Verhaal over aanval op Financial Fair Play in De Morgen van 27 feb 2015

UEFA op beklaagdenbank (bis)

In het Brusselse justitiepaleis zijn de juridische afbraakwerken begonnen aan de Financial Fair Play. Dat is het paradepaardje van de Europese voetbalbond dat voetbal economisch ‘eerlijker’ moet maken.

Wat is er aan de hand?

Voor de rechtbank van eerste aanleg werd/wordt gisteren en vandaag de zaak behandeld tegen de Financial Fair Play, een vehikel dat het voetbal meer economisch en als gevolg daarvan ook meer competitief evenwicht moet opleveren. Volgens de klagers, het advocatenbureau van Jean-Louis Dupont namens spelersmakelaar Daniel Striani, is het een inbreuk op het vrij verkeer van goederen en kapitaal binnen de Europese Unie.

Dupont kent zijn weg in deze materie, want hij lag mee aan de basis van het veelbesproken arrest-Bosman. De Europese Commissie is nog niet gevat, maar dat is een kwestie van tijd. Uiteindelijk is het de bedoeling dat het Belgische rechtswezen in deze zaak een zogeheten prejudiciële vraag stelt aan het Europees Hof in Luxemburg, waarna de zaak terugkeert en de ultieme aanval wordt ingezet op de Financial Fair Play-bepalingen van de UEFA.

Als deze hele procedure verloopt zoals hierboven geschetst, volgen we exact het traject van dat arrest-Bosman. Die zaak diende tussen 1991 en 1995: ze luidde het einde in van de eigendomsrechten van clubs op spelers die einde contract waren en garandeerde meteen ook het vrij verkeer van EU-voetballers.

Wat is de Financial Pair Play?

De basisidee achter deze vinding van Europees voorzitter Platini, waar ooit wijlen Jean-Luc Dehaene het voorzitterschap over waarnam, is een evenwicht tussen de voetbalgerelateerde inkomsten en uitgaven: tegenover elke euro die een club uitgeeft aan een voetbalspeler zou ook een euro aan voetbalinkomsten moeten staan.

Wat zijn voetbalinkomsten? Ticketing, sponsoring en tv-rechten. Wat wordt niet aanvaard als voetbalinkomsten? Geld van een rijkaard die een club opkoopt en daar ineens veel geld in investeert in de hoop op snel sportief resultaat. De beste voorbeelden zijn Paris Saint-Germain en Manchester City, niet toevallig twee clubs die in handen vielen van rijke Arabieren. Hoge sponsoringcontracten als omweg zijn ook verboden.

Er is een overgangsperiode voorzien, waarin nog behoorlijk verlies mag worden gemaakt, maar recentelijk zijn toch de eerste straffen uitgesproken, gaande van geen Europees voetbal (Malaga in 2012) tot een verbod op transfers en boetes. In september vorig jaar raakte bekend dat Liverpool, Inter Milaan, AS Roma en AS Monaco zo’n onevenwichtige balans hadden neergelegd voor de periode 2011-13 dat ze hun geld dat ze dit seizoen verdienen in de Champions League misschien nooit zullen zien.

Hoe waarschijnlijk is de sloping van de financiële fair play?

Minder waarschijnlijk dan de transferreglementering van begin de jaren negentig, omdat de EU betrokken partij is, maar het is lang niet ondenkbaar dat dit een Bosman-bis wordt.

Ivo Belet (CD&V) volgt in het Europees Parlement de sportdossiers op de voet en duidt het probleem. “De Europese Commissie heeft verklaard op dezelfde golflengte te zitten als de UEFA met betrekking tot de FFP, maar dit gaat om een statement of understanding en als een Europese rechter dat te verregaand vindt, zou het wel eens kunnen dat we dit terug op onze tafel krijgen voor aanpassingen. Sport heeft in het Verdrag van Lissabon (2007) een uitzonderingspositie gekregen. Met reguleringen als de FFP tasten wij de grenzen af van het verdrag en zitten we ongetwijfeld in een grijze zone.”

Ook de home grown players-regel (een regel die bepaalt dat minstens acht spelers moeten zijn opgeleid in de club of binnen de nationale competitie) én het nakende verbod op third party ownership (waarbij een derde partij naast de speler en de club rechten bezit op de speler) zullen ooit worden getoetst aan het vrij verkeer van goederen, kapitalen en personen in de Europese Unie.

Hoe wenselijk is het buitenspel zetten van deze maatregel?

Beide partijen hebben argumenten die steek houden. Rijkaards die in een vlaag van machtswellust een club kopen en wild investeren, kunnen een broze voetbaleconomie ontwrichten. Als KV Oostende Europees zou spelen, zou Marc Coucke onderworpen zijn aan
de FFP en niet mogen doen wat hij de afgelopen twee jaar heeft gedaan: onevenredig veel geld (waar geen inkomsten van dezelfde orde tegenover staan) in de club pompen. Oostende is op eigen kracht wellicht economisch de minst leefbare van alle Vlaamse eersteklasseclubs. Couckes investeringen zijn niet van die orde dat ze het Belgisch voetbal ontwrichten aan de top, maar misschien wel onderaan.

In Frankrijk heeft Paris Saint-Germain zich met enorme bergen olie- en gasdollars in recordtempo een plaats onder de zon verworven, met dien verstande dat PSG een slapende reus was. Waarmee we bij het voornaamste punt van kritiek op de FFP zijn aanbeland. Zolang er geen sprake is van een streng gereguleerde competitie op basis van economische en geografische criteria (het Amerikaans model) leidt elke kleine regulering tot het afsluiten van een markt en een de facto status quo. In mensentaal: de clubs die zich in het verleden hebben verrijkt, ook niet zelden met zakgeld van rijke lui, vinden nu ineens dat het wel goed is geweest en sluiten nieuwe investeerders buiten om hun eigen uitzonderingspositie te vrijwaren.

Vertaal FFP naar onze supermarktsector en dat zou betekenen dat Carrefour, Delhaize en Colruyt kunnen besluiten dat er genoeg supermarkten zijn in een stad en dat een nieuwe Lidl-vestiging uit den boze is.

27-02-2015-UEFA op beklaagdenbank

Column op site demorgen.be over Jo, Seppe en Sabine Baetens van ma 23 feb 2015

In elke wereldploeg zou volleyballer Jo Baetens zijn basisplaats hebben gehad

Ik hield van Jo Baetens die ik een van de drie beste aanvallers in de wereld vond. In de wereld, u leest het goed

“Heb je nog aan je vader gedacht?,” vroegen ze aan Seppe Baetens nadat die de volleybalbeker van België had gewonnen. Wat hadden ze gedacht dan? Ik had een iets subtielere voorzet geprefereerd, zoals: “22 jaar geleden won Lennik zijn laatste prijs, ook met een Baetens in het veld en jij in de tribune.”

Ach, wat maakt het uit? Ik was erbij zaterdag in Antwerpen en ook voor mij was het 22 jaar geleden. Het werd een trip down memory lane. Ik heb Seppe weten geboren worden en zijn vader nog gefeliciteerd met zijn vaderschap. Ik heb Seppe ook zien rond lopen in de sporthal in de Algoedstraat in Sint-Kwintens-Lennik. En thuis.

Jo was trots. Alles in zijn leven leek in de juiste plooien te vallen. De natuur/oermens Jo(han) Baetens was een paar jaar eerder ook part time jachtopziener geworden op een domein in de buurt van Lennik. Alles had hij voor mekaar. Hij vroeg zich alleen nog af of hij naar het buitenland zou moeten. Hij vertrok niet. Ik vertrok dat jaar wel, zij het als journalist en niet heel ver: naar Nederland. Gedaan met volleybal kijken in België en ik volgde voortaan Oranje op de voet, tot en met en zelfs voorbij de olympische titel van 1996. Ik heb die jaren veel goede volleyballers gezien, maar in elke wereldploeg zou Jo Baetens zijn basisplaats hebben gehad.

Seppe Baetens in actie. ©PHOTO NEWS

Jo heb ik na de bekerfinale van 1993 nooit meer zien spelen en ook nooit meer gezien. In de zomer van 1993 ging hij voor een loopje ter voorbereiding op het nieuwe seizoen met het nieuwe Lennik. Terug thuis voelde hij zich onwel en die middag overleed hij aan een plotse hartdood. Ik zat op de ferry naar Ellis Island in New York toen ik andere Belgische volleyballers op weg terug van de Universiade tegen het lijf liep en die mij het nieuws meldden.

Ik had een ingewikkelde band met Jo Baetens. Eén met veel lagen. In het begin was hij een tegenstander (hij heeft als aankomende sterspeler nog eens een wedstrijd verloren tegen mij en daar was/ben ik verdomd trots op). Later werd hij een journalistiek onderwerp en vervolgens ook een soort vriend of minimaal een goeie kennis. Ik hield van Jo Baetens die ik een van de drie beste aanvallers in de wereld vond. In de wereld, u leest het goed.

Gisteren heb ik op Sportweekend ook Sabine gezien, de vrouw van Jo en de moeder van Seppe. Ja dus, Seppe hád aan zijn vader gedacht of wat dacht u, en neen, daar had hij Sporza niet voor nodig. Hij was vrijdag nog naar het kerkhof naar zijn graf gegaan om zijn steun te vragen. Hij had dat vorig jaar ook gedaan en dat was gelukt, maar toen speelde hij nog bij Antwerpen, de ploeg die hij zaterdag mee decimeerde.

