Het koersgeslacht Declercq in De Morgen van zaterdag 25 feb 2017

De familie Declercq: academici met passie voor koers

Vergeleken met de Planckaerts uit Nevele rijden ze voorlopig minder hard en zijn ze gelukkig minder flamboyant. Voorts is het bij de Declercqs uit Izegem ook al koers wat de klok slaat. Tim is in Kuurne-Brussel-Kuurne zelfs de eerste luitenant van Tom Boonen.

Elk mannelijk koersgeslacht heeft een matriarch. Moeder Gusta heet hier Karolien. “Met K, getrouwd met Karel. Twee keer met K, zo is dat makkelijk te onthouden en schrijf je geen fouten in mijn naam. Karel heeft gelijk. Ik was niet zo gek van koers, maar ik ben het geworden toen onze Tim en Benjamin begonnen te koersen.”

Tot Tim Declercq de overstap maakte naar QuickStep was vader Karel de bekendste van het geslacht. Hij is al meer dan een kwarteeuw een rondreizend eenmanstheater dat tot honderd voorstellingen per jaar speelt met technische ondersteuning van zijn vrouw. Die shows gaan over koers, maar evengoed heeft hij een jaaroverzicht (Brave Little Belgium) en zijn allernieuwste voorstelling gaat over dementie.

Karel: “Ik was een stand-upcomedian, nog voor dat begrip ingeburgerd geraakte. Ik heb altijd de stille hoop gekoesterd dat onze dochter Linde in mijn voetsporen zou treden. Ze heeft echt talent, als imitator. Ze kan ook piano spelen en zingt als een nachtegaal, maar ze maakt haar weg als advocate.”

Stemmen in het gezin durven gewagen van een tijdelijke verwaarlozing van de dochter ten voordele van de twee koersende zonen.

Karolien: “Toen Linde nog eens naar haar broer kwam kijken, viel de ploegleider van Benjamin uit de lucht. ‘Heb jij nog een zus dan?’ Dat vond ik best wel gênant.”

Met uitzondering van die koersfietsen hebben de Declercqs geen raakpunten met de Planckaerts. In de woonkamer hangt een ingekaderde trui van Belgisch wielerkampioen, maar staat evengoed een piano, een gitaar en een djembé. Dit zijn academici met een passie: studies stonden voorop, maar volg je hart werd de familiespreuk. Vader Karel (59) was 31 toen hij een baan en een doctoraat opgaf aan de KU Leuven waar hij was afgestudeerd als jurist en filosoof. Hij zou voltijds comedian worden.

“Ik was aan een doctoraat begonnen in de logica, maar wat ik wilde bewijzen, vond ik op den duur geen steek houden. Ik had ook geen zin meer in publicaties schrijven die door twaalf gelijkgezinden zouden worden gelezen.”

Fietsen voor fles badschuim

Moeder Karolien is lerares Engels in het hoger middelbaar. Dochter Linde (26) studeerde net als haar pa rechten en filosofie. Benjamin (23) legt de laatste hand aan zijn studies TEW en Tim (27) moet nog vijftig studiepunten aan de VUB volmaken voor hij zijn master bewegingswetenschappen op zak heeft.

Karolien: “Als je geen prof kunt worden of je valt en je moet stoppen, wat dan? Daarom wilden we ze wel een diploma laten halen.”

Karel: “De studies van Benjamin zijn makkelijker te combineren met koers dan die van Tim. Die zal nog even bezig zijn. Ik ben blij dat ze allebei goed zijn in studeren én in wielrennen. Het koersverleden van onze familie? Ik heb nonkels die goed kunnen lopen, maar geen grootvaders met heldendaden op de fiets. Ik ben de eerste van de Declercqs die iets heeft met koers.”

Tim: “Vader kreeg de smaak te pakken toen hij in de studentenkoersen hier in de buurt vooraan reed. Wij compenseren nu zijn frustratie dat hij nooit echt heeft gekoerst.”

Karel: “We reden voor een fles badschuim, maar we reden verdomd hard, wel veertig per uur. En dat op gewone fietsen.”

Benjamin: “Pa, de eerste keer dat ik dat verhaal hoorde, was het 32, daarna werd het 35, vandaag is het 40, maar ik heb ook al 50 per uur gehoord.” (algemene hilariteit)

Karel: “En toch reden we rap. Tim en Benjamin moesten niet koersen van mij. Ze hebben eerst gevoetbald, maar het deed soms pijn aan de ogen om ze bezig te zien op het veld.”

Benjamin: “Er zijn aan ons geen Messi’s verloren gegaan, dat was duidelijk.”

Karel: “Wij keken ook naar het voetbal, Tim en ik, maar we keken nog veel liever naar koers. Daar gingen wij voor zitten, mijn zoon en ik. Karolien niet, nóg niet. Tim, dat viel mij van in het begin op, was drie jaar en begreep koers: hij wist wat in het wiel zitten was. Wij waren allebei fan van Mapei en Museeuw, maar nog meer van de underdogs. We waren meer voor Ullrich dan voor Armstrong.”

Karolien: “Voor zijn verjaardag kreeg Tim een Mapei-shirtje, ik moet dat hier nog ergens hebben liggen …”

Karel: “… en vroeg hij om samen met mij en zijn vriendjes naar de Oude Kwaremont te gaan om daar op die kasseien naar boven te rijden. Het zat er van jongs af aan in.”

Open brief

Karolien: “Natuurijk is wielrennen gevaarlijk. Mijn moederhart zegt dat het beter zou zijn dat ze dat niet doen. Ze zouden minder gevaar lopen, maar ik besef dat ze voor mij niet gaan stoppen. Ja, ik blijf bang.”

 

Karel: “Het is steeds gevaarlijker geworden, jaar na jaar. Als je ze bij de aspirantjes ziet rijden, besef je dat nog niet. Bij de beloften begint het en bij de profs is het nog erger: tweehonderd man die naar de Taaienberg stormt.

“Het ene gevaar is toegenomen, het andere is verminderd, en dan bedoel ik de doping. Twintig jaar geleden zouden onze jongens niet mee hebben gekund. Het was schrikken, de eerste keer dat de dopingcontroleur hier ’s ochtends vroeg voor onze Tim aan de deur stond, maar eigenlijk moet je die mensen bedanken voor het goede werk.”

Karolien: “Ik vond het toch raar dat hij meteen naar de slaapkamer van Tim ging. Tim heeft zich dat eerste profjaar boos gemaakt omdat hij bij een discussie op café had horen zeggen ‘ze pakken allemaal, die coureurs’. Hij is thuisgekomen en heeft een open brief geschreven. Zo is hij een beetje bekend geworden, met zijn brief: niet alle renners pakken, ik pak niet.”

Dat was eind 2012. Tim was dat jaar profwielrenner geworden bij de opleidingsploeg Topsport Vlaanderen, tegenwoordig Sport Vlaanderen. In 2017 is hij overgegaan naar de ploeg van Patrick Lefevere, het grote QuickStep. Daardoor kwam een plaats vrij bij Sport Vlaanderen en Benjamin werd gevraagd om de grote schoenen te vullen van zijn broer, de hardrijder pur sang.

Tim: “Als wielrenner ging het mij eerst ook niet goed af. Mijn eerste wedstrijdje werd ik voorlaatste en mijn vriend laatste. De tweede wedstrijd was hij voorlaatste en ik laatste. Dat was op de wielerbaan in Gent en ik ben toen ook gevallen. Een heel seizoen heb ik met dat gat in die broek rondgereden. Maar ik deed het graag.”

Karel: “Het grote voordeel van niet uit een koersdynastie te komen, was dat we in niks overdreven. Ze reden rond met tweede- en derdehandsmateriaal.”

Benjamin: “Ik had koersschoenen die drie maten te groot waren. Dat we er niks van kenden, had ook zijn nadelen. Ik heb ooit een paar crossen gereden en ik stak 5 bar in mijn tubes. Resultaat: bij elke bocht lag ik tegen de grond.”

Karolien: “Onze Tim reed eens wedstrijd na wedstrijd plat en wij maar piekeren: waar zou dat nu aan liggen?”

Tim: “Ik moest mijn banden zelf verleggen, maar ik had geen kracht genoeg dus gebruikte ik bandenleggers om de buitenband op de velg te trekken, waardoor ik telkens die binnenband schond. Dat was leergeld betalen en tegen dat Benjamin begon, waren we geleerd. Ik ben er trots op hoe mijn ouders dat hebben aangepakt: geen dure spullen en zelf onze fiets kuisen.”

Benjamin: “Integendeel, ik herinner mij dat ik vaak mijn vader zijn fiets heb gekuist.”

Karolien: “Op den duur ga je mee op in die sport. Maar wat ik nooit leuk heb gevonden, was dat Linde en ik de avond na de koers mee in de zetel moesten kijken naar het filmpje dat Karel van de wedstrijd had gemaakt. Dat creëerde volgens hem een gezinsband.”

Benjamin: “Pa filmde al onze wedstrijden, een videoanalyse avant la lettre. Allemaal oké als het een goede wedstrijd was geweest, maar alles nog eens terugzien als het fout was gegaan, daar had ik minder zin in. Maar vader stond erop.”

Tim: “Toch is het bijzonder dat wij van de meeste van onze wedstrijden filmpjes hebben.”

Benjamin: “Het is wel zo dat, als ze moesten kiezen tussen de twee koersende zonen, ze kwamen filmen bij wie het best in vorm was.”

Tim: (lacht) “De andere moest maar zien dat hij op de koers geraakte.”

Karel: “Filmen was mijn manier om de koers te beleven. Ik reed ook rond met hun reservefiets en onderweg filmde ik. Op den duur wist ik waar ik moest staan, daar waar het lastig was. Ik voelde de koers aan.”

