Column Grote Prijs Pino Cerami in De Morgen van 27 juli 2015

Grote Prijs Pino Cerami

Gisteren deed een vergeten ploeg mee in de laatste etappe. Rood en wit. Lotto stond op de shirtjes. Soudal ook nog. Lotto-Soudal: long time, no see. Gingen die niet wat doen in het algemeen klassement? Ja toch? En wat is het geworden? Thomas De Gendt viel aan als geen ander, maar werd 73ste op 2u43. Tim Wellens stond gisteren vóór de circusrit naar de Champs-Élysées op 3u39:58. Dat is een eind van het oorspronkelijke plan: ergens in de buurt van de tiende plaats eindigen.

Tim Wellens is jong, is een talent en verdient krediet, maar hadden ze rond hem niet wat anders kunnen aanpakken? Wellens is nooit op een boude uitspraak betrapt, maar de entourage liet on en off the record wel verstaan dat het dit keer anders zou worden. Wellens zelf kreeg een radiodagboek – niet zo’n bijster geslaagd concept – en het team nam zelfs een embedded journalist mee.

André Greipel rijdt ook voor Lotto-Soudal en hij pakte gisteren in deze Tour overwinning nummer vier, de laatste jaren zowat vaste prik voor de beste sprinter van de maand juli. Na ze weken niet te hebben gezien, was het gisteren één en al rood-wit daar op kop van het peloton. De dolle vreugde achteraf is hun gegund, maar als je er even bij stilstaat, blijft het een vreemd gezicht: een semi- overheidsteam waar de Belgen zich de naad uit het lijf rijden om een Duitser te helpen winnen. Waar dat past binnen het grotere plaatje van het Groot Belgisch Wielerproject dat ooit op stapel staat/stond (?), moet iemand toch eens komen uitleggen.

Dat project bestaat/bestond (?) en ik kan het weten, want in een ander leven was ik er zijdelings bij betrokken. Het was bedoeling om rond de basisfinanciering van de Nationale Loterij met andere investeerders-sponsors – zelfs de NMBS zou op de kar springen – een sterk Belgisch team te bouwen dat in de WorldTour met Belgische renners zou scoren. Ridley was trekker van het verhaal en we zijn met die powerpoint van het project nog bij de ministers Reynders en Peeters gaan aankloppen.

Een Sky à la flamande was de bedoeling, maar daar zijn we voorlopig nog even van verwijderd. Neem nu Jens Debusschere. Zonde dat die niet wordt getraind om André Greipel te kloppen en zelf sprints te winnen, maar zich volledig in dat treintje moet opofferen.

Zonde ook dat zelfs klassementsman Tim Wellens mee op kop moest rijden. Het is in de Tour echt het een of het ander. Of je gaat voor sprintetappes, inclusief een hele opgezette sprinttrein, en bij winst maak je jezelf wijs dat je het wereldkampioenschap hebt gewonnen. Of je gaat voor een klassement. Beide ambities verenigen binnen één team, is een beetje lastig (tenzij je Peter Sagan bent, want dan kan het allemaal).

Lotto-Soudal zou volgend jaar niet meer zo mikken op het klassement. Tot herroeping, bij overheidsdecreet als het even kan, is dat oerdom. In de Tour draait het om het podium en als de Nederlanders zes en zeven kunnen worden, dan kunnen wij dat ook. Serge Pauwels en Jan Bakelants zijn nu de beste Belgen op plaatsen dertien en twintig. Hulde daarvoor en dan te bedenken dat Bakelants zich de naad uit het lijf heeft moeten rijden voor Fransen, wat dan weer wel normaal is, want hij behoort tot een Frans team.

In België hebben we onze wielerprioriteiten niet goed op orde. De Tour is belangrijker dan alle andere koersen samen, maar wij doen alleen maar mee voor een ritje dat de grote namen laten schieten. Geen wonder dat het aanstormend talent eerder droomt van Nokere Koerse. De Tour de France? Niet belangrijk. Van Belgisch kampioen Preben Van Hecke was op Franse wegen geen spoor te bekennen, want die rijdt bij een team dat geen wildcard kreeg.

Belgisch kampioen tijdrijden en de beste Belgische ronderenner van de laatste jaren, Jurgen Van den Broeck, was er evenmin bij: hij mocht niet mee van Lotto-Soudal. De twee best betaalde Belgische renners, Philippe Gilbert en Tom Boonen, reden om diverse redenen ook niet mee. Zij werden vorig week wel één en twee. In de Grote Prijs Pino Cerami.

Grote-Prijs-Pino-Cerami

Verhaal over het wielrennen en de progressie in De Morgen van 25 juli 2015

Altijd sneller, altijd hoger

(maar niet eindeloos)

Presteren Chris Froome en Nairo Quintana het onmogelijke in de Tour? Met het instellen van een bovengrens aan het menselijk kunnen op twee wielen wordt geraakt aan de essentie van topsport: de eeuwige verbetering. Uitgerekend in een van de minst ontwikkelde sporten is dat een slecht idee.

Impossible is zogezegd geen Frans, maar hoeveel keer hebben we ‘impossible pour un être humain’ al niet gehoord de voorbije weken? Onmogelijk voor een mens waren, volgens vooral Franse wetenschappers, de prestaties van Chris Froome als hij op twee wielen bergop rijdt. Dat klopt niet.

1. Worden sportprestaties steeds beter?

Ja, nog steeds. Maar de kans is niet bepaald groot en zelfs onbestaande dat vanmiddag de eindklim op l’Alpe d’Huez in minder dan 35 minuten wordt afgelegd. Of dat volgende maand op het WK atletiek een Jamaicaan de 100 meter loopt in negen seconden. Op het WK zwemmen in Kazan, ook volgende maand, zal ook geen zwemmer onder de 46 seconden gaan op de 100 meter. En in september zal de winnaar van de Berlin Marathon ook niet onder de twee uur lopen. Maar ooit misschien wel.

Progressie in de sport is van alle tijden, maar neemt geleidelijk af. Al vertonen sommige recordevoluties nog wel sprongen, soms door uitzonderlijke individuen, soms door chemie, soms ook door technologie of een combinatie van dat alles. Denk in dat verband aan de tsunami aan zwemrecords door de drijvende pakken, aan de 10.49 van sprintster Florence Griffith-Joyner en de 2u15:25 van Paula Radcliffe op de marathon.

Vast staat dat de curve van recordverbeteringen stilaan afplat. Er is een plateau bereikt, waarop het misschien ooit tot een standstill moet komen. Het menselijk ras gaat er volgens sommige onderzoekers niet echt op vooruit om redenen van obesitas en sedentarisme. Dat is bewezen en dus correct, maar dat zegt niks over de genetische selectie die zich aan het einde van de gausscurve afspeelt. Daar zitten de buitenbeentjes, de outliers die verantwoordelijk zijn voor de allerbeste sportprestaties. Dat die in het leven dat ons nog rest geen 100 meter zullen lopen in vijf seconden of zwemmen in een halve minuut, neem daar maar gif op in. Maar of de mens nooit zo snel zal zijn? Alvast niet de mens zoals hij nu is geconcipieerd. Maar wat over honderd jaar na genetische engineering in de baarmoeder?

2. Is er een bovengrens aan het menselijk presteren?

Neen, hoewel voor elk individu het prestatie-niveau wel begrensd is. Elke atleet komt ooit zijn limieten tegen. Op populatieniveau, zegt professor Peter Hespel van Bakala/KU Leuven, valt er nog behoorlijk wat progressie te boeken omdat een deel van de sportgenen op onze aardbol niet worden gebruikt.

Hespel: “Zet pygmeeën op de fiets met hun 45 à 50 kilo en die enorme spiermassa en je krijgt een ras klimmers waar Quintana en Froome niet tegenop kunnen en de maximale vermogensgrenzen van Antoine Vayer (Franse trainer, zie verder, hvdw) in de vuilnisemmer kunnen.”

