Column over Red Lions en EK hockey in De Morgen van maandag 26 aug 2019

Beste Belgische team ooit

We konden spanning verwachten, véél spanning. Dat begon vrijdag al met het EK jumping in Rotterdam. Het zou lastig worden maar ‘we’ hadden een kans op de Europese titel en het daaraan verbonden olympisch ticket. Bam, een paar rondjes paardjerijden (excuses) en de Belgen begroeven de rest van Europa onder de Hollandse zavel. Tokyo, here we come. Hopelijk met dezelfde goede paarden want in het verleden durfden onze ruiters/paardenhandelaars die al eens te verkopen in een olympisch jaar.

Ook die vrijdagavond klopten de Belgische volleybalvrouwen makkelijk Oekraïne. Een dag later wonnen ze makkelijk van Slovenië en zijn nu al haast zeker van een plaats in de kwartfinale van het EK volleybal door die twee walk-overs. Benieuwd wat ze er vanavond tegen wereldtopper Italië van bakken.

Het beste, het spannendste van het weekend moest nog komen. Dat hadden de spelers ons zelf op het hart gedrukt en ook de bondscoach vond – bijna in een Martínez-persiflage – EK-finalist Spanje een wereldelftal. Oké, we hadden ervan gewonnen in de poules, met 5-0 nog wel, maar toen deed minstens één erg goeie Spanjaard niet mee. Neen, het zou een hele klus worden om dat tot een goed einde te brengen.

Niet dus. Uitgerekend toen de Belgen met een man minder verder moesten voor een straf die je alleen in hockey kan overkomen, zetten ze de Spanjaarden schaakmat. Aan de rust stond het al 4-0. Aan de rust, alstublieft! Tokyo, here we come. Dat laatste is nu niet bepaald een verrassing omdat je als wereldkampioen en viceolympischkampioen en zevenvoudig finalist in grote toernooien wordt geacht je te allen tijde te kunnen plaatsen voor de Spelen. Helemaal in de kleinste van alle teamsporten, en interpreteer dat alstublieft niet als een diskwalificatie van deze knalprestatie.

Na afgelopen weekend zijn we al van twee dingen zeker. We weten met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid welke ploeg níét het team van het jaar wordt: RSC Anderlecht. En we weten wie het wél worden: de hockeymannen of Red Lions. Jammer voor die ruiters, helaas, wat die gasten van Shane McLeod weer op het kunstgras hebben gelegd was weergaloos.

Herinner u de gewonnen WK-finale in december vorig jaar tegen Nederland. Dat was gesloten, lelijk spel, hockey op zijn slechtst zoals het maar heel af en toe mag worden gespeeld. Het doel heiligde toen de middelen omdat ook het meest aanvallende en meest gelauwerde team van de wereld de wedstrijd op slot wilde houden tegen die razendsnelle Belgen.

Zaterdag tegen Spanje speelden de Belgen in een onwaarschijnlijk tempo. Hoge druk, snelle vleugelwissels, splijtende dieptepasses – de bal gaat sneller dan de man is een voetbaladagium dat nog meer geldt in hockey – en inventiviteit en handigheid in de ball handling die niemand hun nadoet. Bij de rust waren ze zeker van hun eerste Europese titel.

Bij de rust, laat dat toch even doordringen en probeer u te herinneren hoelang het geleden is dat een Belgisch team dat voor mekaar heeft gekregen: een tegenstander in een continentale of mondiale finale verpletteren. Doe geen moeite: het is nooit, never gebeurd. De Belgian Red Lions zijn met afstand het beste team dat dit land ooit heeft voortgebracht.

Viceolympischkampioen in Rio (wat jammer van die ene offday), wereldkampioen in Bhubaneshwar en nu Europees kampioen in Wilrijk. Dit zijn podia die tot nog toe alleen onze allergrootste individuele atleten te beurt vielen. Fred Deburghgraeve en Nafi Thiam gingen nog een stapje verder en pakten naast de wereld- en Europese ook de olympische titel. Fredje deed er het ultieme schepje bovenop door en passant een wereldrecord scherper te stellen.

Succes in teamsport is altijd superieur aan individueel succes. Eenzame kampioenen (m/v) kunnen een land overkomen – Fredje en Nafi waren toevalstreffers – maar succes met nationale ploegen is naast een generationeel fenomeen bijna altijd het gevolg van een model of minstens een doordacht plan.

Voetbal kan daarop een uitzondering zijn en kan volstaan met een goeie generatie, maar dat is een aparte column waard. Hoe kleiner de sport, des te doordachter dat plan moet zijn, des te groter de kans op succes. Daarom ook moeten we die hockeysuccessen koesteren. Ze zijn onze grootste kans op medailles in teamsporten en de gloed die ervan uitgaat, overstijgt alles.

 

20190826_De-Morgen_p-19-mail

Verhaal over de Adelaars van de Andes (Colombia en wielrennen) in De Morgen van zaterdag 24 aug 2019

Vlaamse passie, genen uit Kenia

Colombia vierde in 1984 de eerste etappewinst in de Tour. Het was even wachten op betere tijden, maar 35 jaar later moeten we niet vreemd opkijken als ook de derde grote ronde van 2019 wordt gewonnen door een adelaar uit de Andes.

2 juni 1984, de Dauphiné Libéré. Francisco ‘zeg maar Pacho’ Rodríguez heeft die dag de rit naar Saint-Julien-en-Genevois gewonnen met een De Gendtiaanse inspanning – van begin tot einde voorop. Met nog twee dagen te gaan leidt de Colombiaanse amateur met meer dan drie minuten voorsprong op de in die tijd onbetwiste capo van het wielerpeloton, Bernard Hinault. Die avond krijgt Pacho bezoek van twee mannen.

“Een heel groot coureur en zijn ploegleider klopten op zijn deur en gingen naar binnen”, aldus een ooggetuige/masseur. “Kun je die arme boerenjongen iets verwijten, overdonderd als hij was?” Een dag later stapt Pacho Rodriguez af. Mysterieuze plotse kniepijn en wellicht veel Franse francs rijker. De paar Colombiaanse journalisten die hun amateurs over de grote plas zijn gevolgd, weten met hun tristesse geen blijf. Met een overwinning in de belangrijkste voorbereidingswedstrijd van de allerbelangrijkste wielerwedstrijd van de planeet hadden ze eindelijk goed nieuws kunnen brengen.

1984 is het begin van de meest gruwelijke periode in de geschiedenis van Colombia met moorden, kidnappingen en executies alom. De drugsbrigades, de rebellengroeperingen, een disfunctionele regering, het kwam allemaal bij elkaar met de moord op Rodrigo
Lara Bonilla. Die kersverse minster van Justitie had in maart van dat jaar samen met de Amerikanen in het Amazonegebied de drugsfabriek Tranquilandia ontmanteld en vernietigd. Pablo Escobar, de rijkste man op aarde, was zijn grootste productie-eenheid kwijt en riposteerde met een rondje 45mm-kogels dat dwars door zijn Mercedes de minister aan flarden schoot. Colombia had dat succesje in de nationale passie best kunnen gebruiken om de miserie wat te verzachten.

Kinderen van het volk

De voorlaatste dag van de Dauphiné stond een rit gepland naar Col de Rousset. Hinault trok al snel in de aanval, reed de eerste vier cols solo, maar kreeg op de laatste een klop van de hamer. Phil Anderson zou de rit winnen. Martín Ramírez, een andere Colombiaan die zestien seconden achter Hinault stond in het algemeen klassement, zag zijn kans schoon toen hij in de mist Hinault inhaalde en hem in de laatste kilometers loste in de eerste sneeuwstorm die hij ooit had gezien. Met nog een dubbele etappe voor de boeg had Ramírez 22 seconden voorsprong op Hinault.

