Hoe laf lef werd
Misschien staan de Rode Duivels morgen, na de match tegen Wales, derde op de FIFA-ranglijst. Zo hoog reiken de nationale jeugdploegen nog niet. Toch zegt iedereen dat de talentfabriek België het nieuwe Nederland is, of nog beter. Maar: ‘Pas vooral op voor die perceptie.’ Winnen we de komende drie WK’s dan toch niet?
Zo bijzonder waren de grote Rode Duivels niet tegen IJsland afgelopen woensdag. Daar moet wat bij, morgen tegen Wales. Laat ze eens een voorbeeld nemen aan de U15 (jonger dan 15). Die hielden Nederland – het opleidingsland cum laude – op 2-2 afgelopen dinsdag. Ze hadden het betere van het spel, het meeste balbezit en ze hadden kunnen winnen, als ze tenminste hadden gespeeld om te winnen.
Of nog beter: de Belgische beloften die hun Spaanse collega’s opaten met 1-4, met goals van Kabasele, Tielemans, Kazembe en Raman. Spanje alstublieft, hét land dat bij de vertegenwoordigende jongerenelftallen altijd om de prijzen speelt, werd in eigen huis niet minder dan vernederd.
Wat is dat toch met ons voetbal? Wat hebben wij ineens in ons drinkwater dat ons doet voetballen als een mix van Duitsland, Nederland, Spanje en een snuifje Brazilië, althans in onze perceptie. “Pas vooral op voor die perceptie”, waarschuwt Gert Verheyen, coach van de U19. “Een A-team dat goed presteert, straalt af op elke jeugdinternational die dan ineens een wereldtalent moet zijn, terwijl dat in werkelijkheid misschien niet zo is. We hebben nu een fantastische generatie, vooral gevoed uit één superjaar. Niks zegt ons dat we dit kunnen volhouden. Maar we doen wel hard ons best.”
Een analyse van de Rode Duivelsselectie van het WK in Brazilië leert dat behalve outcast Daniël Van Buyten (36) de kern als volgt was verdeeld: 29 jaar (1), 28 jaar (4), 27 jaar (2), 26 jaar (6), 25 jaar (2), 24 jaar (1), 23 jaar (2), 22 jaar (2), 21 jaar (1), 19 jaar (2). Het ene superjaar waar Verheyen naar verwijst, noemt men in het bondsgebouw de 87’ers.
Bob Browaeys is daar verantwoordelijk voor de opleiding namens de Vlaamse tak van de Koninklijke Belgische voetbalbond (KBVB), en is zelf bondscoach van de U17. Hij kwam in 1999 in dienst van de voetbalbond en is bezeten van opleiding. Ook die wonderboys van 1987 had hij onder zijn hoede. “De beste generatie ooit: Moussa Dembélé, Steven Defour, Dries Mertens, Kevin Mirallas, Anthony Vanden Borre, Jonathan Legear, Jan Vertonghen, en Marouane Fellaini die we hebben opgepikt in de Henegouwse selectie. Alleen Legear zijn we nu kwijtgespeeld, hoewel hij nog speelde in die spectaculaire 4-4 tegen Oostenrijk een paar jaar geleden.”
Buurlanden
“De generatie die het dichtst in de buurt komt inzake talent, zijn de 96’ers met Charly Musonda, Zakaria Bakkali, Mathias Bossaerts, Siebe Schrijvers en Andreas Pereira. Die laatste heeft nu wel voor Brazilië gespeeld. Maar je hoeft niet elk jaar vijf, zes talenten te laten doorstromen, want die komen toch in de wachtkamer terecht: één à twee zou mooi zijn.”
Het succes van het Belgische model heeft drie pijlers: alles begon met een verbeterde opleiding, vervolgens kwam de doorbraak van de niet-Belgische voetballer, en ten slotte zagen ook de clubs dat een investering in talentontwikkeling zich cash terugbetaalde.
De Belgische voetbalrevolte begon in 1999 met een initiatief van Michel Sablon, de toenmalige technisch directeur van de KBVB, die jeugdwedstrijden liet monitoren in een universitair project. Daaruit bleek dat de minder ontwikkelde spelers per wedstrijd soms maar twee keer aan de bal kwamen. Het roer moest om: minder spelers, kleinere veldjes. Vervolgens kwam het EK 2000, georganiseerd in België en Nederland, maar een sof op sportief vlak voor de Rode Duivels. Financieel was het wel een meevaller en Sablon legde zijn handen op een groot deel van het geld.
De acties van Sablon staan Browaeys nog bij. “Enerzijds had je dus die focus op het spel, op de één tegen één, het duel, de dribbel, scoren. Dat was ingaan tegen het klassieke Belgische voetbal dat eigenlijk focuste op passing en countervoetbal met sterke, slimme spelers, en hooguit twee man per ploeg die technisch erg sterk waren.