Hoe minder toegankelijk een sport, hoe groter het genetisch potentieel dat ze onbenut laat. Neem nu voetbal: dat speelt iedereen, van Groenland tot de jungle. De talentselectie is daar het verst doorgevoerd. Wielrennen is vergeleken met voetbal een erg gesloten sport, die maar in weinig landen wordt beoefend en waartoe een heel groot deel van de wereldbevolking nooit toegang heeft. Bijgevolg heeft wielrennen zijn volledige genetisch potentieel niet benut. Uitgerekend in zo’n ‘onderontwikkelde’ sport uitgaan van waarden uit het nabije verleden om het heden te beoordelen en grenzen op te leggen, is een vergissing van formaat.

3. Worden wielerprestaties steeds beter?

Neen, die worden juist niet beter. Oké, outlier Bradley Wiggins heeft het schromelijk verwaarloosde werelduurrecord naar een ander niveau getild, maar vandaag zijn de klimtijden op langere hellingen minimaal 10 procent trager dan die van vijftien jaar geleden.

Vandaag zullen ze l’Alpe d’Huez niet oprijden in minder dan 36:40 of de tijd die Marco Pantani exact twintig jaar geleden liet klokken. Toen Nairo Quintana twee jaar geleden naar boven reed, deed hij er drie minuten langer over. En toch is het lot van elke sport dat ook doping-records ooit worden gebroken door zuivere atleten, waarna moord en brand zal worden geschreeuwd.

Jammer, want we vergelijken te vaak appelen met peren, helemaal in de discussie of we Chris Froome moeten geloven. Froome rijdt met een ovalen tandwiel. Wat is daar de winst? Twee, drie procent zegt een deskundig professor. Zes procent zegt Sky. Froome meet zijn vermogen met Stages, veel andere ploegen met SRM, nog andere met Garmin, sommige met Pioneer en misschien zelfs een paar met Rotor of PowerTap. Allemaal systemen die hetzelfde horen te meten, maar toestellen van hetzelfde merk noteren al verschillen, laat staan tussen de merken onderling.

Nog een probleem: zijn al die meters elke dag opnieuw gekalibreerd? Dat moet om correct te meten, maar daarvoor ontbreekt de tijd. Tijdens de wedstrijd valt de meting soms weg, meestal als er zenderstoring is. Fout na fout stapelt zich op en als je in berekeningen twee fouten met elkaar vermenigvuldigt, dreig je een heel eind van de echte waarde uit te komen.

Overigens is de 5,78 watt per kilogram lichaamsgewicht van Froome in de klim naar La Pierre Saint-Martin helemaal niet laag ingeschat, zoals een fysioloog in Sporza beweerde, want dat was een gemiddelde. De piekwaarden lagen merkelijk hoger, maar Froome heeft een deel van die rit netjes gedraft (uit de wind gereden) in de rug van zijn ploegmaats en heeft enkele intensieve stukken aan 600 watt en zelfs hoger gereden, om dan terug te vallen op 350 en wellicht minder. De canapé-wetenschappers die zich baseren op klimtijden en van daar het geleverde vermogen berekenen, onderschatten vaak het effect van drafting en stijgende winden in de bergen: de zoveelste rekenfout.

4. Waarom heeft wielrennen recht op progressie?

Wielrennen rekruteert uit de mensheid die zich een fiets kan veroorloven (zie hoger) en is een onderontwikkelde sport, qua management en nog meer technologisch. Dat geldt enerzijds voor de fiets die aan banden is gelegd door reglementaire bepalingen zoals geometrie en gewicht, maar nog meer voor training, voeding en om-kadering. Correctie: wégwielrennen, omdat het nooit de interesse heeft opgewekt van de grote Oost-Europese of Amerikaanse sportsystemen.

Baanwielrennen is een ander verhaal. De DDR en de USSR zagen wel iets in dat geformatteerd concept in een controleerbare omgeving met objectieve parameters. Medailles waren hun deel. Iets later zijn ook de Amerikanen zich voor de Spelen van Los Angeles beginnen te interesseren voor het baanwielrennen. Beide sportsys-temen deden een beroep op de wetenschap en daar hoorde ook doping bij.

In een derde golf zijn Australië en Groot-Brittannië gaan inzetten op de baan, weeral met veel medailles als resultaat. Bij de werelduur- recordpoging van Bradley Wiggins kwamen de werelden even samen toen de voormalige DDR-baancoach Heiko Salzwedel langs de rand van Lee Valley-velodroom de tussentijden van Wiggins aangaf.

Eigenlijk waren die werelden al eerder samen gekomen, toen Team Sky en de Australische teams achtervolgers begonnen om te scholen tot wegwielrenners en de cirkel was helemaal rond wanneer de baanwielrenner-achtervolger Bradley Wiggins in 2012 de Tour won. Voor die ombouw was specifieke kennis van de sport- fysiologie nodig, wat verschilt van de Vlaamse koerskennis (“daar liggen de kasseien slecht” en “aan dat kaske moet je vooraan zitten”).

Hoelang kennen we wielertrainers? Veertig jaar in het baanwielrennen, hooguit vijftien jaar op de weg. De eerste trainers die met de ploegen meegingen naar wedstrijden, waren trouwens dokters die van trainingen hun hobby hadden gemaakt, veelal Italianen zoals Michele Ferrari, Luigi Cecchini of Aldo Sassi die ook weleens over de medicinale schreef gingen.

Ook het Franse wielrennen introduceerde in de jaren 90 de eerste trainers, soms sportleraars met een universitair diploma die zich de krebs-cyclus nog herinnerden en zich wat bijschoolden, zoals de veelbesproken Antoine Vayer. Die werkte voor het opgedoekte Festina-team en heeft als twitternaam @festinaboy, wat iets zegt over de premissen waarmee hij in discussie gaat.

5. Waar liggen die grenzen?

Met een bovengrens voor het geleverd vermogen per kilogram lichaamsgewicht willen (sommige) wetenschappers de prestaties in het wielrennen aan banden leggen, maar misschien moet het wielrennen (sommige) wetenschappers aan banden leggen. Een monitoring van de geleverde vermogens zou zeker wen-selijk zijn, maar dan achter gesloten deuren, zoals de bloedwaarden, en niet eerst in Le Monde, dan L’Equipe en vervolgens op allerlei websites waarden op de lezende medemens loslaten. Waarna ook de tv in een rustig moment tussen twee cols nog wat verdeeldheid komt zaaien.

Een bovengrens gaat uit van de stilstand van de fietsende sporter. Boven de 6,1 watt per kilogram lichaamsgewicht, zegt Festina- trainer Antoine Vayer, is verdacht. Onzin zeggen concullega’s: 6,5 zou realistischer zijn. Zeven kan ook, durven anderen. Maar hé, trapten Pantani en Armstrong geen 7 watt? Jawel, maar dat waren andere tijden, epo- en bloedzakjestijden.

Is 7 daarom altijd fout? Dat is niet gezegd en daarom is het bepaald oneerlijk om zelfs maar de kleinste verdachtmaking te uiten. Stel dat nazaten van de in 2013 overleden Eero Mäntyranta, de Finse langlaufer met het meest zuurstofrijke bloed ter wereld, hun erfelijke genen hadden gebruikt om te trouwen met iemand met dezelfde aandoening? En stel dat die waren gaan fietsen en zich aan de voedingsconsignes van Sky hadden gehouden? Dan hadden we een buiten-buitenbeentje.

Het is eigen aan wetenschappers, of wie zich daarvoor wil laten doorgaan, om een prestatie te willen sturen, minimaal te voorspellen en ten slotte achteraf te interpreteren. Het is van het wielrennen, en alleen van het wielrennen met zijn beladen geschiedenis, dat daar ook bovengrenzen worden opgeplakt.

