‘In 2020 zijn ons nieuwe stadion en Uplace klaar’
Hij polariseert, fulmineert. En triomfeert? Afwachten, maar vier jaar na zijn machts-greep bij Club Brugge, dat morgen tegen AA Gent speelt, ligt Bart Verhaeghe (1965) op koers voor de landstitel. Bouwen in Machelen lijkt nog net iets lastiger.
In de nog te verschijnen memoires van Bart Verhaeghe wordt 2015 een scharnierjaar.
Als voorzitter en meerderheidsaandeelhouder van Uplace wil hij dit jaar voor eens en voor altijd weten of zijn belevingscomplex in Machelen er zal komen.
Als voorzitter en meerderheidsaandeelhouder van het investeringsvehikel Noorhof Fund wil hij geld verdienen. Zoals die 14 miljoen euro winst in 2013, want na die ene grote cashoperatie bij de verkoop van Eurinpro in 2006 voor 400 miljoen euro, heeft hij de laatste jaren vooral geïnvesteerd.
Als voorzitter en meerderheidsaandeelhouder wil hij na tien jaar zonder prijs zijn Club Brugge een titel schenken en zichzelf het grote voetbalgelijk toe-eigenen. Zijn wens als mecenas van het Uplace-triatlonteam is nog het makkelijkst: Hawaï veroveren.
Bart Verhaeghe charmeert? Dat is lichtelijk overdreven, maar hij is de keurige gastheer die op het voorziene tijdstip geheel volgens afspraak klaar zit in zijn kasteel in Strombeek-Bever. Ter info: het gesprek vond plaats in onverdachte tijden, vóór de Uplace-beslissing, maar midden in de soap rond de voetbalbond.
Stel dat u het in de sport voor het zeggen heeft, waar zou de beeldenstormer in u beginnen? Laat mij raden: bij de voetbalbond.
Bart Verhaeghe: “U hebt een verkeerd beeld van mij. Ik ben geen beeldenstormer. Ik zeg pas iets als ik het probleem grondig heb bestudeerd. Ik heb in december 2013 – midden in de Rode Duivelshype – al gezegd dat de werking van de voetbalbond niet goed zit.
“De kerntaken van de voetbalbond zijn de competitie organiseren, de representatie van de nationale ploeg en het algemeen belang van het voetbal dienen. De voetbalbond runnen, is geen doel op zich, maar een middel ten dienste van de leden: het amateurvoetbal en het profvoetbal. De voetbalbond moet een open, transparant, glazen huis zijn. Dat is het niet. Daarbij moet de voetbalbond integer zijn, want je werkt met de middelen van de leden en met overheidsmiddelen. Dat is ze ook niet. En de bond moet vooral bescheiden zijn, want als je middelen genereert via de Rode Duivels, dan komt dat omdat in de profclubs tien, vijftien jaar lang goed is opgeleid. En bescheiden waren ze evenmin.”
Ik maak uw betoog af: de nationale ploeg hoort bij de Profliga.
“Eigenlijk wel. Wie heeft ervaring met het onderhandelen over premies, salarissen en wat al niet meer met duurbetaalde profspelers? De clubs, zeker niet de bond. De Rode Duivels mogen niet de zeventiende profclub worden die vanuit de voetbalbond de zestien profclubs kannibaliseert. Die Duivelse uitdagingen, was dat de kerntaak van de voetbalbond? Het maakt mij niet uit dat Steven Martens zegt dat zij een nieuw voetbalpubliek hebben aangetrokken, dat is in eerste instantie de verdienste van de spelers en de goede resultaten.
“Nieuwe sponsors? Mij goed, maar laat het dan unieke sponsordeals zijn, bedrijven met een meerwaarde, maar niet dat wij enerzijds proberen tegen een marktconforme prijs sponsoring aan de man te brengen, terwijl de voetbalbond zijn sponsoring onder de prijs verkoopt.”
Het beheer van het profvoetbal is anders ook niet zo voorbeeldig.
