Column Stammenoorlogen in De Morgen van 28 nov 2015

Stammenoorlogen

 

KAA Gent mocht dinsdag geen supporters meenemen naar Lyon, zelfs geen spelersvrouwen. Op een filmpje op een krantensite kon je Gent-voorzitter Ivan De Witte recht zien springen bij de 1-2 van Coulibaly. Zijn Gentse collega-bestuurder rechts van hem sloeg de handen voor zijn gezicht maar sprong niet recht.

Het is niet bekend hoe vijandig de sfeer in die tribune daar was, maar doorgaans is het een gebruik dat de winnende partij haar triomf met een glimlach en zelfs een bescheiden zegegebaar viert. Mag en moet kunnen. Overigens waren er toch een veertiental Gentse sporters naar Lyon afgezakt. Niet slim. Het liep goed af, maar dan niet komen zeuren als je in de samenvloeiing van Rhône en Saône belandt. Gent won.

RSC Anderlecht mocht geen supporters meenemen naar Monaco donderdag. Anderlecht won.

Club Brugge speelde eergisteren tegen Napoli en er mochten eerst geen Italiaanse supporters binnen. Club wreef zich in de handen. In de match van de laatste kans voor een blauwzwarte wand spelen, zonder Italiaans tegengepruttel in die hoek daar rechtsboven, laat maar komen. Tot de Brugse burgemeester besliste dat de wedstrijd alleen mocht worden gespeeld zonder supporters, dus ook zonder de blauwzwarte fans. Hij vreesde dat er toch Italianen zouden komen en dat dit tot rellen zou leiden, en zonder de nodige versterking van buitenaf had zijn korps daar geen zin in.

Onbegrip was zijn deel. Brugge verloor. Zonder fans, en toch vielen er gewonden: only in Bruges. Het zal wel weer de schuld van anderen zijn en de boosdoeners zijn uitzonderingen – natuurlijk -, maar welke voetbalfan bestormt zijn eigen stadion en geeft daarna de afwezige politie de schuld?

Voor Zulte Waregem tegen Standard zullen geen Luikse supporters meereizen. Verboden. RSC Anderlecht tegen OH Leuven kon eerst niet worden gespeeld met fans en dan weer wel.

Het voetbal is hoogst verontwaardigd over al die lege tribunes, maar het is niet anders: sport is het eerste dat ophoudt in noodsituaties of in oorlog en als de situatie normaliseert, is sport is ook het eerste dat opnieuw begint. Wat we nu meemaken, is geen oorlog maar een noodsituatie die het voetbal pijnlijk duidelijk maakt hoe overdreven groot zijn maatschappelijke voetdruk is en hoe klein het draagvlak.

Een jaar geleden bracht de stad Brugge de kosten voor politie voor het voetbal in kaart: 850.000 euro. 150.000 voor Cercle Brugge en 700.000 voor Club, de enige Belgische club die inzake supportersgeweld in de hoogste klasse zit – dreigingsniveau 4, zeg maar.

Nochtans speelden die twee clubs vorig jaar in hetzelfde stadion, in dezelfde reeks en moesten ze bij dezelfde clubs op bezoek. In dat kostenplaatje was geen rekening gehouden met de aanlevering van politie uit andere zones.

De stad Brugge, een zakdoek groot, krijgt per saldo meer politieversterking uit andere zones dan het zelf voor andere landelijke evenementen teruggeeft. Soms is al die politie hard nodig, zoals in mei 2014 toen blauw-zwarte heethoofden hun eigen politie aanvielen.

De liefde van de Club-fans voor de plaatselijke politie is fel bekoeld. Omgekeerd is dat evengoed waar en dat is een veel groter probleem, bleek deze week. De korpschef vroeg voor Club-Napoli maar liefst 450 federale politieagenten. Overdreven, op het belachelijke af zelfs, maar soms roep je de ellende over jezelf af, bijvoorbeeld een wedstrijd voor lege tribunes.

De Blue Army was vol onbegrip en vroeg zich voor de wedstrijd in een keurige mededeling af (sic): “Of denkt u dat de Brugse fans, in deze penibele tijden, als een bende randdebielen gaan ageren?” Ja dus, want ze vielen hun eigen stewards aan en zelfs Club-manager Vincent Mannaert raakte gewond bij de rellen.

Het wordt tijd dat het voetbal zich bezint en misschien kan men in Brugge het voortouw nemen. Waarom zijn honderden politiemensen, soms in gevechtsuitrusting, tientallen paarden en een peloton waterkanonnen nodig om 25.000 supporters in bedwang te houden voor een voetbalwedstrijd, terwijl voor de 40.000 van de Van Damme Memorial twee combi’s met flikken volstaan? Waarom gaat de Davis Cup-finale van dit weekend met 13.000 man per sessie in een kolkende voetbalsfeer gewoon door, ondanks de dreiging? Waarom aanvaardt deze maatschappij stammenoorlogen als vermaak en financiert ze die ook nog?

Stammenoorlogen

Column over voetbal, Nys en Keisse op demorgen.be van 23 nov 2015

Geen zekerheden meer in dit land? Wij hebben er één: Sven Nys kan weer winnen

Dit weekend spotte de wereld met dit land. In het beste geval. Erger, werden we beschimpt als een falende staat, soms ook een jihadi-nest. Tegelijk verdween uit Brussel alle leven. Brian, een New Yorker van Sports Illustrated die voor zijn huwelijksreis on a chocolate tour through Belgium was en die ik vandaag na mijn les zou oppikken aan het Hilton aan Brussel-Centraal, is voortijdig gevlucht naar Brugge.

Jammer, ik had bij het verlaten van Brussel een korte, maar wilde rit gepland door Molenbeek langs de Gentsesteenweg. Welkom in onze South Bronx, had ik willen zeggen. In plaats daarvan, doen we vandaag samen de moeder van alle Belgische steden, we gaan naar ‘Ghent’. ‘A safe city’, had zijn vrouw gehoord.

Uitgerekend in dat ellendig weekend om rap te vergeten, organiseerden wij vrolijk onze nationale passies: koers en voetbal. Geen begrip voor de beslissing van de profliga om toch te voetballen ondanks de vraag van de nationale veiligheidsraad om af te gelasten. Voetballen tegen nationaal veiligheidsadvies in, balanceert tussen arrogantie en verregaande domheid. Naar aloude voetbaltraditie was het wellicht een mix van beide.

Hoe bestaat het dat de voetbalkundigen in Brussel eventjes een dwingend advies zo maar naast zich neerleggen? Omdat ze zijn omgepraat door clubs die de bui al zagen hangen: al dat eten besteld en geen VIPS, wat nu? Of omdat vrijdag AA Gent-Westerlo al was gespeeld en dat de speeldag dan in verschillende etappes zou worden afgewerkt en dat het aantal vrije speeldagen in een EK-jaar beperkt zijn?