13.000 man, het is geleden van trips naar de NBA dat ik zoveel mensen samen naar een balspel in een zaal heb zien zitten kijken

Seppe Baetens heeft de familienaam van zijn vader, maar daar lijkt hij verder niet al te veel op, behalve misschien zijn lange armen. Jo Baetens was een betere speler dan Seppe Baetens, maar dat kan je zijn zoon niet kwalijk nemen. Jo Baetens was vier centimeter langer, sprong nog hoger en was nog sterker. Hij was ook veel laconieker, zowel in de nederlaag als de overwinning. Seppe jumpte zaterdag bij het eerste punt van Asse-Lennik haast over het net. Jo had hooguit een keertje meewarig naar de andere kant geglimlacht. Ach, het maakt niet: Baetens is Baetens en ik was plaatsvervangend blij voor Jo, Sabine en Seppe.

We waren zaterdag met 13.000. Dertienduizend. En daarvan zaten er al minimaal 8.000 (achtduizend!) toen de vrouwen om vijf uur aan hun wedstrijd begonnen. 13.000 man, het is geleden van trips naar de NBA dat ik zoveel mensen samen naar een balspel in een zaal heb zien zitten kijken. Nadat Asse-Lennik tegen de Antwerpenaars in eigen Sportpaleis het laatste punt had gescoord van een vreselijk pak rammel, kregen ze ook applaus van de Antwerpse clan. Fanatiek en toch beschaafd: het spel is veranderd, de spelers ook, maar niet de geest van mijn sport. Het was een prettig weerzien met het volleybal.

Column over salaris Hazard in De Morgen van zat 21 feb 2015

HAZARD

Eden Hazard heeft dit seizoen al veel stampen gekregen, zowel in de Champions League als in de Premier League. Dat komt omdat Eden Hazard goed kan voetballen. Dat laatste mag dan weer blijken uit zijn salaris dat 271.296,8 euro per week bedraagt. Of meer dan 14 miljoen euro per seizoen. Of als hij zijn contract tot 2020 uitdient: 77,32 miljoen euro. Of 18.000 euro per stamp tijdens zijn twee wedstrijden van afgelopen week. Of bijna 2,5 euro per seconde, uitgaande van een 20-urenwerkweek.

Men vindt dat Eden Hazard te veel wordt betaald. Wie is ‘men’? Iedereen, behalve Eden Hazard zelf en zijn collega’s. In de media was het een hot item, zowel in de kranten als op radio en tv. Onfatsoenlijk veel, bliezen politici die zelf al goed worden betaald, maar in een jaar ongeveer zoveel verdienen als Hazard in een week.

Vervolgens kwam ook nog eens het bericht dat Hazard en zijn veelverdienende kompanen een deel van hun geld naar Luxemburg zouden slepen om daar minder belastingen te moeten betalen. Nog meer verontwaardiging, nog meer geblaas. De Belgische Bijzondere Belastinginspectie (BBI) zou dat allemaal netjes onderzoeken en gepast straffen. Daarbij vergat men te melden dat Hazard in Engeland woont en daar belastingplichtig is. En Engeland heeft na Frankrijk een van de hoogste aanslagvoeten voor voetballers. België is wat dat aspect van het spel betreft een paradijs voor voetballers.

In de superkapitalistische omgeving profsport krijgen de acteurs niet alleen loon naar werken, maar ook loon naar hun rendement. Wij zijn in België vooral geschrokken van de bedragen omdat we daar niet mee vertrouwd zijn. Tot de doorbraak van onze voetballers in Engeland – Vincent Kompany op kop – waren de best betaalde Belgische topsporters twee vrouwen. Kim Clijsters en Justine Henin hebben in hun betere jaren rond de 3 en 4 miljoen euro gezweefd en dat vonden we toen al heel wat.

Verdient Hazard te veel? Vergelijken we even met de filmindustrie. Leonardo DiCaprio verdiende 34 miljoen en Robert Downey jr. sleepte zelfs 66 miljoen weg uit Hollywood. Beide industrieën hebben last van het fenomeen dat hier al eens is benoemd: surpluswinst of economische rente. Met andere woorden: er wordt te veel winst gemaakt door het bedrijf voetballer, te veel salaris betaald door de club om concreet te zijn. Halveer dat salaris van Hazard, of deel het door tien, en zijn prestatie zal niet proportioneel verminderen. Veel kans zelfs dat Eden tegen 271.000 euro per jaar (en niet per week) identieke raids uitvoert. Maar als dat geld niet naar Hazard vloeit, waar moet dat dan wel voor worden gebruikt? Voor de arme kindjes in de wereld? Dat zou mooi zijn, maar de wereld is niet mooi.

De VS kun je niet verdenken van te veel marxistische sympathieën en toch heeft men daar een remedie gevonden tegen te hoge salarissen: een salarisplafond. Heel af en toe kon daar een uitzondering op worden verkregen. In het seizoen 97-98 was het salarisplafond per club 23,6 miljoen euro en in dat jaar kreeg Michael Jordan een uitzondering: hij alleen kreeg 29,11 miljoen euro betaald. Zijn contract van toen zou nu 58 miljoen euro waard zijn, een record.

Later heeft men het maximumsalaris beperkt tot iets meer dan een derde van het salarisplafond. Vandaag is best betaalde basketbalspeler Kobe Bryant met iets meer dan 20 miljoen euro. In de laatste eeuw zijn in het voetbal de topsalarissen verdubbeld. De NBA-topsalarissen zijn over die tijdspanne gemiddeld met maar 10 procent toegenomen; het minimumsalaris steeg met de helft en bedraagt nu 450.000 euro.

In de VS moet een topsporter er ook niet aan denken om met belastingparadijzen te werken. Bij het begin van elk seizoen staan de salarissen netjes opgelijst in de kranten en bij elke nieuwe sponsordeal staat de belastingdienst klaar om in alle staten van de VS een deeltje van de koek te eisen. Dat zou zo in Europa ook kunnen, als men dat zou willen.

Hazard

 

Interview met Bart ‘Uplace’ Verhaeghe in De Morgen van zat 21 feb 2015

‘In 2020 zijn ons nieuwe stadion en Uplace klaar’

Hij polariseert, fulmineert. En triomfeert? Afwachten, maar vier jaar na zijn machts-greep bij Club Brugge, dat morgen tegen AA Gent speelt, ligt Bart Verhaeghe (1965) op koers voor de landstitel. Bouwen in Machelen lijkt nog net iets lastiger.

In de nog te verschijnen memoires van Bart Verhaeghe wordt 2015 een scharnierjaar.
Als voorzitter en meerderheidsaandeelhouder van Uplace wil hij dit jaar voor eens en voor altijd weten of zijn belevingscomplex in Machelen er zal komen.
Als voorzitter en meerderheidsaandeelhouder van het investeringsvehikel Noorhof Fund wil hij geld verdienen. Zoals die 14 miljoen euro winst in 2013, want na die ene grote cashoperatie bij de verkoop van Eurinpro in 2006 voor 400 miljoen euro, heeft hij de laatste jaren vooral geïnvesteerd.
Als voorzitter en meerderheidsaandeelhouder wil hij na tien jaar zonder prijs zijn Club Brugge een titel schenken en zichzelf het grote voetbalgelijk toe-eigenen. Zijn wens als mecenas van het Uplace-triatlonteam is nog het makkelijkst: Hawaï veroveren.
Bart Verhaeghe charmeert? Dat is lichtelijk overdreven, maar hij is de keurige gastheer die op het voorziene tijdstip geheel volgens afspraak klaar zit in zijn kasteel in Strombeek-Bever. Ter info: het gesprek vond plaats in onverdachte tijden, vóór de Uplace-beslissing, maar midden in de soap rond de voetbalbond.
Stel dat u het in de sport voor het zeggen heeft, waar zou de beeldenstormer in u beginnen? Laat mij raden: bij de voetbalbond.
Bart Verhaeghe: “U hebt een verkeerd beeld van mij. Ik ben geen beeldenstormer. Ik zeg pas iets als ik het probleem grondig heb bestudeerd. Ik heb in december 2013 – midden in de Rode Duivelshype – al gezegd dat de werking van de voetbalbond niet goed zit.
“De kerntaken van de voetbalbond zijn de competitie organiseren, de representatie van de nationale ploeg en het algemeen belang van het voetbal dienen. De voetbalbond runnen, is geen doel op zich, maar een middel ten dienste van de leden: het amateurvoetbal en het profvoetbal. De voetbalbond moet een open, transparant, glazen huis zijn. Dat is het niet. Daarbij moet de voetbalbond integer zijn, want je werkt met de middelen van de leden en met overheidsmiddelen. Dat is ze ook niet. En de bond moet vooral bescheiden zijn, want als je middelen genereert via de Rode Duivels, dan komt dat omdat in de profclubs tien, vijftien jaar lang goed is opgeleid. En bescheiden waren ze evenmin.”

Ik maak uw betoog af: de nationale ploeg hoort bij de Profliga.
“Eigenlijk wel. Wie heeft ervaring met het onderhandelen over premies, salarissen en wat al niet meer met duurbetaalde profspelers? De clubs, zeker niet de bond. De Rode Duivels mogen niet de zeventiende profclub worden die vanuit de voetbalbond de zestien profclubs kannibaliseert. Die Duivelse uitdagingen, was dat de kerntaak van de voetbalbond? Het maakt mij niet uit dat Steven Martens zegt dat zij een nieuw voetbalpubliek hebben aangetrokken, dat is in eerste instantie de verdienste van de spelers en de goede resultaten.
“Nieuwe sponsors? Mij goed, maar laat het dan unieke sponsordeals zijn, bedrijven met een meerwaarde, maar niet dat wij enerzijds proberen tegen een marktconforme prijs sponsoring aan de man te brengen, terwijl de voetbalbond zijn sponsoring onder de prijs verkoopt.”