Tim: “Komaan pa. Je riep elke ronde dat het aan het gebeuren was en toen het was gebeurd zei je: ‘Zie je dat ik het had gezegd.'”

Karel (onverstoorbaar): “Ik heb van alles beelden, ook van die daar (wijst naar de Belgische kampioenentrui van 2011 van Tim). Alleen het moment dat hij over de meet komt met zijn handen omhoog als winnaar, heb ik niet.”

Tim: “Omdat hij het meer niet kon houden en over de nadar is gesprongen, waardoor hij een boete kreeg.”

Karel: “Na al die ellende Tim Belgisch kampioen zien worden met zo’n klein verschil, dat was wat. Daardoor werd hij prof en nu is hij naar een hele grote ploeg en is ook Benjamin prof geworden. Het hangt allemaal aan elkaar vast.”

Tim: “Ik heb mijn eerste studentenjaren in Gent ook geleefd als een student, dus echt veel hoop om prof te worden had ik toen niet. Dat is veranderd toen ik zevende werd in Roubaix. Daarom is dat ook mijn favoriete koers: laat mij maar mijn watts duwen op die kasseien. Ik hoop echt dat ik erbij kan zijn als Tom Boonen zijn laatste wedstrijd rijdt.”

Geen vijf keer vóór mij

Karolien: “Bij de aspirantjes kunnen de rennertjes niet zonder hun ouders. Bij de nieuwelingen en juniores vangt de ploeg al heel wat op en bij de beloften ben je niet echt meer nodig.”

Karel: “Bij de profs ben je eigenlijk overbodig, dus zullen we nu alles van een afstand bekijken. Filmen moet ook niet meer want die wedstrijden komen op tv. De eerste keer dat ze samen in een profwedstrijd aan de start zullen staan, wordt woensdag 1 maart in Le Samyn. Memorabel.”

Tim: “En ik heb gelezen dat Benjamin beweert dat ik geen vijf wedstrijden vóór hem zal eindigen, dus ik heb wat te verdedigen.”

 

Benjamin: “Ik bedoelde toch vooral dat jij een andere taak hebt dan ik. Mijn programma is zo opgesteld dat ik van alle wedstrijden kan proeven om te zien waar ik het best uit de voeten kan. Als jij op kop rijdt in een wedstrijd waar ik ook ben, zal ik mij wel in je wiel zetten.”

Tim: “En jij denkt dat ik je daar zal dulden? Ik ben de eerste man. Dat is de eerste van een ploeg die op kop moet gaan rijden. Ik kan van bij de start onderin het stuur grijpen. Ik word soms voor een domme coureur versleten en hard op kop rijden lijkt misschien niet erg intelligent, maar dat is wat ik het best kan en waarvoor Patrick Lefevere mij heeft aangenomen. Ik mis explosiviteit om koersen te winnen.”

Karel: “Hij heeft Patrick Lefevere zelf een mail gestuurd. Daar kon Patrick geen neen op zeggen: ‘Ik weet dat ik geen wedstrijden voor u ga winnen, maar ik heb een aantal andere kwaliteiten die bij uw ploeg passen.’ Heel overtuigend.”

Tim: “Ik wist dat ze mij volgden, dus die mail was een berekende gok. Ik mocht op voorgesprek komen, maar eigenlijk hadden we meteen een akkoord. En toen stond het een dag voor de ondertekening in de krant. In de koers kun je echt niets stilhouden.”

Karolien: “Die dag dat hij bij Lefevere was, vergeet ik niet. Ik wist dat hij een gesprek had en hij zei niks toen hij thuis kwam. Ik dacht: oei, dat is niet goed. Maar toen zei hij dat er een akkoord was. Dan gil je wel het huis bij elkaar.”

Karel: “Tim is al 27 en heeft een aantal jaren verloren met ziektes en valpartijen, maar nu zit hij waar hij moet zitten. Toen Tim vertrok bij Topsport, kon Benjamin in zijn plaats komen. Hij had er vier jaar opzitten als elite zonder contract en nu is hij ook onder dak. Daar ben ik minstens even blij om. Benjamin was altijd al een slimme coureur, altijd mee met de goede ontsnapping. Tim had daar meer moeite mee.”

Benjamin: “Ik denk dat ze hebben gewacht tot Tim weg was om mij te vragen. Twee Declercqs in één ploeg, daar hadden ze geen zin in.”

Karel: “Ik had iets van: oké, we zijn waar we willen zijn. Daarvoor hebben we het al die jaren gedaan, nu moeten ze het zelf waarmaken. De puzzelstukjes zijn de voorbije maanden op hun plaats gevallen: Benjamin prof, Tim naar QuickStep én een lief op de koop toe.”

Tim: “Allee vader! Oké, je hebt misschien gelijk: 2016 was een boerenjaar.”

 

het-koersgeslacht-declercq

De Koers, column in De Morgen van zaterdag 25 feb

De koers

Het wielerseizoen breekt aan en niks wordt zoals het was. De Driedaagse en Dwars door Vlaanderen zitten in elkaars vaarwater en staan straks voor de rechtbank. Dat is Golazo tegen Woestijnvis, ook bekend als Bob Verbeeck tegen Wouter Vandenhaute. Te volgen: there will be blood.

Nog meer onrust: in de politiezone Polder, die de gemeenten Diksmuide, Kortemark, Koekelare en Houthulst verenigt, is de koers niet meer zo welkom als andere jaren. Nooit geweten dat die zone onder de naam Polder door het leven ging. Polderflikken, het leven zoals het is; is dat geen pitchbaar idee voor 1.000 zonnen en garnalen?

In onze krant las ik dat er 17 doorgaande en 53 lokale wedstrijden zijn aangevraagd bij de Polderflikken. Dat zijn twee koersen per weekend en nu heeft de opper-Polderflik verordonneerd dat die lokale koersen niet meer over gewestwegen mogen. Geen gewestwegen betekent kleinere wegen, kleine rondjes, dus meer gevaar en minder deelnemers, althans in theorie. Tot vorig jaar zag je in het begin van het seizoen geregeld lokale wedstrijden met 300 deelnemers. Dat wordt vanaf dit jaar beperkt tot 200, wat nog 100 te veel is, maar het is een begin. Hoe dan ook: laten we hopen dat zich op de smallere wegen geen zware ongevallen voordoen.

Politiechefs met een afkeer voor koers en overuren zijn niet het grootste obstakel van het wegwielrennen. Dat is de weg zelf. Onlangs stond het nog in de krant: het rode licht heeft zijn beste tijd gehad. Helemaal mee eens en zeker als de opeenvolgende lichten niet
op elkaar zijn afgestemd. Het alternatief voor veilige kruispunten zijn dan asverschuivingen, verkeersdrempels, plateaus, paaltjes, bloembakken, pseudo-chicanes en – o gruwel – rotondes. (Tot de zelfrijdende auto komt en dan moet die handel misschien weer weg.)

Ronde punten, zoals we dat hier met een gallicisme aanduiden, komt van rond-point en hoewel dat geen Franse vinding is – wel een Engelse, de roundabout – telt La France inmiddels meer ronds-points dan Fransen. Straks ook bij ons. In straten waar vroeger een parkeerverbod volstond om de koers door te jagen, zijn nu dertig moeilijk te vinden en meestal hoogbejaarde seingevers nodig om de hele zooi er min of meer veilig door te loodsen.

De grote zwakte van wegwielrennen is het eerste deel van de naam: de weg. Alles wat niet recht is in een weg, is een gevaar voor een wielerpeloton. Het fenomeen Koers kan evenwel nooit een argument zijn om de weginfrastructuur onveilig te houden.

De koersliefhebber heeft een punt als die koers als erfgoed ziet. Die heeft alle krantenspecials uit zijn hoofd geleerd tegen dit openingsweekend en geniet met volle teugen van De Koers, Vlaanderens hoogmis. De koershater heeft ook een punt als hij/zij zegt: het is niet meer van deze tijd dat de openbare weg een hele middag wordt ingenomen voor een stel fietsgekken die voor hun amusement omwonenden en passanten terroriseren. De koersliefhebber sterft snel uit en spreekt zelden. De koershater is mondiger en jonger en zal het pleit winnen.

Een beetje burger weet waar hij moet wegblijven als de Ronde van Vlaanderen of een andere klassieker door het land raast, maar dat geldt niet voor de kleinere koersen. Zelfs de wielertoerist die graag koers kijkt – de ervaringsdeskundige spreekt – vloekt even hard als de wielerhater als hij/zij tien minuten moet wachten tot een uit elkaar geranseld peloton nieuwelingen of WAOD’ers is gepasseerd op een plek waar dat absoluut niet was verwacht. Dat uitgerekend de sport die het meest gebaat is bij open ruimte het populairst is in de regio met de minste open ruimte, is niks minder dan een drama en hypothekeert de toekomst van wielrennen.

Misschien ligt de oplossing van het probleem vervat in de demografie en de sociologie van het wegwielrennen, stilaan een bedreigde sport. Jaar na jaar houden de rennertjes er vroeger mee op, jaar na jaar worden minder koersen georganiseerd, jaar na jaar neem het gevaar toe, jaar na jaar worden nieuwe veiligheidseisen gesteld, jaar na jaar zijn minder organisatoren bereid hun nek uit te steken. Wat bovenaan de leeftijdspiramide afsterft, wordt onderaan niet vervangen. Het wielrennen zal de openbare weg moeten verlaten om te blijven bestaan, zo niet wordt het nog eerder zelf verlaten.

Interview Roberto Martínez in De Morgen van zat 18 feb 2017

‘Winnen kun je leren’

Innemend, vlotte prater, goede communicator, van voetbal doordrongen. Zoals Roberto Martínez (43) bij zijn sollicitatie de Belgische voetbalbobo’s charmeerde, zo pakt hij een maand voor de cruciale interland tegen Griekenland ook de pers in. Samen iets eten? Waarom ook niet? ‘Voetbal verbindt ons en moet in de eerste plaats gezellig zijn.’