Dat sommige wedstrijden geen federale politie behoefden, en dus toch werden gespeeld, was dan weer een fenomenaal staaltje van navelstaren. Neen, dat was géén goeie reden om te voetballen. Niks was een goede reden, zelfs niet dat clubs thuis speelden waar geen moslim in de buurt durft te komen zonder te worden in elkaar geslagen. Je mag er niet aan denken dat die barbaren toch een tribune in de provincie hadden uitgezocht om hun glorieuze trip richting paradijs aan te vatten.

Het liep goed af en het crossweekend deed gelukkig wat van cross wordt verwacht: de mensen een paar uur vertier geven zodat ze hun ellende konden vergeten. Sven Nys won zaterdag zijn eerste veldrit in meer dan een jaar. Gehoord en gelezen op twitter achteraf: de vraag hoeveel hij daar had voor betaald, want het was ten slotte maar Hasselt, uit die verzameling achterafcrossen van de Soudal Classics.

Waarna Sven Nys – zijn daden zijn groot – een dag later een hele wedstrijd voorop reed en op het laatste zelfs de tot dan redelijk ongenaakbare Wout Van Aert even uit het wiel kletste. En dat in een wereldbeker waar een overwinning veel geld waard is. Dat Brussel het dreigingsniveau maar op 4 houdt, in Vlaanderen-crossland kan het naar 2. Geen zekerheden meer in dit land? Wij hebben er één: Sven Nys kan weer winnen.

In de Gense Zesdoagse ten slotte ontplofte ook niks van belang en wie/wat wel ontplofte was verwacht en halvelings voor de goede verstaanders ook aangekondigd: Iljo Keisse en Michael Morkov op veertien ronden van het einde. Als bij wonder stonden vier topkoppels bij het ingaan van het laatste kwartier op een zakdoek, waarna één allerlaatste krachtinspanning zou beslissen over winst en verlies. (Dat is al jaren het scenario, wat het iets minder wonderlijk en dus verdacht maakt.)

Twee keer op rij hadden de organisatoren Keisse gekoppeld aan een interessante buitenlander, maar zowel Stroetinga als Cavendish schoten te kort op de circusbaan van 166 meter, waardoor Jasper De Buyst twee keer op rij kon winnen en op slag zijn halsmaat ook veranderde (aldus de andere renners). Drie jaar op rij in Het Kuipke geen Keisse, die is opgegroeid om de hoek in het café van zijn vader? Ondenkbaar. Keisse reed weer met een buitenlander, maar deze keer met een goeie. Iljo K. ontplofte waar co-commentator Stan Tourné het aankondigde. Ook dat was een zekerheid: Iljo kwam, ontplofte en won.

Verhaal over sport en terreur in De Morgen van 21 nov 2015

Het einde van de homo ludens

De dag dat terroristen in Parijs een ticket voor een voetbalwedstrijd kochten, verloor de sport zijn onschuld. Is sport, het veilige vermaak van de spelende mens, nu het doelwit van de jihadi’s?

Vooraf toch dit: sport is misschien niet zo onschuldig. Al het slechte in de mens wordt procesmatig versneld op en naast het sportveld: agressie, corruptie, bedrog en ga zo maar door. Het belette de homo ludens – de mens en zijn spel als noodzakelijke voorwaarde voor cultuur, aldus de historicus Johan Huizinga – nooit om de stadions te blijven bezoeken, massaler dan ooit en ook moslims van alle strekkingen.

Of de spelende mens nu aan sterven toe is, blijft een open vraag maar het stadionbezoek zal na 13 november 2015 nooit meer een wandeling naar het al of niet elektronisch draaipoortje zijn. Eerder wordt het een inchecken op een trans-Atlantische vlucht naar de VS. “Wat komt u doen?” Voetbal kijken. “Wat heeft u in uw zakken?” Een toeter. “Heeft u die zelf in uw zakken gestopt?” Neen, mijn zoontje. “Komt u even mee? We gaan u fouilleren.”

De zelfmoordacties aan het Stade de France waren niet de best gelukte aanslag maar daarbij meteen deze bedenking: hadden de terroristen een beetje geweten waarmee ze bezig waren, dan was de ellende niet te overzien geweest. De nabijheid en het besef dat het geen haar had gescheeld of een voetbaltribune ging de lucht in, precies dat maakt ons na Parijs zo bang.

Sport als doelwit omdat het onschuldige burgers samenbrengt op één plek, is niet nieuw maar toch redelijk recent. Als terreur en sport in één adem worden vernoemd, dan komt de aanslag op de Olympische Spelen van München in 1972 op de Israëlische atleten altijd bovenaan de lijst. Beide vinden hun inspiratie in de jihad, en hoewel even verwerpelijk is er een wezenlijk verschil tussen een Joods doelwit willen uitmoorden en een tribune voetbalsupporters opblazen.

Er zijn na München 1972 af en toe aanslagen geweest op en rond sportmanifestaties, maar vaak betrof het teams zoals de cricketploeg van Sri Lanka in maart 2009 (Tamil-Tijgers, acht doden) of de aanval op de Africa Cup van 2010 op de bus van Togo in Angola (FLEC-PM, drie doden). Soms werden de dreigementen mooi van tevoren geuit zodat de sport niet kon doorgaan (de Grand National-paardenrace in 1997, door de IRA) of de bom ontplofte op voorhand (uren voor de clásico Real-Barça in 2002, door de ETA) of er gebeurde niks en de wedstrijd ging gewoon niet door (de Dakar van 2008, Al Qaida).

Atlanta 1996

Het publiek als doelwit dateert van 1996 en de primeur is voor een voormalige Amerikaanse soldaat en explosievenexpert die in het Olympic Park in Atlanta tijdens de Olympische Spelen een rugzak met drie bommen tot ontploffing bracht. Zijn protest betrof de liberalisering van abortus. Gevolg: 2 doden en 120 gewonden. De verzameling van mensen was het doel, niet de sport, want op die locatie werd niet gesport.

Dat veranderde met de Tamil-Tijgers die bij de start van de nieuwjaarsmarathon van Sri Lanka in 2008 een bom opbliezen met twaalf doden (onder wie een minister) en honderd gewonden tot gevolg. En op 15 april 2013 werd in Boston, weer in de VS, opnieuw een marathon getroffen en deze keer waren wel islamfundamentalisten aan het werk. De broers Dzhokhar en Tamerlan Tsarnaev kwamen lang geleden uit Tsjetsjenië. Ze hadden het bommen maken geleerd uit een boekje van Al Qaida in Jemen. Drie doden en 264 gewonden was het resultaat.

Na 9/11 was vliegen minder leuk en minder ontspannen – riem uit, horloge uit en wat al nog niet meer – maar ook het bezoek aan planetaire sportevenementen werd stilaan ook een martelgang. Naarmate de angst wegebde, verminderde ook de goesting om je zonder aanwijsbare reden van alles te laten welgevallen. Al te vaak herhaald: “Zie ik eruit als een terrorist?”