Het beheer van het profvoetbal is anders ook niet zo voorbeeldig.
“Neen. Dat we er niet in slagen om continuïteit te krijgen in de leiding van het profvoetbal, is een probleem. Dat er heel wat tweede- en derdeklassers als de dood zijn om te promoveren, moet ons doen nadenken over nog strengere voorwaarden om in het betaald voetbal te mogen spelen. Eerste klasse afsluiten? Als de licentievoorwaarden echt streng genoeg zijn, krijg je automatisch een gesloten liga waar de clubs die onderaan bengelen niet die degradatiestress hebben omdat ze toch bij de profsectie horen.
“En die clubs die in tweede of derde bovenin staan en niet willen stijgen, hebben dan niet de promotiestress. Zij kunnen dan kampioen worden van het amateurvoetbal en vervolgens creëer je tussen betaald en amateurvoetbal een mooie bekercompetitie waarin ze elkaar treffen, en je hebt een mooi verhaal.”

Is voetbal voor u een oefening in geduld? Het zal hier in uw bedrijf allemaal wel sneller gaan, niet?
“In de eigen bedrijven werk ik altijd grondig, zorgvuldig en geduldig, maar wel vastberaden. Kijk maar naar Eurinpro. Ook bij Club zijn we niet te snel gegaan omdat je het kind niet met het badwater mag weggooien. Ik ben nu vier jaar verder en we staan aan de leiding. We hebben altijd gezegd dat het ons drie jaar zou kosten om de club structureel te veranderen. Onze eerste analyse was dat er heel veel voor verbetering vatbaar was: het stadion, de spelers, de mentaliteit. Dat hebben we zo niet gecommuniceerd, uit respect voor wie er voor ons zat.”

O ja? Waarom is uw voorganger Pol Jonckheere dan zowat afgemaakt?
“Niet door mij, ik heb over niemand geoordeeld. Maar we hadden wel onze conclusie klaar: we willen meedoen in België voor titel en beker en overleven in Europa, maar met die spelers, infrastructuur en ingesteldheid kan het niet. We moeten een nieuw stadion hebben en er moet een opleidingscentrum komen. Dat konden we niet in één seizoen veranderen en in het begin zaten we ook nog in de vzw-structuur, waar gelukkig 13 miljoen euro op de rekening stond. Daarmee hebben we al een aantal spelers gehaald – Víctor Vázquez en Lior Refaelov onder anderen – die vandaag sterkhouders zijn maar die wij beter hebben gemaakt.
“Later, toen het een nv-verhaal werd, hebben we kunnen investeren. Er is vijf miljoen uitgegeven in randzaken die niemand ziet, maar die wel essentieel zijn: betere oefenvelden, nieuwe verlichting, kunstgrasveld, nieuwe kleedkamers. Met de bedoeling dat een talent onder de indruk zou zijn als we hem een rondleiding zouden geven. Ook met de bedoeling dat wie voor Club werkt, zou zien dat we vooruit willen.”

U bent bij Club gekomen als stadionbouwer.
“Neen, ik ben bij Club gekomen als zevenjarig manneke dat bewonderend keek naar de voetbalclub die er altijd voor ging, tot in de laatste minuut.”

Ons bent u voor het eerst opgevallen op die dramatische persconferentie in het stadhuis van Brugge waar u zonder medeweten van de burgemeester uw stadionplannen voorstelde.
“Mijn hoofddoel was om daar uitleg te geven. Alles wat ik daar heb gedaan, was integer en authentiek. Ik was in 2004 door de toenmalige minister-president Bart Somers, die ik kende van mijn studententijd, gevraagd om te kijken naar de scholen- en stadionsproblematiek. Voor de scholen ben ik met de suggestie gekomen om het publieke spaarwezen aan te spreken en een bevek (beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal, red.) te maken met een mooie return voor wie daarin investeerde.
“Voor de stadions heb ik gezocht naar financiering door andere activiteiten. In Vlaanderen leek alleen retail realistisch. Voor Mechelen heb ik berekend dat vijftien detailzaken een stadion van 15.000 man konden financieren.”

Wij hebben altijd gehoord dat u toen voorzitter van Mechelen wilde worden.
“Maar neen. Ik wilde helemaal niks. Ik wilde ook niks bij Club Brugge. Ik heb mijn stadionverhaal gedaan aan alle clubs van de Profliga, en de mensen van Club Brugge waren de enigen die bleven aandringen om te praten. En ik was supporter van Club. Ze waren al ver: ze hadden een grond op het oog en ze hadden een project. Ik ben daar onbaatzuchtig mijn model komen uitleggen.”

En u hebt zich op die persconferentie meteen boos gemaakt.
“Dat kan zijn. Waarom maak ik mij boos? Omdat ik een gepassioneerde vent ben, want dan heb je iets uitgewerkt en word je geconfronteerd met argumenten die geen argumenten zijn. Zoals dat zogezegde overstromingsgebied waar ik in wilde bouwen. Sorry hoor, maar als dat een criterium is, dan was ook de ArenA in Amsterdam niet gebouwd.”

Een titel vier jaar na uw putsch zou misschien de verhalen over die machtsovername doen verstommen, want die doen nog altijd de ronde.
(zucht) “Wat is daar echt gebeurd? Voorzitter Pol Jonckheere vroeg mij om een analyse te maken. Wilde ik voorzitter worden? Helemaal niet. Ik heb toegezegd dat ik het veranderingsproces zou begeleiden.
“We hadden een manager nodig en ik heb Vincent Mannaert gevonden. Het management is uitgebouwd en de zittende voorzitter – Pol Jonckheere dus – kon zich in zijn nieuwe rol niet schikken. Hij wilde het nog steeds doen zoals vroeger, maar als je een management hebt, moet je dat laten werken en daar niet altijd tussen willen lopen. Ik ben dan voorzitter geworden en ik heb de club gekocht met de belofte te investeren, wat ook is gebeurd.”

Komt u als voorzitter nooit tussenbeide?
“Toch wel. Ik beslis mee over belangrijke investeringen zoals de aanwerving van een speler, maar ik delegeer maximaal. Ik zeg altijd: grab it, hier ligt de job, jij hebt er voor gestudeerd.”

Maar maak geen fout of je ligt eruit. Club drijft op management by fear, zeggen de vertrekkers.
(windt zich op) “Och, dat is makkelijk: ga eens met de blijvers praten. Bij mij mag iemand een fout maken en zelfs twee keer dezelfde fout maken, maar dan moet men wel willen veranderen of zichzelf verbeteren, want anders heeft de hele organisatie een probleem.
“En verder loop ik daar tussen, als een vijftigjarige die al wat heeft gezien en die met het personeel en de spelers praat. Ik reik ook dingen aan, omdat het conservatieve voetbalmilieu dat zelf niet zal doen. Als Björn Engels en Brandon Mechele nu met een bit spelen om hun tandbeet goed te krijgen, dan ben ik daarin geïnteresseerd.
“Mijn eerste bekommernis is om de club beter te maken. Ik denk dat we de organisatie nu voor tachtig procent op orde hebben.”

Maar u hebt de afgelopen twee jaren flink verlies gemaakt: 8 en 6,5 miljoen euro.
“Dat zijn investeringen uit eigen middelen. Ons stadion is versleten, maar de stad heeft geen geld. We hebben alles moeten vernieuwen, van bedrading tot de leidingen. We hebben bij twee gelegenheden dertig centimeter water gehad in de kleedkamers. We hebben het onderhoudscontract van de velden overgenomen van de stad en Cercle betaalt ons een kleine dotatie, 200.000 euro. Maar wij hebben dit jaar al meer dan 1 miljoen uitgegeven aan het veld.”

In de krant stond dat de omzet van Club 49 miljoen bedroeg, klopt dat?
“Dat is transfers inbegrepen. We hebben een vaste omzet van 35 miljoen en daarmee zijn we tweede van België. Ik denk dat Anderlecht nog een tien miljoen hoger zit.”

Straks spelen die in het nieuwe Brusselse stadion en komen ze nog hoger uit.
“Dat is hen gegund. Zolang de nationale ploeg niet alle wedstrijden in dat stadion speelt, de bond niet participeert in de stadionbouw en de Europese concurrentieregels worden gerespecteerd.
“Ik gun elke club zijn nieuwe stadion, maar ik ben geen voorstander van een nationaal stadion dat in geen enkel land te rentabiliseren valt. Ik ben wel voorstander van veel stadions in een land en een nationaal team dat al die stadions aandoet.”

We hebben geen enkel stadion dat groot genoeg is voor de Rode Duivels.
“Club gaat er een bouwen van 40.000. Je hebt voor het EK van 2020 niet eens een stadion nodig van 50.000 man. Zelfs 30.000 volstaat.”

De profclubs – Anderlecht uitgezonderd – zijn in hun afwijzing van het nationaal stadion en het beleid van de voetbalbond heel eensgezind.
“Dat komt wellicht omdat aan het roer van enkele clubs mensen staan die ook in het bedrijfsleven al een en ander hebben gerealiseerd en die weten wat er nodig is om te slagen. Met die mensen kunnen we aan een mooi verhaal schrijven en dan zet België zijn voet naast Nederland, als dat nu al niet zo is.”