“Neen. Dat we er niet in slagen om continuïteit te krijgen in de leiding van het profvoetbal, is een probleem. Dat er heel wat tweede- en derdeklassers als de dood zijn om te promoveren, moet ons doen nadenken over nog strengere voorwaarden om in het betaald voetbal te mogen spelen. Eerste klasse afsluiten? Als de licentievoorwaarden echt streng genoeg zijn, krijg je automatisch een gesloten liga waar de clubs die onderaan bengelen niet die degradatiestress hebben omdat ze toch bij de profsectie horen.
“En die clubs die in tweede of derde bovenin staan en niet willen stijgen, hebben dan niet de promotiestress. Zij kunnen dan kampioen worden van het amateurvoetbal en vervolgens creëer je tussen betaald en amateurvoetbal een mooie bekercompetitie waarin ze elkaar treffen, en je hebt een mooi verhaal.”
Is voetbal voor u een oefening in geduld? Het zal hier in uw bedrijf allemaal wel sneller gaan, niet?
“In de eigen bedrijven werk ik altijd grondig, zorgvuldig en geduldig, maar wel vastberaden. Kijk maar naar Eurinpro. Ook bij Club zijn we niet te snel gegaan omdat je het kind niet met het badwater mag weggooien. Ik ben nu vier jaar verder en we staan aan de leiding. We hebben altijd gezegd dat het ons drie jaar zou kosten om de club structureel te veranderen. Onze eerste analyse was dat er heel veel voor verbetering vatbaar was: het stadion, de spelers, de mentaliteit. Dat hebben we zo niet gecommuniceerd, uit respect voor wie er voor ons zat.”
O ja? Waarom is uw voorganger Pol Jonckheere dan zowat afgemaakt?
“Niet door mij, ik heb over niemand geoordeeld. Maar we hadden wel onze conclusie klaar: we willen meedoen in België voor titel en beker en overleven in Europa, maar met die spelers, infrastructuur en ingesteldheid kan het niet. We moeten een nieuw stadion hebben en er moet een opleidingscentrum komen. Dat konden we niet in één seizoen veranderen en in het begin zaten we ook nog in de vzw-structuur, waar gelukkig 13 miljoen euro op de rekening stond. Daarmee hebben we al een aantal spelers gehaald – Víctor Vázquez en Lior Refaelov onder anderen – die vandaag sterkhouders zijn maar die wij beter hebben gemaakt.
“Later, toen het een nv-verhaal werd, hebben we kunnen investeren. Er is vijf miljoen uitgegeven in randzaken die niemand ziet, maar die wel essentieel zijn: betere oefenvelden, nieuwe verlichting, kunstgrasveld, nieuwe kleedkamers. Met de bedoeling dat een talent onder de indruk zou zijn als we hem een rondleiding zouden geven. Ook met de bedoeling dat wie voor Club werkt, zou zien dat we vooruit willen.”
U bent bij Club gekomen als stadionbouwer.
“Neen, ik ben bij Club gekomen als zevenjarig manneke dat bewonderend keek naar de voetbalclub die er altijd voor ging, tot in de laatste minuut.”
Ons bent u voor het eerst opgevallen op die dramatische persconferentie in het stadhuis van Brugge waar u zonder medeweten van de burgemeester uw stadionplannen voorstelde.
“Mijn hoofddoel was om daar uitleg te geven. Alles wat ik daar heb gedaan, was integer en authentiek. Ik was in 2004 door de toenmalige minister-president Bart Somers, die ik kende van mijn studententijd, gevraagd om te kijken naar de scholen- en stadionsproblematiek. Voor de scholen ben ik met de suggestie gekomen om het publieke spaarwezen aan te spreken en een bevek (beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal, red.) te maken met een mooie return voor wie daarin investeerde.
“Voor de stadions heb ik gezocht naar financiering door andere activiteiten. In Vlaanderen leek alleen retail realistisch. Voor Mechelen heb ik berekend dat vijftien detailzaken een stadion van 15.000 man konden financieren.”