Na München 1972 gingen olympische en andere atletendorpen of -hotels hermetisch dicht. Vreemd genoeg leek de veiligheid altijd iets minder streng bij de WK’s en EK’s voetbal en waren de hotels alvast minder beveiligd. Barcelona 1992 had de primeur van scanmachines voor tassen en rugzakken, maar vanaf de Winterspelen van Salt Lake City 2002 – zes maanden na 11 september – moest iedereen overal en altijd door metaaldetectoren en langs camera’s met de nieuwste software voor gezichtsherkenning. Sotsji 2014 sloeg alle records, maar dat lag dan ook een steenworp verwijderd van broeihaarden als Tsjetsjenië of Dagestan. Er vloog geen lucifertje in brand zonder een politiepeloton in de buurt.

Sporten als de profeet

Maar nu, wat gaan ze nu uitvinden om ons te beveiligen? En wordt sport nu het favoriete doelwit van IS? Hoewel we uit verhalen horen dat het ooit voetbalkijkende of voetbalspelende kwajongens waren, lijken ze niet zo opgezet met de homo ludens, zijn terrassen, zijn optredens en zijn sport en spel.

Aanvankelijk bleef de ergernis van de islam(fundamentalisten) wel onschuldig, en zelfs naïef grappig. Zo zwoeren moslims dat Marco Materazzi in zijn woordenwisseling met de moslim Zinédine Zidane tijdens de finale van het WK van 2006 de profeet zou hebben

Copyright © 2015 gopress. All rights reserverd

beledigd, waarop Zidane hem een kopstoot gaf en werd uitgesloten. Italië won. Later bleek dat de Italiaan hem iets had toegeroepen in de zin van ‘ik wil je shirt niet, maar wel je zus, de hoer’. Zidane bevestigde en sloot vrede, maar op de fora blijft de belediging van de profeet dé enige uitleg.

Wat heeft de islam al of niet met sport? De Amerikaanse site ummahsports.net is gek van sport en af en toe wordt zelfs een lopende vrouw in korte broek afgebeeld. Dat is het liberale uiterste. Volgens de fundamentalistische interpretatie moet sport worden beperkt
tot de favoriete spelletjes/sporten van de profeet: boogschieten, zwemmen en polo of paardrijden. Maar het fundamentalistenparadijs Saudi-Arabië is dan weer gek van voetbal en zag in Londen in 2012 ook de eerste Saudische vrouwelijke olympiër, weliswaar met een hoofddoek. Ze overleefde 81 seconden in de eerste ronde van het judo en werd door de clerus in haar land als een hoer neergezet.

Voetbal is de eerste sport in de islamlanden en bij de uitwassen van de sport – zoals onfatsoenlijk veel geld en mensenhandel – worden geen vragen gesteld. Ze doen er graag aan mee, met investeringen van hun steenrijke sjeiks. Van Grozny over Raqqa tot Mekka kijken ze bovendien massaal. Uit Intel-rapporten blijkt dat bombarderen van IS-locaties het meest kans op slagen heeft tijdens topwedstrijden in de Premier League. Van wijlen Osama bin Laden was geweten dat hij een Arsenal-fan was. Het is niet duidelijk welke voetbalkleuren de kalief Abu Bakr al-Baghdadi draagt onder zijn Abbasidisch zwart. Het zou fijn zijn als we dat wisten, want dan kennen we vandaag zowat het veiligste stadion in de wereld en weten we wanneer we de meeste kans hebben om hem voor zijn tv te vinden.

21-11-2015-De-Morgen-p8-De-dag-dat-de-sport-zijn-onschuld-verloor-Achtergrond–single-web

Column Dinosaurus in De Morgen van 21 nov 2015

Dinosaurus

De Gense Zesdoagse waakt nie veur de terrorieste.

Dat was een moedig statement van de burgemeester en van de Ghent Six, maar naast de kwestie en vooral een beetje aanmatigend. Misschien toch even bij de IS’ers die niet in stukken zijn geschoten peilen naar hun kennis van grote sportevenementen. Wedden dat de Gentse Zesdaagse in het Kuipke daar niet bij zal zijn?

Bovendien, als ze er al het bestaan van kenden, zullen de jihadi’s zich op voorhand de moeite wel hebben getroost. Zelfs zonder bomgordels is er aan de Heuvelpoort geen doorkomen aan, laat staan mét. En gesteld in het meest extreme scenario dat ze op het middenplein zouden geraken, dan zijn ze zoals iedereen daar binnen de kortste keren dronken.

Terroristische dreiging tegen de Zesdaagse? Verhoogde veiligheidsmaat-regelen? Dan loopt Muide B tegen Heusden B vanavond in vierde provinciale B ook gevaar. Met een beetje overdrijving kun je het sportieve niveau vergelijken, met dat verschil dat de wielrenners in het Kuipke echt wel een stukje kunnen fietsen. Ze doen het alleen op de verkeerde plek, maar dat is niet hun schuld. Correctie: het is misschien niet de verkeerde plek, maar er wordt een foute lading aan gegeven.

Je moet verdomd goed en hard kunnen fietsen om in de Zesdaagse rond te rijden, maar verwar dit niet met topsport. Topsport vereist een internationale benchmark, zonder al te veel afspraken. Dit zijn de sportieve Gentse Feesten in de winter, met een oud publiek dat denkt dat het naar sport kijkt en een jong publiek dat niet goed weet waar het naar kijkt, maar zich rot amuseert.

Van de week een jammerklacht gelezen van de ongeëvenaarde ex- collega Roger ‘Tsjeete’ De Maertelaere, die in de Ghent Six de rechterhand is van Patrick Sercu. Gent is samen met Berlijn, Kopenhagen, Bremen en Rotterdam de laatste zesdaagse. Een dinosaurus die uitsterft, stelt Roger. Een onderschatting. Dinosaurussen hebben met de moderne DNA-technieken een betere kans op een doorstart dan de zesdaagsen.

Zijn analyse is er een van falend management en van een gebrek aan wielerbaancultuur en daar gaat hij een beetje de mist in. Zoals gymnastiek zich verhoudt tot circus, zo verhoudt baanwielrennen zich tot de Zesdaagse. En was het nu nog Cirque du Soleil geweest of het Chinees Staatscircus, dan zag je nog wat, maar het is vaak in een Zesdaagse niet meer dan het Wiener Circus uit Gentbrugge en dat heeft het ook niet onder de markt.

Slecht management? Welnee. Het sportlandschap is veranderd. De Gentse Zesdaagse overleeft omdat het een hospita-litycircus zonder weerga is, prima georganiseerd, een kaskoe zonder weerga. De Gentse Zesdaagse voegt echter niks toe aan de sport wielrennen, niet op de weg, niet in het veld (dat zou er nog aan mankeren) en al helemaal niet op de baan.

Als je een beetje door analyseert, zijn wij toch een vreemd wielerland. Wij scoren hoog in de disciplines waar niemand nog aan wil meedoen: het veldrijden en de zesdaagse, twee exponenten van het wielrennen als navelrijden. Ze hebben beide bestaansrecht in de marge van die sport, maar het wordt een probleem als je alleen nog uitblinkt in de bijzaken.