Roberto Martínez kwam uit de Premier League aanwaaien met zijn reputatie van naïeveling, nam een valse start met een vriendschappelijke nederlaag tegen Spanje, maar liet zijn Rode Duivels daarna vrank, vrij en vrolijk voetballen: 21 doelpunten in vier wedstrijden. Oké, het was tegen Janneke, maar niet altijd tegen Mieke, want ook directe concurrent Bosnië werd met 4-0 genadeloos afgeserveerd. Was na de mislukte Euro 2016 de hype een beetje gaan liggen, dan keek de wereld toch weer bewonderend naar de Rode Duivels. En ook het publiek, dat tegen Spanje niet massaal was komen opdagen en zelfs heel even afkeurend floot, was na de 0-3 in Cyprus weer helemaal om.

‘Waar is da feestje?’
‘Hier bij Roberto is da feestje.’

Mijnheer Martínez, u bent naar analogie met Cruijff onze eigen ‘El Salvador’, de gids die de natie en haar Rode Duivels naar succes moet leiden. Verwacht men niet te veel? Dat was wat uw voorganger, Marc Wilmots, vond.

“Oei oei, El Salvador? Ben ik jullie Johan Cruijff? Big shoes to fill…, maar wel een uitdaging. Dat is ook de reden waarom ik voor deze job gesolliciteerd heb. Ik ben amper 43 en train al een nationaal team, eigenlijk is dat niet normaal. Ik zie maar zelden spelers op het trainingsveld, maar ik kon deze kans niet laten liggen. België heeft een onwaarschijnlijke lichting, waarmee het plezant werken is. Overigens heb ik er nog geen moment spijt van gehad. En wat Johan Cruijff betreft: na zes maanden bij Barcelona als trainer wilden ze hem eruit gooien want zijn systeem sloeg maar traag aan.

“Denkt u dat de Belgische fans realistisch zijn in hun verwachtingen? Is alle verlies slecht en alle winst goed? Ik zag na de wedstrijd tegen Spanje oprecht treurige gezichten, iets wat ik anders had ingeschat en ook zelden heb gezien in andere landen. Als de verwachtingen van het publiek zijn dat we de World Cup winnen, dan moeten we daar slim mee omgaan. Ik zou het niet erg vinden om de World Cup te winnen (lacht). Maar het is allereerst zaak zo goed mogelijk te spelen en zo ver mogelijk te geraken.

“Of we te veel verwachten? Als wij al niet mogen dromen. De andere landen zullen dat heus niet in onze plaats doen. Als je niet droomt, moet je niet beginnen aan sport. Verliezen in sport, is niet proberen. Verliezen als je hebt geprobeerd, is niet falen. We moeten het zelf waarmaken.”

Wat was het eerste wat u zei na dat kansloze verlies tegen Spanje?

“Dat ze moesten werken voor elkaar. De eerste 25 minuten verliepen goed. Die waren intens, maar we waren de gelijke van Spanje. Daarna viel het uit elkaar. Het niveau waarmee wij ons willen meten, staat dat niet toe. Dat heb ik hen ook gezegd.

“Ik heb nooit de indruk gehad dat de nationale ploeg een soort uitstalraam is of een speeltuin, neen. De spelers weten wat van hen wordt verlangd. Een bewijs daarvan is dat ze hun vijfsterrenhotel hebben opgegeven om hier in Tubeke te slapen en te werken als ze bij de nationale ploeg zijn. Topspelers leveren graag een hotelster in als ze in een voetbalomgeving kunnen functioneren. Zo’n nationaal trainingscentrum is ongelooflijk belangrijk voor de hele cultuur rond onze nationale ploegen.”

De laatste wedstrijd spatte het spelplezier er wel van af.

“Dat heeft ook te maken met het goede gevoel bij die 3-4-3. Daar zie je ook aan dat het topspelers zijn. In geen tijd hadden ze de tactiek door en speelden ze met veel flair. Tegelijk legden ze veel discipline aan de dag, want dat heb je met moeilijke systemen: je moet ze goed uitvoeren, anders lukt het niet.

“Ik wil voetbal spelen dat is aangepast aan onze kwaliteiten. Met wat wij voorin hebben lopen – Dries Mertens, Eden Hazard, Romelu Lukaku, Kevin De Bruyne – kun je zo veel kanten uit. We hebben schitterende spelers voor de kleine ruimte, maar tegelijk hebben we schitterende spelers voor de tegenaanval.

“Of we meer Italiaans moeten worden? Ja, maar dan Antonio Conte-stijl. Die koppelt Italiaanse efficiëntie aan balbezit, durf en positiespel. Vergis je niet: de teams van Conte hebben meer balbezit dan men vermoedt. We moeten vooral slimmer worden. Het klopt dat interlandvoetbal zijn beperkingen heeft. Een clubteam is beter ingespeeld, maar dat werkt in twee richtingen. Alle nationale teams hebben daar last van en het slimste nationaal team heeft dan een streepje voor.”

U bent hier nu zes maanden. Hoeveel Belg bent u al?

“Ik woon permanent met mijn vrouw en dochter van drie in Waterloo, en daar is het heel goed wonen. Van Waterloo naar het trainingscentrum in Tubeke is het ook perfect rijden, zonder noemenswaardige problemen met het verkeer.

“Hoeveel Belg ik al ben, moet je me later nog eens vragen, maar ik ben gefascineerd door jullie manier van leven. Ik bedoel: jullie hebben drie talen. Niet één, maar drie. En de meeste Michelin-sterren per vierkante kilometer, al doet dat er niet direct toe. (lacht)

 

“De mensen die ik hier ken, spreken vaak de twee grote landstalen. Dat maakt van jullie een heel ontvankelijk volk, maar ik denk dat dat beantwoordt aan een noodzaak. België is een klein land met veel invloeden van de omliggende landen. Te veel op jezelf terugplooien is dan geen goede optie.

“Ik ben zelf Catalaan, en eens Catalaan, altijd Catalaan, dat klopt. Maar op jonge leeftijd ben ik in Zaragoza in Centraal-Spanje gaan spelen. Ik heb altijd gezocht naar andere invloeden dan wat ik gewend was. Vandaar dat ik me zo makkelijk heb aangepast toen ik in Engeland ging voetballen. Ik ben getrouwd met een Schotse en ken ook de Engelse cultuur. Die verschilt dan weer heel erg van jullie cultuur.”

Merkt u gelijkenissen tussen Catalonië en Spanje enerzijds en Vlaanderen en België anderzijds?

“De complexiteit van jullie land weerspiegelt zich alleen op positieve wijze in het team. Je hebt de Noord-Afrikaanse invloeden met Fellaini, de Congolese met Lukaku en Benteke, je hebt de Franstaligen en de Nederlandstaligen. Dat de Franstaligen en de Nederlandstaligen meestal elkaar opzoeken, daar stoor ik me niet aan.

“Jullie hebben drie teksten voor het nationaal volkslied. Wij Spanjaarden hebben dat goed opgelost: er is gewoon geen tekst en dus ook geen discussie over wat er wordt gezongen. Ik zie het positief: de parallel tussen Spanje en Catalonië enerzijds en de twee taalgemeenschappen in België anderzijds is de unificerende factor van sport en in ons geval voetbal. Ik weet dat hier soms politieke problemen zijn, maar daar zie je in het nationale team niets van terug.

“Net zoals ik weet dat een Catalaan als Gerard Piqué bekendstaat als een voorvechter van de Catalaanse zaak en misschien zelfs onafhankelijkheid, weet ik dat hij tegelijk op het veld de juiste dingen zal doen voor de nationale ploeg. En dat is wat blijft hangen bij mij en bij de sportliefhebber.”

Spanje heeft ondanks zijn verdeeldheid toch een winnaarsmentaliteit gekweekt in teamsporten. België heeft nog nooit een groot toernooi gewonnen in een teamsport.

“Dat is niet aangeboren, maar aangeleerd. België kan dat ook aanleren. Spanje plukt nog altijd de vruchten van de investering in de Spaanse sport voor de Olympische Spelen van Barcelona 1992. Toen zijn heel veel middelen naar de sport gegaan, naar trainingscentra, naar kennis. In een paar jaar is de hele sfeer rond de Spaanse sport omgeslagen. De successen in het voetbal zijn pas later gekomen.

“Je hebt ook maar één prijs nodig om de hele cultuur te zien omslaan. De Belgische sport gaat er in het algemeen toch op vooruit? Ik was hier pas toen de hockeyploeg op de Olympische Spelen in Rio heel wat passie veroorzaakte in het land. Eén vonkje volstaat en je bent een winnend land.

“Weet je waar ik naar uitkijk, straks? Ik ga kijken naar de Ronde van Vlaanderen. Ik wil de koers van dichtbij zien om de Belgische sportmentaliteit beter te leren kennen.”

Bent u er al uit waarom wij ineens zoveel voetbaltalent hebben?

“Omdat het systeem hier goed is. Omdat de opleiding oké is. Die topsportscholen in Vlaanderen, dat werkt. Daarnaast heb je een rijke omgeving, met veel mogelijkheden. Heel divers, met veel talent door elkaar, maar ook qua voetbal, met spelers die vanaf jonge leeftijd wordt geleerd zich aan te passen. Daarom ook zie je Belgische spelers in alle competities zich uit de slag trekken. Er worden echt heel goede jonge spelers klaargemaakt voor het grote werk. Neem nu zo’n Youri Tielemans van Anderlecht: die is negentien en heeft al 125 wedstrijden in de eerste klasse gespeeld.

