In de spits mag u ook uw goesting doen, maar die Origi was niet slecht. En als Lukaku echt een hoopje ellende wordt als hij een keer niet mag starten, dan moet u daar vooral geen rekening mee houden. Dit is niet de Keizer Karelcup, maar de World Cup.

Wat we vooral niet meer willen zien, is een ploeg die een uur staat te schutteren, waarna u de juiste spelers inbrengt. En wat we dan vooral niet meer willen horen, is die achterafuitleg over het tactisch plan. Hineininterpretierung noemen uw Duitse vrienden dat.

Begrepen? Vamos.

HANS VANDEWEGHE

Copyright © 2014 De Persgroep Publishing. All rights reserved