En dan maar klagen dat we niks klaarkrijgen als het er echt om gaat, op grote competities en toernooien tegen andere landen. Het schuldig verzuim van de wielerbonden is in deze verpletterend: enerzijds de hand ophouden voor steeds duurdere organisatievergunningen en almaar meer overheidsgeld en anderzijds een foute cultuur in stand houden en vervolgens klagen dat de renners de wielerbaan links laten liggen. De renners die wel op de baan rijden, klagen dan weer dat de omkadering van de bond niet deugt. Leuke boel daar.

Jasper De Buyst heeft het laatste jaar één wedstrijd gewonnen: de Zesdaagse van Gent. Van de week had hij het erover dat die eigenlijk niet in zijn programma past. Dat zou wel eens kunnen kloppen, want het deelnemersveld is dit jaar nogal Belgisch omdat de internationale toppers op de wielerbaan hun winter in functie van Rio plannen. Een circusbezoek in Gent, hoe leuk ook, past daar niet in. Zo mocht Elia Viviani niet komen van Sky. Viviani is de tegenstander van De Buyst, als die tenminste volgende zomer de omnium in Rio haalt. Benieuwd.

‘Lance Armstrong, zoals hij niet echt was’ in De Morgen van 18 nov 2015

FILMBESPREKING THE PROGRAM 

Een knappe acteerprestatie en toch een slechte film, dat heb je als je overdreven verkeerde accenten legt omdat sommige Amerikaanse films een good guy en een bad guy moeten hebben. Voor wielerkenners is The Program er over; voor niet-wielerkenners wellicht te moeilijk.

Behalve Lance Armstrong zelf, en dat is lang niet zeker want die is flink ouder geworden, is er vast geen acteur te vinden die een beter doorslagje kon neerzetten van de zevenvoudige Tour-winnaar Lance Armstrong dan deze Ben Foster, die eerder al schitterde in de Lone Survivor.

Het beeld dat Foster ophangt van Lance Armstrong is natuurlijk dat van het script, en dus speelt Foster een compleet geobsedeerde, nietsontziende fanaticus in lycra die zijn overwinningen op twee wielen en later zijn fortuin uitsluitend te danken heeft aan chemische preparaten en bloedzakjes.

En dat speelt Foster goed. Zelfs als hij op een fiets zit – gelukkig filmen ze hem nooit van te ver en gelukkig worden er ook echte beelden door gemixt – kan hij doorgaan voor de twee-eiige tweelingbroer van Armstrong. In de meer genuanceerde passages weg van de fiets heeft hij Armstrong trouwens bijzonder goed geobserveerd en bepaalde tics of gewoontes heeft hij naadloos overgenomen. Een knappe acteerprestatie, zonder meer.

Tot daar het goede nieuws, dat begint en ophoudt bij Ben Foster. Het slechte nieuws begint bij het script, dat gebaseerd is op een vooringenomen boek van David Walsh, de Ierse journalist van The Sunday Times. Dat boek heet Seven Deadly Sins, verwijzend
naar de zeven Tour-overwinningen. Voor Walsh zijn die allemaal gestolen, voor de peers van Armstrong en ook zij die niet op de fiets zaten, heeft hij er minimaal vijf daarvan wel degelijk verdiend. Nog meer na de bekendmaking van zijn dossier, omdat zij toen als geen ander beseften dat hij altijd met dezelfde wapens streed als de rest van het peloton. Zij hadden Armstrong van voor de epo en de bloedmanipulatie ook al gespot als een bijzonder getalenteerde uithoudingsatleet die op zijn zestiende als triatleet ’s werelds grootste belofte was.

Die nuances kon de film niet hebben natuurlijk en evenmin de uitleg dat Armstrong zijn toevlucht nam tot bloedtransfusies volgens de artisanale methode met bloedafnames om de vier weken, terwijl de concurrentie bij dokter Fuentes of in Oostenrijk al toegang had tot diepgevroren bloed (geglycoliseerd bloed om juist te zijn).

Neen, plussen en minnen waren/zijn aan de kruisvaarder Walsh niet besteed. Daar zit een oorzaak achter. Walsh is ooit door Lance Armstrong tot op het bot geschoffeerd toen die wat had gezegd over Walsh’ vadergevoel in combinatie met de eerdere dood van zijn zoontje in een fietsongeluk. Het boek was dus een beetje een afrekening en wordt ook opgedragen aan zijn zoontje.

Verdachtmakingen

“Niet iedereen geloofde het sprookje”, vermeldt het persdossier van de film met betrekking tot de journalistiek van Walsh. Niet iedereen die iets van wielrennen kent, gelooft ook het boek van Walsh en vooral niet het beeld dat hij van de bad guy uit Texas heeft geschetst en dat inmiddels een eigen leven is gaan leiden.

Met die eenzijdige hommage aan Walsh in de film wordt ook de geschiedenis een beetje onrecht aangedaan. Het eerste goede boek van Walsh (LA Confidentiel, in 2004 eerst in het Frans verschenen) schreef hij samen met Pierre Ballester. Daar stonden al de meeste verdachtmakingen in. Van die oud-L’Equipe-verslaggever geen woord in de film, en evenmin van journalist Damien Ressiot, die in 2005 middels een trucje aan positieve stalen uit 1999 was geraakt en die in verband had gebracht met Armstrong.

Obese Johan Bruyneel

Afgezien van de inhoudelijke fouten tegen de problematiek doping, zijn er ook nog wat vervelende details die niet kloppen. Dit is geen misdaadfilm, het is evenmin een roman waar wel eens iets onwaarschijnlijks mag gebeuren ten gunste van het scenario, dit blijft een sportfilm en de feiten moeten sporen met de realiteit die nog zo vers in het geheugen ligt. Ook al gaat deze film over de uitwassen van een sport, dan nog wil de liefhebber en kenner van die sport een minimale waarheidsgetrouwheid.

Voor de racebeelden met Foster heeft men niet nagelaten alle attributen zo authentiek mogelijk na te maken, tot de ploegbus toe. Anderzijds wordt om de film wat vaart te geven, het ene na het andere dopingvergrijp zonder veel duiding op de kijker losgelaten. Betsy Andreu die verschijnt en een belastende verklaring aflegt, oké, maar wie is Betsy Andreu? Dokter Michele Ferrari die ineens verschijnt en tien keer beter Engels spreekt dan in werkelijkheid. Een baxter die in vijf minuten leegdruppelt. Maar wordt epo dan niet gespoten? Jawel, maar dit was nog iets anders en daar was geen tijd voor om dat in 1u43 deftig uit te leggen. Het verst van de werkelijkheid staat Johan Bruyneel, die er toen uitzag als een pédaleur de charme, net op rust dus met nog veel charme, maar die in de film als een obese bierdrinkende Lambik wordt gespeeld.