“België heeft de laatste jaren gescoord in het buitenland. Iedereen let op dit land. Je had al AA Gent, dat in de Champions League opviel met dat mooie voetbal. Ja, nu is het inderdaad minder. Ze missen toch een Sven Kums met hun dominante spel, maar het blijft een genot om naar te kijken. Ik vind ook die winteraankopen erg goed. Ik speelde vorig jaar met Everton tegen Young Boys Bern en toen viel de Japanner Yuya Kubo me ook al op.”

Wat doet een bondscoach als er geen wedstrijden zijn?

“Ik was onlangs in Rusland op verkenning voor de World Cup. De uitdagingen zijn daar dezelfde als voor de World Cup in Brazilië. We hebben mogelijke uitvalsbasissen onderzocht en houden rekening met veel heen-en-weergereis. Ik had er wel gemengde gevoelens: op verkenning gaan voor een toernooi waar je nog niet voor bent geplaatst, daar voel ik me ongemakkelijk bij. Maar overmoed was het niet, want we waren toch al het twintigste team dat in Rusland op bezoek kwam.

“Verder bekijken we spelers en evalueren we. We werken met een pool van 55 spelers en een scoutingsstaf. Ik volg ook veel wedstrijden, ook van de Belgische competitie, omdat ik wil weten waar mijn spelers vandaan komen, in welke voetbalcultuur ze groot zijn geworden. Ik zag deze week dinsdag PSG-Barcelona voor Thomas Meunier en woensdag Real Madrid-Napoli voor Dries Mertens. Donderdag zat ik bij AA Gent-Tottenham, en ik wilde op de een of andere manier ook Anderlecht-Zenit zien. Vrijdag (gisteren, red.) staat Westerlo-Club Brugge op de agenda.

“We krijgen ontzettend veel data binnen. Overkill dreigt, maar na een tijdje weet je welke statistieken er toe doen en welke niet. Uit al die info moet je dan een team vormen.”

Een team van generaals, met ook officieren die voor een andere generaal soldaat willen spelen. Een nationale ploeg kan met andere woorden niet allemaal generaals opstellen.

“Dat is bouwen aan een team. Daarvoor heb je goede spelers nodig, en die hebben we. Daarvoor heb je ook fitte spelers nodig en daar hopen we op. Ten slotte moet je een balans krijgen in het team. In dat opzicht vond ik het 2-0-verlies in mijn eerste wedstrijd tegen Spanje een goede zaak. Dat zeg ik nu, maar ik kon de nacht na die wedstrijd maar moeilijk slapen. (lacht) Die wedstrijd gaf wel aan dat we het over een andere boeg moesten gooien.

“De klasse was dat de ploeg een paar dagen later Cyprus inblikte en dat we nu met veel beter voetbal op vier overwinningen staan. Niets is gezegd, want het zal aankomen op Bosnië uit en de twee wedstrijden tegen Griekenland (de thuiswedstrijd is op 25 maart, HVDW), maar we staan er goed voor.”

Wij hebben in België een complex en dat heet Nederlands voetbal: aanvallen en succes behalen, dat willen wij ook. Loert naïviteit dan niet om de hoek?

“Ik ben fan van aanvallend voetbal, maar nog meer van realistisch voetbal. Elk toernooi heeft zijn eigen stijl. Het laatste WK was er één van vooral balbezit. Het laatste EK was er één van vooral tegenaanval. De laatste kampioen in de Premier League was een verdedigend team met snelle jongens in de spits, Leicester.

“Wij kunnen alle kanten uit: we zijn goed aan de bal en we zijn goed op de counter. Aan ons om de juiste stijl op het juiste moment tegen de juiste tegenstander te hanteren. Flexibiliteit is het wapen. Oké, Barcelona speelt altijd hetzelfde spel, maar is daar dan ook verdomd goed in. Zij zijn de uitzondering die de regel bevestigt dat je je moet aanpassen. En het Barcelonese publiek heeft liever dat ze verliezen in stijl dan dat ze winnen op de tegenaanval.

“Ik ben natuurlijk wel een fan van aanvallend voetbal. Daarom was ik ook zo ontgoocheld in Portugal, dat Europees kampioen werd. Drie keer gelijkgespeeld in de poulefase en toch nog de beker winnen, met het kleinste verschil. Ik vind dat in een toernooi winst meer moet worden beloond. Hoe dat dan moet, daar moeten anderen maar over nadenken, maar het kan niet dat teams die vooral spelen om niet te verliezen beter worden beloond dan teams die proberen te winnen.

“Ik was verbaasd dat Leicester de Engelse titel pakte met de lange bal naar voren en die lopende spitsen. Normaal gezien kun je met dat soort voetbal in Engeland vijftig punten halen en je netjes redden, maar nu werd een team op die manier kampioen.”

Hoopt u op een gezonde Vincent Kompany?

“Jazeker. Vincent is een grote troef voor ons. Tactiek, techniek en fysiek kun je trainen in voetbal, maar niet de ervaring en de gewoonte van het winnen. Ik hoop overigens dat ook Thomas Vermaelen fit zal zijn.

“Ons enige probleem is dat we op bepaalde momenten in het seizoen misschien met vermoeide spelers te maken zullen hebben. Soms zal dat mentale vermoeidheid zijn, maar die telt ook. De wedstrijd uit in Estland op 9 juni wordt een interessante om te zien in welke staat we de internationals uit de grote competities binnenkrijgen.”

En dan de vraag van 1 miljoen: heeft Axel Witsel zich levend begraven onder de miljoenen yuans in China en zien we hem nog terug?

“Begraven? Axel heeft een beslissing genomen. Of die wijs is, daar ga ik niet over oordelen. Hij heeft gekozen voor de club die toonde dat ze hem het liefste wilde, dat moet je respecteren. Maar om te antwoorden op uw vraag: ik ben niet bang dat hij er in China op achteruitgaat als voetballer. Misschien gaat hij er als mens zelfs op vooruit.

“Neen, we moeten ook niet elke week in China scouten. We krijgen van alle wedstrijden beelden binnen. Wat de trainingen betreft, heb ik de data gezien van de Spaanse physical coach van zijn team en dat ziet er heel goed uit qua intensiteit en workload. Axel kennende zal hij zijn niveau aanhouden. Dat heeft er ook niet onder geleden toen hij in Rusland in een competitie speelde die ook niet de sterkste van Europa is. Witsel is Witsel, die houdt zich wel overeind. Integendeel zelfs, misschien krijgen we hem frisser bij ons dan wanneer hij uit een andere, zwaardere competitie zou komen.”

De spelers moeten inleveren op de afgesproken premies en zijn daar allesbehalve blij om. Baart dat u zorgen?

“Ik heb dat meegekregen terwijl ik in Madrid was. Ik ken het fijne er niet van, maar ik weet wel dat er problemen waren met de rekeningen van de voetbalbond en dat ze de spelers vragen om in te leveren. Ik heb er het volste vertrouwen in dat dit wordt opgelost, en ik geloof nooit dat een speler zich daarom minder zal inspannen of helemaal niet voor het nationaal elftal zou spelen.”

Dan rest mij niets anders meer dan u namens de natie veel geluk te wensen.

“Ik beloof dat ik mijn best zal doen.”

Column RSC Boy Game in De Morgen van zat 18 feb 2017

RSC Boy Game

Je moet te doen hebben met Marc Van Grinsven, Jochen De Coene en David Steegen dezer dagen, en ook een beetje met Michel Verschueren. De vierde kent u vast en de eerste drie werken voor RSC Anderlecht, het fiere Belgische voetbalinstituut dat deze week zijn vierhonderdste Europese wedstrijd vierde. Wat tweette Mister Michel daarover?

‘Er is weinig te lezen of te horen in de media over onze 400ste Europese wedstrijd. Een teken des tijds waarschijnlijk.’

Jazeker, zoals het ook een teken des tijds is dat Royal Sporting Club Anderlecht middels een (gespeeld?) enthousiaste woordvoerder David Steegen van de week de heuglijke boodschap bracht dat Anderlecht een extra speler zal aanwerven.

Hoezo, vraagt de voetbalvolger in u zich af: de wintermercato is toch afgesloten voor inkomend personeel? Dat klopt, maar niet voor dat soort speler en het is nog een goedkope ook. Terwijl een gemiddeld Anderlecht-salaris ongeveer een half miljoen euro per jaar bedraagt, zal deze in de buurt van de 100.000 euro zitten. Dat is een gok, want de club deed daar geen mededeling over.

Het nieuws van de week was dat Anderlecht een e-sportsteam op de been wil brengen. Daartoe zal het middels een lange selectieprocedure van de zomer één speler selecteren en in dienst nemen. Een team met één speler, dat is een keer iets anders.

Dit team van één speler – een gamer dus, laten we hem gemakshalve RSC Boy Game noemen – zal op kosten van de club videospelletjes mogen spelen, zal met de spelers mogen meetrainen, zal apart getraind worden en zal van de juiste medische begeleiding kunnen genieten.

Die medische begeleiding zal broodnodig zijn als hij met de spelers wil meetrainen. Gamers zijn niet de meest gezonde medeburgers en dat is een understatement. Steengoede en dus fanatieke gamers al helemaal niet want die zitten driekwart van de dag en het enige wat werkt zijn hun hersenen en ogen, samen met enkele spieren in polsen en handen. Ongetwijfeld zal dokter Van Grinsven, die ik ken als een integer arts, zo’n jongen (meisjes zijn kansloos, want slimmer, want niet zo fanatiek in computerspelletjes) een handje kunnen helpen met wat supplementen, af en toe een energiedrankje en misschien te gepasten tijde zelfs een legaal oppeppertje met cafeïne, ook heel populair in de voetballerskleedkamer.