Is de financiering van het nieuwe stadion niet wat lastiger geworden nu Cercle in het Jan Breydel wil blijven spelen?
“Ik stel vast dat Cercle zegt dat het wil blijven. Bon, ik neem daar akte van, met dien verstande dat ik het liever wat vroeger had geweten. Cercle en Club hebben verschillende finaliteiten en mogen elkaar niet blokkeren in hun groei.
“Hoe dan ook, we zullen een marktconforme prijs moeten betalen. We krijgen niks gratis, daar ben ik zeker van. Ik weet zelfs niet waar we zullen kunnen bouwen, maar daar ben ik gerust in.
“Er moet een nieuw stadion komen, want Jan Breydel zakt haast in elkaar. Als Club in een nieuw stadion speelt, verhoogt ons budget met 15 miljoen. Daarvan kan ik 8 tot 9 miljoen afbetalen aan mijn stadion en daarnaast heb ik 5 miljoen additionele middelen gegenereerd die ik in het sportieve kan stoppen.
“Het moet mogelijk zijn om een stadion van 40.000 plaatsen te bouwen voor een budget van om en nabij de 80 miljoen euro. Heeft dat van Gent ook zo veel gekost? Dat is een ander concept. (glimlacht)
“Het klopt dat ik nog geen stadion heb gebouwd, maar ik heb een voorgeschiedenis: ik weet dat het in Duitsland wel kon voor 80 miljoen. Ik moet een stadion hebben, geen bureaus of winkels, en geen Albert Heijn, want dat mag toch niet. We willen een klein Dortmundstadion en we zullen daar dezelfde sfeer in creëren.
“Voor het stadion zullen we lenen bij de banken en dat op relatief korte termijn terugbetalen. Het saldo gaat in het sportieve en ik roep elke club op om het zo te doen. Zulte Waregem en Lokeren hebben ook hun nieuwe tribunes gebouwd. Het voetbal moet niet altijd kijken naar de overheid als subsidieerder, maar wel als faciliteerder.”

Dat klopt, want voetbal wordt zwaar betoelaagd door minimale sociale lasten, een verlaagde bedrijfsvoorheffing en een gunstige groepsverzekering.
“Er zijn inderdaad voordelen maar ook nadelen.”

En dan gaat de holding boven Club Brugge naar Luxemburg.
“Ho maar, dat heeft niks te maken met fiscale optimalisatie. Ik zit al 25 jaar in vastgoed en al 25 jaar in Luxemburg. Wij betalen daar netjes belastingen, zelfs vermogensbelasting hebben ze daar al.
“Weet u waarom wij in Luxemburg zitten? Omdat daar rechtszekerheid bestaat. In Luxemburg verandert men niet om de vijf minuten de spelregels voor ondernemers. En een tweede reden is commercieel: in Luxemburg tref je de belangrijkste investeerders in de wereld. En ja, Luxemburg is een mondiaal financieel centrum.”

2015 zou een mooi jaar kunnen worden voor u. Misschien kampioen, misschien een beslissing rond het stadion en een beslissing rond Uplace Machelen.
“Ja, dat zou kunnen. (aarzelt) Al ben ik een rustige mens… U lacht, omdat u mij niet kent, maar ik bén rustig. Ik analyseer, ik bepaal de strategie en ik zoek de goeie mensen. In voetbal is resultaat dan nog niet gegarandeerd en daarom heb ik geduld. Ik heb nog nooit iemand onder druk gezet.
“Misschien winnen we dit jaar ook de Ironman in Hawaï. Het Uplace-team is ook een project waar ik nu bij betrokken ben. Natuurlijk is dat mecenaat. Nu zijn ze nog van mij afhankelijk, maar ik wil dat zelfbedruipend maken. Ik heb die mensen dat ook gezegd: zorg dat dit break-even draait zonder mijn inbreng.”

Wordt het geen tijd dat u eens landt met een van uw projecten?
“Denkt u nu echt dat ik nog nooit ben geland? Ik ben twintig jaar innovatief bezig in het vastgoed. Als ik een beurs in Londen bezoek, kennen ze mij echt wel. Ik heb een beleggingsfonds, eigenlijk mijn hoofdactiviteit en ik weet wat ondernemen met durfkapitaal is.
“Ooit heb ik mee aan de basis gestaan van de plannen van Paul Stoffels en Rudi Pauwels om met Tibotec-Virco aidsremmers te maken. Zij hebben dat uit Johnson & Johnson weggehaald en samen hebben we er vooral veel geld in geïnvesteerd, omdat we er in geloofden. Ontwikkeling in de farmaceutica is duur en aan het eind werd er 25 miljoen euro per maand verbrand.
“Finaal hebben we het moeten terugverkopen aan J&J, weliswaar met een kleine winst. Wij hadden het geld niet om het helemaal te ontwikkelen en even later heeft J&J daar drie aidsremmers mee op de markt gebracht, die miljarden hebben opgebracht. Het zij zo. Dat is ondernemen.”

Uplace wordt wel eens Noplace genoemd. Er is hier nog maar weinig ontwikkeld.
(geeft geen krimp) “Hier is al 70 miljoen euro geïnvesteerd en we hebben nog geen twee stenen op elkaar gelegd. Maar ik heb geduld. Op een dag zullen we in gang kunnen schieten en dan gaan we iets neerzetten waar ze van Parijs tot Londen naar komen kijken en waarvan het buitenland zal zeggen: fantastisch. Ik ben een ondernemer en ik wens er alles aan te doen opdat het klimaat in dit land beter wordt voor ondernemers.”

Wanneer wilt u bouwen?
“In Machelen met Uplace over uiterlijk tweeënhalf jaar en dan duurt het nog twee jaar – 2019, 2020 zou mooi zijn. En het stadion in Brugge moet ook rond 2019 of 2020 klaar kunnen zijn.”

2020, het jaar van het ultieme gelijk en het ultieme geluk.
“Maar neen. Het ultieme geluk is als ik op zondag samen met mijn dochter aan sport doe. Elke zondag gaan we eerst anderhalve kilometer zwemmen, daarna 40 kilometer fietsen en dan 10 kilometer lopen. Elke zondag proberen we een kwart- triatlon af te werken. Dat zijn de momenten waarop ik het gelukkigst ben, als ik kan sporten – het liefst samen met mijn kinderen.”

Verhaeghe

Column over Diamond Games op demorgen.be van 16 feb 2015

Draait Clijsters’ tennisclub niet zoals het zou moeten en heeft ze behoefte aan wat reclame?

Ik heb mij een week te pletter gezocht naar de naam van de eerste organisator die een diamanten racket weggaf aan iemand die beter dan alle anderen gedurende een weekje op een tennisbal had geklopt. Hij heette Jacques Lierneux. Zijn bedrijf was van City 7 en er liep in zijn buurt ook een Nederlandstalige mijnheer rond die Georges Baudewijns heette. Verder weet ik er nog weinig van, behalve dat ik een gezegend jaar de perspronostiek heb gewonnen.

Ivan Lendl is een paar keer langs geweest en ik was een fan van Lendl, wat vooral een opsteker was voor Lendl, want die had niet veel fans. Eigenlijk ging het helemaal nergens over, die ECC. De European Community Championships waren een exhibitietoernooi en zo gedroegen de spelers zich ook. Ze kwamen om lol te beleven, regelden wat wedstrijdjes onderling en klopten veel geld uit de zakken van de organisatoren.

Het was één groot feest, dat weet wel nog iedereen die er ooit heeft gewerkt. Het was vooral geen topsport en een topevenement was het ook niet, want een collega vlooide ooit uit dat de meeste tickets gratis waren weggegeven. Ach, dat was de gouden tijd van de diamant, toen die sector nog handen te kort kwam om het geld naar de HSBC-filialen weg te slepen.

In 2002 werd een vrouwenversie georganiseerd, de Diamond Games, ook met een diamanten racket. Dat was ten tijde van de Kim en Justine-hype, maar jammer genoeg is Justine niet al te vaak naar Antwerpen gekomen. Dat had dan weer te maken met de nauwe band van de organisator Bob Verbeeck van Golazo met Kim Clijsters.

Henin kwam in 2002, verloor van Venus Williams en verscheen nog eens in 2008, om de laatste editie te winnen van ene Karin Knapp. Amélie Mauresmo was de enige die echt beter werd van het toernooi, want zij won drie keer op rij en sleepte het diamanten racket mee naar huis. Kim Clijsters speelde vier finales en won daar maar één van.

Ook de Diamond Games versie 2 gingen eigenlijk nergens over. En nu zijn we aan versie 3 toe. Ten tijde van Clijsters-Henin was het een toernooi met de status Tier II, wat tweede garnituur betekent. Vandaag is versie 3 een WTA Premier, in theorie is dat de hoogste categorie onder de Grand Slams. Antwerpen vervangt het indoortoernooi van Parijs en moet daartoe 645.000 euro prijzengeld uitbetalen. Reken daar de organisatorische kosten bij en je zit al snel aan 1 miljoen.

De wet van Murphy is verdomd ongenadig

Nu kan Golazo wel tegen een folietje, en de diamantsector nog meer, maar als de eerste en tweede versie nergens over gingen, dan is dat helemaal waar voor de derde versie. In de weken voorafgaand aan het toernooi dat de VRT zou uitzenden werd het toernooi door de VRT gehypet. Het ging niet over de sport, maar vooral over toernooidirectrice Kim Clijsters die chocolaatjes op haar bureau wilde en toernooipimpster Elodie Ouedraogo die de chocolaatjes zou aanslepen en – surprise – ook een players party zou organiseren.

De wet van Murphy is verdomd ongenadig. De schepen van sport van Antwerpen had nog zo getoeterd dat er wel 10.000 tennisspelers woonden in zijn stad, maar er kwam van de week geen volk en toen er volk kwam, waren de Belgen al uitgeschakeld en werden de speelsters ziek, zwak of misselijk.

De finale tussen Andrea Petkovic en Andrea Suarez Navarro – ook niet bepaald een topaffiche – kon niet eens doorgaan omdat de Spaanse met een geblokkeerde nek was opgestaan. Een finaliste die geblesseerd uitvalt, is brute pech die je een organisator niet toewenst en vooral niet de onbaatzuchtige mecenas Bob Verbeeck, maar waarom wil men überhaupt opnieuw een vrouwentoernooi organiseren in Antwerpen?