In de ochtendrit in lijn reed Ramírez op het wiel van Hinault. “Hij probeerde mij te doen vallen door plots te remmen en af te wijken en zijn ploegmaats duwden mij alle kanten op. Ze scholden ons uit voor bedriegers en ik wist niet waarom.”

De tijdrit was een klim en een afdaling. Greg LeMond won die en Ramírez werd nooit meer bedreigd. Wat stond het er mooi: 1. Ramírez (Varta, Colombia), 2. Hinault (La Vie Claire, op 0:27), 3. LeMond (Renault-Elf, op 5:07). Hinault kon de nederlaag niet verkroppen en demonstreerde zijn afkeer voor de Colombiaanse invasie door op het podium een cokesnuiver te imiteren. Colombia kon het niet deren. Na de overwinning van Ramírez barstten spontaan volksfeesten los. Ook de officiële instanties probeerden de zeges te recupereren.

In het disfunctionele Colombia kwam rebellengroepering M19 als eerste met een perscommuniqué. “Deze exploten zijn geleverd door kinderen van het gewone Colombiaanse volk.” Waarop de president ook maar met een mededeling kwam en een decreet uitvaardigde: wielrennen zou voortaan een sport zijn met “een speciale betekenis” als promotor van Colombia. Ook dit jaar kwamen Colombiaanse promojongens en meisjes in de perszaal van de Tour-start in Brussel in opdracht van hun ambassade documentatie uitdelen, met de uitdrukkelijke vraag positief te berichten over hun land.

Fietszondag heilig

1984 zou het voorlopig mooiste Colombiaanse wielerjaar ooit worden, toen op 16 juli Luis ‘Lucho’ Herrera de latere Tour-winnaar Laurent Fignon het nakijken gaf op l’Alpe d’Huez en als eerste Colombiaan een Tour-etappe won. Na die Dauphiné waren Rodríguez en Ramírez in sneltempo prof geworden in Europa, maar Lucho Herrera bleef eeuwig trouw aan de staatsbedrijven Café de Colombia en Postobon.

Een jaar na l’Alpe d’Huez zou hij een centje bijverdienen door in combine met de Tour-winnaar Hinault te rijden – Hinault geel en hij de bolletjestrui. In 1987 won Herrera voor eigen rekening de Ronde van Spanje, de eerste grote ronde ooit voor een Colombiaan. Nairo Quintana won 27 jaar later de Giro en in 2016 de Vuelta. Alles verbleekt natuurlijk bij Egan Bernal, die dit jaar als eerst Colombiaan de Tour de France kon winnen. De teller staat nog op vier, maar loopt.

Colombia is het enige ontwikkelingsland dat een rol heeft gespeeld in het internationaal cyclisme. De vergelijking met Kenia en de passie aldaar voor hardlopen houdt steek, maar houdt ook ergens op. Atletiek is in Kenia gebruikt door de Engelse koloniale macht om de bevolking in de scholen discipline bij te brengen. In Colombia waren de Spanjaarden al lang weg toen fietsen in het begin van de 20ste eeuw een populair vervoermiddel werd en ergens halfweg de vorige eeuw een wedstrijdsport.

Op 5 januari 1951 werd in de hoofdstad Bogotá de eerste nationale wedstrijd gereden. Sindsdien is er een druk lokaal wedstrijdprogramma, wel uitsluitend in het westen of centrum van het land, daar waar heuvels en bergen zijn. Fietsen werd snel een nationaal tijdverdrijf, te vergelijken met koersen in Vlaanderen. De wielergekke Colombianen organiseerden in 1959 een triomfantelijke Colombiaanse doortocht van Fausto Coppi en Hugo Koblet en werden nog wielergekker. Rond die tijd begonnen verschillende steden met ciclovías, autoloze zondagen waarop de fiets de stad overneemt.

Zelfs op het toppunt van Escobars macht in en rond Medellín en tijdens de hoogdagen van het Cali-kartel waren de fietszondagen daar heilig. Escobar was trouwens een fan van wielrennen en liet een lokale velodroom bouwen. Zijn oudere broer Roberto was zelf een begenadigd wielrenner. Hij begon later een fietsenzaak die diende als witwasbedrijf voor de drugsinkomsten van broer en co., die ook een wielerploeg sponsorden. Heel wat lokale wielrenners werden handlangers van het kartel, zoals Gonzalo Marín, winnaar van de Baby Giro en later aanslagpleger namens Escobar, of Alfonso Flóres, winnaar van de Ronde van de Toekomst in 1980 en drugstrafikant.

Colombia, cocaína, café, ciclismo of de vier c’s. Wielrennen in Colombia is de passie van Vlaanderen opgeteld met de genen van de Keniase lopers. Wat Kenia en Colombia gemeen hebben, is het landschap (heuvels, bergen, hoogvlaktes) en vooral ijle lucht, met een lagere luchtdruk tot gevolg die ervoor zorgt dat de zuurstof minder makkelijk in de longblaasjes terechtkomt.

 

Combineer dat met een geaccidenteerd parcours als ideale trainingsomgeving en een bijna darwiniaans milieu om te presteren en je hebt een recept voor succes. Als een Colombiaan over drie weken ook de Vuelta a España wint – dé Vuelta is voor Colombianen de Vuelta a Colombia – is het succes compleet. Oké, Giro-winnaar Richard Carapaz die namens Movistar geacht werd op te treden, maar forfait moet geven na een val in een criterium in Nederland, is een Ecuadoraan. Zij het wel een die ook in de Andes is geboren en dan nog op amper 500 meter van de Colombiaanse grens.

De meeste Colombiaanse wielrenners zijn afkomstig van de departementen Antioquia en vooral Boyacá. Dat laatste departement en vooral zijn inwoners zien zichzelf als koppig, hardwerkend en onverzettelijk, de flandriens van de Andes. In Boyacá begon in 1819 de succesvolle ontvoogdingsstrijd tegen Spanje. Misschien dat ze hun onverzettelijkheid aan de geschiedenis te danken hebben, maar wellicht nog meer aan de geografie.

Op de occasionele Ecuadoraan en Argentijn na, die laatsten vaak laaglanders, komen de meeste Zuid-Amerikaanse topwielrenners uit de Colombiaanse Andes. De Andes is 7.000 kilometer lang en dus genoeg wielrenners te vinden. Alleen, Peruvianen rijden wel met de fiets, maar de hoogvlaktes en de cols zijn daar te hoog. Alles boven de 3.000 meter is te lastig om te presteren.

Col van 80 kilometer

Halfweg tussen Bogotá en Medellín ligt Mariquita. Daar begint de langste en zwaarste klim van Colombia, de Alto de Letras, 80 kilometer voor een stijging van 400 meter naar 3.600. Op papier een bescheiden 4 procent gemiddeld, maar doorgaans meer dan 6 procent en met het zwaarste stuk boven de 3.000 meter. Ideaal voor welke training dan ook. De Ontembare Zipa, Efraín Forero Triviño, de eerste winnaar van de Ronde van Colombia in 1951, trainde vaak in die bergketens, of Martín Emilio Rodríguez alias Cochise en tijdgenoot van Eddy Merckx. Zij en al hun volgelingen ontwikkelden hun uithouding op de lange klimmen in de steeds ijlere lucht tegen identieke fenotypes, die van de ideale klimmers.

De nieuwste generatie wielrenners combineert de genen en de passie met de wetenschap. Fernando Gaviria komt bijvoorbeeld uit de baanwerking. Egan Bernal is dan weer het prototype: klimmer, tijdrijder en handige chauffeur, maar lo mejor está por venir. Iván Sosa bijvoorbeeld, ook al bij Team Ineos in dienst.