Waarna de ellende pas begint. Boy Game moet zijn salaris waarmaken en gaat nog fanatieker gamen dan tevoren om wedstrijden te winnen namens zijn nieuwe werkgever, want hij heeft maar een contract van een jaar. Voor hij het beseft, zit hij met een muispols of een muisnek. Dat schreef ik eerst op, maar ik herpak mij: het moet natuurlijk een controller-nek zijn want die gamers doen niet meer aan muizen. Waarop Boy Game zich bij hoofdkine Jochen De Coene meldt: mijn nek zit vast. Of nog: mijn carpal tunnel speelt op. Ten slotte komt woordvoerder David Steegen met de trieste mededeling dat Boy Game langere tijd is uitgeschakeld omdat hij een ingreep aan de polsen moet ondergaan.

Een e-sporter in dienst nemen, waar is dat weer goed voor? Omdat andere topclubs dat ook doen? Anderlecht zou geleerd moeten zijn. Het begon ooit samen met andere Europese topclubs een competitie voor raceauto’s, maar ook daar is niks van gekomen.

Schoenmaker, blijf bij uw leest. Anderlecht is een voetbalclub en voetbal is sport; gamen is dat niet. Laatste keer dat we checkten, had Anderlecht ook geen biljart- of bridgeafdeling. Biljarten en bridgen zijn ook moeilijk, net als gamen. Althans dat vermoed ik. Ik krijg persoonlijk al stress in level 2 van Tetris, dus ben ik de norm niet, maar niet alles wat stress geeft of moeilijk is, is daarom sport.

Het wordt nog treuriger als je beseft dat gamen haaks staat op de boodschap die een sportclub zou moeten uitdragen: beweeg, stap, loop, fiets, sport, maar zit niet stil en beperk de tijd voor de tv of achter de computer, controller of console. Als Anderlecht dan toch geld te veel heeft, dat ze het aan de omliggende sportclubs schenken in de hoop dat nog meer mensen hun luie gat opheffen en gaan bewegen in plaats van spelletjes te promoten. Er zit een schietclub een beetje verder in de straat in Neerpede, en gamers moeten veel schieten, is dat geen idee?

Column Badkamer(toiletten)wet in DE MORGEN van zat 11 feb 2017

Badkamerwet

De hele week al verschijnt een foto in deze krant van twee jonge mannen van wie de ene zegt dat hij een beetje tussenin is en de andere zegt dat hij dat leuk vindt. Heeft te maken met de genderbijlage. Geen probleem met tussenin, leven en laten leven. Alleen is in topsport de vraag naar een duidelijke scheiding der seksen acuter dan ooit en is het blauw óf roze en niks tussenin.

Blauw tikt deze regels, ter bescherming van roze. Roze is geen bedreiging voor blauw, maar als blauw in de knoop ligt met zijn man/ vrouwstatuut en ineens roze wil worden, hebben we een groot probleem met het gelijke speelveld, de basis van eerlijke sport.

Misschien moeten we heel even nadenken hoe we daar in de sport tegenaan moeten kijken, want de onmiddellijke consequentie van mannen en vrouwen zonder onderscheid door elkaar is één categorie mensensport, bijgevolg de afschaffing van de vrouwensport. Goed idee? Misschien, maar daarvan is dan weer het gevolg dat de mannen 99,999 procent van de wedstrijden zullen winnen en ook alle geld hun richting uitgaat. Het glazen plafond wordt dan van kogelvrij, onbreekbaar glas.

Ander alternatief: een sport zonder competitie, zonder die primitieve testosteron gedreven drang om te winnen en te domineren. Alle mensen vrolijk blij sportend, onder elkaar een balletje trappen, gooien, rondjes lopen en baantjes zwemmen, zonder punten of tijden. Ook goed, maar wil eens iemand checken hoelang ik nog moet werken?

Nog een opgemerkte reclame in die sfeer eerder deze week: een amateur-voetballer uit Nederland had zich als homo geout en werd door Dries Mertens verwelkomd met de melding dat er meer zouden moeten zijn als hij. Hulde aan Mertens en vooral aan de moedige jongeman. Maar toch: ze zijn een amateur-voetballer uit Schiedam moeten gaan halen om die aan Dries Mertens voor te stellen bij een training van de Rode Duivels.

Dat is opmerkelijk en dat kan twee dingen betekenen. Ten eerste, dat het niet makkelijk moet zijn om als homo uit de kast te komen in mannenvoetbal, alvast minder makkelijk dan als lesbienne in het vrouwenvoetbal. Of ten tweede, dat er gemiddeld veel minder homo’s zijn in mannenvoetbal dan in het vrouwenvoetbal en in de maatschappij. Ik geloof in een mix van al deze redenen, waarbij ik ten slotte nog met één vraag worstel: waar zijn al die homo-voetballers die jarenlang hun geaardheid hebben verdrongen? Zijn die na hun actieve carrière in de kast gebleven? Of zijn er gewoon veel minder?

Voor u in de pen kruipt en de sportwereld achterlijk conservatief noemt, heeft u al gehoord van An Act to Provide for Single-sex Multiple Occupancy Bathroom and Changing Facilities in Schools and Public Agencies and to Create Statewide Consistency in Regulation of Employment and Public Accommodations? Het is een Amerikaanse wet die daar bekend is als the bathroom bill, of House Bill 2 (HB2) en die werd in maart van vorig jaar gestemd in North Carolina. De badkamerwet – dit is geen grap – bepaalde dat transgenders alleen naar het toilet mochten gaan bij hun origineel geslacht.

Laat ik het even uitleggen: een man die vrouw was geworden of onderweg was om vrouw te worden, werd voortaan bij wet verplicht om in openbare plaatsen of gebouwen haar kleine of grote boodschap te doen in een wc voor mannen. Breder gesteld bepaalde HB2 dat er geen wet meer was die verbood om holebi’s en transgenders te discrimineren.

Geen … verbod … om te discrimineren … (En toen moest Trump nog komen.) Daar heeft de sportwereld redelijk furieus op gereageerd. De NBA, het profbasketbal, had volgend weekend zijn All-Star Game in Charlotte moeten spelen. Niet dus, als protest tegen HB2 verhuisde de NBA dat miljoenenspektakel naar New Orleans. De NCAA, de organisatie van de universitaire sport en ook een miljardenbusiness, heeft dit academisch jaar alleen zeven events geschrapt in North Carolina als protest tegen HB2.

De hele boycot heeft de staat North Carolina nu al 180 miljoen euro gekost aan toeristenbelasting en er komt maar geen einde aan. Als de wet van kracht blijft, zal er tot 2022 zes jaar lang geen belangrijk sportevenement plaatsvinden in North Carolina. Naar het schijnt zou de wet nu wel worden ingetrokken, omdat de sport het eist, iets wat na protest van enkele bedrijven, de politiek en Barack Obama niet is gebeurd.

Topsport als gamechanger, soms kan het.

Buitenspel en Van Basten in DE MORGEN van 11 feb 2017

Toptrainers zetten Van Basten buitenspel

Overal ter wereld zullen videorefs beelden bekijken van discutabele gevallen en uitgerekend nu stelt Marco van Basten het buitenspel in vraag. In Engeland verklaarden ze hem gek. Onze rondgang bij trainers was even vernietigend. ‘Zonder buitenspel is voetbal een andere sport.’

Roberto Martínez, bondscoach van de Rode Duivels: “Ik zou niet aan die regel beginnen prutsen. Voetbal zonder buitenspel is een gok in het blinde.”

Francky Dury, coach van Zulte Waregem: “De verdedigers hebben het recht om zelf de grootte te bepalen van het veld dat ze moeten verdedigen. Juist met dank aan de offside.”

“Nog maar eens het bewijs dat je niet noodzakelijk slim moet zijn om een goede voetballer te worden.” Aldus AA Gent-trainer Hein Vanhaezebrouck, nadat hij een kwartier lang de eventuele afschaffing van het buitenspel als waanidee had afgeserveerd. “Voetbal is nog nooit zo populair geweest en heeft nog nooit zoveel geld gegenereerd. Er is geen probleem.”

Of buitenspel niet beter kon worden afgeschaft. Het werd door Marco van Basten begin dit jaar gelanceerd in een interview met het Duitse Bild en gretig overgenomen door de wereldpers. Later kwam Van Basten terug op die stelling en beweerde dat hij niets wilde opdringen. Hij wilde gewoon alles bespreekbaar maken, maar buitenspel zit hem persoonlijk hoog. “Het is een heel vervelende regel en ik zou weleens voetbal willen zien zonder.”

Marco van Basten was een goede voetballer, daar niet van, een hele goede voetballer zelfs. Af en toe ook een beetje een gemene voetballer, ondervonden Pascal Plovie van Club Brugge en Henrik Andersen ooit nog van Anderlecht, maar dat terzijde. Van Basten was een geniale voetballer, super in de één-tegen-één, sluw in de ruimte, behendig op snelheid. In het voetbal zonder offside zou Marco van Basten zich in de buurt van het penaltygebied onledig houden met trash talkentegen zijn vaste verdediger(s) om dan achter elke diepe bal aan te lopen en vervolgens die bewaker(s) proberen te passeren en te scoren.

Onder impuls van Cruijff

Vanwaar ineens die bevlieging en vanwaar die autoriteit om serieus te worden genomen inzake spelregels? Marco van Basten is na zijn niet al te succesvolle trainerscarrière ineens tot FIFA chief officer for technical development gebombardeerd door de nieuwe voetbalopperbaas Gianni Infantino.

Van Bastens analyse van het voetbalspel was niet zonder verdienste: het spel is niet eerlijk genoeg, het spel is te verdedigend, de steeds kleinere ruimtes worden dichtgelopen door atleten en als gevolg van dat alles wordt te weinig gescoord. “Voetbal is een soort handbal geworden met negen verdedigend ingestelde spelers die het doelgebied bewaken en haast iedereen countert nu vanuit een egelstelling.”