Gevaarlijk, want het recht op progressie is recht evenredig met de ontwikkeling in de trainingswetenschap, zegt Jan Olbrecht, de fysioloog die het Nederlandse, Australische, Franse en ook Belgische zwemmen adviseert. Hij is er zeker van dat met training nog heel veel kan worden bereikt. “Training voor een specifieke opdracht of een specifieke wedstrijd, de finetuning dus, is iets van de laatste jaren. Zelfs het zwemmen dat zogezegd onbreekbare records heeft gevestigd ten tijde van de drijvende pakken, zag alweer heel wat van die records gebroken worden. Dat had ik niet verwacht. Neen, de progressie in de topsport is nog niet stil-gevallen. Als je dan weet dat wielrennen inzake trainingswetenschap twintig jaar achterloopt op zwemmen, atletiek en roeien, dan zit er zeker nog rek op de prestaties.”

Column Froome en de Aap (in hem) in De Morgen van 25 juli 2015

Froome en de Aap

A racist slur. Dat was het, volgens Robert Millar, ex-renner, ex-klimmer, ex-bolletjestrui in de Tour en voor cyclingnews.com columnist(e). (Waarom daar een e’tje staat, moet u zelf even opzoeken, ik begin er niet aan.) Ik zou het een eer moeten vinden dat die De Morgen leest en mij citeert, maar ik ben in mijn eer gekrenkt. Even was ik zelfs een beetje bang, maar gelukkig lezen ze bij de KVS en Kif-Kif cyclingnews.com niet of ik had weer een klacht bij de Raad voor Journalistiek aan mijn broek. (Die vorige heb ik overigens gewonnen, dit geheel ter zijde.)

O ja, Chris Froome the white Kenyan, dat was de ‘racistische’ uitlating, die door Millar als dom werd bestempeld in een column met als titel ‘Beledigingen maken renners sterker’. Zo, daar had ik niet van terug, maar wat is dommer? Een artikel door google.translate halen waar de nuances uit komen als een wollen hemdje uit de kookwas? Of Chris Froome als voormalige Keniaan opgeroeid op hoogte met de typische voeding en zelfs een beetje de ontberingen, blank noemen. Hij was ooit Keniaan en is nog steeds blank.

Het verhaal vorige week nam het op voor Froome en gisteren heb ik weer een beetje meer bewondering gekregen voor deze inmiddels tweevoudige Tour-winnaar. Vorig jaar leek hij nog een toevallig winnaartje van de editie 2013 zoals hij op de natte steentjes aan het glibberen ging en viel en weer viel en totaal ontredderd in de auto stapte. Neen, die zouden we niet snel terugzien. Te week, te weinig coureur, veel geluk gehad in 2013, luidden de analyses.

Gisteren ging hij midden in een zware rit in discussie met Alejandro Valverde en heel even leek het erop alsof hij hem een oorveeg wilde geven. Die assertiviteit was niet voor het eerst deze Tour. Zoals José De C. op de VRT heel terecht opmerkte: zo veel hebben we Froome nog nooit zien praten.

Aan zijn rijstijl heeft hij nog niks veranderd. Hij heeft nog steeds die wapperende armen waarmee zelfs zijn Keniase vrienden uit de sloppenwijk Kibera lachten. En hij rijdt zoals Paula Radcliffe destijds liep, met een head bobble die hem gegarandeerd ooit een nekhernia zal opleveren, maar voorlopig kan hij dat geschuddebol aan. Een slimmerik heeft dat al uitgelegd als een speciale techniek die hem toelaat meer lucht te kunnen happen. Niet te geloven, wat je allemaal leest tijdens zo’n warme zomer en wat allemaal voor waar wordt doorverteld.

Ach, wat zou dan wel het geheim van deze Froome zijn? Ketonen misschien, training en fysiologie zeker, vermogensmeting natuurlijk, maar wellicht is hij ook meermaals bij de psychiater gepasseerd. Terwijl de meeste teams en ploegen een beroep doen op een psycholoog, hebben ze bij Sky een heuse psychiater in dienst.

Steve Peters is zijn naam. Hij is de succesauteur van The Chimp Management. In 2001 werd hij door Dave Brailsford bij British Cycling gehaald en als je de media mag geloven hebben niet Chris Hoy, Victoria Pendleton of Bradley Wiggins al die medailles gewonnen op de wielerbaan, maar was het Steve Peters, die hen met zijn mentale remote control stuurde. Nu ja, op Wiggins heeft deze voormalige wiskundeleraar die later dokter werd zich ook de kop gebroken, las ik in een interview.

Peters’ theorie is duidelijk: iedereen heeft een aap in zijn hoofd. Geen app, maar een aap, zoals in beest. De aap is de metafoor voor het oncontroleerbare deel van ons brein dat ons aanzet om emotionele beslissingen te nemen. Hetzelfde deel dat ons die ene vreselijke mail doet tikken en versturen. Jawel, dát deel dat bij columnisten zo fel is ontwikkeld dat er boven soms meer aap zit dan wat anders. Peters heeft al zijn disci-pelen geleerd dat je die aap daar niet weg krijgt, maar dat je hem wel kunt controleren. Dat deed gisteren Chris Froome toen hij Geraint Thomas zag wegvallen als tempomaker-verstikker en vervolgens Nairo Quintana zag wegrijden. De aap schreeuwde om reactie, maar Froome hield de aap in zijn kooi door zelf zijn cool te houden. Of er gisteravond nog een sessietje Steve Peters is aan te pas is gekomen, zullen we vanmiddag zien vanaf Bourg d’Oisans.

Froome en de aap-web

Column Tinkov in De Morgen van 24 juli 2015

TINKOV

Zo zit het dus: Nairo Quintana mag morgen winnen op l’Alpe d’Huez. Tenzij Chris Froome wil winnen, want die heeft er nog maar één en dat maakt hem voorlopig een zeer zuinige winnaar. Gok maar op Quintana, die samen met Froome de rest losrijdt en dan een vrijgeleide krijgt van 50 meter, kwestie van ons te laten geloven dat het voor de volgende edities wél een beetje spannend zal worden.

De vraag die we ons de volgende jaren moeten stellen, is deze: hoelang houdt Chris Froome het spartaanse trainings- en voedingsregime van Sky vol en wanneer trekt hij alle infusen eruit (een metafoor, want die mogen niet meer) en gaat hij op een Afrikaanse of Toscaanse heuvel zitten in een villa die hij heeft gebouwd?

Nog een vraag die we ons moeten stellen: hoelang kan het wielrennen leven met een inkrimpende markt voor de hele sport, maar een steeds groter markt-aandeel voor één evenement in die sport? De fanbase voor de Tour zou zijn gestegen, verkondigde gisteren een marktonderzoeksbureau. Kan kloppen, maar ik hecht nog iets meer geloof aan de kijkcijfers, want er gaapt een verdomd diepe kloof tussen zeggen dat het je interesseert en ook daadwerkelijk het evenement volgen.

Het was voorlopig een mooie julimaand en dat zal de cijfers hebben beïnvloed, maar wielrennen kan er niet naast kijken dat het een afkalvende sport is. Maar kijk, als de nood hoog is, kondigt de redder zich aan: Oleg Tinkov, zo rijk als hij gek is, of omgekeerd zo u wil, maar zeker gek. Hij wil een Franse revolutie: “Toen legden ze het hoofd van de koning op de guillotine en hakten het af.” Het was niet zo duidelijk van wie dan, maar Christian Prudhomme was een goede gok. “Wielrennen is geen Franse sport en ze hebben zeker het monopolie niet. Dit businessmodel werkt niet. We moeten een voorbeeld nemen aan de NBA en de NFL en willen ze (de Tour en de UCI, bedoelt hij, hvdw) geen veran-dering, dan zijn Makarov, Rhis en ik weg.”