Het beste moet nog komen, dat is niet gelogen. Dat geldt voor veel in Colombia en ook voor de sport. Nu het land beter functioneert dan ooit, zijn de resultaten verbeterd. Tussen 1980 en 2000 won Colombia vier olympische medailles. Op de laatste twee Spelen van Londen en Rio won het land telkens acht medailles, met als hoogtepunt 2016 toen drie keer goud werd gewonnen en wielrennen twee medailles mee naar huis nam.

De Colombiaanse waterval die het peloton zal overspoelen, zal die uit de jaren 80 overtreffen. In het huidige profpeloton rijden achttien Colombianen. Elf van hen zijn present in Torrevieja, waar de Vuelta vandaag van start gaat. Hoofdrolspelers en enkele kanshebbers onder de Colombianen in deze Vuelta zijn Nairo Quintana (Movistar en enige ex-winnaar aan de start), Esteban Chaves (Mitchelton- Scott), Rigoberto Urán, Daniel Martínez en Sergio Higuita (Education First) en Miguel Angel López (Astana en vorig jaar derde).

 

20190824_De-Morgen_p-18-19-mail

Column Kosmische Vlieger (over Maradona, de film) in De Morgen van zaterdag 24 augustus 2019

Kosmische Vlieger

Die keer in Extra Time. Filip Joos kon de docu Maradona pruimen, koos hem zelfs als zijn fragment van de week. Dat fragment – ik heb de film dinsdag eindelijk gezien – was het begin, het moment waarop Maradona door de catacomben van een soort Colosseum naar een klein perszaaltje wordt geleid dat afgeladen vol zit.

De journalist van de eerste vraag was een hele straffe. “Een vraag voor Diego Maradona. Of hij weet wat de camorra is en of hij weet dat hun geld ook tot in het voetbal zit?” Waarmee de moedige collega poneerde wat iedereen vermoedde: dat Maradona naar het financieel zieltogende Napels was gehaald met geld van de maffia. Het was de sterkste sequens van de hele biopic.

Die vraag, in 1984, in een maffiastad, je moet het doen. Sowieso was dat voor die journalist zijn laatste vraag, hopelijk voor hem van die dag en niet voor altijd. Hij werd door de voorzitter stante pede de deur gewezen, en dat onder luid gejuich en applaus van heel wat van zijn collega’s.

’s Werelds meest geprezen voetbalgenie van het moment en de meest disfunctionele stad van Europa vonden elkaar op 5 juli
1984 en wat volgt in Maradona is een anderhalf uur durende rake schets van (op)komst, verval en vertrek uit Napels van de eerste echt mondiale voetbalster. Afhankelijk van wie in welke periode is geboren, verschillen de meningen over wie dé voetballer onder wereldvoetballers is. Echt bejaarde voetballiefhebbers zweren nog steeds bij Pelé. Net iets minder bejaarden zoals ondergetekende durven weleens te neigen naar Johan Cruijff, niet omwille van titels als international want die heeft hij niet, maar omwille van de impact die hij had op het spel van heel wat landen en grote teams.

Kort daarna kwam dan Maradona, een Argentijntje met een al even fout kapsel als goede voeten, en het levende bewijs dat voetbal een spel is waar je met intuïtie soms verder geraakt dan met intelligentie. Vandaag zijn er Lionel Messi of Cristiano Ronaldo en wetenschappers hebben onlangs becijferd dat Messi beter zou zijn dan Ronaldo omdat hij meer impact heeft op het spel en meer acties onderneemt. Messi is de postmoderne Maradona, min de cocaïne, maar inclusief de belastingontduiking.

Wie de beste is van al die supersterren? Het is onzin om tijdperken te vergelijken, maar de meest foute is ongetwijfeld Diego Armando Maradona, de man met meer bijnamen, schandalen en kinderen (echt en onecht) dan prijzen. Zijn mooiste bijnaam is ongetwijfeld ‘Kosmische Vlieger’, afkomstig uit een spontaan gedebiteerde tekst van radioreporter Víctor Hugo Morales bij Maradona’s tweede doelpunt in de halve finale tegen het gehate Engeland (remember de Falklands) op de World Cup van 1986.

Dat ging zo:

… De bal gaat naar Diego, daar hebben we Maradona, hij wordt door twee man gedekt. Maradona dribbelt met de bal, het genie van het mondiale voetbal stormt naar de rechterkant, laat de derde man achter zich, lijkt te gaan spelen op Burruchaga…

Nog altijd Maradona! Genie! Genie! Genie! Ta-ta-ta-ta-ta-tata… En gooooooooooooooooooooooool!!!!!! Gooooooooooooooooooooooool!!!!!! Gooooooooooooooooooooooool!!!!!!

Spectaculaaaaaaaaaaair! Lang leve het voetbal! Golazo! Diego! Maradona! Ik ben geëmotioneerd, excuseert u mij…

Ik wil huilen!

Maradona scoort na een memorabele solo, na de mooiste actie aller tijden… Kosmische Vlieger, van welke planeet kom je? Argentinië 2, Engeland 0. Diego! Diego! Maradona! Dank u God! Dank u voor het voetbal! Dank u voor Maradona! Dank u voor deze tranen. Dank u voor deze Argentinië 2, Engeland 0.

Allemachtig.

Dat laatste geldt eerder voor de film van regisseur/samensteller Asif Kapadia dan voor de Kosmische Vlieger zelf, die in die wedstrijd ook de 1-0 had gescoord, weze het met de hand. ‘De hand van God’ werd een soort aflaat voor het grootste bedrog ooit op het allerhoogste niveau. “Beetje bedrog, veel genialiteit”, zegt een stem in de film. Het was andersom: beetje genialiteit, veel bedrog en vooral heel erg dom.

Na dat WK ben ik afgehaakt als bewonderaar en Maradona geeft mij geen ongelijk. Er zijn twee beperkingen aan de film. Hij covert alleen de periode Napels, waardoor onder meer zijn positieve dopingplas – de tweede al – op de World Cup van 1994 niet aan bod komt. En de regisseur wil te allen prijze Maradona een mooie exit bieden met die ene laatste opgezette scène: zijn zoon, verwekt bij ene Valeria, een item in het begin van de docu, klopt na al die jaren bij zijn vader aan en wordt in de armen gesloten. Opgezet spel, want toevallig onder het toeziend oog van een professionele camera. Afgezien daarvan: is een omweg langs de bioscoop waard.

 

20190824_De-Morgen_p-19-mail

Column Bedrijfscultuur in De Morgen van maandag 19 augustus 2019

Bedrijfscultuur

De spelers van Gent voor hun Europees duel tegen Larnaca. De Buffalo’s en Antwerp vragen meer rusttijd voor hun match in de laatste voorronde van de Europa League.

“Kom na de vrije training morgenochtend, dan heb ik vijftien minuten voor jou.” Aldus sprak de grote manitoe van het Amerikaanse profbasketbal, Phil Jackson, toen coach van de Chicago Bulls van Michael Jordan.

Ik heb tijdsvrees, late anxiety in het Engels. Dus parkeerde ik ruim op tijd de huurauto bij de sporthal in Deerfield ten noorden van Chicago. Ik meldde mij aan bij de intercom. Er was sprake van enige chaos en tijdelijke onderbezetting, wellicht te wijten aan
het drukke back-to-back-wedstrijdprogramma. Daardoor kon ik zo maar overal doorlopen. Na een hele wandeling kwam ik in de trainingshal, waar Steve Kerr nog wat driepunters oefende met drie coaches. Aan het eind van die hal was een open fitnessruimte en daar lagen drie zwarte jongens te benchen.