Waarom wil men tennis organiseren zonder Belgische publiekstrekkers terwijl Parijs er eerder al de brui aan gaf in die hoogst oninteressante week? Verveelt Kim Clijsters zich? (Ik zou het niet weten.) Draait die tennisclub van haar niet zoals het zou moeten en heeft ze behoefte aan wat reclame? (Dat weet ik wel: de business zou beter kunnen.)

Uiteindelijk speelde Kim Clijsters een set tegen Andrea Petkovic, nadat ze een dubbelshowtje had opgeluisterd en zo werden de Diamond Games toch nog een demonstratietoernooi. Kim Clijsters, twee jaar met brugpensioen, won van Andrea Petkovic, of wat had u gedacht?

Verhaal over sportland Qatar in De Morgen van 14 feb 2015

Qatar, sport is te koop

Wie sport, is er al geweest of zal er komen: Qatar, waar atleten en kampioenschappen worden gekocht. Doha als sporthoofdstad van de wereld is geen hobby van rijke Arabieren, maar een economische overlevingsstrategie.

De wielrenners reden gisteren hun laatste ritje van het Sealine Beach Resort naar de Doha Corniche. In Qatar rijd je in waaiers zoals door De Moeren in Gent-Wevelgem. Het verschil? De Qatarese podiummissen in zwarte abaja en bijpassende hoofddoek, de zon, de prima hotels, het goede eten. Boeiend? Niet echt. Tijdens sommige ritten staan meer kamelen langs de kant dan Qatarezen.

In 2016 organiseert Qatar het wereldkampioenschap wielrennen op het vlakste en heetste parcours ooit. Normaal in de derde week van september, maar dan regent het soms oude wijven en als het niet regent, is het gemiddeld veertig graden. Drie weken later is het ‘maar’ 35 graden. Wat bezielde de internationale wielerunie UCI om in Valkenburg in september 2012 Qatar het WK toe te wijzen? Hetzelfde als wat de andere wereldsportbonden (zie lijstje) overhaalde: veel olie- en gasdollars.

Het meest recente wereldkampioenschap was dat van het handbal. Qatar bouwde drie gigantische sporthallen (kostprijs 220 miljoen dollar) en het gepimpte nationale team deed het lang niet slecht. Ze wonnen vanaf de achtste finales van sterke handballanden als Oostenrijk, Duitsland en Polen, maar telkens waren er klachten over de scheidsrechters. Na de verloren halve finale applaudisseerden de Polen uitdagend en minutenlang voor de scheidsrechters.

De Qatarese nationale ploeg bestond uit twee in Qatar geboren spelers en voor de rest uit Egyptenaren, Tunesiërs, maar vooral Serviërs, Kroaten, Bosniërs, Montenegrijnen, een Fransman, een Cubaan en een Spanjaard. Allemaal betaald om van paspoort te veranderen. Ze werden gecoacht door de regerende wereldkampioen, de Spanjaard Valero Rivera. Ze hadden zelfs een eigen harde supporterskern: zestig luidruchtige Spanjaarden die waren ingevlogen, net als 680 journalisten die ook reis, kost en inwoon hadden gekregen van de Qatarese sportautoriteit. In de finale was Frankrijk met drie goaltjes verschil te sterk. Sportsucces is te koop, maar er zijn grenzen.

National Vision 2030

De eerste topatleet die zijn paspoort wisselde en ook zijn naam inruilde, was de Keniaanse steeplechaser Stephen Cherono in 2003. Hij kreeg 1.000 dollar per maand (ongeveer 875 euro), voor het leven en geïndexeerd, en heette voortaan Saif Saaeed Shaheen. Hij werd prompt wereldkampioen.

De Qatarezen dachten dat ze het goed hadden geregeld, zoals met de Bulgaarse gewichtheffer Angel Popov die ze in 1999 hadden gelokt en die in Sydney als Said Saif Asseed brons won. Ze konden het goud in Athene al ruiken, maar Kenia hield de olympische vrijgave van Cherono tegen. De beste Qatarese sporter is trouwens de zoon van een sportmigrant. Hoogspringer Mutaz Essa Barshim, brons op de Spelen in Londen, is de zoon van een geïmporteerde Soedanese loper.

In 2005 begon de voorbereiding van de Qatar National Vision 2030, een nationale ontwikkelingsstrategie die Qatar wilde voorbereiden op het ondenkbare: een woestijn waaruit op een dag geen olie en geen gas meer komt. De doelen van QNV 2030 zijn menselijke, sociale, economische en ecologische ontwikkeling, duurzaam als het kan. Dat is officieel. Het echte doel was zo snel mogelijk de enorme berg cash, verdiend met olie en gas, te investeren met een return die de kleine minderheid van de Qatarezen in staat zou stellen de levensstandaard van vandaag aan te houden.

Het inkopen in wereldconcerns zoals Crédit Suisse, Volkswagen, Hochtief, Harrods, Sainsbury, Lagardère, Vinci, Vivendi, Miramax- Filmyard, Royal Dutch Shell, Barclays en London Stock Exchange, via de Qatar Investment Authority die op 150 miljard euro cash zit, was de eerste tactiek. Voor al het goede nieuws over de regio hebben ze Al Jazeera opgericht en dat heeft alle sportrechten in het Midden-Oosten en Afrika middels het filiaal beIN Sports. Ze kochten ook het voetbalteam Paris Saint-Germain, een slapende reus in het Europees voetbal.

Geld laten rollen is waar de Arabieren het best in zijn. Zo sponsorden ze als soennieten niet alleen IS en Al Qaida – toch een verbeterpuntje – maar kochten ze tegelijk de laatste jaren voor enorme bedragen kunst op. Cézannes De kaartspelers werd verkocht voor zo’n 220 miljoen euro, een record voor een schilderij, en 17 miljoen betaalden ze voor een installatie van Damien Hirst, ook een record maar dan voor een nog levende kunstenaar.

Obesitas en diabetes

Vijftig jaar geleden leefde de bevolking nog van parelvissen, vandaar de naam The Pearl voor het nieuwbouweiland bij Doha. Het Engelse protectoraat scheurde zich af in 1971 en werd een land. In dat jaar werd het grootste gasveld ter wereld ontdekt. Vandaag heeft Qatar het hoogste bruto nationaal product per inwoner, bijna 90.000 euro (België zit aan 36.410 euro).

Nooit heeft een land in zo’n korte tijd zoveel geld in de sport geïnvesteerd. Nooit heeft een land zoveel sportcomplexen gebouwd. Nooit heeft een land zich sneller in de sportbusiness ingekocht. Volgens de moderne Arabische economische mores is alles te koop, als er maar het juiste bedrag tegenover staat.

Handel, toerisme, kunst en sport zijn de vier peilers waarop Qatar moet scoren tegen 2030 en de volgorde mag ook andersom, want de familie Al-Thani, die de emir levert sedert 1822, heeft begrepen dat sport de snelste weg is naar wereldfaam. “Doha moet de sporthoofdstad van de wereld worden”, toeterde de eerste familie.

De bedenker van het plan was emir Hamad Bin Khalifa al-Thani, de uitvoerder is zijn zoon emir Tamim Bin Hamad al-Thani, die in juni 2013 de scepter overnam van zijn vader, en broerlief Jassim, die alle voetbalzaken regelt. Tamim is een van de eerste namen die de toen nieuwbakken olympische president Jacques Rogge in 2002 voorstelde om te coöpteren als lid van het Internationaal Olympisch Comité (IOC). Vreemd, want Rogge had tot dan geijverd voor meer sportexpertise in het IOC en nam plotsklaps een vadsig Arabiertje van 21 jaar zonder noemenswaardige sportkennis op in zijn gremium sportkardinalen.

Tamim ging thuis meteen aan het werk (zie zijband met het lijstje van wereldkampioenschappen en aanverwante continentale toernooien, die zijn landje van 300.000 Qatarezen en 1,9 miljoen migranten-arbeiders heeft georganiseerd en nog zal organiseren). Rond die migranten die in een systeem van semi-slavernij – de kafala – werken, is heel wat te doen.

Kafala komt erop neer dat een Qatarees jou adopteert en ‘sponsort’. In ruil daarvoor houdt hij je paspoort bij, want hij is verantwoordelijk voor jou. Wie weg wil, moet zijn paspoort terugkrijgen van de sponsor en daar wringt het schoentje. De sportwereld bleef lang blind voor die mistoestand, tot de Franse voetballer Zahir Belounis zich meldde met een hallucinant verhaal dat hij al een jaar werd vastgehouden door zijn club, niet betaald en niet vrij om te gaan waar hij wil.

Belounis schreef een open brief naar Pep Guardiola en Zinédine Zidane, twee ambassadeurs van het Qatarese succesvolle bid voor het WK 2022. De respons was matig, maar inmiddels is Belounis weer thuis. De kafalapraktijken zouden door nieuwe wetten worden vervangen.

Er wel meer dat nog moet worden geregeld. Qatarese vrouwen waren voor het eerst op de Olympische Spelen in 2012. Hun geluk is dat ze met het jaar dikker worden (aldus een officieel rapport) en dat zien de Qatarese mannen niet graag gebeuren. Sport moet hun vrouwen redden van obesitas en meteen ook alle sedentaire Qatarezen van de diabetes, die nu al één op de vijf treft.