Dat klinkt verleidelijk. Ik bedoel: ik ben geen fan van ASO, maar als die voet bij stuk houden en betweterige rijkaards als Tinkov (Rihs mag blijven) verlaten daardoor het cyclisme, dan schieten we al een eind op. Tinkov heeft gelijk dat het businessmodel niet werkt, maar hij is zelf een deel van het probleem. Wielrennen heeft een wankele economische basis door het totaal ont-breken van ticketing- en tv-inkomsten.

Die laatste zijn er wel, maar ze zijn te laag door de enorme productiekosten. Dagelijks wordt in het reizend openluchtstadion van 110 (kortste rit in lijn) tot 223 kilometer (langste rit) door FR2 en A2 en ASO een veelvoud geïnvesteerd van de productiekosten van een Champions League-finale of een Super Bowl, en dat voor misschien een honderdste van de tv-rechten, honderd keer minder kijkers en duizend keer minder reclame-inkomsten.

Als wielrennen wil groeien, moet het eerst een stap achteruitzetten en terugkeren naar de economische realiteit. De sport zit in een doodlopende straat met enerzijds ploegen die teren op rijke geldschieters (BMC, Etixx-QuickStep, Tinkoff-Saxo, Katjoesja) en anderzijds ploegen die teren op overheidssteun (Astana, FDJ, Lotto-Soudal). In die laatste combinatie is niet Soudal het probleem, maar wel Lotto. Een Duitser die in het buitenland wint dankzij Belgen die in zijn dienst rijden; het is niet helemaal duidelijk wat de marketingstrategie daar achter is en hoe dat het Belgisch wielrennen ten goede komt. De Nationale Loterij is dan ook een baronie van willekeur als het over sportinvesteringen gaat. Maar dit geheel terzijde.

Tinkov dus, is zelf de eerste marktverstoorder. Hij wil een salary cap, maar betaalt in een armlastige sport Alberto Contador en Peter Sagan als voetballers (samen 8 miljoen euro), waardoor ook de salarissen van de andere renners navenant zijn gestegen. Dat het ook anders kan in dat kleine maar heel erg fijne wielrennen bewijst MTN-Qhubeka, dat met weinig geld mee het spektakel verzorgt, een rit won en zowaar in de breedte de tweede beste ploeg is. Dat is echte spon-soring, gekoppeld aan een goed doel en een filosofie die hoger reikt dan de gestreelde ego’s van de nieuwe rijken.

Tinkov

Column Pra Loup in De Morgen van 22 juli 2015

PRA LOUP

Vandaag zal u horen vertellen over vroeger. Bijvoorbeeld dat het exact veertig jaar geleden was dat Bernard Thévenet de gele trui afnam van Eddy Merckx en zijn hegemonie doorbrak. Dat klopt niet, want de fameuze vijftiende etappe van Nice naar Pra Loup is gereden op zondag 13 juli 1975. Eergisteren was het veertig jaar geleden dat de 62ste Tour de France eindigde en nog wel voor het eerst op de Champs Elysées en voor het eerst en het laatst met Eddy Merckx op een podium maar niet op de eerste plek.

Ik was een Merckxist en Pra Loup is een van mijn jeugdtrauma’s. De zomer van 1975 was de zomer van drie maanden vakantie, de zomer dat ik naar de universiteit zou gaan. Wij campeerden en dus was een transistorradiootje live en L’Equipe ’s anderendaags het enige contact met de realiteit van de koers. Die middag was ik naar het strand afgedaald op wolkjes. De laatste flash uit ‘la route du Tour’ op RMC luidde: “Et oui, un homme seul en tête, le belge Eddy Merckx. Parti dans la descente de l’Allos il a relayé Thévenet. Merckx vient de commencer la montée vers Pra Loup et est en train de gagner son sixième Tour de France.” Verlossende woorden die nooit meer uit mijn geheugen zijn verdwenen.

Een uur later, na weeral eens een dijk van een volleybalwedstrijd in het mulle hete zand, kreeg ik de slechte tijding. Thévenet had op Pra Loup Merckx ingehaald en ter plaatse gelaten, wat de journalist van L’Equipe een dag later de weinig vleiende woorden ontlokte: “Hij reed nog met de snelheid van een facteur.” Ik verslond die krant en gooide ze weg. De Tour was voorbij. Geen radio meer, ook geen L’Equipe. 1975 was het jaar van de val: Phnom Penh viel voor de Rode Khmer, Saigon voor de communisten en Franco zou nog vallen, zoals in doodgaan. Onze nationale held Merckx viel ook in 1975 en om eerlijk te zijn: we hadden het moeten zien aankomen maar we waren collectief blind.

U zal dus vandaag ook lezen en horen dat Merckx op Pra Loup instortte omdat hij twee dagen eerder op de Puy de Dôme een zware slag in de lever had gekregen en daar nooit was van hersteld. Dat heeft Merckx zelf altijd beweerd en waarom hem tegenspreken? Misschien omdat het niet helemaal klopt.

Als de renners van vandaag mietjes zijn vergeleken met de renners van vroeger (dat zegt de generatie van Merckx) en de renners van vandaag met gebroken wervels, sleutelbeenderen en ribben etappes uitrijden, uit de bocht vliegen tegen elektriciteitspalen en weer opstaan, dan kan een slag in de lever (als het daar al was) onmogelijk dat verwoestend effect hebben gehad. Merckx was ook niet ko of zo, hij bleef gewoon in het zadel en verloor ritme en tijd.

Het nationaal trauma van Pra Loup 1975 illustreert hoe wij naar de geschiedenis van de koers kijken: door een gekleurde bril, fel vertekend, de ene keer vergroot, de andere keer verkleind, soms een oog afgedekt. We hadden een Engelstalig boek nodig (Eddy Merckx The Cannibal, van Daniel Friebe) om een juist perspectief te krijgen. 1974 was een rampzalig jaar maar hij won wel de Giro met miniem verschil op een 20-jarige (Baronchelli) en de Tour en het WK. Oké, misschien is rampzalig dan toch niet zo’n juiste omschrijving, maar de eerste barsten waren te zien en in de Tour van 1974 werd hij op elke klim gelost door Raymond Poulidor. Zijn overwicht was vooral nog mentaal.

In 1975 reed hij dan weer een uitstekend voorjaar: Milaan-Sanremo, Ronde van Vlaanderen en Luik-Bastenaken-Luik, maar toen was het op. Hij werd ziek, zijn luitenant Joseph Bruyère brak zijn heup en in de Dauphiné eindigde hij in de koninginnenrit op elf minuten van Thévenet. In de Tour pakte hij nog het geel, kreeg dan die slag en werd er na een rustdag ongenadig af gereden.

En nu wil u vast nog wel een verklaring voor die plotse teloorgang van onze grootste kampioen, maar die heb ik niet. Laten we het hier op houden: te veel, te vaak … gekoerst, aangevallen en nog wel wat andere dingen ook.

Pra Loup

Column Blocked in De Morgen van 20 juli 2015

BLOCKED

Neen, om enkele vragen en opmerkingen voor te zijn, ik zit niet in de Tour. Niet méér, moet dat zijn, want ik was er wel en die dagen dat ik er was, had ik alweer snel door dat ik er onmogelijk kan functioneren zoals ik dat thuis gewend ben, omgeven door het road book, vijf gidsen, twee laptops, een tablet, een flatscreen en een iPhone (Apple all the way). De Tour een circus? Een circus is een stiltegebied vergeleken bij de Tour.

De laatste echte bergetappe die ik heb gevolgd, was vorig jaar in de Alpen, de klim naar Risoul meer in het bijzonder. Ik stond toen samen met Astana-dokter De Maeseneer naar een veel te klein tv’tje te kijken onder een veel te warme tent naar zijn Tour-winnaar Vincenzo Nibali. Even tevoren had ik in een ontdooide en dus ook al warme ijshockeyhal gegeten; plaatselijke bergspecialiteiten die een wedstrijdje in vetgehalte hielden. En toen dacht ik: wat is de meerwaarde dat ik hier zit/sta? Dus schrijf ik nu, zoals mij destijds ooit door Patrick Lefevere is verweten, “als een God die af en toe over het peloton nederdaalt en dan weer verdwijnt”.