 

Het zal de wielerkenner lastig vallen om de film ernstig te nemen. Het zal de niet-wielerkenner lastig vallen om die film te begrijpen en om er lol aan te beleven. De documentaire The Armstrong Lie van Alex Gibney (uit 2013) blijft, hoewel evenmin flatterend, voorlopig met afstand het beste portret van de gevallen Tour-winnaar.

18-11-2015-De-Morgen-p21-Lance-Armstrong-zoals-hij-niet-echt-was-The-Program–single-web

De juiste sport voor elk kind in De Morgen van 17 nov 2015

Oriënteer kinderen naar de juiste sport en ze zullen blijven sporten en beter sporten. Adviseer kinderen in hun bewegingsontwikkeling en je krijgt een gezondere bevolking, minder drop-outs en op termijn meer toppers. Er is geen goede reden om het ‘Vlaams Sportkompas’ niet op grote schaal toe te passen.

De directeurs van een groep basisscholen die voor het eerst met het Vlaams Sportkompas werden geconfronteerd, waren geen voorstander, maar ze hadden ook maar met een half oor geluisterd. “Dus, professor, u wilt de kinderen nog een labeltje meer opplakken? Zo van: jij bent een goed voetballertje in spe?”

Matthieu Lenoir, professor aan de vakgroep bewegingswetenschappen van de UGent is weleens moedeloos geworden van de ongefundeerde kritiek. Dat ze de DDR wilden kopiëren en zo. “Dat willen we helemaal niet”, legt hij uit. “We geven geen punten zoals kind X scoort 97 op 100 voor voetbal. Maar we willen wel kinderen al in de lagere school een advies geven: als je gaat sporten, dan denken wij dat dit de beste sporten zijn voor jou. Sporten, in het meervoud, want wij zijn in de meeste gevallen ook tegen een te vroege specialisatie. En we houden in het hele proces van talentidentificatie ook nog eens terdege rekening met wat ze graag doen.”

Vandaag wordt aan de UGent over het Sportkompas een achtste doctoraat in de vakgroep sport- en bewegingswetenschappen verdedigd door Johan Pion, een licentiaat LO van 58, gepokt en gemazeld in de gymnastiek, die ooit het Bloso verliet om onderzoeker te worden.

Oriëntatie, geen selectie

Onder de leiding van professor Lenoir heeft Pion zowat zijn levenswerk gemaakt van het Vlaams Sportkompas. Zijn doctoraat heet The Flemish Sports Compass, From sports orientation to elite performance prediction. In een wetenschappelijk artikel over de talentdetectie met het oog op de olympische aspiraties van Hamburg 2024 en wat de Duitse sport moet doen om er opnieuw bovenop te komen, wordt alvast herhaaldelijk verwezen naar het Vlaams Sportkompas.

Hoe werkt dat kompas? Johan Pion: “Ideaal worden zoveel mogelijk kinderen van het vierde leerjaar getest op hun bewegingsvaardigheden via een batterij van zestien tests. Testen mag het probleem niet zijn in ons overzichtelijke landje (regio), want er zitten 40.000 kinderen over heel Vlaanderen in een vierde leerjaar en die hebben allemaal een leraar lichamelijke opvoeding. Die resultaten worden in databases ondergebracht en vergeleken met de gewenste eigenschappen voor de verschillende sporten. Maar tegelijk wordt aan die kinderen door middel van een interactieve app ook gevraagd wat ze graag doen. Gooi je graag met een bal? Loop je graag hard? Of loop je liever lang? Of speel je liever met anderen samen? Wat je graag doet, kun je ook goed en wat je goed kunt, doe je ook liever en zul je langer volhouden.”

Dé verdienste in dat Sportkompas ligt in het advies op jonge leeftijd. “Het is een beweegadvies, voor iedereen. Volledig vrijblijvend, net zoals het advies inzake studierichtingen ook vrijblijvend is. Als wij van een kind denken dat balsporten beter aanleunt bij wat het kan en wil, maar dat kind gaat zwemmen omdat het zwembad om de hoek is, dan is dat ook goed. Als het maar sport. Alleen is de kans groot dat het kind snel afhaakt, omdat het niet plezant is om altijd de laatste te zijn.

“Wij selecteren niet, want dat staat gelijk met de-selecteren. Je haalt er vijftig uit van de honderd en naar de andere vijftig kijk je niet meer om. Wij willen oriënteren. Er zal dus niet iemand in Brussel of Gent zitten die afgaande op de testresultaten kinderen verplicht om die sport wel en die sport niet te doen, maar ouders en kinderen hebben soms hulp nodig bij die keuze en die kunnen wij bieden met het Sportkompas.”

(Top)sportcultuur

België, en meer specifiek ook het verstedelijkte Vlaanderen, is een sport- en bewegingswoestijn. Dat mag misschien niet zo opvallen als u op zondag in uw bos uw loopje afwerkt en merkt hoe met de jaren steeds meer wordt gesport, maar dat zijn lategeneratiesporters. Als de nood hoog is, wordt sport het ultieme redmiddel om de degradatie van het lijf een halt toe te roepen. Soms is het dan al te laat, soms wordt het ook nog eens heel fanatiek.

Vlaanderen is ook nog eens een topsportwoestijn, met veel middelen voor een kleine populatie talent en te weinig rendement. Bijgevolg: wij hebben geen sportcultuur en dus ook geen topsportcultuur.

Het Sportkompas zou een eerste aanzet kunnen zijn om aan een bewegings- en sportcultuur te werken, want het is een goedkoop
mes dat aan twee kanten snijdt. Enerzijds krijg je kinderen die in de sport die bij hen past minder snel zullen afhaken en langer zullen sporten, wat de gezondheid van de bevolking alleen maar ten goede komt. Anderzijds zul je ook kinderen beter oriënteren, waardoor vroeg of laat talent in de juiste omgeving terechtkomt. Iedereen kent jonge voetballertjes die op geen bal kunnen trappen, maar door de ouders naar het voetbal worden gesleurd, terwijl ze misschien de fenomenale uithouding hebben van een halvefondloper. Omgekeerd liggen kinderen in het water van de zwemclub zonder ook maar het minste watergevoel door een verkeerd zwaartepunt, terwijl ze misschien heel wat beter geschikt zouden zijn voor andere sporten.

We hebben in Vlaanderen een traditie van meten en daar moeten we met het Sportkompas op verder bouwen, meent Johan Pion. “Wij willen de leerlingen testen via een ‘I DO-module’ – dat doe jij goed – en bovendien bevragen via een ‘I LIKE-module’ – wat wil je zelf graag? Daarnaast hebben we de ‘I NEED-module’, waarbij we in kaart hebben gebracht naar welke specifieke eigenschappen elke sport op zoek is.

Waarmee we bij het tweesnijdende mes zijn aanbeland. Trainers van de natte vinger zullen het niet graag horen, maar talentoriëntatie, -detectie en -predictie werkt wel degelijk, ook in de topsport. Vanaf een bepaalde leeftijd valt goed te voorspellen wie uitermate geschikt is voor welke sport, en op nog latere leeftijd wie het grote topsportgeld waard is.