“Tegelijk zorgde Michel Sablon ervoor dat met het geld van Euro 2000 tweeduizend gratis cursussen trainer C werden gegeven. Dat was initiatieniveau, de basis, maar uit die groep zijn mensen naar de hogere traineropleidingen doorgestroomd. Enkele jaren later kwam DoublePass bij ons met hun kwaliteitsmodel voor jeugdopleiding. Dat heeft de clubs voortdurend aangezet tot verbeteren.”
De bond vond niet bepaald het wiel opnieuw uit. Ze waren gaan kijken in de buurlanden en combineerden voor hun kwaliteitsinjectie het beste van de Zeistervisie van Nederland en de centres de formation van Frankrijk. Browaeys wil die ommekeer niet als reden zien voor het succes in 2008 op de Spelen (vierde) en de kwartfinale in Brazilië van afgelopen zomer. Maar toch een beetje.
“We hebben die grote generatie in onze jeugdploegen gehad. Straatvoetbal is de basis, en de meeste van die gasten kwamen van de pleintjes. Als ze hebben leren voetballen met lef, dan was dat ook door de 4-3-3 die wij hen oplegden, met opbouw van achteren uit en druk zetten op de tegenstand, wat zelfs teruggaat op het Ajax en Barcelona van Michels en Cruijff.”
De finaliteit van de opleiding zoals de voetbalbond die voorstaat, is niet winnen, maar het niveau van de A-ploeg. Wie goed is, mag sneller doorstromen. “Wij zoeken voor al onze talenten de krachtigste leeromgeving.”
Zo miste de U19 vorig jaar het EK omdat Youri Tielemans al was doorgeschoven en Divock Origi mee moest naar Brazilië. “Als Christian Benteke zich niet blesseert, speelt de U19 de eindronde van het EK, jawel, maar dat is onze eerste zorg niet. De opleiding is dat wel.” Met de resultaten van de jonge Duivels vul je geen vitrinekast. De jongerenselectie en de beloften hebben in de laatste twintig jaar aan twee WK-eindrondes deelgenomen. De generatie-1987 haalde in 2007 de halve finale van het EK U21 en werd in 2008 vierde in Peking op de Olympische Spelen. “Dat is het ongeveer, maar daar zitten wij niet mee. Nederland won twee keer op rij het EK U17, maar ze hebben geen betere jeugd.”
Glazen plafond
Het spelertje met een donkere huidskleur en de on-Belgische naam is al lang geen uitzondering meer. Bij Club Brugge en KRC Genk zitten ze aan een kwart nieuwe Belgen. Bij Anderlecht en Standard aan meer dan de helft. De selectie voor Rio telde meer nieuwe Belgen en migrantenkinderen dan oer-Belgen. Anderlecht heeft ook een jeugdtrainer met Afrikaanse roots. Serge Tshimanga was prof in de jaren 90, vooral in de lagere reeksen, en begon zelf als jeugdspeler bij Anderlecht.
“Ik was een uitzondering. Alle zwarten op Anderlecht – ik denk dat we met drie waren – kenden elkaar en zochten elkaar ook op. Nu zijn de zogezegde nieuwe Belgen in de meerderheid, maar het verschil is precies dat zij zich ook Belg voelen. Wij niet.”
Er was wel degelijk een glazen plafond waar de allochtone voetballer van de tweede generatie doorheen moest. België was meer Spanje dan Nederland, zegt Tshimanga. “Daar moeten we niet moeilijk over doen. België was nogal conservatief in het aanvaarden van een andere huidskleur. Dat vertaalde zich ook in het voetbal. Toen Dimitri Mbuyu de eerste voetballer met Afrikaans roots in de nationale ploeg werd, stonden de kranten vol. De Nederlanders hadden al veel langer Surinamers of Molukkers in hun selecties en keken daar niet meer van op.
“Omgekeerd zijn ook de nieuwe Belgen en hun families het voetbal anders gaan bekijken. Mijn generatie vond voetbal geen manier om sociale promotie te maken: studeren en hard werken kwam eerst. Deze generatie kinderen, en vooral hun ouders, aanvaardt wel dat alles op voetbal wordt gezet, ook omdat in die opleiding de school niet wordt verwaarloosd.”
Johan Boskamp is volgens Bob Browaeys de enige van alle trainers met een Pro Licence die consequent de voetbalvelden afspeurt op zoek naar jeugd, en dat uit belangeloze interesse. Boskamp is lyrisch over de jeugd die België nu al tien jaar produceert en is idolaat van de 96’ers. “Wat er aan komt, is in potentie nog beter dan wat er nu speelt. In potentie, dus ze moeten nog stappen zetten.” Hij wijst op het milieu waar de jeugd uit wordt gerekruteerd en verwijst onbewust naar fysiek-genetische en sociale redenen.