Later zou ik ook nog triceps en bicepsseries zien van de heren Michael Jordan, Scottie Pippen en Dennis Rodman. Al bij al heb ik hen een half uur zien poweren bij de beesten. Ze hadden de avond tevoren aan lastige partij gewonnen en ze hadden diezelfde avond weer een moeilijke wedstrijd. Tussenin waren ze in hun full option trucks gestapt en richting Deerfield gereden om op de vrije training wat shots te nemen, enkele moves te onderhouden en dan nog drie kwartiertjes te poweren.

Het was een van mijn eerste vragen aan Jackson. Hoe ze het volhielden, honderd wedstrijden in acht maanden en dan nog zo vaak trainen. Op de wedstrijddag ook nog eens ’s ochtends en drie uur voor de wedstrijd terug dat veld op. “Dat is iets wat je moet leren. Het zit in onze bedrijfscultuur,” zei Jackson.

Daar moest ik aan denken toen ik een pleidooi las om AA Gent en Antwerp dispensatie te geven volgend weekend als ze tegen elkaar moeten in de landelijke competitie. De reden? De dubbele Europese confrontatie met als inzet een plaats in de poulefase van de Europa League en de rust die ze zouden kunnen gebruiken om die opdracht tot een goed einde te brengen.

Oké, laten we dit even analyseren. De ploegen zijn sinds eind juni bezig met hun voorbereiding en hebben een fysieke basis gelegd met trainingen en veel oefenwedstrijden tegen niet al te zware tegenstanders. Er is dus een overload aan arbeid geleverd, mogen we hopen althans. Ondertussen is het weer ideaal geweest om te voetballen, heel even wel een weekje te warm, maar verder ideaal. De velden lagen er ook pico bello bij en zo is eind juli de competitie gestart: iedereen fris en monter, batterijen opgeladen.

We zijn een maand ver, vier competitieweekends zijn afgewerkt, Gent en Antwerp hebben zich Europees kunnen inlopen tegen de FC Chakamakas van deze voetbalwereld, en nu vragen ze al om rust? Misschien moeten die ploegen eens overwegen om dat Europees voetbal te laten schieten. De poulefase, dat zijn weer zes midweekwedstrijden tussen competitieduels door. Idem voor Standard, dat al zeker is van de poules, en voor Club Brugge dat ofwel de Champions League haalt of in de Europa League wordt opgevist. Racing Genk is al zeker van die Champions League.

In het beste geval moeten vijf van de G6-ploegen tussen september en december zes keer Europees aan de slag. Zullen ze dan een verzoek indienen om voor nieuwjaar geen competitiewedstrijden te spelen? Natuurlijk niet, omdat de belangen dan wat minder zijn. Het levensbelang van de Europese wedstrijden van deze en volgende week voor Gent en Antwerp wordt voorgesteld als een algemeen belang: iedereen voor het Europese coëfficiënt van België.

Onzin. Er is maar één reden dat Gent en Antwerp dispensatie willen om die poulefase te bereiken: de gegarandeerde miljoenen die aan die zes wedstrijden zijn verbonden. Het Europees coëfficiënt is evenzeer gediend bij goede prestaties in de Europese competities, zoals overwinteren, maar zodra die poules zijn bereikt en de miljoenen veilig, is Europees voetbal een bijzaak en primeert weer de competitie.

Voetbal is geen basketbal, dat klopt, maar is het niet een beet je ridicuul dat een voetballer geen twee wedstrijden per week aankan? Ik stel de vraag anders: is het niet een beetje ridicuul dat een club die hoopt op Europees voetbal een speler contracteert met een fysieke conditie die niet toereikend is om twee wedstrijden per week te spelen? Een uurtje testen en je weet welk vlees je in de kuip hebt. Een speler die na elke wedstrijd vijf dagen nodig heeft om op zijn positieven te komen, hoort niet in een Belgische topclub thuis.

Trainbaarheid is een genetisch gegeven en sommige sporters/voetballers, ook heel begaafde, zijn genetisch zo beperkt dat er geen lievemoederen en trainen aan is. Evengoed is de bedrijfscultuur van het voetbal niet gericht op fysieke en atletische ontwikkeling van het individu, waardoor zoveel kansen blijven liggen.

 

20190819_De-Morgen_p-19-mail

Column Glazen Plafond in De Morgen van zaterdag 17 augustus 2019

Glazen plafond

“Als ge nog eens een fluit in uwe mond wil steken, hé meiske, neem dan die van mij.’

Dat zou ooit op een voetbalveld geroepen zijn naar een vrouwelijke scheidsrechter die twee jeugdploegen floot. Zelf heb ik ooit gehoord hoe een vrouwelijke lijnrechter de dwingende raad kreeg in plaats van met haar vlag te zwaaien, op haar vlag (stokje allicht) te gaan zitten. “Dan zal je wat contenter zijn.”

Het is seksistisch, onbehoorlijk en beledigend taalgebruik, ik weet het, maar in elke schrijfcursus staat dat je de lezer van de 21ste eeuw met zijn steeds korter wordende aandachtsboog van bij het begin moet pakken. Bij deze heb ik hopelijk uw aandacht want het gaat over, jawel, vrouwen. Meer in het bijzonder één vrouw, de vermetele, genaamd Stéphanie Frappart die het heeft aangedurfd een mannenwedstrijd van voetballers te scheidsrechteren.

Op het hoogste niveau nog wel. Dat is ongewoon, maar wel geen primeur. De Zwitserse Nicole Petignat floot tussen 2004 en 2009 drie kwalificatiewedstrijden in de UEFA Cup. Op de keper beschouwd zit Petignat nog een statietje hoger, want in haar wedstrijden tussen minder goeie voetballers en dus meer rare fases, ging het ten minste nog ergens om. In die van Frappart niet. Een Europese Supercup, weze het tussen grootheden als Chelsea en Liverpool, is een lucratief tussendoortje gespeeld aan driekwart van de snelheid en intensiteit.

Frappart kreeg applaus van beide supporterskernen. Zo stond het in L’Equipe die donderdag een verslag had van haar optreden. Dat applaus wil ik best geloven, maar hoewel ik er niet bij was, durf ik mijn hand in het vuur te steken dat het geen vijf minuten zal hebben geduurd voor ‘You cunt!!!’ zal zijn geroepen.

De beslissingen van Frappart waren af en toe gecontesteerd, de ene keer al zwaarder dan de andere. Dat schreef L’Equipe, maar die voegde daar aan toe dat ze nooit de pedalen kwijt was en dat het spel onder haar watch op en neer vloeide. In de laatste paragraaf schreef A. Cl. nog dat ze zich netjes van haar taak had gekweten om de doelmannen te verplichten op hun lijn te blijven tijdens de strafschoppenreeks.

Ai, had niet moeten gebeuren. Een dag later bleek uit beelden dat de laatste redding er een was waarbij de doelman juist niet op de lijn stond met één voet (wat de nieuwe regel is) maar helemaal los van de lijn een jump start had genomen. Dat had ze kunnen zien, maar de VAR ook en die greep niet in.

Er is geen enkele objectieve reden waarom vrouwelijke scheidsrechters niet zouden worden ingezet bij mannenwedstrijden – zo moeilijk is dat scheidsrechteren nu ook weer niet (grapje) – op voorwaarde dat ze aan alle criteria voldoen. Die zijn in volgorde van belang: de regels kennen, genoeg wedstrijdervaring opdoen en – superbelangrijk – de fysieke proeven doorstaan. Daar zou het schoentje weleens kunnen wringen. Die proeven zijn niet mis en zoals bekend lopen vrouwen vandaag, en ook nog de komende millennia, op fysiek vlak achter op de mannen. Die achtereenvolgende sprints, dat lukt nog wel, maar aansluitend die snelle intervalloop na amper tien minuten rust, dat is al andere koek.