Pion: “Wij hebben voor een ‘vroegespecialisatiesport’ berekend dat je met een minimale inspanning en betere testing tot 30 procent kunt besparen in je talentontwikkeling. Met minder kosten zul je meer rendement halen.”

Toen de onderzoekers de leden van de goed presterende nationale vrouwenvolleybalploeg opnieuw onder de loep namen en vergeleken met de tests die ze destijds in de topsportschool hadden afgelegd, bleek dat de beste bewegers met de beste motoriek in de jeugd het allemaal hadden geschopt tot seniorinternational. De anderen hadden net niet het allerhoogste niveau behaald.

Pion: “Als we de leerlingen van de topsportschool testen en anoniem de resultaten analyseren, kunnen we met 95 procent correctheid bepalen uit welke sport die komen. Af en toe werd een triatleet soms verward met een atleet of een wielrenner, omdat die ongeveer dezelfde eigenschappen hebben.”

Vijf minuten politieke moed

Voor de sportwereld zelf kan het niet snel genoeg gaan met dat Sportkompas. Koen Hoeyberghs, high performance manager van
de Vlaamse Volleybalbond, heeft een specifiek programma lopen naar talentdetectie: volleybal zoekt lange, goede bewegers. “Wij zoeken die zelf, en de volleybaltechniek leren we hen wel aan, maar via het Sportkompas zouden we die kinderen kunnen detecteren en oriënteren.”

Een afgeleide van het Sportkompas zou ook een heroriëntatie tussen topsporten kunnen zijn. Het Verenigd Koninkrijk en Japan zijn daar voorlopers in. Atleten die net tekortkomen voor één bepaalde sport, maar wel de intrinsieke kwaliteiten hebben om het in een andere sport misschien verder te schoppen, wordt een ‘talent transfer’ aangeboden. Recent nog hebben enkele gymnasten de overstap naar polsstokspringen gemaakt.

Rest de vraag: is er een goede reden om dit niet te doen?

Matthieu Lenoir is overtuigd van de weldaden van een accurate oriëntering en de talentdetectie via het Sportkompas. “De algemene doelstelling is om zo de motorische competentie van de kinderen te verbeteren, wat de kans op een fysiek actieve levensstijl later gevoelig verhoogt. Bovendien kan de keuze voor de juiste sport op termijn de medaillekansen gevoelig doen toenemen.”

Johan Pion: “Aan dit Sportkompas is veel geld uitgegeven, want het onderzoek werd deels betaald door de Vlaamse overheid. Het zou zonde zijn als die acht doctoraten op een stapeltje in een kast zouden verdwijnen. We willen het Sportkompas valoriseren met het Victoris-consortium, dat de brug vormt tussen onderzoek en de sportsector. Daarvoor zijn we nieuwe samenwerkingen aan het opzetten en zoeken we naar de broodnodige financiering. We denken aan een combinatie van sponsoring, projectgelden en privé- investeringen. Maar ook de overheid heeft een verantwoordelijkheid te nemen, misschien via een beetje geld en vijf minuten politieke moed van de ministers van Sport en van Onderwijs.”

Interview.

Sportleraar Ben Claeys (54) gebruikt Sportkompas in school De Boomgaard ‘Ook minder voor de hand liggende sporten komen in het vizier’

SARA VANDEKERCKHOVE

In de Gentse Freinetschool De Boomgaard hebben alle kinderen van het derde tot het zesde leerjaar een Sportkompas gekregen. Sportleraar Ben Claeys (54) is van plan om dat te blijven doen. ‘Het geeft een uniek zicht op hun sportmogelijkheden.’

Wat is uw evaluatie van het Sportkompas?
Ben Claeys: “Het is echt een goede manier om te zien welke sport bij de kinderen past. Het peilt niet alleen naar hun talenten, maar ook naar wat ze graag doen. Een combinatie daarvan verhoogt toch de kans dat ze zullen blijven sporten. Bovendien krijg je ook een goed zicht op de problemen die er soms zijn. Kinderen met een te hoog BMI of een totaal gebrek aan uithoudingsvermogen: die haal je er door die testen direct uit. Hierdoor kun je ouders veel sneller waarschuwen aan de hand van wetenschappelijke informatie.”

 

Was u zelf verrast over de resultaten?
“Soms wel. Dan vond ik bijvoorbeeld dat een kind geen balgevoel had of motorisch niet zo sterk was, maar bleek uit de testen dat dit helemaal niet het geval was. Dan hadden ze wél een goede motoriek, maar een beperkt spelinzicht. Sowieso vind ik het Sportkompas boeiend. Het geeft een uniek zicht op hun sportmogelijkheden.

“Dankzij het kompas komen ook minder voor de hand liggende sporten bovendrijven. Dan krijgt iemand met een goed evenwicht en een goede conditie bijvoorbeeld de tip om te gaan ijsschaatsen. Een goede zaak, want nu zie je toch hoe heel veel kinderen gewoon de sport doen die hun ouders hebben gedaan. Op zich is daar niks mis mee, maar het is geen garantie dat de jongere daarmee de sport doet die hem of haar het beste ligt. Nu, de sporten die aan bod komen, moeten misschien wel iets beter afgestemd worden op de realiteit. Paardrijden bijvoorbeeld, dat is in Gent geen populaire sport, want er zijn nauwelijks maneges. Frisbee daarentegen is dat wel, maar dat staat niet in de lijst.”

 

Hoe reageerden kinderen erop?

“Ze waren altijd heel erg nieuwsgierig naar de resultaten van hun proeven. Voor de jongens en meisjes is het fijn om te doen. Het kan gewoon in de turnzaal en de testen zijn eenvoudig: een loopproef, stretchproef, evenwichttest… Ze vinden het zeker niet saai.”

Heeft het Sportkompas er al voor gezorgd dat kinderen zijn veranderd van sport?
“Dat is nog te vroeg om te zeggen. Het was pas in juni dat we alle kinderen van het derde tot het zesde leerjaar hebben getest. De bedoeling is om in de loop van dit schooljaar het hele project te evalueren en om na te gaan in welke mate ze de tips hebben opgevolgd. Ik ben hoe dan ook van plan om het Sportkompas te blijven gebruiken. Onlangs heb ik het gedaan in het derde leerjaar. De bedoeling is dat alle kinderen die hier school lopen, op het einde van de rit allemaal een Sport- kompas hebben.”

Column BLACK, BLANC, SANG op demorgen.be van 16 nov 2015

Europees Kampioenschap in Frankrijk? Tour de France in Frankrijk? Even geen zin in

Je mag er niet aan denken dat er een België-Frankrijk wordt gespeeld en de broeders van Sint-Jans-Molenbeek en Saint-Denis besluiten er samen een lap op te geven

Dus de bedoeling was om één met een bomgordel in het stadion te krijgen waarna die zou zich opblazen. Chaos zou uitbreken en de massa zou naar buiten stormen. Waarna die andere twee op hun knopje zouden duwen, daarmee de voetbaltoeschouwers naar de dood en zichzelf naar hun 72 maagden sturend.