“Allochtone kinderen zijn veel vaker opgegroeid als straatvoetballer. Ze hebben een handigheid verworven die onze Belgjes in hun tuintjes niet verwerven. Komt daarbij dat Afrikaanse kinderen vroeger rijp zijn en fysiek vaak sterker. Als je dat talent kunt begeleiden, heb je goud in handen. Ga maar eens kijken naar de U13 en U14 van Anderlecht, je zult zien wat ik bedoel.”
Ook de clubs zien er tegenwoordig brood in. Alle eersteklassers hebben het nu wel door. Een goed opleidingsmodel verdient zichzelf op termijn terug. Anderlecht, Standard en Genk hebben state-of-the-artjeugdcentra, de rest werkt er hard aan. Boskamp: “Die had je twintig jaar geleden niet. Een vader die nu op Neerpede bij Anderlecht wordt uitgenodigd, die is behoorlijk onder de indruk. Mag die kleine van mij hier voetballen? En nog eens naar school gaan? Nou mooi.”
Naast de schoenen
Maar alles kan beter. De Belgische voetballer staat tegenwoordig voor technisch sterk, verdedigen én aanvallen, hoge pressie, acties maken, oplossingen zoeken, creatief speels en veel lef. En toch. Browaeys: “We moeten ook kijken naar de profielen. Wij leiden geen flankverdedigers meer op omdat de clubs nog te graag winnen en hun grootste talenten centraal opstellen.”
Aan het succes van de Rode Duivels zelf zit ook een schaduwzijde: jonge internationals die naast hun schoenen gaan lopen.
Dat begint bij de aandacht die ze krijgen van makelaars, en vervolgens van buitenlandse topclubs die per twintig geïmporteerde jeugdspelers er ongeveer één overhouden voor het eerste elftal. Onze expatvoetballertjes zijn niet immuun voor sterallures, en hun ouders nog minder. Gert Verheyen vertelde dat hij altijd een hand kreeg van Charly Musonda sr., tot hij de zoon Charly een keer had vervangen. “Pa en ik kennen elkaar al lang. Het was een tactische wissel, perfect uit te leggen, maar sindsdien krijg ik geen hand meer.”
Jonge voetballers leven snel in een bubbel, jonge expats al helemaal. David Henen, het jeugdproduct van Anderlecht dat door Monaco werd weggehaald, is inmiddels eigendom van Olympiakos en is door die club dan weer uitgeleend aan Everton. Gert Verheyen: “Het kan zijn dat dit goed komt, maar ideaal is het niet. Toen Jari Vandeputte van Gent mijn advies vroeg over Roeselare, vond ik dat een goede zaak. Hij speelt en zijn ontwikkeling is navenant. Je kunt in België even goed, of zelfs beter je talent ontwikkelen dan in het buitenland.”
De feiten lijken hem gelijk te geven. Belgische jeugdspelers die naar de Premier League vertrekken is een relatief nieuw fenomeen, maar voorlopig is Adnan Januzaj bij Manchester United de enige die het eerste elftal haalde.
Voor Gert Verheyen mag onze opleiding nog iets meer zijn. De basisopleiding op technisch vlak vindt hij prima. “Tactisch is het soms minder. Sommige jongens hebben de klassieke Hollandse 4-3-3 gespeeld met buitenspelers die niet van hun zijlijn wijken, maar die spelen dan hun eigen wedstrijdje: man dribbelen, actie maken. Inzake gestalte en power kan het ook beter. Ik heb met mijn U19 altijd onder gelegen, en als ik een opwarming zou geven zoals de Duitsers, dan hebben die van mij al een halve wedstrijd in de benen. Nog harder werken, is mijn boodschap, en vaak beginnen ze er maar aan als ze in het buitenland iedereen rond hen ook ineens alles op voetbal zien zetten. Onze clubs zouden die cultuur ook moeten uitdragen.”
Bob Browaeys van zijn kant vindt het recupereren van laat-rijp talent een prioriteit. In sommige jeugdselecties is 70 procent van
de jeugdinternationals geboren in de eerste helft van het jaar. “Een U9 geboren in januari en een U9 geboren in december, is een verschil van twee voetbaljaren: één jaar fysieke leeftijd en een jaar meer gevoetbald. Daarom hebben wij een selectie van laat-rijpe getalenteerde voetballertjes, high potentials, de Futures.
“Daartegenover staan de high performers van die leeftijd die al sterk genoeg zijn. Als we de U17 Futures tegen de gewone U17 zouden laten spelen, wordt het misschien 0-10, maar daar gaat het niet om. Wij willen die high potentials vooral niet kwijtspelen, want ooit komen die boven drijven. Dries Mertens is het beste voorbeeld. We kenden die, maar het is niet door ons dat hij aan de oppervlakte is gekomen. Dat is gebeurd in Nederland bij AGOVV. Voor hetzelfde geld ben je zo’n talent kwijt omdat hij het fysieke gevecht heeft opgegeven.”
Laf:lef