Laat dit geen pleidooi zijn om alle journalisten die wel de Tour volgen meteen maar thuis te houden en zie hierin alstublieft ook geen dedain tegenover de collega’s die wel alle dagen de teambussen moeten bezoeken. Er is de laatste dagen genoeg met vuilnis gegooid: naar journalisten (incompetenten, maar niet altijd onterecht), naar Froome (pis) en naar mijn kop (cyberstront). Dat van Froome is een miljard keer erger dan die paar randdebielen die bij voorkeur anoniem stommiteiten tweeten. Dat is het soort volk van wie ik denk: je kunt die niet beletten om in hetzelfde café aan dezelfde tapkast te staan (een metafoor voor Twitter), maar wel of ze meeluisteren en al helemaal of ze tegenspreken. Van die laatsten heb ik er al genoeg thuis. Bijgevolg: al 270 keer block, de beste uitvinding sinds het wiel.

Wie waren allemaal pissed? Gert Steegmans omdat ik hem de vleesgeworden beperking van het Belgische (Vlaamse) wielrennen noemde. Ik schreef ook dat hij een groot talent was en een grote motor had en dat kun je hooguit van 5 procent van de wielrenners in dit land zeggen. Het was dus een compliment, maar Steegmans reageerde not amused. En drie fans. Ik had de vraag ook anders kunnen stellen: uit welk ‘sportland’ kan een renner komen die in vijf jaar tijd alleen Nokere Koerse heeft gewonnen en toch in Monaco woont? Alleen uit Vlaanderen.

Wie is ook een beetje pissed? De oer-Vlaamse koersliefhebber die niet wil horen dat we de krakkemikkige, verouderde wieg van het cyclisme zijn en die denkt dat hij naar een wereldsport kijkt. Na een verhelderend stuk exposé van professor Van Reeth weten we dat die koersliefhebber gemiddeld 58 jaar is en dat de belangstelling voor deze sport zienderogen vermindert. In alle landen rondom ons dalen de kijkcijfers met 10 procent of veelvouden daarvan en dat heeft meer te maken met het product wielrennen dan met doping. Zelfs in de VS, waar sinds de val van Armstrong de belangstelling nog een tiende bedraagt, is doping niet de hoofdreden, maar vooral het ontbreken van een valabele Amerikaanse podiumkandidaat.Die hebben wij al veertig jaar niet meer, maar inzake kijkgedrag en koers blijft Vlaanderen een blinde vlek, met de nadruk op blind.

Neem nu de overwinning van Greg Van Avermaet in de Tour-rit naar Rodez. Eerst dit: als er meer Van Avermaets zouden rondrijden, dan was het product koers alvast aantrekkelijker. Dus: mooi, verdiend, super. Al wat je wil, maar niet fenomenaal of episch of een reden om twee tv-zenders en een radio naar het familiefeestje sturen. Dit blijft de Tour de France: een wedstrijd om de eerste drie plekken op dat podium in Parijs. Dat gehypete groen: bijzaak. Die tussenetappes: leuk voor Greg, maar bijzaak. Sprintoverwinningen: spectaculair, maar bijzaak.

Het is het failliet van het wielrennen dat zelfs een overwinning in de Tour, in een overgangsrit die door de grote ploegen wordt weggegeven, de status krijgt van een klassieke overwinning. Uitgerekend wij, het land van klassieke renners, zouden daar tegen in moeten gaan.

Blocked

Verhaal Froomestrong en de framing in De Morgen van 18 juli 2015

Froomestrong

Natuurlijk heeft Chris Froome (30) veel weg van Lance Armstrong (43) zoals hij bergop iedereen uit de wielen rijdt, maar daarom zit hij nog niet aan de epo of het bloed. Er is voorlopig niks mis met Froome (en Team Sky). En misschien was er ook minder mis met Armstrong.

“Kijk eens hoe Froome wegrijdt van de tegenstand. Dat lijkt verdacht veel op Armstrong, nietwaar?” Dat was de teneur tijdens of na de eerste bergrit afgelopen dinsdag, toen Chris Froome alleen in het skistation La Pierre Saint-Martin arriveerde. Hij reed inderdaad hard en hij ging een rotvaart met dat kleine molentje van hem en misschien was het molentje helemaal niet zo klein, maar was de cadans dan weer erg hoog.

Anderzijds, wat had Froome dan moeten doen om weg te rijden van zijn tegenstanders? Groter en trager trappen? Zo is hij niet opgevoed. Trager gaan rijden? Dan rijd je niet weg, zo simpel is koers. Er waren niet veel andere opties voor Froome dan te doen wat Armstrong deed: op de limiet rijden, in het besef dat hij in een goede dag als enige een bepaald vermogen gedurende een bepaalde tijd kan aanhouden en zodoende een kloof kan slaan met de tegenstand. Dat die kloof uiteindelijk in de minuten liep, is niet zijn schuld, maar ligt eerder aan de tegenstand.

De redenen zijn divers. Bij Vincenzo Nibali zijn die dubbel: die heeft een Tour in 2014 gewonnen met overwicht omdat hij the best of the rest was, nadat de twee topfavorieten zich een breuk hadden gevallen. Nibali van 2014 kwam in de buurt van de waarden van Froome van 2013, maar Nibali is een gelijkmatige klimmer terwijl Froome getraind is om een paar keer ongenadig te versnellen. Bovendien waren ze bij Astana een beetje ziek en zuchtig. Een virusje, hoe klein ook, kan procenten verschil maken.

Nairo Quintana? Is te veel natuurtalent en traint wellicht te weinig gestructureerd, daar in Colombia. Alberto Contador dan? Wat een grote opluchting dat in deze tijden van geïntensifieerde bloedcontroles twee grote rondes niet meer te combineren zijn. Contador kwam tegemoet aan de eisen van zijn gekke geldschieter Oleg Tinkov om ze allebei te rijden en betaalt daar nu de rekening voor.

De rest? De Fransen Romain Bardet, Jean-Christophe Péraud en Thibaut Pinot komen zwakker voor de dag dan vorig jaar, maar dat heeft dan weer te maken met het niveautje extra dat er door Froome en co. is bijgekomen en vooral diens mentale overwicht dat bij de tegenstand de benen afsnijdt.

‘No stone unturned’

Team Sky begon in 2010. Geen onbelangrijke datum, want het laatste jaar van Lance Armstrong die toen al niet meer onbesproken was, maar tegen wie nog geen aanklacht liep. Sky was gericht op een plaats verwerven in het wielrennen in het al-gemeen, maar 2011 ging de mist in omdat grote motor Bradley Wiggins aan de rol ging in de winter en niet meer in vorm geraakte.

In 2009 al hadden ze Tim Kerrison vanuit Australië gehaald. Een inspanningsfysioloog gepokt en gemazeld in het zwemmen, die als opdracht kreeg om de wielerwedstrijden op fysiologisch vlak te ontleden. Met andere woorden: hoe, waar en wanneer worden koersen gewonnen en wat is daar allemaal voor nodig?

Leave no stone unturned, was de opdracht. Met andere woorden: sloop alle heilige huisjes van de koers en kijk of ze het predicaat heilig wel verdienen. Een ex-renner die bij de studieronde was betrokken, is formeel: “Niet recente Tour- winnaars als Cadel Evans of Carlos Sastre waren de norm. Het was duidelijk dat je de Tour alleen kon winnen als je hard bergop kon rijden en daar bovenop een extra versnelling kon plaatsen. Een mix van Alberto Contador en Lance Armstrong zou ideaal zijn, heb ik weleens gehoord. Maar wel clean.”