Sporten in een woestijn

Tussen de WK’s van 2018 en 2022 zit een vreemd gat van drie jaar. Daar hadden in 2020 de Olympische Spelen in gepast, maar tot twee keer toe werd Doha niet bij de laatste drie steden-kandidaturen geselecteerd door het IOC. Het zou zich tegen september van dit jaar opnieuw melden, voor de derde keer op rij.

De kansen zijn gestegen. Rogges opvolger Thomas Bach was jarenlang lid van de Duits-Arabische Kamer van Koophandel en is verkozen met de steun van de Arabische entente. Eerlijk is eerlijk: Rogge werd in 2001 ook door de Arabieren gesteund, maar ging er altijd prat op dat zijn IOC zich nooit heeft laten lijmen zoals de wereldvoetbalbond FIFA.

Sport behoort in de geopolitiek tot de soft power, maar het spel om de macht wordt in Qatar hard gespeeld. De laatste vreemde verhuis naar de woestijn van een sport was de toekenning van het WK atletiek van 2019 aan Doha. Dat zal doorgaan tussen 28 september en 6 oktober, de heetste plek ooit voor een WK. Eugene in Oregon, de Amerikaanse bakermat van de fond en halve fond, moest het afleggen. “Sporten in een woestijn bij veertig graden is niet gezond”, stellen alle medici van alle bonden, zoals ook Michel D’Hooghe, van wie de zoon wel inmiddels zijn scalpel als orthopedist niet langer in Roeselare hanteert, maar in Aspetar, het state of the art sportmedisch centrum in Doha.

Over de waanzinnige beslissing om Qatar de Wereldbeker van 2022 toe te wijzen, is al veel geschreven. Samengevat: een land dat ijvert voor een ecologische en duurzame toekomst wil midden in de zomer (bij 45 graden plus) in de woestijn twaalf stadions neerpoten en die allemaal met airco koelen. Met de toeschouwers die buiten in de verzengende hitte moeten aanschuiven, werd even geen rekening gehouden.

De FIFA had deze kandidatuur terug naar af gestuurd, althans in het technisch rapport dat vooraf was opgesteld, maar de 24 leden van het executief beslisten anders. Inmiddels is de corruptie blootgelegd en heeft de helft van het executief van de FIFA boter op het hoofd. Een kwart stapte effectief op of werd verwijderd.

Voetbal is de eerste sport en dus wil Qatar daarin aanwezig zijn op het hoogste niveau. Op het eigen WK betekent dat met een Qatarees team. Daartoe zit Qatar met zijn Aspire Academy ook in ons land. Aan het einde van de voetbalvoedselketen van Qatar zit sinds maart 2012 KAS Eupen, een tweedeklasser die 31 spelers in dienst heeft, onder wie zes Belgen, vijf Europeanen, zes Qatarezen en dertien Afrikanen.

Eupen kwam in beeld toen het haast failliet was en de Qatarezen een Europees team zochten om hun talenten te laten rijpen. België was een goede optie omdat de instapdrempel voor niet-Europeanen hier maar 73.000 euro bedraagt (in Nederland is dat 275.000 euro). Aspire Football Dreams heet het project en het begon ooit in met Aspire Africa in zeven landen. Vandaag gaat het om zeventien landen, waaronder ook drie in Midden- en Zuid-Amerika en twee in Azië. Het project is eenvoudig: er wordt geïnvesteerd in het lokale voetbal en in regionale centra en in ruil worden de grootste talenten uitgenodigd om in Doha op stage te komen.

Vaak wordt de link gelegd met de Qatarese nationale ploeg, die op het eigen WK van 2022 best een representatief elftal op de mat brengt. Dat zal moeilijk lukken met geboren Qatarezen, maar zijn er andere opties? Een nationaliteitswissel wordt door de FIFA alleen maar toegestaan als er een link is met het nieuwe land en als de persoon vijf jaar in het land heeft gewoond.

Volgens de Duitser Andreas Bleicher, die het Football Dreams project overziet, is het de bedoeling via importspelers het niveau van de Qatarezen te verhogen. “We zullen geen massale naturalisatie zien zoals in het begin van deze eeuw, toen 38 Keniaanse atleten ineens Qatarees werden”, zegt Bleicher.

Er zijn wellicht andere redenen te bedenken voor deze strategie. De streng geselecteerde en goed opgeleide atleten – directeur voetbalzaken is Josep Colomer, de ontdekker van Lionel Messi – kunnen ook worden verkocht aan rijke clubs. De eerste, ene Diawandou Diagne, is na twee seizoenen Eupen nu aan de slag bij FC Barcelona.

Football Dreams heeft nog andere doelen gediend. Het opende de deuren voor strategische participaties in de snelgroeiende economie van donker Afrika. Op korte termijn was er nog een voordeeltje. Vijf van de adoptielanden, waar de ouders tegen een mooi bedrag hun kind-talenten afstaan en de voetbalbond en hun bobo’s rijkelijk wordt vergoed, hadden niet toevallig een lid in het executief van de FIFA, dat op 2 december 2010 verrassend koos voor Qatar.

Qatar, land van WK’s

2004 WK tafeltennis WK squash

2005 West-Aziati-sche Spelen, WK gewicht- he*en

2006 Aziatische Spelen

2010 WK indoor

2011 Asian Cup voetbal, Arabische Spelen

2012 WK Squash

2014 WK zwemmen korte baan, WK squash

2015 WK handbal WK boksen

2016 WK wielrennen

2018 WK gymnastiek

2019 WK atletiek

2022 WK voetbal

Het eerste sportevent dat Qatar organiseerde, was een ATP-tennistoernooi in 1993 in Doha. Dat staat nog steeds op de kalender. Qatar en vooral dan Doha, waar 90 procent van de bevolking woont, is een landje van evenementen. In 2014 alleen al werden er 182 events georganiseerd, waarvan 57 van sportieve aard.

Qatar, sport te koop

Column over KBVB-Martens-soap in De Morgen van 14 feb 2015

DE SCHULD VAN MARTENS

Van de week gehoord in Extra Time, uit de mond van Yves Vanderhaeghe: “Kan het eens over voetbal gaan?” Hij bedoelde: kan het eens niét over bestuurlijke zaken en over geld gaan?

Mij goed, maar dan komen we snel bij het middenveld van deze of gene club, dan zet Jan Boskamp een lampie op deze of gene speler, en worden er allerlei theorieën op ons losgelaten over een spel waarin toeval de helft van de wedstrijden beslist en waarin twee van de drie stellingen van in het begin van het seizoen al op de schop kunnen nog voor we halfweg zijn.

Om het met Mulder te zeggen: fuck het voetbal, geef mij maar bestuurlijke en financiële zaken. Neem nu de ontslagpremie van Steven Martens. Volgens de ene krantengroep was dat 336.000 euro. Volgens andere krantengroep, die eerst geen bedrag had, ging het niet over 336.000 euro maar wel 250.000 euro.

Of die bedragen kloppen, is bijzaak. Je gooit het in het nieuws, desnoods als lokaas, en binnen de kortste keren meldt er zich iemand die meer weet en die je het juiste bedrag geeft. Twee keer prijs.

Nemen we die 250.000 euro, want er werden nogal wat details gemeld bij die som. Is dat veel? Neen, dat is onderhandeld zoals het hoort. Men kan zich niet genoeg indekken in volatiele omgevingen als sportbonden, met januskoppen als Timmermans en Allijns van KV Mechelen en KV Kortrijk in het bestuur en een slappe bondsvoorzitter, die het voorbije jaar het moedigst was in de achtbaan voor De slimste mens. Eén jaarsalaris is helemaal niet overdreven.

Die 250.000 euro krijgt hij trouwens niet helemaal zelf. In geval van een opstap- of ontslagvergoeding betaalt hij daar als privépersoon een eenmalige aanslag op, gebaseerd op zijn laatste belastingaanslag. Het is te hopen dat hij daar een beetje slim is geweest, want het scheelt nogal als je belast wordt aan 35, dan wel aan 55 procent.

Bon, wanneer ging het nog over bestuurlijke zaken? Toen het over de boetes ging, natuurlijk. Supporters van RSC Anderlecht hebben op Standard zitjes losgetrokken en in het veld gegooid – het wordt stilaan een traditie – en moet die schade vergoeden. Daar bovenop krijgt Anderlecht een boete ten belope van de gruwelijke som van 200 euro.

Tweehonderd euro om je zo te misdragen, geen wonder dat de clubs niet optreden tegen de hooligans onder hun gevolg. Standard kreeg vorig jaar een wedstrijd zonder toeschouwers voor een veel lichter vergrijp dan de tifo met de onthoofde Defour en nu krijgt het weer slechts voorwaardelijk één wedstrijd zonder toeschouwers en een boete van 5.000 euro.

Tweehonderd of vijfduizend euro is ondraaglijk licht. Dit gaat om voetbalclubs die elk minimaal tien spelers op overschot hebben lopen tegen een gemiddeld jaarsalaris van een half miljoen euro, dus jaarlijks 5 miljoen euro kapitaal vernietigen. Dit gaat om clubs die desnoods tien keer keer het duurste ticket boeken om een speler aan het eind van de wereld te gaan bekijken. Die kapitalen uitgeven aan makelaars die hen halve zolen verkopen voor hele schoenen. En die leg je respectievelijk 200 en 5.000 euro boete op.

In Duitsland had Kevin De Bruyne motherfucker geroepen naar een ballenjongen, die waarschijnlijk tien keer per dag een klasgenoot met Arschloch aanspreekt en hij kreeg 20.000 euro boete. Anderlecht legde de eigen spits voor onwelvoeglijk revalideren 60.000 euro boete op.

Geen wonder dat er geen respect is van de profclubs voor de Belgische voetbalbond. Schorsingsdagen worden de facto gehalveerd en boetes kosten het equivalent van een zeer goede fles wijn of een kistje ervan.