In België zouden ze worden geconfronteerd met een bijkomend probleem: de scheidsrechters moeten hier hun vetpercentage onder de 12 procent krijgen. Het nut daarvan wordt betwijfeld, maar scheidsrechters selecteren is niet zoiets als de kieslijsten samenstellen – vrouwtje-mannetje-vrouwtje-mannetje. We kunnen en mogen de vrouwen niet positief discrimineren. Het wordt onder de 12 procent (ook voor vrouwen) of niet fluiten, of een klacht bij UNIA. Frappart liep /sprintte 120 minuten lang en zat zo op het eerste gezicht in de buurt van die 12 procent, maar eronder wordt lastig voor elke vrouw tenzij ze Nina Derwael heet.

Zoals er geen enkele objectieve reden is waarom vrouwen geen topscheidsrechter zouden kunnen worden is er net zo goed geen reden waarom vrouwen het beter zouden doen dan mannen. Nochtans zijn er die dat wel geloven. Neem nu Stéphanie Forde, operationeel directeur van de Belgische scheidsrechters, wat dat ook moge betekenen. Ik vermoed dat ze de aanstellingen in de gaten houdt en uitstuurt en zorgt dat er overal arbiters zijn en dat hun verslagen binnenkomen, iets anders kan ik mij niet inbeelden. Vroeger heette dat eerstaanwezende secretaresse.

Haar werd gevraagd of vrouwelijke scheidsrechters iets extra op het veld brengen in vergelijking met hun mannelijke collega’s. Ze had kunnen zwijgen. Dat deed ze niet. Ze sprak in clichés: “Ik denk dat vrouwen de emoties op het veld beter aanvoelen. Ze kunnen de frustraties van de spelers op een andere manier kalmeren. Er is meer begrip.” In haar enthousiasme om het glazen plafond te doorbreken, goot ze een betonnen grondplaat.

 

20190817_De-Morgen_p-19-mail

Column Zakkenvullerij in De Morgen van maandag 12 augustus 2019

Zakkenvullerij

Een oude auto verkopen is beter voor de gemoedsrust dan een oude voetbalclub, zoveel is inmiddels wel duidelijk. Nooit ellende mee gehad, met een auto, hoewel er wel degelijk een en ander aan scheelde. Maakt niet uit, zei de opkoper, hij gaat toch naar Afrika/Oost- Europa. Of de garage, waar een nieuwe werd besteld, zei: “Geef hier (die auto en dat geld).”

Het gaat er even iets anders aan toe als een voetbalclub van eigenaar verandert. Bij de verkoop zelf, het moment en de photo opp, is er geen vuiltje aan de lucht. De eigenaars schudden de hand en wensen elkaar de grootste successen toe. Na een paar maanden begint dan het gerommel.

De laatste overname in het Belgisch profvoetbal was die van Louis De Vries, die SK Lokeren kocht van Roger Lambrecht. Iedereen straalde: de oude Lambrecht was content dat hij nog wat geld zag van zijn ruïne en De Vries kirde alsof hij in Lokeren aan het Belgische Manchester City ging bouwen.

Twee weken geleden klonk het al anders: er was geld gestolen bij het leven, zei hij in Sport/Voetbalmagazine. Hij zette wel Lambrecht uit de wind: die wist het niet. Of, wat erger was: hij was de grip kwijt. Waarmee hij in feite bedoelde: die Lambrecht heeft die club gewoon heel slecht beheerd en door zijn schuld zitten we nu in 1B.

Toen Peter Callant inmiddels anderhalf jaar geleden KV Oostende overnam van Marc Coucke was dat nog de deal van zijn leven. Na enkele maanden sijpelden berichten door over dure stadionhuur, gigantische uitstaande schulden bij makelaars, te dure contracten, allemaal erfenissen van het vorige bewind. Er moest Coucke-vet worden weggesneden. Kwalificeer het maar als de perversiteit van de sportjournalist met kilometers, maar ik kreeg het beeld van zo’n naakte Coucke op de operatietafel en dat weggesneden vet niet meer van mijn netvlies.

Later werd het “een beladen erfenis” en als snel viel er “lijken uit de kast”. En toen koos Callant eieren voor zijn geld – lees: koos voor zijn bedrijf, waar Coucke een grote klant is – en liet KV Oostende over aan Frank Dierckens. Voorlopig is het daar rustig.

Dé overname van de laatste jaren was die van RSC Anderlecht, het uitgewoond instituut van de Vanden Stock-dynastie. De overnemer, Marc Coucke, bedoelde het allicht nog niet zo kwaad toen hij bij de overname stelde dat het vorige Anderlecht te vergelijken was met de oude adel. Vanden Stock dacht: passons. Van iemand met meer dan één miljard op de rekening die verrassend je club heeft overgenomen door middel van een gesloten bieding – wat bewijst dat je eigenlijk alleen maar geïnteresseerd bent in geld – aanvaard je al eens iets.

Toen kort daarna de ene na de andere verwijzing naar het ancien voetbalrégime bij paars-wit op de schop ging – de buste, de stadionnaam, enkele dinosaurussen en wat al niet meer – wist elke waarnemer: dit is een vijandige overname en een vechtscheiding gecombineerd. Roger Vanden Stock hield het allang niet meer, dat was geweten. Pas toen hij zijn oude copain Hugo Camps in hun beider Knokke tegen het lijf liep, wilde hij weleens zijn verhaal doen. Bottomline: die Coucke maakt er maar een zootje van en hijzelf wil er niks meer mee te maken hebben. Dat het immer kritische Anderlecht-publiek deze janboel pikt, verwonderde hem nog het meest. Seigneur Roger die het plebs oproept om in opstand te komen, du jamais vu, het moet hem echt heel hoog zitten.

Waarop Coucke in Trump-stijl via zijn favoriete medium Twitter terugsloeg. Eén passage uit de twee tweets valt in het bijzonder op: zakken vullen… Dat is de ironie ten top. Wat Perrigo Coucke verwijt en waarvoor ze in proces liggen met de overname van zijn Omega Pharma, ongeveer hetzelfde verwijt hij nu Vanden Stock en zijn partner in crime (anders kun je dit niet interpreteren) Herman Van Holsbeeck: er is geknoeid, al of niet met de cijfers.

Laten we een kat voor eens en voor altijd een kat noemen: bij de overname circuleerde al het gerucht dat de villa Anderlecht een uitgewoonde bouwval was omdat het binnenkomende transfergeld niet direct in de club werd geïnvesteerd, maar zou hebben gediend om bepaalde hooggeplaatste personen tot en met de absolute top te verrijken.

Is dit voorzichtig genoeg geformuleerd om er geen miserie mee te krijgen? Ik dacht het wel. Voor alle duidelijkheid: het gaat om geruchten, maar wel komende vanuit de club. De enige die bewijzen voor zakkenvullerij op tafel kan leggen, is Marc Coucke en ik neig ernaar hem te geloven. Peter Callant omschreef hem ooit zo: “Marc lijkt impulsief, maar hij is een schaker, hij denkt altijd verder vooruit dan wie ook.” We wachten vol ongeduld op de volgende zet van Coucke.

 

 

20190812_De-Morgen_p-19-mail

Column Hunger Games in De Morgen van zaterdag 10 augustus 2019

Hunger Games

Donderdag kreeg ik van een collega een YouTube-linkje doorgestuurd van het ongeval van Bjorg Lambrecht. Of althans van het moment waarop hij schuin door/uit het peloton wordt gekatapulteerd en in een gracht belandt. De koude rillingen liepen mij over de rug. Ik ben in mei 2003 na het aantikken van een achterwiel met ongeveer die snelheid ook uit een peloton gelanceerd en in een gracht gesukkeld, hoofd vooruit. Geen duiker in de buurt, wel een paal op anderhalve meter.