Armstrong als maat der dingen, daar waren geen hogere studies voor nodig. En uiteraard kwam ook het aspect doping aan bod, waarop Tim Kerrison zou hebben gezworen dat hij met gerichte training kon bereiken wat anderen deels uit doping hadden gehaald. Twee jaar later was hij klaar met zijn ontleding, maar het seizoen van Sky ging de mist in, mede door Wiggins’ labiele gedrag. Door het oude wielrennen werd hard gelachen om zoveel naïviteit: “Jaguars en mooie bussen hebben ze al, nu nog koersen winnen.”

Ze hebben die eerste jaren wel veel geleerd bij Sky. In de klassiekers loonde hun aanpak ook, maar was vorm van de dag, parcourskennis, tactiek en vooral geluk al even belangrijk als wat onder de motorkap zat. De opgevoerde grote motoren waar zij aan bouwden, zouden pas in de (veel eerlijkere) rittenwedstrijden echt het verschil kunnen maken.

In 2012 won Sky de Tour met Bradley Wiggins, die een jaar als een pater had geleefd. Maar het was Kerrison die op basis van de vermogenswaarden van de winnaar en zijn luitenant Chris Froome naar de ploegleiding stapte en meldde dat Froome meer een garantie was op succes dan de winnende kopman zelf. Dat wisten ook Froome en zijn vrouw, waarop die nog in de Tour begon te tweeten dat haar vent bergop veel beter was dan zijn kopman, iets wat Froome ook een paar keer duidelijk had willen aantonen.

Copy-paste Armstrong

Het verschil was te groot om te negeren en Froome luisterde beter. Hij zou de editie 2012 winnen. Voor Tim Kerrison – inmiddels Head of Performance Support – paste de witte Keniaan, die Brit was geworden, beter bij de uiteindelijke doelstelling van zijn trainingen: hard rijden net onder de anaerobe drempel (waar je een inspanning 45 minuten tot een uur kunt volhouden) en bovenop die inspanning enkele zogeheten power bursts of spiked efforts (opgedreven inspanningen) plaatsen om de tegenstand op achterstand te rijden.

Daarmee kopieerde Froome eigenlijk Armstrong, want die deed dat al sinds 1999, maar dan op aanraden van Johan Bruyneel en met de hulp van epo, dat toen door meer dan 90 procent van het peloton werd gebruikt. Later werden Armstrongs prestaties afgedaan als medisch- chemische experimenten, werd zijn palmares uitgewist en het kind met het badwater weggegooid.

Maar niet door Team Sky. De gerichte trainingen van Armstrong onder supervisie van dokter-trainer Michele Ferrari op de flanken van de Teide op Tenerife en evengoed op de Col de la Madone aan de Azurenkust, zijn gecopy-pastet door Team Sky en die waren zo eerlijk daar ook voor uit te komen. Zelfs de hoge trapfrequentie van Armstrong namen ze over. Ook die techniek was evengoed het resultaat van gerichte training, maar omdat je veel zuurstof nodig hebt om dat vol te houden, werd dat later simpelweg gereduceerd tot een bijproduct van epogebruik.

Zoals Richie Porte en vooral Geraint Thomas van de week de zaak gesloten hielden, dat was US Postal revisited. Wie Thomas daardoor verdacht vindt, hoort wel te weten dat deze jongen in zijn tijd als achtervolger al 700 watt kon leveren en niet één keer, maar verschillende keren in vier minuten.

Thomas wordt nu weggezet als het winnaartje van de E3 Harelbeke dat ineens ook bergop met de besten meerijdt. Hij klom donderdag amper één seconde trager dan Armstrong op Plateau de Beille. Verdacht? Thomas reed de zeventiende tijd ooit, twee minuten trager dan Marco Pantani en dat in lichte regen en maar 15 graden, bij ideaal weer en nieuw asfalt.

Nog steeds verdacht? Misschien even verder kijken op zijn palmares. De man heeft twee keer olympisch goud gewonnen, in dé discipline van de grote motoren. Thomas is de nieuwe Wiggins en misschien zelfs een combinatie van Wiggins en Froome.

Vermogen leveren, daar draait het om. En krijg je het gewicht naar beneden zonder aan vermogen in te boeten, dan zul je ook snel bergop rijden. Dat is wat Chris Froome nog veel beter kan dan Lance Armstrong of Alberto Contador. Froome kan elke klim aan een gemiddelde van rond de 400 watt afwerken en daarmee is hij geen uitzondering. Wat hij supergoed kan en anderen minder, zijn tussentijdse inspanningen leveren van 600 watt en meer. Je krijgt ook de indruk dat hij er meer aankan dan vroeger en dat ze ook iets langer mogen duren, met als bewijs hoe hij wegreed afgelopen dinsdag naar La Pierre Saint-Martin.

Je zou dat – de traditie van het wielrennen indachtig – meteen kunnen linken aan doping, maar zou het niet kunnen dat training de oorzaak is? Kerrison liet daarover in The Guardian ooit optekenen dat hun training in de bergen vooral gericht is op korte inspanningen om een kloof te slaan, waarna een fase volgt waarin die kloof wordt verdedigd en tegelijk wordt gerecupereerd. “We moeten van 350 naar 650 watt kunnen en dat hoeft niet meer dan een tiental seconden te duren, genoeg om de tegenstander los te gooien. Vervolgens moet Chris terug naar 350 à 400 watt, anders bouwt hij boven zijn anaerobe drempel te veel lactaat (melkzuur, HVDW) op. Onze training is gebaseerd op het weg- werken van dat lactaat bij hoge vermogens.”

Nog een verschil met Armstrong en Contador, die een meer natuurlijke klimmer lijkt, is het blijven zitten in het zadel. Ook daarover is nagedacht. Kerrison: “Ook tegen 20 kilometer per uur is er zittend minder luchtweerstand dan staand. Je vermogen gebruik je dus efficiënter, vandaar dat wij trainen op aanvallen vanuit het zadel.”

De hoge cadans is ook geen toeval. Eén keer per week traint de ploeg op zeer hoge trapfrequentie, maar dat Froome 110 à 120 omwentelingen per minuut draait, zou niet afgesproken zijn. Ook dat is niet uitzonderlijk; Thomas is dat alvast gewend van op de wielerbaan.

Dopingzondaar

Froome wordt geframed als dopingzondaar, klaagt Sky. Dat klopt en het is bepaald oneerlijk zoals het spel wordt gespeeld. Neem nu de Franse trainer Antoine Vayer. Die heeft op eigen houtje bepaald dat vanaf een vermogen van 6 watt per kilogram lichaamsgewicht alles verdacht is.

Ander wetenschappers, met meer kilo-meters en publicaties, zijn het daar manifest mee oneens. Vayer ging deze week verder met onschuldige burgers en journalisten op het verkeerde been te zetten door te beweren dat Froome op de Spaanse klim Peña Cabarga ooit 470 watt had gehaald en dus een mutant (zijn terminologie voor dopeurs) was.

Hij vergat daarbij wel te vertellen dat de (steile) klim geen 6 kilometer lang is en als eindklim door een specifiek getrainde renner en perfect af-gestelde motor als Froome voor een groot deel in verzuring kan worden opgereden. Daarom worden klimmen onder de twintig minuten doorgaans zelfs door de pseudowetenschappers niet in aanmerking genomen, omwille van niet relevant. Voor het hogere doel – iemand in diskrediet brengen – worden hier appelen met peren vergeleken.

Als uitsmijter een blokje wetenschap dat u toch even moet doorworstelen. De transformatie van Chris Froome van een fysiologisch talent, die in zijn jeugd op grote hoogte leefde, tot een fysiologisch buitenbeentje past nog steeds binnen de grenzen van het menselijke, waarvan overigens niemand weet waar die liggen. Als het klopt dat hij in 2007 een maximale zuurstofopname had van 85, dan kunnen we nu op onze beide oren slapen. In 2007 woog Froome nog in de buurt van 80 kilogram. Vandaag is dat 66 of 67 kilogram, wie zal het zeggen, maar alvast te weinig om mooi en aanvaardbaar te zijn (zie column).