Ach, het is allemaal de schuld van Steven Martens. Een mens vraagt zich toch af wat die daar vier jaar heeft uitgevreten bij die voetbalbond. Pas op, Steven heeft ook goede dingen gedaan, zeggen de bestuurders die hem afschoten, maar tweede klasse gaat kapot door hem, de provinciale ploegjes komen niet meer rond omdat hij te veel geld uitgaf, Wilmots heeft een dikke nek – dat klopt – en de boetes zijn niet verhoogd. Laatst zat er iemand op het kleinste huisje van de bond en was het wc-papier op: de schuld van Martens.

De schuld van Martens

Column Competitiehervorming in De Morgen van 7 feb 2015

COMPETITIEHERVORMING

Men is weer druk met hervormingsplannen voor het profvoetbal. Van de week was het de beurt aan de ex-voorzitter van de Pro League, Ivan De Witte: veertien clubs en een systeem van play offs. Het voorstel De Witte werd onmiddellijk afgeschoten door Herman Wijnants van Westerlo. “Willen ze ons dood?”

Vandaag is het AA Gent-Westerlo. Benieuwd of het onderwerp in de bestuurskamer ter sprake komt. Wijnants heeft namelijk ook een voorstel. Uiteraard in het voordeel van zijn liftploeg, met twee reeksen van twaalf, die betaald voetbal zouden spelen en dan in drie nacompetities van acht ploegen zouden verder doen.

Alle voorstellen borduren verder op iets wat zijn deugdelijkheid vooral niet heeft bewezen. Ooit is Excelsior Moeskroen halfweg de competitie moeten stoppen; telkens had een ander team een weekendje vrijaf. Excelsior is verdwenen, maar kwam terug onder een andere gedaante: Mouscron-Péruwelz. Er zit nu nog minder volk in de tribune, 90 procent van de ploeg zijn Fransen en de ploeg is te koop maar niemand is geïnteresseerd.

Lierse SK is hetzelfde verhaal: eigendom van een Egyptenaar en een bijhuis van een voetbalacademie, dat zelf een bijhuis is/was van een voetbalschool met roots in Abidjan, Ivoorkust. En dat voor een kampioenenploeg. Haast twintig jaar na de titel lijkt de traditieclub Lierse op sterven na dood. Slotsom: aan de onderkant van ons voetbal gelden de wetten van het rauwste darwinisme.

Voor wie daar mocht aan twijfelen, businesswise doet ons voetbal het niet slecht. We zijn de twaalfde voetbaleconomie in Europa. Ons wedstrijddag-inkomen per bezoeker per wedstrijd is 24 euro. Italië (21), Frankrijk (19) en Nederland (17) doen slechter. Onze gemiddelde toeschouwersaantallen zijn wel maar de helft van die drie landen, maar onze vijver is ook kleiner: alleen Nederland haalt meer toeschouwers per honderdduizend inwoners naar het stadion, weliswaar met lagere toegangsprijzen.

Kijken we naar de totale inkomsten – dus mét tv-rechten en commerciële inkomsten – dan halen wij per bezoeker/bezoek 100 euro op tegen Nederland 77 euro. Onze televisierechten zijn alle verhoudingen in acht genomen minimaal evenveel waard als die van Nederland. Conclusie: onze voetbaleconomie floreert.

Van veel rek is dus geen sprake, niet in potentieel cliënteel en ook niet in de prijszetting. Zelfs de bouw van nieuwe stadions (tenzij wellicht in grote steden) lijkt niet direct een nieuw publiek te zullen aanspreken. Een topclub in Antwerpen en een bijpassend stadion zou wel een ferme impuls kunnen geven aan het hele voetbal.

Wat is het nut van al die plannen zonder objectief onderzoek naar de economische waarde en de potentie van ons voetbal én het organisatiemodel dat daar bij past? Durf te vragen en durf te antwoorden:

– Hoeveel profclubs kan dit land economisch aan?

– Hoe solidair willen de ‘grote’ clubs zijn, met andere woorden hoeveel zijn zij bereid af te staan van de tv-rechten om tot een competitief evenwicht te komen en met wie?

– Wat is de kritische massa die een profclub moet halen om te overleven en aan welke economische voorwaarden moet men kunnen voldoen om aanspraak te maken op een deel van de collectieve inkomsten?

– Wat zijn de voor- en nadelen van het bestaande systeem van stijgen en dalen?

Het antwoord ligt voor de hand: in België, een markt van tien miljoen mensen met een overconcentratie aan clubs in Vlaanderen, is hooguit plaats voor twaalf professionele voetbalploegen die zijn geslecteerd op economische en geografische criteria. Het is niet meer van deze tijd om sportieve criteria te hanteren of een voetbalclub al of niet in de hoogste klasse mag meedoen en mee-eten uit de gemeenschappelijke pot.

Waarom nog al die miljoenen van de tv-rechten storten in de bodemloze putten van tweede klasse? Stop daarmee en sluit eerste klasse onderin af. Tweede klasse zal in onze kleine markt nooit levensvatbaar zijn. Dat promotie naar eerste klasse de ultieme droom zou zijn voor elke voetbalclub is een fabeltje en dat het afsluiten van eerste klasse het spelplezier zou wegnemen, wordt elke week tegengesproken bij het zoveelste bericht dat weer eens club geen licentie aanvraagt omdat ze vooral niét willen promoveren.

Competitiehervorming

Verhaal over Bart Swings in De Morgen van 7 feb 2015

Denker op glad ijs

Plafonneert Bart Swings (23) nu al, in het jaar min drie voor zijn Olympische Winterspelen? ‘Ach, scorebordjournalistiek’, zegt de ploegmanager. ‘Eerst ter plaatse trappelen, dan die stap maken’, zegt de trainer. Die stap blijft olympisch goud in 2018 in Pyeongchang.

Het project Swings is bijzonder on-Vlaams. Onze sporters wentelen zich graag in disciplines en sporten waar ze heel erg goed in zijn en waarmee ze de wereld domineren, maar die in het universum sport onbetekenend zijn. Zoals daar zijn: veldrijden en andere niet- olympische nummers in het wielrennen, skeeleren, langeafstandstriatlon en zo zijn er nog een paar. Sven Nys doorbrak dat verhaal en probeerde het als winterse crosser in het zomerse mountainbike. In Peking lag hij lang op medaillekoers, maar viel terug. Hij hield aan die sprong in het diepe een titel van Sportman van het Jaar over.

Bart Swings is de ijsversie van Sven Nys. Hij was op deze planeet veruit de beste skeeleraar of inlineskater, maar dat volstond niet voor hem: Swings was niet geen twintig toen hij vier jaar geleden zijn eerste competitie op het ijs reed. Tijdens zijn tussenstop op de Spelen van Sotsji een jaar geleden eindigde Swings al meteen vierde op de 5.000 meter en vijfde op de 10 kilometer.

Daarna ging een en ander in de trainingsaanpak op de schop en vandaag is de aankomende burgerlijk ingenieur onderweg voor een missie die hem in Pyongyang in Zuid-Korea in 2018 een medaille – en als het even kan zelfs goud – moet opleveren in het koningsnummer; de 1500 meter. En als de massastart, een race over meestal zestien ronden van 400 meter of 6,4 kilometer, Olympisch wordt, wil hij ook daarin scoren.

“Topsport is investeren in onzekerheid en dat doet Bart nu. We zijn klaar voor de volgende stap”, zegt een andere schaatsbelg die ook Bart heet en die voor ons land in 1998 de enige schaatsmedaille ooit won. Veldkamp is de naam en hij is de teammanager en gelegenheidscoach van het Team Stressless, waarin naast skeeleraar Swings ook voormalig shorttracker Haralds Silovs uit Letland steeds meer langebaanambities begint te koesteren.

Schaatsen is de snelste sport waarbij de mens zich zonder mechanische versnel-middelen (tenzij de schaatsen) voortbeweegt. Een 1.500 meter wordt geschaatst in ongeveer 1.45, dat is om en nabij de tijd waarin de 800 meter wordt gelopen en de 200 meter wordt gezwommen. De gemiddelde snelheid op de 1.500 meter op ijs ligt rond de 56 kilometer per uur. Skeeleren gaat tien kilometer per uur trager dan snelschaatsen, door de grotere rolweerstand. Skeeleren is dus zwaarder, maar iets minder technisch.

Preciezer op ijs

De switch van skeeleren naar het ijs is Bart Swings al voorgedaan. Een gouden medaille op de 1.500 meter ook. Derek Parra, een Amerikaanse inlineskater met Mexicaanse roots, won in Salt Lake City in 2002. Hij deed zes jaar over zijn transitie. De Amerikaan Chad Hedrick won eerst vijftig wereldtitels op skeelers en pakte goud in Turijn in 2006 op de 5.000 meter. De Nederlander Michel Mulder werd olympisch kampioen in Sotsji op de 500 meter en won in november brons en goud in Rosario op het WK skeeleren.

“Het één bijt het andere niet”, zegt de Australische Desly Hill, die in Nederland aan de slag is als bondscoach in het skeeleren. “Maar loop over asfalt en probeer te versnellen en loop dan over ijs en probeer te versnellen. Dat verschil is identiek op
schaatsen. Versnellen kan, maar het moet veel preciezer op ijs. Inlineskaters hebben dan weer één groot voordeel op de geboren langebaanschaatsers: alle inlineskaters die naar het ijs zijn gekomen, hebben meerdere wereldtitels behaald en weten wat winnen is. Bart Swings helemaal.”