Morgen is de deadline voor de accreditatie voor de Champions Leaguewedstrijd Lyon-Gent. Ik was nog aan het twijfelen, met de auto ben je er in een uurtje of zes, maar ik denk dat ik het feest aan mij laat voorbij gaan. Ik ben niet moe, ik ben niet uitgeblust, ik ben misschien een beetje bang, maar ik ben vooral niet gek.

En dan mogen Jambon en Hollande en Van Reybrouck honderd keer zeggen dat we daarmee de terroristen een dienst bewijzen, ik heb geen zin om tussen nadars richting metaaldetectoren te schuifelen, als een bende zittende eenden wachtend op hun jagers.

Onlangs heb ik met de hoofdredactie overlegd over de lange sportzomer die er aan komt, te beginnen met het EK dat we gaan winnen, de Tour die we niet gaan winnen en de Olympische Spelen waarvan we al blij zullen zijn dat we er geraken. Waarna iedereen die de weg terug heeft gevonden, bij de koning langs mag. De hoofdredactie zei: “Vraag maar je accreditaties aan en ga jij maar lekker naar die drie events en kijk wat je daar kan doen. Onze krant mag daar niet ontbreken.”

Dat juich ik toe, waarvoor dank, maar bij dat EK voetbal heb ik nu toch wat reserves. Dat zijn toch net even iets andere wedstrijden dan die in de Ghelamco of Jan Breydel waar ik op honderd meter kan parkeren maar zelfs daar zorg draag om snel van mijn parkeerplaats naar de ingang te stappen, goed uitkijkend naar alles wat rondom mij gebeurt. Je mag er niet aan denken dat er een België-Frankrijk wordt gespeeld en de broeders van Sint-Jans-Molenbeek en Saint-Denis besluiten er samen een lap op te geven.

Stel je voor dat we met zijn allen in korte broek op 2 juli, tussen twee voetbalwedstrijden door aan de Mont-Saint-Michel zijn, voor de Tour de France die daar vertrekt. Een paar honderdduizend mannen, vrouwen en veel kinderen langs de weg. Geen slechter beveiligd evenement dan die Tour de France. Europees Kampioenschap in Frankrijk? Tour de France in Frankrijk? Even geen zin in. Nu toch niet. Straks misschien weer wel.

Die flikken en militairen in Brazilië zijn echt niet om mee te lachen, maar het is verdorie ver gekomen als het al een geruststelling is dat een evenement in een totalitaire staat doorgaat

De Olympische Spelen zullen andere koek zijn. Ik heb het volste vertrouwen in die vijftien zwaar bewapende militaire politiekorpsen van Rio de Janeiro en ik ben absoluut van plan om voor het eerst geen tegenspraak te bieden als ik voor de tig-ste keer door een metaaldetector moet, gefouilleerd word of mijn computertas moet leegmaken. Die flikken en militairen in Brazilië zijn echt niet om mee te lachen, maar het is verdorie ver gekomen als het al een geruststelling is dat een evenement in een totalitaire staat doorgaat (en semi-totalitair zoals Brazilië is ook een opluchting).

Ach Frankrijk. Ik ben op 6 oktober 2001 naar het Stade France gereden voor de wedstrijd Frankrijk-Algerije. Ik parkeerde mijn auto in een sympathieke buurt naast het Stade de France, Saint-Denis heet dat daar. Veel Maghrebijnen zag ik, veel eethuisjes, veel theehuizen, het was een milde nazomeravond, het was gezellig. De wedstrijd zelf heeft maar 75 minuten geduurd. Bij 4-1 liepen de Algerijnse jongeren het veld op om een einde te maken aan de vernedering van de kruisvaarders en de kolonialen, zo stond het in de krant een dag later. Bij het begin van de wedstrijd hadden 40.000 van de 60.000 in het stadion Chirac en de Marseillaise op een ongenadig fluitconcert getrakteerd.

Drie jaar eerder waren Les Bleus onder aanvoering van een Algerijn wereldkampioen geworden. Als er één toonbeeld van integratie was, dachten we, dan toch de Franse nationale elf die zichzelf Black, Blanc, Beurre hadden gedoopt, naar de multiculturele origines en de huidskleuren van de spelers. Het was een wake up call in 2001, en we maakten er een drama van, maar toen ging over een stilgelegde wedstrijd. Geen haar heeft het gescheeld of Black, Blanc, Beurre was vrijdag Black, Blanc, Sang.

Verhaal over de Olympische stage op Lanzarote in De Morgen van 14 nov 2015

‘DE LAT MOET HOGER’

Als ooit de redder (m/v) voor de Belgische, c.q. Vlaamse topsport neerdaalt, stuur die naar de preolympische stage op Lanzarote. Veel kans dat die onmiddellijk zijn biezen pakt, maar wij bleven om u te berichten over de olympische twijfels, frustraties en plannen.

Jammer voor de harde werkers en die ene topsportkenner van het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité, maar de ene na de andere trainer/bobo/atleet kwam op dag twee ongevraagd melden dat deze olympische stage nergens op sloeg. “Ik denk dat we dit voor het laatst hebben gehad.”

En toch, geen twee dagen later kirde judoka en medaillekandidate nummer één Charline Van Snick toen ze spontaan de weldaden van diezelfde stage opnoemde: “Ik zie hier hoe andere atleten gefocust naar het grote moment toeleven. Dat inspireert mij. En het is hier mooi weer.” Over Van Snick geen kwaad woord. Hadden we er maar meer met haar mentaliteit.

Er zijn veel waarheden in de topsport, maar het zou minstens aan het denken moeten zetten dat België het enige land is dat op acht maanden voor de Spelen een dure troepenschouw houdt op een locatie die voor de helft van de sporten geen ideale trainingsomgeving is, met voor de helft atleten die nooit Rio zullen zien.

Bij het BOIC is men ervan overtuigd dat het de groepsgeest bevordert. Dat zal niemand tegenspreken die afgelopen woensdagavond zag hoe alle sporters zich de naad uit het lijf speelden bij voetvolley, tafeltennis en badminton. En dat top-dj Netsky hier sinds donderdag ook rondloopt, en het ronduit sublieme Rio-spotje van het BOIC van zijn beats heeft voorzien, is pr-matig een voltreffer. Maar de vraag bij dit alles blijft: is dit topsport?

Het BOIC heeft veel aan belang ingeboet, maar wil niet worden herleid tot een olympisch reisbureau en dus voorzien ze in behoeftes die ze desnoods zelf creëren. Vandaar dat hameren op de teamgeest, vandaar ook de beschikbaarheid van sportfysioloog Peter Hespel en sportpsycholoog Jef Brouwers. “Toen het BOIC mij voorstelde om met hen samen te zitten om te kijken of ze nog iets voor mij konden betekenen, kreeg ik het bijna.” Zwemcoach Ronald Gaastra werd er pissig van. “Als ik op acht maanden van de Spelen mijn fysiologie en psychologie nog niet op orde zou hebben, dan was ik een verdomd slechte coach.”