Wij hebben altijd gehoord dat u toen voorzitter van Mechelen wilde worden.
“Maar neen. Ik wilde helemaal niks. Ik wilde ook niks bij Club Brugge. Ik heb mijn stadionverhaal gedaan aan alle clubs van de Profliga, en de mensen van Club Brugge waren de enigen die bleven aandringen om te praten. En ik was supporter van Club. Ze waren al ver: ze hadden een grond op het oog en ze hadden een project. Ik ben daar onbaatzuchtig mijn model komen uitleggen.”
En u hebt zich op die persconferentie meteen boos gemaakt.
“Dat kan zijn. Waarom maak ik mij boos? Omdat ik een gepassioneerde vent ben, want dan heb je iets uitgewerkt en word je geconfronteerd met argumenten die geen argumenten zijn. Zoals dat zogezegde overstromingsgebied waar ik in wilde bouwen. Sorry hoor, maar als dat een criterium is, dan was ook de ArenA in Amsterdam niet gebouwd.”
Een titel vier jaar na uw putsch zou misschien de verhalen over die machtsovername doen verstommen, want die doen nog altijd de ronde.
(zucht) “Wat is daar echt gebeurd? Voorzitter Pol Jonckheere vroeg mij om een analyse te maken. Wilde ik voorzitter worden? Helemaal niet. Ik heb toegezegd dat ik het veranderingsproces zou begeleiden.
“We hadden een manager nodig en ik heb Vincent Mannaert gevonden. Het management is uitgebouwd en de zittende voorzitter – Pol Jonckheere dus – kon zich in zijn nieuwe rol niet schikken. Hij wilde het nog steeds doen zoals vroeger, maar als je een management hebt, moet je dat laten werken en daar niet altijd tussen willen lopen. Ik ben dan voorzitter geworden en ik heb de club gekocht met de belofte te investeren, wat ook is gebeurd.”
Komt u als voorzitter nooit tussenbeide?
“Toch wel. Ik beslis mee over belangrijke investeringen zoals de aanwerving van een speler, maar ik delegeer maximaal. Ik zeg altijd: grab it, hier ligt de job, jij hebt er voor gestudeerd.”
Maar maak geen fout of je ligt eruit. Club drijft op management by fear, zeggen de vertrekkers.
(windt zich op) “Och, dat is makkelijk: ga eens met de blijvers praten. Bij mij mag iemand een fout maken en zelfs twee keer dezelfde fout maken, maar dan moet men wel willen veranderen of zichzelf verbeteren, want anders heeft de hele organisatie een probleem.
“En verder loop ik daar tussen, als een vijftigjarige die al wat heeft gezien en die met het personeel en de spelers praat. Ik reik ook dingen aan, omdat het conservatieve voetbalmilieu dat zelf niet zal doen. Als Björn Engels en Brandon Mechele nu met een bit spelen om hun tandbeet goed te krijgen, dan ben ik daarin geïnteresseerd.
“Mijn eerste bekommernis is om de club beter te maken. Ik denk dat we de organisatie nu voor tachtig procent op orde hebben.”
Maar u hebt de afgelopen twee jaren flink verlies gemaakt: 8 en 6,5 miljoen euro.
“Dat zijn investeringen uit eigen middelen. Ons stadion is versleten, maar de stad heeft geen geld. We hebben alles moeten vernieuwen, van bedrading tot de leidingen. We hebben bij twee gelegenheden dertig centimeter water gehad in de kleedkamers. We hebben het onderhoudscontract van de velden overgenomen van de stad en Cercle betaalt ons een kleine dotatie, 200.000 euro. Maar wij hebben dit jaar al meer dan 1 miljoen uitgegeven aan het veld.”
In de krant stond dat de omzet van Club 49 miljoen bedroeg, klopt dat?