De meeste van zijn suggesties die hier opgelijst staan (zie kader) en waarin de afschaffing van buitenspel het meest opvalt, deed hij al in 2002 in Hard gras en in de zomer van 2003 in Sport International. Hij zei toen ook dat Johan Cruijff in hoogsteigen persoon hem had aangezet om na te denken over voetbal. Vreemd, want diezelfde Cruijff was er al uit. Hij zei ooit over het buitenspel dat het geen regel was die de verdedigers bevoordeelde maar wel de aanvallers. Uitgerekend dankzij het buitenspel, legde Cruijff omstandig uit, kunnen de verdedigers opschuiven en mee van achteruit het spel bepalen. Zonder buitenspel zou je geen Barcelona-voetbal zien met balbezit op de helft van de tegenstander.

Overigens is Van Basten niet de eerste voetbalbobo die nadenkt over een afschaffing. De gevallen autocraat Sepp Blatter sprak er in 2010 over met de Internationale Hockeyfederatie die buitenspel had afgeschaft in 1992, tot hun grote tevredenheid.

Buitenspel is regel elf in de Laws of the Game. Die stipuleert dat een speler buitenspel staat als hij: – op de helft van de tegenstander;
– met een van de delen van zijn lichaam waarmee hij de bal mag raken;
– dichter bij de achterlijn staat dan de bal en de voorlaatste speler van de tegenpartij;

– en actief deelneemt aan het spel of hinderlijk buitenspel staat.

Het is de meest gecontesteerde scheidsrechterlijke beslissing in de geschiedenis van het voetbal, ook al omdat achterafinterpretatie op televisie de vlaggenmannen of -vrouwen altijd in het gelijk of ongelijk stelt, anders dan met sommige overtredingen. Het is dus een moeilijke regel, maar moeilijk kan bezwaarlijk als argument gelden om iets af te schaffen.

Passing of dribbling

Waar komt dat buitenspel, de offside vandaan? Daarvoor moeten we terug naar halfweg de 19de eeuw, toen de regels voor football werden neergeschreven. Die baseerden zich op de regels van rugby, maar verschilden tot 1863 van streek tot streek en van school tot school. De oorspronkelijke rugbyregel dat niet vooruit mocht worden gepasst en dat alle spelers achter de bal moesten blijven, behoorde ook heel even tot de lokale voetbalregels.

Copyright © 2017 gopress. All rights reserverd

Al snel namen twee voetbalstijlen de bovenhand: de passing game en de dribbling game. De pleitbezorgers van die laatste variant vonden vooruit passen een verkrachting van het edele spel. Neen, passen moest aan banden worden gelegd en voetbal – opstellingen als 1-3-7 waren toen de regel – moest worden gespeeld door een dribbelende speler ondersteund door enkele meelopers die de bal eventueel konden overnemen. Voetbal, vonden de puristen van toen, was niet hoe men dat in Sheffield en in het industriële noorden van Engeland speelde: een hijs naar voren – het passing van toen – en iedereen achter de bal aan. Vreemd genoeg woonden de meest technische voetballers van het Verenigd Koninkrijk en de betere dribbelaars nog noordelijker, in Schotland.

Uit het compromis tussen die verschillende stijlen kwam precies de offsideregel die in eerste aanleg bepaalde dat een speler van één team de bal niet mocht spelen tenzij zich drie spelers van het andere team tussen hem en hun doellijn bevonden. In 1925 werd dat herleid tot twee spelers, wat tot op vandaag nog steeds de regel is.

Het argument om in 1925 over te gaan tot een aanpassing van de regel klinkt bijna honderd jaar later vertrouwd in de oren: het spel was te verdedigend, te saai, er vielen te weinig doelpunten. De nieuwe regel hielp: er vielen in het volgende seizoen 40 procent meer doelpunten. Alle latere aanpassingen aan het buitenspel zoals het toelaten van op gelijke hoogte staan (1990), positie-buitenspel en wait and see (Euro 2004) waren details. Bij die laatste ingreep om het spel vlotter te laten lopen, bestraft de arbitrage pas als een speler in offside deelneemt aan het spel.

Groter speelveld

Marco van Basten gaat uit van de premisse dat voetbal saaier wordt, de ruimtes steeds kleiner worden en dat het spel de verdedigende partij bevoordeelt. Bondscoach Roberto Martínez is het daar helemaal mee eens: “Met name in interlandvoetbal zie je al te vaak dat met een laag blok wordt gespeeld. Euro 2016 was het beste voorbeeld. Maar om daar nu uit te concluderen dat het zonder buitenspel beter zou zijn, neen. Dat is niet genoeg bestudeerd. Ik vrees zelfs dat het spel nog defensiever zal worden. Tien in de eigen box, de nul houden en voorin een handige draver die een verre bal krijgt, willen we dat?”

“Ik ben het eens met Van Basten dat de ruimtes kleiner worden,” zegt Francky Dury, “en dat het spel eerlijker moet verlopen. Maar laat dan buitenspel mee beoordeeld worden door de videoref. Dan krijg je een veel eerlijker spel en blijf van die spelregels af want je weet echt niet waar je aan begint.”

Hein Vanhaezebrouck zat deze zomer bij een vergadering met toptrainers uit de Champions League en daar werd van alles gesuggereerd wat het voetbal aantrekkelijker zou kunnen maken. “Maar geen één heb ik horen pleiten voor afschaffing van buitenspel. Je verandert het fundament van voetbal en je maakt een andere sport met andere atleten. Alsof je in rugby niet meer achter de bal moet blijven en in basketbal de driesecondenregel afschaft.”

Voetbal is natuurlijk een zeer conservatieve sport die maar heel zelden verandert en het voorbeeld van basketbal is misschien niet zo goed gekozen want daar morrelt men (vooral in de NBA) wel continu aan de driepuntlijn en de verdediging.

Wat anders zou worden aan voetbal zonder buitenspel, is tot op zekere hoogte voorspelbaar. Het speelveld zou groter worden en bijgevolg ook de ruimtes tussen de spelers als een verdediging de aanvaller niet meer ‘buiten het spel’ kan plaatsen. Ploegen zouden zowel voorin als achterin stevige of superhandige jongens posteren en daar laten staan. De één-tegen-éénduels zouden toenemen. De lange ballen ook.

Vanhaezebrouck: “In het middenveld krijg je marathonlopers die meer dan vijftien kilometer per wedstrijd rennen en achterin en voorin lopen ze evenveel als een doelman. Messi die nog twee kilometer per wedstrijd loopt, willen we dat? En een kicker die de ballen zestig meter vooruit schopt?”

Steun de aanvallers

Die voorspellingen lijken redelijk accuraat, maar wordt het dan meteen een andere sport, zonder het snel schuivend en kantelend blok dat we in het moderne topvoetbal steeds vaker zien? Volgens Martínez wel. “Alles in voetbal hangt samen met buitenspel: tactiek, methodiek, fysieke training. Het zou allemaal veranderen zonder buitenspel en ook je personeel zou anders moeten.”

En wat met een tussenoplossing zoals het verleggen van de offsidelijn, die nu samenvalt met de middenlijn. Wat als die aan weerszijden van de middenlijn tien meter lager zou liggen? Een experiment in die zin werd ooit opgezet in de de Schotse League Cup van 1973 tot 1975. De offsidelijn werd toen doorgetrokken ter hoogte van de kop van het strafschopgebied. Het werd een maat voor niets omdat de trainers geen zin hadden in twee verschillende offsidereglementen, een voor de competitie en een voor de beker.

In de Noord-Amerikaanse voetbalcompetitie, die in 1984 ophield te bestaan, werd de offsidelijn lager gelegd naar analogie met het ijshockey, maar de NASL had vooral Europeanen en Brazilianen op retour en die haalden het tempo vanzelf uit de wedstrijden.

Waar denken onze trainers wél aan om het voetbal minder defensief en aantrekkelijker te maken? Dury kaart iets aan wat Van Basten over het hoofd heeft gezien. Hij vindt één speeldag schorsing voor vijf gele kaarten veel te laks. “Twee gele kaarten en dan één speeldag geschorst lijkt mij veel logischer. Je zou veel minder stomme gele kaarten zien voor reclameren en ballen wegtrappen. De spelers zouden zich behoorlijk inhouden.”

Vanhaezebrouck ziet wel iets in een tijdstraf voor een gele kaart, waardoor een overtal wordt gecreëerd. “De buitenspellijn iets lager leggen zou het veld iets vergroten en meer ruimte creëren. Dat is te overwegen.”

Martínez: “Alles wat een bewezen bevoordeling is voor een aanvallend team, daar ben ik voor. Meer wissels en minder tijd rekken, geen probleem mee. Maar schaf het buitenspel af en je bevoordeelt juist de trainers die de bus parkeren.”

Verhaal over gevaren van American football in De Morgen van 5 feb 2017

Breinbrekers op noppen

Veranderd karakter, fysieke aftakeling en extreem geheugenverlies. American footballspelers zijn na een carrière van klappen op het hoofd niet zelden het spoor bijster. Welkom in een wereld van zelfdoding, racisme en dovemansoren.

Running back Rashaan Salaam was de laatste in een lange rij. Hij was moslim en zijn geloof verbiedt autopsieën, dus nam hij het zekere voor het onzekere en schoot zich op 5 december in Boulder door het hoofd. Salaam was nog maar 42, maar al jaren depressief, af en toe gewelddadig, gebruikte drank en drugs en was fysiek gesloopt. Allemaal symptomen van wat de Amerikaanse sportliefhebber heeft leren kennen als chronische traumatische encefalopathie (CTE), met dank aan één koppige Afrikaanse dokter en de niet-aflatende New York Times.