Het verdict een uur later in de kliniek was hard en mild tegelijk: nekwervel C6 gebroken maar niet verplaatst. De Houtstraat in Olsene, ergens halfweg ter hoogte van een boerderijtje, is voor altijd de plek waar ik de goeie 33 procent van alle opties – dood, verlamd of gewoon gek zoals nu – heb gekregen. Het is fout, maar de toerist van het zevende knoopsgat in mij koketteert weleens met die oorlogswonden (later kwam er nog een sleutelbeentje bij), net als de echte wielrenners hun littekens koesteren.

“Waarom accepteren we de dood in het wielrennen?” Dat vroeg een andere collega zich af. Wij accepteren niet de dood in het wielrennen, we accepteren en verheerlijken soms de val. “Goh, die coureurs, vallen, opstaan en weer doorgaan. Vergelijk dat eens met voetballers.” Vergetend dat bij die val vaak pijn en schade horen. In het beste geval is die schade de huid die tegen het asfalt is blijven plakken of een gekneusde rib. In het slechtste is het een breuk of zo’n vervelende wonde als Wout van Aert. In het allerallerslechtste, meest noodlottige, dramatische scenario volgt de dood.

Nog een andere collega belde voor een factcheck. Waar ik mij op baseerde om te schrijven dat wielrennen de gevaarlijkste sport is? Op niks, behalve dan op empirisme. Historisch en rekenkundig klopt dat niet: wellicht zullen autoracen en eventing (military) in de naoorlogse sport meer doden hebben, maar ik ben haast zeker dat deze eeuw wielrennen de kroon spant. Waar andere snelheidssporten er wel in geslaagd zijn om het gevaar terug te dringen en steeds minder tot geen doden meer hebben, heeft wielrennen de omgekeerde beweging gemaakt en is steeds gevaarlijker geworden.

‘De dood rijdt mee’ en ander fatalisme is onzin, maar het onvermijdelijke is nu eenmaal onvermijdelijk: met de fiets rijden staat vroeg of laat gelijk aan vallen. Niet altijd, niet overal, maar af en toe. Fietsen, traag dan wel snel, blijft een evenwichtsoefening op dunne bandjes (doorgaans 2,5 centimeter breed voor een wegfiets) met een steeds hogere snelheid, in een wedstrijdpeloton dat steeds dichter op elkaar is gaan rijden. Statistieken zijn er niet – waarom niet overigens? – maar niet elke waarnemer kan fout zijn: profs vallen steeds vaker. Koersen is de Hunger Games op twee wielen.

Als hij maar geen wielrenner wordt, want in die sport vallen ze zich met wat meeval een breuk of gaat hun hart rare dingen doen. Als het even tegenzit vallen ze zich dood of ontwaken niet. En als de renners niet vanzelf vallen, bestaat nog altijd de levensgrote kans dat ze omver worden geknald door een motor, door een onvoorzichtige toeschouwer of door allebei. Topsport moet beter zorg dragen voor zijn atleten. Maar hoe moet het wielrennen dat doen?

Alle oplossingen waarmee men is komen aandraven, met alle respect, geen enkele zal werken. Lokale circuits zoals de Ronde van Vlaanderen? Men vergeet dat er ook eerst 180 kilometer of zo van punt naar punt wordt gereden. Hoe wil je de hele openbare weg veilig maken? En als dat al zou kunnen, dan kan een armlastige sport als wielrennen dat onmogelijk dragen. Airbags? In een sport waarin elke gram telt met een opblaastent een bloedhete col op fietsen, succes ermee. Als men koersen echt veilig wil maken en alle risico moet worden gebannen, zoals de hedendaagse maatschappij vraagt, dan is de oplossing simpel: schaf koersen af.

Sport is zelden ongevaarlijk, maar om dat gevaar in te schatten bestaat er een begrip: aanvaard risico. Wie de K2 op wil, de meest dodelijke berg, weet dat voor elke tien succesvolle beklimmingen er één het leven laat. Ook een beenbreuk in het voetbal is een aanvaard risico. In het volleybal is dat een gescheurde achillespees. Een occasionele val bij wielrennen ís een aanvaard risico. Twintig zware valpartijen in één rittenkoers is geen aanvaard risico, maar een groot probleem. Het ongeval van Bjorg Lambrecht? Een tragedie, een drama, het noodlot in het kwadraat, en spijtig genoeg wel een aanvaard risico maar met een fatale afloop.

 

20190810_De-Morgen_p-19-2-mail

Verhaal over het gevaar van wielrennen in De Morgen van woensdag 7 augustus 2019

Steeds sneller fietsen op steeds onveiliger wegen

Ergens in Polen: rechte weg, droge gracht, betonnen duikers. Op één ervan staan kaarsjes. Brute pech heeft Bjorg Lambrecht en bij uitbreiding het peloton getroffen. En toch … wielrennen is de meest dodelijke sport geworden.

Het lot slaat / reddeloos / op hol. Rust zacht. / Voorgoed / beloftevol.

De kortste en meest treffende verwoording van het drama Bjorg Lambrecht kwam van de hand van modern rederijker Stijn De Paepe op Twitter. “Dit is het noodlot, maar we moeten niet blind zijn: vallen is wel steeds vaker het lot van de wielrenner”, aldus wielerarts Yvan Vanmol. Frank Hoste, bekend als co-commentator op de VRT radio maar specialist veiligheid voor wielerkoersen: “Wielrennen is de enige sport die onveiliger is geworden.”

De juiste omstandigheden van het ongeval, wil iemand die nog kennen, kent iemand die? Het regende, maar was dat de oorzaak? Of was het onoplettendheid op een stuk waar niet moet worden opgelet, het voorwiel dat een achterwiel aantikte en dan onvermijdelijk de gracht in? Het doet er niet meer toe, de jongen uit Knesselare wordt straks begraven.

‘Citius, altius, fortius’ is de olympische leuze voor sport. Sneller, hoger, verder. Vervang dat voor het wielrennen maar door ‘citius, acutius, lethalius’ of sneller, gevaarlijker, dodelijker. Is het niet door een val, dan wel door een hart dat in kortsluiting gaat. Het zal je kind maar wezen dat je vanaf zijn veertiende als aspirantje hebt gestimuleerd om zijn stinkende best te doen op dat grote fietsje.

Rij snel of zelfs maar gezwind sportief met de fiets, dan is niet de vraag of je zal vallen maar wanneer en hoe vaak. Op de Prudential Ride van zondag – een recreantenrace van 40.000 deelnemers in Londen op het parcours van de profs – heb ik drie ambulances gezien. Twee keer lag bij een roerloos lichaam een man die in afwachting van nog meer hulp de nek van het slachtoffer stabiliseert.

Iets later scheurden de profs over dezelfde weg. Onheil diende zich aan maar voltrok zich niet, een zware crash zonder veel erg in de aanloop naar de sprint niet te na gesproken. Als renners weten dat ze kunnen vallen, kunnen ze vallen en vallen ze goed, enfin meestal toch. Elia Viviani won, weer een wedstrijd goed afgelopen. Een dag later ging het finaal mis in Polen.

Gevaarlijkste aller sporten

De dood van de jonge Bjorg Lambrecht een plaats geven is onmogelijk: dit is het noodlot aan het werk, in het kwadraat, hoeveel pech kan een jong mens op een fiets hebben? De bredere context blijft evenwel dat wielrennen al een tijdje de gevaarlijkste aller sporten is. Waar alle sporten de afgelopen twintig jaar veiliger zijn geworden – denk aan formule 1, motorrijden, skiën, eventing – is alleen in wielrennen jaar na jaar het ongevalsrisico toegenomen.

Yvan Vanmol, langstdienende wielerarts in het profpeloton: “Een val zoals die van Bjorg Lambrecht zal bijna altijd goed aflopen, deze uitkomst is echt het noodlot, maar er wórdt meer gevallen en dus wordt ook het noodlot steeds vaker getart. De pelotons zijn compacter, rijden meer in ploeg en rijden veel competitiever, misschien zelfs agressiever. Stel je voor dat ze nu zonder helm zouden rijden, ik mag er niet aan denken.”