“Dat is transfers inbegrepen. We hebben een vaste omzet van 35 miljoen en daarmee zijn we tweede van België. Ik denk dat Anderlecht nog een tien miljoen hoger zit.”
Straks spelen die in het nieuwe Brusselse stadion en komen ze nog hoger uit.
“Dat is hen gegund. Zolang de nationale ploeg niet alle wedstrijden in dat stadion speelt, de bond niet participeert in de stadionbouw en de Europese concurrentieregels worden gerespecteerd.
“Ik gun elke club zijn nieuwe stadion, maar ik ben geen voorstander van een nationaal stadion dat in geen enkel land te rentabiliseren valt. Ik ben wel voorstander van veel stadions in een land en een nationaal team dat al die stadions aandoet.”
We hebben geen enkel stadion dat groot genoeg is voor de Rode Duivels.
“Club gaat er een bouwen van 40.000. Je hebt voor het EK van 2020 niet eens een stadion nodig van 50.000 man. Zelfs 30.000 volstaat.”
De profclubs – Anderlecht uitgezonderd – zijn in hun afwijzing van het nationaal stadion en het beleid van de voetbalbond heel eensgezind.
“Dat komt wellicht omdat aan het roer van enkele clubs mensen staan die ook in het bedrijfsleven al een en ander hebben gerealiseerd en die weten wat er nodig is om te slagen. Met die mensen kunnen we aan een mooi verhaal schrijven en dan zet België zijn voet naast Nederland, als dat nu al niet zo is.”
Is de financiering van het nieuwe stadion niet wat lastiger geworden nu Cercle in het Jan Breydel wil blijven spelen?
“Ik stel vast dat Cercle zegt dat het wil blijven. Bon, ik neem daar akte van, met dien verstande dat ik het liever wat vroeger had geweten. Cercle en Club hebben verschillende finaliteiten en mogen elkaar niet blokkeren in hun groei.
“Hoe dan ook, we zullen een marktconforme prijs moeten betalen. We krijgen niks gratis, daar ben ik zeker van. Ik weet zelfs niet waar we zullen kunnen bouwen, maar daar ben ik gerust in.
“Er moet een nieuw stadion komen, want Jan Breydel zakt haast in elkaar. Als Club in een nieuw stadion speelt, verhoogt ons budget met 15 miljoen. Daarvan kan ik 8 tot 9 miljoen afbetalen aan mijn stadion en daarnaast heb ik 5 miljoen additionele middelen gegenereerd die ik in het sportieve kan stoppen.
“Het moet mogelijk zijn om een stadion van 40.000 plaatsen te bouwen voor een budget van om en nabij de 80 miljoen euro. Heeft dat van Gent ook zo veel gekost? Dat is een ander concept. (glimlacht)
“Het klopt dat ik nog geen stadion heb gebouwd, maar ik heb een voorgeschiedenis: ik weet dat het in Duitsland wel kon voor 80 miljoen. Ik moet een stadion hebben, geen bureaus of winkels, en geen Albert Heijn, want dat mag toch niet. We willen een klein Dortmundstadion en we zullen daar dezelfde sfeer in creëren.
“Voor het stadion zullen we lenen bij de banken en dat op relatief korte termijn terugbetalen. Het saldo gaat in het sportieve en ik roep elke club op om het zo te doen. Zulte Waregem en Lokeren hebben ook hun nieuwe tribunes gebouwd. Het voetbal moet niet altijd kijken naar de overheid als subsidieerder, maar wel als faciliteerder.”
Dat klopt, want voetbal wordt zwaar betoelaagd door minimale sociale lasten, een verlaagde bedrijfsvoorheffing en een gunstige groepsverzekering.
“Er zijn inderdaad voordelen maar ook nadelen.”
En dan gaat de holding boven Club Brugge naar Luxemburg.
“Ho maar, dat heeft niks te maken met fiscale optimalisatie. Ik zit al 25 jaar in vastgoed en al 25 jaar in Luxemburg. Wij betalen daar netjes belastingen, zelfs vermogensbelasting hebben ze daar al.