Meer en meer inlineskaters wagen hun kans op het ijs. Joey Mantia uit de VS is Swings achterna en de Colombiaan Pedro Causil, ook meervoudig wereldkampioen, verblijft momenteel in Nederland om te leren schaatsen. In Thialf zal de Colombiaanse bondsvoorzitter aanwezig zijn, vergezeld van de voorzitter van de wereldbond.

Schaatsen is snelheid maken met aanwending van een zo laag mogelijk vermogen en bijgevolg een zo klein mogelijke energiekost. Schaatsen doe je ook alleen, behalve op een ideale kruising als je naar de binnenbaan duikt en tien à twintig meter achter de tegenstander kan draften. “Zo hard mogelijk gaan en zo weinig mogelijk bewegen, daar komt het op neer”, simplificeert Veldkamp zijn sport.

Swings test bij Bakala in Leuven in de range van de beter fietsers met zijn maximale zuurstofopname (VO2max) tussen 70 en 75. Toeval wil nu dat Bart Swings minder hard gaat dan een jaar geleden. Hem fileren na zijn niet al te beste passage vorige week op de Wereldbeker in Hamar, waarin hij alleen op de massastart in de prijzen viel, is niet de insteek van dit verhaal, maar de vraag stellen kan geen kwaad. Plafonneert Bart Swings? Zowel Bart Veldkamp als trainer Rutger Tijssen doen hun uiterste best om dat tegen te spreken.

Tijssen, die er afgelopen zomer bij kwam en nu het winterse trainingsgedeelte voor zijn rekening neemt in de plaats van Jelle Spruyt: “Aan het programma zelf is niet zo gek veel veranderd. Aan de begeleiding wel. Er wordt nu meer schaatsspecifieke taal gesproken, precies omdat we die volgende stap willen zetten. Bart is daardoor wat uit een comfortzone gehaald en de denker in hem gaat dan nadenken. Dat is niet altijd goed, maar in zijn geval heb ik er alle vertrouwen in. We moeten gewoon wat meer vlieguren maken om die specifieke beweging als basis te krijgen. Nu is een misslagje het verschil tussen 1.45 en 1.48. Dat moet eruit. Schaatstechnisch is er niks mis met Bart. Hij heeft de goede slag en hij heeft het in zich om snelheid te maken in de bochten. Dat is essentieel.”

Bart Veldkamp is niet blij met scorebordjournalistiek. “Je kan wel kijken naar de tijd en zeggen: dit is niet goed. Maar er zit wel een heel verhaal achter. We zitten in een transitiemoment waar hij doorheen moet. Zijn eerste prestaties heeft hij geleverd op onbevangenheid. Nu vragen we hem om dingen te veranderen, om beter te worden. Bart is een analytisch type, wat een sterk punt is bij hem, maar hij moet zich ook niet te veel in details verliezen want dan wordt het een valkuil. Hij zit in de fase waarin hij dingen al te bewust goed wil doen en dat moet naar ónbewust de dingen goed doen.”

Goud telt

Op de lange afstanden heeft hij tot nog toe het beste gescoord, maar de 1.500 meter wordt zijn afstand. Pavel Brodka is als olympisch kampioen de referentie. Maar Brodka is 1m83 voor 84 kilogram, een beer op het ijs. Swings is met zijn 1m79 en 67 kilogram eerder een klimmertje.

De krachttraining afgelopen zomer heeft hem op het eerste gezicht weinig bijgebracht. Is de 1.500 dan wel een realistisch doel? Jawel, klink het unisono. Tijssen: “Bart kan snelheid maken. Nu kan iedereen wel hard rijden in het eerste tweederde van de race, maar het komt erop aan dat vol te houden en daarvoor mist Bart nog een beetje vermogen. Hij zit nu op 1.45 op een laaglandbaan en dat moet naar 1.44.”

De 1.500 meter is de koningsafstand, waar alle talent – inhoud, snelheid en duurvermogen – elkaar tegenkomt. Het is ook de best bezette afstand. Maar de Nederlandse branie om voor het hoogste te gaan, haalt het van de Vlaamse conservatieve aard die voor zekerheid zou gaan.

Veldkamp: “Op de 5 kilometer heeft hij de grootste kans op een medaille, maar dan hebben we het over brons. Voor goud is hij voorlopig kansloos omdat dit een Nederlandse afstand is met uitzonderlijke talenten als Sven Kramer en Jorrit Bergsma. Op de 1.500 meter zit hij dichter bij goud aan. Hoe goed Bart is? Hij is geen Sven Kramer, niemand is Sven Kramer. Maar op een 1.500 meter is hij beter dan Sven Kramer omdat die zich met al zijn vermogen in het ijs zal ingraven.”

De massastart leunt dan weer erg dicht bij het skeeleren aan: zestien rondjes hard gaan in een peloton, je slim verstoppen en attent racen. Bart Swings, racer pur sang, staat derde in de Wereldbeker. “De massastart is een kunst apart en is Bart op het lijf geschreven”, zegt Veldkamp. “Je moet hem niet uitleggen hoe je in zo’n wedstrijd kan winnen. Hij moet er ook niet bij nadenken. Laten we hopen dat het nummer ook olympisch wordt. Dan mikken we ook daar op een medaille.”

Bart Swings

Column over WK veldrijden op demorgen.be van 2 feb 2015

MAAR SURFT U VOORAL EENS NAAR DEMORGEN.BE

en neem een abonnement, dan ben ik uw wekelijks zonnetje in huis

Van Aert is een superatleet, maar iemand zou hem uit dat veld moeten verjagen

 

Wat hebben we geleerd dit weekend? 

Veldrijden is geen sport, het is hogere wetenschap. We kregen een masterclass crossbanden van het duo  Karl Vannieuwkerke en Sven Vanthourenhout. Van rhino’s had ik al gehoord, van grifo’s ook – wie niet? – maar sinds dit weekend bestaan er ook grifo en rhino glasbanden waarin – hoe raadt u het? – glas is verwerkt. Die heeft iedereen na een paar kilometer op onze fietspaden, maar de dommerik in mij vermeed tot nog toe het glas.

Wat hebben we nog geleerd dit weekend? 

Dat veldrijden een sport is voor Vlamingen, maar een amusement of een tussendoortje voor de andere landen. En wie wint? Precies: de andere landen. Bij de juniores won een Deense mountainbiker, bij de vrouwen een Franse wereldkampioene op de weg en bij de profs was de Nederlandse nummer één twee jaar geleden ook al wereldkampioen op de weg op het zwaarste parcours ooit.

Alleen bij de U23 hebben we gewonnen, maar dat komt omdat onze beloften meestal al prof zijn, voorzien van elfendertig kaders en veertig paar wielen, dat alles ingeladen in twee campers en gevolgd door horden supporters.

Wat hebben we ook geleerd? 

Dat àls we verliezen, het altijd de schuld is van iets, maar dat de andere zelden beter is. Eli Iserbyt won niet bij de juniores omdat hij de verkeerde banden had gelegd, maar die foute banden waren wel de banden waarmee de wereldkampioen hem klopte. Die had op zijn trainingstochtje wellicht maar één soort banden mee. 

De Française Ferrand-Prévot die won bij de vrouwen, had te weinig gekoerst, vond Sanne Cant. Dat was niks minder dan een schandaal. “Ik heb wel al 36 crossen gereden.” Die luie Française was in september in Ponferrada wel wereldkampioene geworden en hoogstpersoonlijk door Marianne Vos gevraagd om in haar team te komen. Dat heeft Marianne nooit aan Sanne gevraagd, voor zover ik weet.

Mathieu van der Poel won alleen maar omdat Wout Van Aert niet won en die won niet omdat hij pech had. Aldus Sporza. Zijn ketting vloog eraf en hij vloog ook nog eens van zijn fiets. Dat het wedstrijdverloop met twee achtervolgers die elkaar opjoegen natuurlijk niet in het voordeel was van Van der Poel die wel de achtervolgers netjes op veilige afstand hield, kregen we niet te horen. Aan het eind werd het zelfs heel gortig: Wout Van Aert zou een snellere race hebben gereden dan Mathieu van der Poel. “Wout Van Aert had wereldkampioen moeten worden,” besloot Wuyts. Jezusmina, wat zijn wij toch kleine verliezers.

Volgende keer toch maar het WK onderwaterhockey, reddend zwemmen of krulbollen uitzenden. Sporza zal daar ongetwijfeld topsport van maken.

Wat hebben we ten slotte zeker geleerd?

Dat het podium respectievelijk 20, 20 en 23 jaar oud was en dat is niet normaal in een discipline waarin kracht-uithouding het verschil maakt. Dat zegt veel over de sportieve waarde van de rest het deelnemersveld, uitzondering gemaakt voor een topfitte Sven Nys.

En vooral dat cross een specialisme is waar wij in onze natte dromen een topsport van hebben gemaakt, maar dat de rest van de wereld dat zo niet ziet. Dat werd pijnlijk duidelijk bij de juniores. Daar reed een Deense mountainbiker naar de overwinning en werd de Vlaamse superfavoriet naar huis gereden. De mountainbiker nam het WK als tussendoortje, als een voorbereiding op zijn zomerseizoen.

Dat zouden onze grote motoren beter ook doen. In plaats van hun talent te vergooien aan het modderfietsen en strontlopen, zouden ze beter echt gaan koersen. Op de baan, op de berg of op de weg, het maakt niet uit, maar niet in de wei. Nadat Tom Boonen deze zomer met Wout Van Aert had gereden, vond hij hem het grootste talent dat hij de laatste jaren had gezien. Van Aert ís een fenomenaal talent en een mooie, eerlijke superatleet, maar iemand zou hem uit dat veld moeten verjagen. Idem voor Mathieu van der Poel en Michael Vanthourenhout.