CTE is het gevolg van opeenvolgende schokken en slagen op de hersenen en dat eindigt nooit fraai. Meestal is het eindstation een vorm van dementie (zoals alzheimer), parkinson of ALS en aanverwante ziektes of een mix van al deze ellende. De pathologie is onmiskenbaar gelinkt aan sporten waarin de hersenen klappen krijgen: boksen uiteraard, waar het kind al voor de Tweede Wereldoorlog de naam dementia pugilistica kreeg, en American football, waar men tot voor kort de andere kant opkeek en alle bewijzen negeerde.

Honkbal is nationaal tijdverdrijf, maar American football is de nationale passie. In de nacht van zondag op maandag eindigt het 51ste seizoen in de National Football League (NFL) met Super Bowl LI, de finale van de play-offs tussen de New England Patriots en de Atlanta Falcons. American football is de Amerikaanse maatschappij in spelvorm. Zoals in het ook al uniek Amerikaanse honkbal, staat het veroveren van terrein centraal, met als uiteindelijk doel het scoren van punten. De Romeinse cijfers die bij elke Super Bowl horen – hier LI of 51 – zijn niet het enige wat deze contactsport met het oude Rome gemeen heeft.

American footballspelers zijn postmoderne gladiatoren in een van de meest brutale en invaliderende vormen van amusement die de mens onder sport en spel heeft gecatalogeerd. De gemiddelde houdbaarheid van een footballprof is 3,3 jaar, al zijn er ook die het tien jaar en langer uitzingen, maar dat is geen garantie op een mooie oude dag. Terwijl 1 op de 1.000 mannen tussen de dertig en de vijftig de diagnose zullen krijgen van dementie of een andere hersengerelateerde afwijking, is dat voor dezelfde leeftijdsgroep bij American footballspelers 1 op 53.

‘Mag ik zijn hersenen?’

De bezorgdheid om de gezondheid van de spelers dateert al sinds het ontstaan van de sport. In het begin van de twintigste eeuw hadden enkele steden de sport op hun middelbare scholen zelfs verboden. Na de Tweede Wereldoorlog werden vooral onder druk van de spelersvakbond reglementswijzigingen doorgevoerd die lijf, leden en hersenen van de spelers moesten beschermen. Sinds de oprichting van de NFL in 1955 werd het reglement in totaal 87 keer gewijzigd: 46 keer gedurende de eerste 45 jaar, en maar liefst 41 maal sinds de eeuwwisseling, toen de hele discussie rond chronische traumatische encefalopathie pas goed begon en ook de terminologie voor het eerst werd gebruikt.

Dat was het gevolg van puur toeval en vervolgens van de onverzettelijkheid van één forensisch patholoog, Bennet Omalu, die tijdens een weekendshift in september 2002 een autopsie moest uitvoeren op een dakloze. In Nigeria geboren en gestudeerd maar zich vervolmaakt in de VS, wist Omalu alleen dat het corpus op zijn snijtafel Mike Webster heette, maar niet dat die de ooit levende en nu dode legende was van het American football in Pittsburgh. Dit was aanvankelijk de zoveelste overleden dakloze, gevonden in een afgedankte truck.

Toen hij de hersenen had bekeken, omdat het medisch dossier gewag maakte van gedrags- en geheugenstoornissen, wees niets op een probleem. Er waren geen beschadigingen van de hersenen zoals bij boksers en geen gekrompen herseninhoud zoals bij alzheimerpatiënten, en toch was deze man naar hij zelf had verklaard langzaam maar zeker gek geworden.

Het was een mysterie waarom ‘Iron Mike’ als een wrak was geëindigd. Misschien lag het geheim in de hersenen, en Omalu – een autodidact die maar liefst acht medische en andere diploma’s haalde in de VS – wilde dat op eigen houtje van nabij onderzoeken. Hij belde Websters advocaat – “Mag ik zijn hersenen?” – en leerde en passant dat de twee al jarenlang een strijd voerden om Websters gezondheidstoestand te laten erkennen als een arbeidsgerelateerde ziekte.

De advocaat gaf groen licht en Omalu liet op eigen kosten de hersenen van Webster in schijfjes snijden en prepareren, altijd opnieuw, altijd maar weer met andere markers en contrastvloeistof. Tot hij op een dag het tau-eiwit onderzocht, een proteïne die ook een rol speelt bij alzheimer. De hersenen van Webster zaten vol met bruine en rode vlekken, vooral in het deel dat verantwoordelijk was voor emoties, gemoedstoestand en de executieve functies. Omalu liet experts zijn resultaten zien en allen waren ze het eens: dit was een nieuw soort aandoening. Het onderzoek resulteerde in een artikel in 2005 in het vakblad Neurosurgery, waar voor het eerst het begrip CTE gedrukt stond.

Haast onmiddellijk kwam de machine van de National Football League in actie. Het artikel was kort door de bocht, onwetenschappelijk, er was geen bewijs, luidde de kritiek. De dokter zelf werd afgedreigd en geridiculiseerd. Zijn diensthoofd kreeg gelijk: wie in de verpauperde voormalige hoofdstad van de Amerikaanse staalindustrie Pittsburgh aan de Steelers raakte, was een bedreiging voor lokale religie van het football.

‘Ik geloof u, ik wil helpen’

In december 2015, bij de première van de film Concussion, waarin Will Smith de rol van Bennet Omalu speelt, bevestigde de Nigeriaanse Amerikaan in het weekblad Time dat het over onverholen racisme ging. Hij was inmiddels verhuisd naar Californië en hoewel de film hem weer in de schijnwerpers plaatste, klonk hij bitter en ontgoocheld over zoveel misprijzen voor zijn werk. “Hoe kon een uit Afrika geëmigreerde Amerikaan in godsnaam tot zulke conclusies komen en hun mooie Amerikaanse sport bezoedelen? Welnu, het is geen mooie sport. American football zou moeten worden verboden en als ooit een school mijn zoon aanzet tot het spelen van die sport, doe ik haar een proces aan.”

Omalu zat na Webster op een rollercoaster die hij maar moeilijk meester was, maar kreeg net op tijd hulp uit onverwachte hoek. Een befaamde neurochirurg die jarenlang voor het team van Mike Webster had gewerkt, was duidelijk. “Ik geloof u”, zei dokter Julian Bailes. “Ik heb de laatste jaren twaalf van onze spelers te jong zien sterven of zelfmoord plegen. Ik wil u helpen.”

Inmiddels waren andere hersenen onderweg naar Omalu. Die van Terry Long, die zelfmoord had gepleegd na het drinken van 4 liter antivries en ook gek was geworden: hersenen als die van Webster. Die van Andre Waters, 44 jaar, zelfmoord met een pistool: hersenen met alle tekenen van CTE. Justin Strzelczyk, 36 jaar: idem. Vijf jaar na het eerste artikel had Omalu al twintig gevallen onderzocht met dezelfde medische problemen: allemaal hadden ze grote concentraties van het tau-eiwit, dat hun hersencellen had vernietigd. Allemaal hadden ze hersenen die op het eerste gezicht onaangetast waren en bij wie CT-scans niets lieten vermoeden.

Het was de krant The New York Times die vanaf 2006 bij het tweede artikel in Neurosurgery het voortouw nam in de berichtgeving rond de gevaren van American football. En toen ook de politiek zich ermee ging bemoeien, week de NFL een klein beetje. In de zomer van 2007 werden de dokters van de NFL-teams samengeroepen voor eenConcussion Summit. Ongeveer alle dokters mochten hun zeg doen, maar Omalu was niet uitgenodigd. Bailes wel. Hij nam de slides van Omalu en presenteerde wat zijn Nigeriaanse vriend had voorbereid.

Steroïden of genen?

De NFL bleef volhouden dat er geen bewijs was dat American football dementie en andere hersen-, geheugen en gedragsafwijkingen kon veroorzaken, maar verhoogde ondertussen wel de pensioenen voor ex-spelers die door dementie waren getroffen tot 80.000
euro per jaar. Toch zou de NFL onder druk van de media en later ook het Amerikaans congres zijn tegenstand opgeven en onderzoek steunen. Aan Boston University beheert professor Ann McKee de hersenbank van de NFL. De verschillende onderzoeksgroepen – eerst van Omalu en van McKee, en later van nog anderen – probeerden elkaar tegen te werken. De jacht op de verse hersenen van pas overleden NFL-spelers werd het voorwerp van enkele longreads in de betere Amerikaanse pers.

In die strijd kwam het op 3 mei 2012 tot een bitter dispuut over het lijk van Junior Seau. Toen dokter Omalu op het punt stond de hersenen te verwijderen, kwam er ineens een veto van de zoon van Seau. De hersenen zouden naar nog een andere, derde onderzoeksgroep gaan, onder auspiciën van het National Institute for Health.

Seau had zichzelf in de borst geschoten, met opzet niet in het hoofd, net als Dave Duerson een jaar eerder. Duerson die Omalu eerder had toegesnauwd dat hij ongelijk had en dat hij niet moest denken om van American football een ‘pussy sport’ te maken, had nu een briefje nagelaten: “Alstublieft, doneer mijn hersenen aan de wetenschap.”

Inmiddels twijfelt geen arts nog aan de conclusie dat American football invalideert. Maar er zijn niet meer zelfmoorden onder NFL- spelers dan onder de Amerikaanse bevolking. Wel hebben alle zelfmoorden te maken met veranderd karakter, fysieke aftakeling en extreem geheugenverlies. Aan Boston University hebben ze in hun hersenbank inmiddels 94 verdachte hersenen van overleden NFL- spelers verzameld. 90 daarvan zijn aangetast door CTE.