De waarde VO2max wordt uitgedrukt in milli-liter zuurstof die een lichaam per minuut en – nu komt het – per kilogram lichaamsgewicht kan opnemen. Vayer heeft berekend dat Froome ruim boven de 90 VO2max zou uitkomen en dus is hij gedopeerd. Ten eerste scoren sommige mensen hoger dan 90. Ten tweede: wat is die ‘berekening’ waard? Zijn eindresultaat is afgeleid uit de snelheid waarmee Froome klimt. Dat zet hij om naar watt voor een gestandaardiseerde renner van 70 kilogram en vervolgens naar watt per kilo voor Froome, om daaruit een VO2max te berekenen.

Een mooi rekenmodel, maar met flink wat foutenmarges en ook nog eens twee variabelen in het spel: de efficiëntie (hoeveel zuurstof echt in het bloed komt; tussen 23 en 25 procent) en aan hoeveel procent van zijn VO2max (tussen 80 en 90 procent) kan de atleet een langere prestatie volhouden zonder te verzuren?

Dat levert voor een verdachte 6,4 watt per kilo uiterste VO2max-waarden op tussen maximaal 98 (onwaarschijnlijk hoog) en minimaal 80 (onwaarschijnlijk laag). De berekeningen en schattingen op zich zijn geen pseudowetenschap, wel de conclusies op basis van één prestatie en één getal, en zoals altijd ligt de waarheid ergens in het midden en weten we niet precies waar. Best mogelijk dat Froome hightech gedopeerd is, maar nog meer dat hij zuiver is. Het hangt af van de lezer en de kijker wie en wat hij wil geloven.

201507181208290-54298100-1437214109-web

Column Belletjes en Gelletjes in De Morgen van 18 juli 2015

Belletje-gelletje

Op 9 mei heb ik bij de start van de Giro een verhaal gepubliceerd over het vermeende ketonen-gebruik door de Britse topatleten en dus ook Sky, met name Chris Froome. Er waren geruchten in het peloton, er was een bron en meer dan één, en ik had mailverkeer met de professor van Oxford die het overigens volkomen legale voedingssupplement had ontwikkeld. Ik liet in het midden of het effectief werd gebruikt en zelfs of het effectief werkte, al waren wetenschappers meteen mee.

Een paar dagen later publiceerde ik dat verhaal op mijn WordPress-site. Ik kreeg die week 5.723 bezichtigingen, waarvan 3.116 uit Nederland. Op 15 juli, een dag na de Sky-demonstratie in de eerste Pyreneeën-rit, had ik ineens 6.600 bezichtigingen, waarvan het merendeel voor dat ketonenverhaal dat inmiddels twee maanden oud was. 3.907 uit België – altijd een beetje trager, mijn landgenoten – en de rest van een beetje overal. Een dag later: 8.807 bezichtigingen, waarvan 7.726 voor het ketonenverhaal, 4.425 uit Nederland, nog eens 3.000 Belgen en al 400 uit het VK. Ik dacht: nu mag het ophouden, dit verhaal had ik misschien beter niet geschreven en toen ben ik het nog eens gaan herlezen.

Sorry, maar er is niks mis mee, behalve misschien dat ik onrespectvol ben over hoe Froome eruitziet. Body shaming? Dan moet het maar. Als de big bang of body types in de sport bestaat en we over afzienbare tijd met één kennersoog een atleet aan een sport zullen kunnen toewijzen, zoek dan naar copycats van concentratiekampbewoners en je hebt het Tour-podium.

De helft van dat ketonen- verhaal ging ook over dat steeds lichter, steeds magerder en wat de gevaren dan wel waren: osteoporose en bij het minste een breuk. Ik legde de link met corticosteroïden. Ik had – maar deed dat niet – ook de link kunnen leggen met Cytomel, dat massaal wordt voorgeschreven in de Angelsaksische sport. De reden? Zware training kan leiden tot een minder goed functionerende schildklier, wat dan weer tot gewichtstoename kan leiden. De echte reden? Als je het goed gebruikt, krijgt je metabolisme een zwengel en val je ervan af. En neen, het product staat niet op de lijst, maar wordt zo frequent gebruikt en dus misbruikt dat het er snel zou moeten opkomen.

Op de volgende pagina in deze krant staat een verhaal dat Froome wil vrijpleiten van insinuaties en loze beschuldigingen. Ernstige beschuldigingen moeten worden gestaafd met ernstige feiten, zei een collega van Froome ooit. Dat was Lance Armstrong. Froome speelt het slimmer: hij schakelt trainer Paul Van Den Bosch in als zijn Belgische spokesman om te ontkennen dat hij ketonen gebruikt. (Niet vergeten te factureren, Paul.)

Misschien gebruikt Froome geen ketonen, misschien wel. Misschien weet hij het niet eens, misschien liegt hij. Ik weet wel dat ze bij Team Sky er alles aan doen om procentjes te winnen en als ketonen daar ooit hebben ingepast, dan zullen ze die wel hebben geprobeerd. Terecht. Dat treintje bergop is US Postal maar nog beter. Dat is al een procentje. Froome met zijn ovalen tandwiel, weer een paar procentjes. Hier een procent, daar een paar procenten, het telt op en je hebt zo 5 procent gewonnen op de rest. Of de extra marge die epo ooit gaf.

En dan is er nog dat gewicht. Wetenschappelijk te verklaren, maar zo vreselijk om zien, al hebben wij in het Westen wel een te hoge tolerantie voor vetzucht. Froome komt uit Oost-Afrika, waar de meeste top- atleten (m/v) vel over been zijn en om ter hardst lopen.

Wat onderbelicht blijft bij Sky, is hun voedingsplan en dat is echt revolutionair. Zij eten niet voor de lol, zij eten niet om te leven, zij eten om te rijden. Ze gooien de tank juist genoeg vol om een bepaalde prestatie te leveren. Gedaan met die copieuze ontbijten waar het oude wielrennen een patent op heeft. Geen dessertje na een goede rit. Champagne na ritwinst? Ik betwijfel het. Geen energie verspeeld, geen eten. Wie op kop moet rijden of heeft gereden, mag eten. De hond van Pavlov kreeg een belletje, de wielrenner van Sky een gelletje.

Belletje-gelletje

Column over Steegmans in De Morgen van 17 juli 2015

STEEGMANS

Het Belgische nieuws van de dag, gisteren dan toch, was het stoppen van Gert Steegmans. 34 jaar, dus min of meer in de late fleur van zijn koersleven, houdt deze mini-Boonen het voor bekeken. Kan het Belgischer? Gert Steegmans heeft het management van Trek Factory Racing gevraagd om van zijn contractuele verplichtingen te worden ontheven. In mensentaal: ik moet niet meer koersen voor jullie en jullie moeten mij niet meer betalen en ik beloof dat ik stop met koersen.

Steegmans heeft dit jaar pech gehad. Vallen in Gent-Wevelgem, vallen in de Driedaagse De Panne en vallen in Parijs-Roubaix. Allemaal zonder veel erg, want hooguit een weekje zonder de fiets, maar toch genoeg om deze hele aardige jongen te doen besluiten: ik zet er hic et nunc een punt achter.

Kijk, niemand valt voor zijn plezier en vallen hoort niet bij wielrennen, maar als je profes-sioneel met een fiets rijdt, zul je weleens vallen. En zal je ook eens geblesseerd geraken, vooral als je jaren aan een stuk je lichamelijk huiswerk niet hebt gemaakt en je basis gaandeweg hebt verwaarloosd, zoals van Steegmans wel eens wordt beweerd. Dat hij het seizoen waarin hij er de brui aan gaf, moest starten met een gebroken teen en dat uitgerekend deze bagatel hem de benen afsneed, dat zijn we niet gewend van de bonken van wielrenners.