Alle sporten zijn sneller geworden, maar er is één groot verschil: de ruimte waarbinnen worden gestreden om de overwinning is in alle sporten van jaar tot jaar veiliger geworden, niet in wielrennen.

Neem nu skiën. Toen Ulrike Maier in 1994 in de afdaling van Garmisch op het laatste rechte stuk ten val kwam en haar nek brak tegen een onbeschermd paaltje van de tijdopname – ze stierf kort daarna in de kliniek – zijn alle skipistes onder handen genomen. Toen maanden later uit onderzoek bleek dat niet het paaltje maar wel een hoopje verijsde sneeuw langs de kant van de piste haar dood had veroorzaakt, kwamen ook voor de stroken naast de piste nieuwe richtlijnen. Een skiër die na 1994 uit de bocht vloog – tik maar eens Nagano, crash en Hermann Maier in – werd opgevangen door soms drie netten met elke hun eigen technologie. Een ongeval als dat van Gernot Reinstadler die in 1991 in Wengen op de piste doodbloedde na een val, is zo goed als onmogelijk gemaakt.

Frank Hoste: “Ook op racecircuits voor motoren of voor auto’s zijn geen grachten of duikers, laat staan vluchtheuvels of verkeersremmers. Een motorrijder die valt, schuift netjes naast het circuit in het gras, veegt zich wat schoon en springt terug op zijn motor.”

Schijfremmen

In Polen regende het pijpenstelen. Is dat een reden om een wedstrijd te neutraliseren? Toen in 2010 in de Tour Fabian Cancellara de rit naar Luik voorin stillegde omdat het gevaarlijk glad bleek in de afdaling van de Stockeu, ook door de regen, sprak een deel van de wielerpers schande over zo’n hoog jeanettengehalte. “Als ze niet willen vallen, moeten ze op een vliegveld gaan rijden.”

Ooit waaiden Gert Steegmans en Geraint Thomas in Gent-Wevelgem in de gracht door de felle wind. Frank Hoste was toen koersdirecteur en twijfelde over al dan niet neutraliseren. “Stel je voor dat ze tegen een obstakel waren gevlogen. Een wielrenner
die van de weg geraakt, moet hopen dat niks in zijn weg staat. Wielrennen is een gevaarlijke sport, maar zowel organisatoren als wielerbonden zouden veel meer kunnen doen voor de veiligheid van de renner. Het besluit om de wedstrijd niet stil te leggen, lag toen bij mij en dat was een te zware verantwoordelijkheid. Eerlijk: ik dacht toen ook aan de 4.000 vips. Gelukkig is er nu een protocol, maar de Gent-Wevelgem waar ik over spreek, dateert nog maar van 2015.”

 

Deze kop kan onderhand onder een sneltoets: ‘Wielrenner in coma, c.q. sterft’. Wat hierna volgt, kan ook onder die sneltoets: ‘Er zijn te veel/te weinig motards. Er wordt te gevaarlijk/snel gereden door de motards/de wielrenners. Er zijn te veel/te weinig renners. Er zijn te veel gekke/onrespectvolle wielrenners.’ (Schrappen wat niet past) En ook: ‘De wegen zijn te smal, de weginfrastructuur kan geen wielrennen meer aan, het wielrennen verslindt zijn kinderen.’

Yvan Vanmol beaamt wat Walter Godefroot in een eerder gesprek met deze krant stelde. “De moderne fiets is te nerveus. Het is als een Porsche, duw te hard het pedaal in en je belandt in de gracht.” Vanmol: “Geef een renner die stabiele fiets van vroeger en hij wil er niet op rijden. Hoe stijver, hoe nerveuzer, hoe beter.”

Frank Hoste is naast ex-wielrenner, koersdirecteur en commentator ook fietsenbouwer. Hij wijst op nog een probleem: “Schrijfremmen zijn fantastisch, je remt in alle omstandigheden, maar daardoor wordt veel later en krachtiger geremd. De bandjes zijn weliswaar 25 millimeter breed, maar wel met 8 bar in. Het bandoppervlak waarop wordt geremd, is hetzelfde. Resultaat: er wordt sneller en meer geslipt.

“Een pasklare oplossing voor die problematische wegeninfrastructuur met die verkeersremmers? Die is er niet, tenzij vaste circuits, een betere beveiliging van alle obstakels en parcours die niet langer dorpen en gemeentes aandoen die de organisator betalen om in beeld te worden gebracht. Veilige parcours zijn evenwel duur, en vergen veel mankracht.”

 

20190807_De-Morgen_p-4-mail

Column Tribuneklanten in De Morgen van maandag 5 augustus 2019

Tribuneklanten

Hoe goed of hoe slecht het voetbal dit seizoen zal zijn op de Belgische velden, voor dát oordeel is het na twee speeldagen nog wat vroeg. Voor de omkaderende televisieprogramma’s was de conclusie al na één speeldag zonneklaar: top aangeworven, geen sprake van brain- of talentdrain zoals bij de clubs, wel integendeel.

Van de week een interview gelezen met Frank Raes. Het thema was ‘gepensioneerde die jonge gasten de kans ontneemt om door te groeien’. Zo letterijk werd het probleem niet gesteld, natuurlijk niet, maar Raes – oudere, blanke man ondervraagd door jongere vrouw – moest toch uitleggen waarom hij is blijven zitten waar hij zit, bij Extra Time. Had hij niet moeten doen. Hij zit daar uitstekend.

Een van de vragen was hoelang hij nog zou blijven presenteren? Zolang het voetbalcontract met de zenders loopt, had de VRT hem gevraagd. Interessant. Hieruit zou je kunnen afleiden dat de VRT er rekening mee houdt dat het haar monopolie op kwalitatieve omkadering van het voetbal, in de vorm van een maandagse praatshow, dreigt kwijt te spelen.

Wellicht wordt bij de volgende biedingen VTM hun grote concurrent. Die hebben van de zomer al Marc Degryse en Jan Mulder weggehaald bij de VRT en kunnen met die dure vogels voorlopig weinig of niks omdat niemand naar VTM kijkt voor het nationaal voetbal. Een goede voetbalpraatshow trekt kijkers en dat is voor de moeilijke maandagvond altijd meegenomen.

Vooralsnog blijft Extra Time op Canvas de norm en de formule staat na al die jaren nog steeds als een huis. De mix pakt. Meer nog, de samenstelling van het panel is er dit seizoen op vooruitgegaan. Althans voor de sportliefhebber die op zoek is naar meerwaarde, zoals inzicht in hoe het spel wordt gespeeld en wat er allemaal komt bij kijken. De tooghanger die af en toe een goeie (of minder goeie) grap wil horen, zal wellicht wat op zijn honger blijven zitten. De vrouwen die kijken voor de (af en toe gespeeld) verontwaardigde, c.q. naïeve Jan Mulder ook, want Jan is naar de overkant.

Nieuwkomer Gert Verheyen heeft al na één aflevering zijn meerwaarde bewezen: rustig zijn punt maken, af en toe relativeren, niet kort door de bocht, de rust van de kenner die met zijn volle verstand voor deze uitweg/zijweg heeft gekozen, Extra Time kan er wel bij varen.

Andere nieuwkomer in het eerste speelweekend was Hein Vanhaezebrouck als analist in Sports Late Night, het omkaderend programma van Vier en Play Sports, gepresenteerd door Bart Raes. Drie dagen later stond hij prominent met zijn eerste wekelijkse column – eerder een meanderende monoloog, vintage Hein – in Het Nieuwsblad.