Het CTE-mysterie is nog niet helemaal ontrafeld. Waarom alleen NFL-spelers zo zwaar getroffen zijn en waarom de ene wel en de andere niet, zijn maar enkele onbeantwoorde vragen. Dat alleen de NFL is getroffen, klopt overigens niet. Zo hadden Italiaanse voetbalspelers tussen 1970 en 2001 ook zeven keer meer kans om ALS te ontwikkelen dan een gewone Italiaan. Was dat ook
het gevolg van koppen? Dat is onderzocht, maar er leek geen verband. Of lag medicatie aan de grondslag, met name de anabole steroïden die in de jaren 70 en 80 vrijelijk konden worden gebruikt? Allemaal plausibele hypotheses, maar wat dan met de boksers die al dement werden nog voor de eerste anabolen waren uitgevonden en bij wie wel uiterlijke beschadigingen zijn vastgesteld?

Genen zouden een rol kunnen spelen. Dragers van de apolipoproteïne APOE E4 zouden veel meer kans hebben om hersen- en geheugengerelateerde afwijkingen te ontwikkelen. Momenteel wordt onderzocht of dat proces wordt versneld als die ook nog eens een contactsport als American football, boksen of ijshockey beoefenen. De eerste resultaten wijzen op een verband en sommige keuringscentra voor bokslicenties screenen al op deze genvariant.

Krachten tot 100G

Wie wil weten hoe hard die klappen wel zijn in het American football, zoekt op YouTube best eens naar ‘hardest hits NFL’. Een offensive lineman zoals de center in de NFL clasht bij elke play met de nose tackle van de tegenstander – samen niet zelden 300 kilogram – en krijgt tot 62 keer een kracht van 25G op de helm te verwerken, zo bleek uit wetenschappelijke tests in wedstrijden. Pieken kunnen oplopen tot 100G.

Die helm beschermt uiteraard de schedel, want schedelbreuken zijn er al decennia niet meer, maar de hersenen klotsen door die vreselijke G-krachten vrolijk heen en weer. De vergelijking loopt wat mank, maar een G-kracht van 25G komt overeen met een frontale botsing aan 50 kilometer per uur. Deze impact-G-kracht mag niet worden vergeleken met die van straaljagerpiloten die maar tot 8G gaan, maar die dat langere tijd moeten volhouden.

Ondertussen is in de VS een stroming ontstaan om American football in de huidige brutale vorm op de middelbare school te verbieden. Friday Night Lights Out heet de beweging, naar de gelijknamige film en serie Friday Night Lights, die een ode was aan high school football.

De NCAA, de organisatie die de Amerikaanse universitaire sport overziet, heeft ook al een klacht gekregen van ex-spelers en lijkt dezelfde weg op te gaan als de NFL: er zal moeten worden betaald. Ook de NHL, de professionele ijshockeycompetitie, ligt onder vuur.

 

Andere sporten zijn daarom niet beter. Neem voetbal. In de laatste finale van het WK kwam de Duitser Christoph Kramer onzacht in aanraking met de Argentijn Ezequiel Garay. Kramer was helemaal van slag en ging de scheidsrechter vragen waar hij was. “Is
dit de WK-finale?” Waarop de scheidsrechter niet zelf ingreep en de Duitse kapitein Bastian Schweinsteiger waarschuwde. Ook die reageerde niet en een duidelijk aangeslagen Kramer bleef nog veertien minuten op het veld. Botsingen als met Kramer zijn ongelukken en maken geen deel uit van het spel zoals bij de NFL, waar spelers van 120 kilogram en meer als stieren met de kop vooruit inbeuken op hun tegenstanders. Of het ijshockey, waar vuistslagen werden geduld tot één vechtersbaas neerging.

Topsport invalideert: de NFL weet dat al lang en de spelersvakbond ook. Meer dan één speler op vier, volgens de laatste extrapolaties, zal CTE-gerelateerde problemen krijgen. In 2011 sleepten vijfduizend spelers de NFL mee in een juridische strijd die vijf jaar zou
duren en eindigde in een schikking. De NFL zal instaan voor de schadevergoedingen aan gepensioneerde spelers met bewezen gezondheidsproblemen. Ook de spelers die de volgende 65 jaar uit de competitie vertrekken, zijn door de schadevergoeding gedekt.

Een eerste voorzichtige schatting berekende dat dit de NFL, dus de eigenaars van de clubs, tot 1 miljard euro zou kunnen kosten als elke speler tot 5 miljoen schadevergoeding voor de zwaarste gevallen zou kunnen claimen. De eerste speler passeerde al in 2006 langs de kassa. Postuum dan wel. De ex-vrouw en de kinderen van Mike Webster, patient zero in het hersenonderzoek, kreeg 1,4 miljoen euro schadevergoeding. In de schikking staat wel vermeld dat spelers die geld krijgen, de informatie over hun gezondheidstoestand niet openbaar mogen maken.

Column Voetbalchinezen in De Morgen van 5 feb 2017

Voetbalchinezen

 

In 2005 kocht het Chinese Lenovo de computerdivisie van IBM. Lenovo betaalde ongeveer 1 miljard (de kostprijs van een topclub in het Europese voetbal) en nam een half miljard euro aan schulden van IBM over. Sindsdien valt het op dat Chinezen alles in de wereld opkopen wat ook maar een beetje loszit en waarmee ze denken handel te kunnen drijven en winst te maken. Soms ook voetbal.

In de Lenovo-deal zit veel verborgen van wat zich nu voordoet bij Roeselare, OH Leuven en later misschien Moeskroen. Een verlieslatend ondergefinancierd bedrijf in een potentieel interessante markt die bovendien ook nog eens allerlei voordelen van de lokale overheden krijgt toegestopt, zonder dat die veel regeltjes oplegt. Investeren in het Belgisch voetbal lijkt dan verdacht veel op mijnbouw in Afrika en daar zijn de Chinezen ook erg goed in.

Wel opletten en niet alle voetbalchinezen over dezelfde kam scheren. Chinaman zero, dé enige echte voetbalchinees, blijft nog altijd Zheyun Ye, die hier de boel kwam omkopen en die we nog steeds niet hebben gevonden (wat toch een redelijk mysterie is in deze geconnecteerde wereld, vindt u ook niet?). Ye kwam hier aanvankelijk ook als opkoper, zo stelde hij zichzelf althans voor bij de makelaars die met hem langs verschillende zieltogende clubs gingen. Uiteindelijk wilde hij ook wel investeren, maar daarvoor moesten eerst wat uitslagen worden geregeld, u kent het verhaal.

Zheyun Ye staat mijlenver af van de Chinezen die zich maar wat graag willen inkopen in de Europese topclubs, maar behalve een minderheidsaandeel van 13 procent in Manchester City – eerder een deal met de overheid van Abu Dhabi – lijkt dat niet zo best te lukken. De Arabieren waren hen voor. Vervolgens zijn er de B-Chinezen die in eigen land een grote club willen. Met zeshonderd dollarmiljardairs en het marsorder van voetballiefhebber-president Xi Jinping – “maak het Chinees voetbal groot” – was het logisch dat die hun eigen clubs wat wilden pimpen met wat dure, bij voorkeur gekleurde voetballers.

Ten slotte zijn er de Belgo-Chinezen. Zij hebben een beetje van alles: een beetje veel geld, een beetje avontuur, een beetje op zoek naar snel gewin, een beetje gokgedrag. Waarbij dat laatste moet worden gezien als het nemen van een financieel risico. Het is een stuk makkelijker en veiliger, maar ook duurder, om te investeren in Manchester City of AC Milan dan in OH Leuven.

Maar als de Chinezen alles in de VS opkopen wat loszit, waarom dan niet in de sport, waar ook af en toe wat te koop is? In de vier Amerikaanse major sports zijn nauwelijks buitenlandse investeerders: welgeteld 3 op 124 franchises, waaronder één Amerikaanse Chinees die een ijshockeyclub bezit. Omdat het systeem in de VS uitgaat van herverdeling van inkomsten en van talent, gekke investeringen aan banden legt en de andere teameigenaars al of niet een koper aanvaarden. Een beetje een communistisch systeem, als het ware.

Dan nog liever België, want altijd een beetje Afrika, redeneert de kapitalist in de gemiddelde businesschinees. België, dat in geen vijf jaar tijd van alle kleine landen de nummer één exportmarkt naar de grote competities is geworden. België, waar zeer goedkoop kan worden ingekocht en zeer duur verkocht. België, waar het minimumsalaris voor een niet-EU-speler amper 78.000 euro bedraagt maar na aftrek van kost en inwoon de speler nog amper 2.000 euro per maand cash moet worden toegestopt. België, waar lokale overheden zich dubbel plooien om voor hun gepromoveerd team een nieuw stadion te bouwen. België, het land met de hoogste loonwig van Europa voor gewone werknemers, maar de laagste van Europa voor voetballers. Al te gek toch, die uitverkoop van Belgische voetbalploegen, en dat uitgerekend in een land waar de sociale zekerheid en de directe belastingen de grootste sponsors zijn van die sport.

Er zijn wel tien analyses te maken, maar uiteindelijk kom je altijd bij hetzelfde probleem terecht: te veel clubs onderaan de voedselketen van het profvoetbal kunnen dat professioneel statuut financieel niet aan. Ze doen de gekste dingen om toch maar aan geld te geraken en zo te promoveren. Bij OH Leuven ging een gerespecteerde voorzitter zelfs zover dat hij wilde meespelen in een mensenhandel. Voor een kleine, fragiele markt als de Belgische is maar één oplossing: het economisch afsluiten van de hoogste klasse, dus geen promotie en degradatie meer op sportieve gronden, en een meer solidaire verdeling van de centrale inkomsten onder de clubs die hebben bewezen dat ze een economische én een fanbasis hebben.