In de ploeg bij Gert Steegmans rijdt een exact even oude renner die luistert naar de naam Fabian Cancellara. Hadden we van hem het bericht gekregen dat hij na twee opeenvolgende breuken in de ruggenwervels en nog wat eerdere schouder- en andere breuken het voor bekeken had gehouden, dat hadden we nog begrepen, maar Steegmans?

Gert Steegmans was een groot talent, maar heeft het nooit waargemaakt. Hij was in de jeugdreeksen de evenknie van Tom Boonen, maar die heeft het geluk gehad dat hij net dat ietsje meer grinta heeft meegekregen en dat hij soms ook de juiste man op de juiste plaats was. Ook dat is geluk, maar dat is vooral geluk dat je afdwingt.

“De sport heeft mij veel gegeven”, zegt Steegmans, “en ik beschouw mijzelf als een gelukkig man dat ik al die levenservaring heb kunnen opdoen. Ik heb veel plezier gehad onderweg en heel veel leuke mensen ontmoet.” Dat zal allemaal wel, maar Steegmans bewijst daar alleen mee dat hij het prototype is van de Vlaamse wielrenner.

Groot worden in koersen rond de kerktoren en denken dat je het mannetje bent. Moeilijk om dat niet te geloven als iedereen rond jou dat roept en je al op jonge leeftijd een mooi contract mag tekenen in een Belgische ploeg: eerst bij de Nationale Loterij-ploegen en vervolgens onder dak bij Patrick Lefevere, waarna hij eventjes van het buitenland ging proeven (Katjoesja en RadioShack), weer werd binnengehaald door Lefevere en dan nog eens naar Trek Factory Racing ging.

Steegmans stopt en moet – als hij een beetje slim is geweest en met zijn slimheid lijkt weinig mis – niet te hard meer werken en dat is vreemd voor iemand die ooit twee Tour-ritten won en eens derde werd in Parijs-Tours. En oh ja, ook Nokere-Koerse in 2011, zijn laatste overwinning.

Gert Steegmans – en dat is niet zijn schuld – is als wielrenner verkeerd opgevoed. Was hij een Australiër of Engelsman geweest, ze hadden hem op jonge leeftijd naar het baanwielrennen gestuurd om zijn grote motor te ontwikkelen. Rond Steegmans, Boonen, Gilbert – een vierde, vijfde en zesde hardrijder hadden ze ook wel gevonden – zou een achtervolgingsploeg zijn gebouwd waarmee dit land voor olympisch goud had kunnen gaan. In dat geval had Steegmans in een gecontroleerde omgeving geleerd wat trainen en leven voor de topsport is. Hij had niet de dikke pré gehad die hij nu op jonge leeftijd kreeg, maar hij had later zijn schade kunnen inhalen.

Steegmans is de vleesgeworden beperking van het Vlaamse wielrennen, met zijn talenten die veel te vroeg als talent worden gebrandmerkt, niet worden ontwikkeld overeenkomstig hun capaciteiten, veel te lang teren op resultaten behaald in het verleden en vervolgens te vroeg worden afgeschreven, als ze er zelf niet de stekker uittrekken.

Column over Fransen in De Morgen van 16 juli 2015

FRANSEN

Eerst even dit. Waarom die Chris Froome wel moet worden geloofd, daar wil ik het in een analyse dit weekend over hebben, maar ik krijg al dat materiaal niet verwerkt in een paar uur zoals enkele collega’s proberen. Bovendien wil ik een beetje recul: even aankijken hoe die andere bergetappes verlopen en in het bijzonder de rit van vandaag naar Plateau de Beille, waar al veel giganten hebben gewonnen.

Het spijt mij zeer voor de hitsigen onder u, zoals het mij ook spijt dat die arme Chris Froome mij heeft geblockt op Twitter. Ik was mij daar aanvankelijk niet van bewust. Niet dat je iets mist als enkele tweets niet door-komen, want alles van belang wordt toch geretweet. Maar toen ik hoorde dat Karl Vannieuwkerke heel even was geblockt, werd ik prompt jaloers. Nergens voor nodig: ik ben al langer dan Vannieuwkerke geblockt en ik denk dat ik weet waarom. Zou het dat ketonenverhaal zijn geweest? De plastische omschrijving in dat verhaal van Froome als geraamte op twee wielen? Of nog: zet hem op een boot op de Middellandse Zee en we geven hem asiel om humanitaire redenen.

En nu vraag ik mij af wie bij Sky mijn stekkertje heeft uitgetrokken? Toch niet die alleraardigste Servais Knaven, de enige Nederlandstalige in de teamleiding. Ik heb die Knaven weleens geïnterviewd in mijn Nederlandse periode, toen hij in Roubaix had gewonnen. Ik was niet ondersteboven van die man zijn teksten, zodat ik mij nu afvraag of hij wel de dubbele lading en de ironie wist te herkennen. Frankly Froome and co., I don’t give a fuck. Maar weet dit: ik geloof jullie wel. Dit in tegenstelling tot de Fransen. Zou er één sport zijn waar nationalistischer wordt gereageerd op buitenlandse successen dan in het wielrennen met de Fransen? Die analyseren niks: Fransen zien iemand hard bergop rijden, en als het geen Fransman is, roepen ze met zijn allen: verdacht!

Ik heb een stukje gehoord op RMC – op aanraden van Michel Wuyts – van het Tour-praatprogramma van Le Best-Of du Tour de France met onder meer Cyrille Guimard en Luc Leblanc. Guimard haatte ik als renner omdat hij Eddy Merckx het vuur aan de schenen probeerde te leggen en ik heb nooit luider gejuicht dan toen ik in de zomer van 1972 hoorde dat hij met knieproblemen uit de Tour moest stappen. Te veel spiermassa voor zijn pezen, werd toen gefluisterd, te wijten aan anabolica. Dat weet ik niet, maar toen al werd van alles gefluisterd.

Guimard is daar nooit van hersteld, is ook ongeveer de enige ex-collega in de wereld die Eddy Merckx niet moet, precies omdat hij altijd van Merckx verloor. Een andere reden is er niet. Hij komt daar ook openlijk voor uit, maar hij is tegelijk de oorzaak dat Merckx destijds in Frankrijk na vier Tour-overwinningen als de baarlijke duivel werd aanzien. Kortom: Guimard was een halve xenofoob en is dat gebleven.

Hij riep eergisteren op RMC, Frankrijks best beluisterde zender na France Inter, dat zich van alles in de campers van Sky zou af- spelen dat het daglicht niet mocht zien. Dat L’Equipe een dagje in die campers heeft rond-gelopen en alle lades en bergruimtes mocht opentrekken, en daar ook over heeft bericht, deed er even niet toe. Zoals het hem ook niet stoorde toen Luc Leblanc het van die koppige domheid op de heupen kreeg en vroeg of hij ook zo zou praten als de Fransen op nummer één zouden staan in de Tour.

Alleen, de Fransen staan niet op nummer één. Mogen, neen moeten we ons dan de vraag niet stellen waarom Romain Bardet, Thibaut Pinot en Jean-Christophe Péraud, die vorig jaar zelfs tweede werd, dit jaar nergens te bespeuren zijn? Zoals ook waarom Tony Gallopin in Belgische loondienst beter presteert dan in Franse. En Warren Barguil beter in Nederlands-Duitse dienst. Misschien kunnen de Fransen geen talent ontwikkelen. Of misschien zijn die super-Fransen van vorig jaar beter gecontroleerd, zijn de duimschroeven aangehaald, zijn de lijntjes in het bloedpaspoort dichter bij elkaar getrokken. Hoe die Fransen geen deuk in een pakje boter meer rijden, dat is meer verdacht dan Froome die de Tour van 2013 nog eens naspeelt.

Fransen column