“Weet u waarom wij in Luxemburg zitten? Omdat daar rechtszekerheid bestaat. In Luxemburg verandert men niet om de vijf minuten de spelregels voor ondernemers. En een tweede reden is commercieel: in Luxemburg tref je de belangrijkste investeerders in de wereld. En ja, Luxemburg is een mondiaal financieel centrum.”
2015 zou een mooi jaar kunnen worden voor u. Misschien kampioen, misschien een beslissing rond het stadion en een beslissing rond Uplace Machelen.
“Ja, dat zou kunnen. (aarzelt) Al ben ik een rustige mens… U lacht, omdat u mij niet kent, maar ik bén rustig. Ik analyseer, ik bepaal de strategie en ik zoek de goeie mensen. In voetbal is resultaat dan nog niet gegarandeerd en daarom heb ik geduld. Ik heb nog nooit iemand onder druk gezet.
“Misschien winnen we dit jaar ook de Ironman in Hawaï. Het Uplace-team is ook een project waar ik nu bij betrokken ben. Natuurlijk is dat mecenaat. Nu zijn ze nog van mij afhankelijk, maar ik wil dat zelfbedruipend maken. Ik heb die mensen dat ook gezegd: zorg dat dit break-even draait zonder mijn inbreng.”
Wordt het geen tijd dat u eens landt met een van uw projecten?
“Denkt u nu echt dat ik nog nooit ben geland? Ik ben twintig jaar innovatief bezig in het vastgoed. Als ik een beurs in Londen bezoek, kennen ze mij echt wel. Ik heb een beleggingsfonds, eigenlijk mijn hoofdactiviteit en ik weet wat ondernemen met durfkapitaal is.
“Ooit heb ik mee aan de basis gestaan van de plannen van Paul Stoffels en Rudi Pauwels om met Tibotec-Virco aidsremmers te maken. Zij hebben dat uit Johnson & Johnson weggehaald en samen hebben we er vooral veel geld in geïnvesteerd, omdat we er in geloofden. Ontwikkeling in de farmaceutica is duur en aan het eind werd er 25 miljoen euro per maand verbrand.
“Finaal hebben we het moeten terugverkopen aan J&J, weliswaar met een kleine winst. Wij hadden het geld niet om het helemaal te ontwikkelen en even later heeft J&J daar drie aidsremmers mee op de markt gebracht, die miljarden hebben opgebracht. Het zij zo. Dat is ondernemen.”
Uplace wordt wel eens Noplace genoemd. Er is hier nog maar weinig ontwikkeld.
(geeft geen krimp) “Hier is al 70 miljoen euro geïnvesteerd en we hebben nog geen twee stenen op elkaar gelegd. Maar ik heb geduld. Op een dag zullen we in gang kunnen schieten en dan gaan we iets neerzetten waar ze van Parijs tot Londen naar komen kijken en waarvan het buitenland zal zeggen: fantastisch. Ik ben een ondernemer en ik wens er alles aan te doen opdat het klimaat in dit land beter wordt voor ondernemers.”
Wanneer wilt u bouwen?
“In Machelen met Uplace over uiterlijk tweeënhalf jaar en dan duurt het nog twee jaar – 2019, 2020 zou mooi zijn. En het stadion in Brugge moet ook rond 2019 of 2020 klaar kunnen zijn.”
2020, het jaar van het ultieme gelijk en het ultieme geluk.
“Maar neen. Het ultieme geluk is als ik op zondag samen met mijn dochter aan sport doe. Elke zondag gaan we eerst anderhalve kilometer zwemmen, daarna 40 kilometer fietsen en dan 10 kilometer lopen. Elke zondag proberen we een kwart- triatlon af te werken. Dat zijn de momenten waarop ik het gelukkigst ben, als ik kan sporten – het liefst samen met mijn kinderen.”
Verhaeghe