Het eerste tv-optreden van Vanhaezebrouck werd fel gesmaakt, al is het wachten tot hij iets zegt over Club Brugge om in te schatten in welke mate voetbalkijkend Vlaanderen hem lust. Hein zag er goed uit. Hersteld van de Coucke-terreur, licht vermagerd (met de nadruk op licht), modieuze look, stylish in het pak, hij zat er als seigneur-analist. Zijn lichaamstaal, een blok West-Vlaams graniet, verried niet dat hij duizend keer liever op het veld zou staan.

Hein hoedt zich voor rancune of oud zeer. Zijn afgemeten conclusie na het eerste verlies van Anderlecht, thuis in de openingswedstrijd dan nog, was simpel: laat Vincent Kompany maar doen en de directie moet aan de slag want er moet nog wat kwaliteit bij.

Woensdag hield hij in zijn eerste krantenmonoloog dan weer een pleidooi voor zijn favoriete spelmaker, Sven Kums. Kums heeft wat Kompany zoekt, zei Vanhaezebrouck, maar voegde daar onmiddellijk aan toe dat hij denkt dat Kums naar het buitenland moet om nog wat van zijn carrière te maken. Kums-Vanhaezebrouck, drie seizoenen lang waren ze twee handen op één buik. Master van hun universe, althans bij Gent. Het eerste seizoen meteen kampioen, een jaar later meesterlijk in de Champions League. Daarna een derde rampjaar bij Anderlecht en vandaag samen in de tribune, de ene werkloos, de andere ongewenst.

Kums zat ook in de samenvatting van Anderlecht-KV Oostende, maar veel te dicht bij de aftiteling om goed te zijn. Na de wedstrijd sleepten de tribuneklanten, onder wie Kums, zich door de catacomben richting kleedkamer om daar hun helden die wel speelminuten hadden gekregen te groeten. “Dat is gebruikelijk bij Anderlecht”, verduidelijkte Hein. Dat zal wel, maar de houding van die gasten: ongeïnteresseerd, blik op oneindig, sloffend, hand op het mobieltje in de hoop dat het trilt en het nummer van de makelaar oplicht. Twee waren gekleed in een T-shirt van Givenchy, godbetert. Daartussen Sven Kums, met een pet op. En Hein die dat in de studio becommentarieert. Twee keer zonde.

 

20190805_De-Morgen_p-19-mail

Column Kompany en Co in De Morgen van zaterdag 3 augustus 2019

Kompany en Co

De kranten van maandag 29 juli 2019. Titel 1: Start in mineur, maar Kompany gaat niks veranderen. Titel 2: Debuut van Kompany, mooi om naar te kijken, maar geen punten. Titel 3: SLIK, Anderlecht ziet grote comeback van Kompany uitdraaien op een sisser. Titel 4: Débuts manqués pour Kompany. Titel …

De kranten van maandag 29 juli 2019.

Titel 1: Start in mineur, maar Kompany gaat niks veranderen.

Titel 2: Debuut van Kompany, mooi om naar te kijken, maar geen punten.

Titel 3: SLIK, Anderlecht ziet grote comeback van Kompany uitdraaien op een sisser.

Titel 4: Débuts manqués pour Kompany.

Titel 5: Il faudra un 9 et de la patience.

Titel 6: Kompany a raté ses débuts à Anderlecht.

Vincent Kompany kon maandag meteen van zijn wolk. Eén troost: was hem dit overkomen in Engeland, hij was afgemaakt op de één van The Sun, dat in één moeite zijn eigen foutjes in de voorbereiding netjes had opgelijst.

Vincent Kandanie, zoiets.

Hoelang zal het duren voor Kompany ons er zal op aanspreken dat we te veel in de waan van de dag leven, schrijven en becommentariëren? Dat we het grotere plaatje niet zien? Dat we geen oog hebben voor Het Project? Dat we, kortom, er geen zak van kennen? Mijn inschatting: tot hij zijn cool verliest, want vergis u niet, ook Kompany kan nijdig worden.

De werken Coucke & Kompany zijn wel al halfweg. Marketingtechnisch is zijn komst geslaagd, hoewel de impact op de abonnementenverkoop nog niet onmiddellijk zichtbaar is. Met 13.000 verkochte seizoenskaarten is Anderlecht pas zesde in de Jupiler Pro League. Minder abonnees hoeft geen financieel drama te zijn, want een deel van de abonnees van een voetbalclub zitten daar tegen de kostprijs en brengen een club geen cent op, soms kosten ze geld.

Het zijn de premium seats die geld in het laatje brengen en precies daarom is de marketingstunt met Kompany uitermate geslaagd. Als de cijfers kloppen, haalt Coucke vergeleken met de vorige eigenaars een derde tot de helft meer uit sponsoring en commerciële activiteiten. Dat is het Kompany-effect.

Je moet het Marc Coucke nageven: niemand kan een product in het schap te zetten als de Gentse apotheker-miljardair. Soms is de verpakking spectaculairder dan de inhoud. Die reflex heb ik altijd als ik mij was met Bodysol, een vinding van Coucke, inmiddels voor veel geld verkocht. Het is zeep met een kleurtje, een lekker geurtje en de verpakking heeft een handig haakje, maar het blijft gewoon zeep.

Kompany is niet banaal, laat dat duidelijk zijn, maar vooralsnog zijn hij en zijn voetbal zeep met een kleurtje, meer verpakking dan inhoud. Dat kan en zal veranderen, heeft hij beloofd. Moeten we dat geloven? Afgaand op een deel van de eerste helft vorige week thuis tegen KV Oostende wel, afgaand op de rest van die wedstrijd toen Oostende de belangrijkste passlijnen had gesloten dan weer niet.

Het Project is lovenswaardig en verdient krediet, laten we afspreken zo ongeveer tot Nieuwjaar. Het is alvast een stijlbreuk met wat we gewend zijn in het Belgische voetbal. Talentvolle jeugd mixen met wat ervaren spelers en een voetbal spelen dat hooguit drie clubs in de wereld aankunnen, je moet het durven met deze onevenwichtige selectie. Nico Otamendi was geen genie in het uitvoetballen bij Manchester City, maar Seb Bornauw is dat nog veel minder bij Anderlecht. Pep Guardiola deed een keeper weg omdat hij niet kon passen: Bravo kwam voor Hart en even later kwam Ederson, nog een betere voetballer, voor Bravo. Bij Anderlecht komt Hendrik Van Crombrugge met zijn goede voeten de onzekere voeten van Thomas Didillon vervangen.

Het niveauverschil tussen België en Engeland is net de crux: dat verschil is het grootst aan de bal, voetballistiek, en veel minder uitgesproken verdedigend en fysiek. Met andere woorden: het systeem-Guardiola/Kompany gespeeld door Anderlecht in België is makkelijker vast te zetten dan het systeem-Guardiola gespeeld door City in Engeland. En Ajax dan? Wat die konden moet hier toch ook kunnen? Juist, maar in Nederland wil (haast) elke club eerst voetballen en in België zal haast elke club eerst vechten tot ze er bij neervallen. Dat maakt het leerproces voor Kompany en co. er niet makkelijker op.

De belangrijkste titel van afgelopen maandag was die in La Dernière Heure: een 9 (een spits dus) en geduld. Een spits zou helpen, geduld ook, maar misschien nog meer een realistische inschatting van de voetbalkwaliteiten van de kern. Als Anderlecht zegt dat ze de spelers en het spel hebben om uit duel te voetballen en het spel vanaf de eigen achterlijn op te bouwen, dan is dat een grove misvatting. Elke Belgische wedstrijd wordt eerst gewonnen in de loopgraven. De grootste fout die een beginnend trainer kan maken, is een spel willen spelen dat zijn spelers niet aankunnen.

 

 

20190803_De-Morgen_p-19-mail