Zes medailles, maar ruzie

De eerste olympische stage op het Canarische eiland Lanzarote dateert van november 1991, toen het BOIC onder aanvoering van secretaris-generaal Adrien Vanden Eede een zestigtal atleten, twintig journalisten en nog eens evenveel sponsors, allen gratis, naar het sportdorp Club La Santa had uitgenodigd. Vier jaar later werd de tweede editie een nooit meer geëvenaard hoogtepunt.

Adrien Vanden Eede, na de internationale vlucht vooruit van Jacques Rogge zelf voorzitter van het BOIC geworden, was in 1995 jammer genoeg thuis gebleven, want opgenomen voor een ontwenningskuur. Het kon de pret niet bederven: het Belgian Olympic Team was op weg naar de beste Olympische Spelen na de Tweede Wereldoorlog, met zes medailles waarvan twee gouden voor Ulla Werbrouck en Fred Deburghgraeve.

Net op tijd terug uit ballingschap om de prijzen omhoog te houden, sprak Vanden Eede in Atlanta de memorabele, door wodka geïnspireerde woorden “ce sont mes médailles”. Toen werd het oorlog en na Atlanta 1996 is het steeds bergaf gegaan met België op de Spelen. In Sydney werd de schijn nog opgehouden met vijf medailles, maar geen enkele gouden, en daarna was het huilen met de pet op: drie, twee en drie medailles in Athene, Peking en Londen.

BOIC’s directeur topsport Eddy De Smedt (61), straks weer de gedreven Belgische delegatieleider voor Rio, wordt niet graag aan die onzalige periode herinnerd. “We dachten dat we vertrokken waren na onze beste Spelen ooit, maar er kwam ruzie van en het momentum was weg. Ik ben er net niet ziek van geworden.”

De waardering voor sportaficionado Eddy De Smedt is unaniem. “Eddy De Smedt hebben wij overal bij betrokken”, zegt Pol Rowe, algemeen directeur bij het Bloso, straks Sport Vlaanderen. “Hij zit in onze Task Force en in de Stuurgroep Topsport. Eddy spreekt mee over het nieuwe topsportactieplan tot Tokio 2020. Wij stemmen constant op elkaar af. Jammer genoeg is dat niet altijd mogelijk met de Franstalige gemeenschap. In de vergaderingen met de gemeenschappen en het BOIC (ABCD in het jargon, HV) kunnen we moeilijk tot afspraken komen over doelstellingen, en bijna niet over wat we als topsport kwalificeren.”

Waarmee we bij hét pijnpunt van de Belgische sport zijn aanbeland: de structuren in dit ingewikkelde land. Vroeger kon je een hooggeplaatste van het Bloso nog weleens betrappen op een mijmering dat topsport een unitair verhaal had moeten blijven, maar dat staat in N-VA-tijden gelijk met zelfmoord.

Pol Rowe stelt gewoon vast: “Sport is deels gepolitiseerd. Vijf partijen werken op elkaar in: twee politieke structuren, twee administraties en het BOIC. Er gaat veel energie verloren aan het iedereen op dezelfde lijn te krijgen.”

Eddy De Smedt: “Chronische reünitis, daar lijden wij aan. Als alles te herdoen zou zijn, is één topsportstructuur de logica. Maar het BOIC heeft zich aangepast. Vroeger vergaderden we bij ons, nu ga ik naar het Bloso.”

Waar Rowe en De Smedt wel moeite mee hebben, zijn de gemiste kansen. Ze illustreren een mentaliteitsprobleem. Toen tafeltennissers uit Franstalig België en Vlaanderen elkaar hadden leren kennen op een stage in Mulhouse, vonden ze het fantastisch om over de taalgrens te kunnen sparren. De Smedt: “We stelden voor om dat twee keer per week ook in België te doen. De Vlamingen zaten in Leuven en de Franstaligen in Namen, een lange straat van elkaar verwijderd, maar het bleek toch te moeilijk.”

Rowe wordt nog ongemakkelijk als hij denkt aan de drie generaties basketbalspeelsters met potentiële olympiërs die verloren gingen. Rowe: “Op elke positie hadden we een speelster die bij de beste drie van Europa behoorde. We vergaderden ooit met 21 man over dat project. Ik zei: eigenlijk willen we in de toekomst met één verantwoordelijke praten. Iedereen wilde die ene zijn en er kwam niks van.”

Focus op de atleten

Verdeeldheid is geen ziekte van de regio’s, ook Vlaanderen deelt in de malaise. Pol Rowe geeft het voorbeeld van de tienkampers: “We hebben drie toppers: Hans Van Alphen, Niels Pittomvils en Thomas Van der Plaetsen. In plaats van alle kennis samen te leggen, heeft elke tienkamper een aparte trainingsstructuur en die proberen wij te financieren. Synergie? Haast onbestaande, dus allesbehalve efficiënt.”

Maar nu, de toekomst. Rowe en De Smedt voeren vaak het woord in de werkgroep strategie die straks aan de minister het Topsportactieplan IV moet voorstellen, die dat op zijn beurt moet gaan verdedigen in het parlement. In voorgaande zin ligt al een deel van het probleem besloten, want in een land als Nederland moet de minister zich nooit verantwoorden voor de keuzes van de topsport.

Topsportactieplan III met tien focussporten was geen onverdeeld succes. Voor beide sportdenkers is het duidelijk. Er moet een accentverschuiving komen. Terwijl vandaag structuren en sporttakken zich zonder veel ongelukken vier jaar lang verzekerd weten van hun topsportgeld (zie het voorbeeld van het wielrennen), moet de focus straks liggen op projecten die het programma, de atleet en zijn omkadering centraal stellen.

Pol Rowe: “Zo’n ad-hocbeleid kan niet zonder maximale operationele bevoegdheid. We zullen het ook nooit buiten de sportbond om organiseren, maar we willen wel in die bonden met zo weinig mogelijk en vooral met de juiste mensen goede afspraken maken.”

Eddy De Smedt: “Een eerste voorwaarde is dezelfde taal spreken. Wat is topsport? Wij hebben de lat ooit bij de top acht van Europa gelegd, maar al snel is de achtste plaats in Europa de norm geworden en dat is niet altijd topsport. Die lat moet hoger.”

Pol Rowe: “Als men ons zegt: alleen nog olympische disciplines en mondiale resultaten, ga ik daarin mee.”

Eddy De Smedt: “Dat is de enige manier om hier uit te geraken.”

30 miljoen euro voor een wielermedaille

Een van de vier aanwezige wegwielrenners op Lanzarote, de modelprof Jolien D’Hoore, gaat naar de Spelen. Zij rijdt omnium en als alles wat meezit, heeft ze een realistische kans op een medaille. Naast een jonge belofte (Lotte Kopecky) als trainingsmaat, zijn ook Kenny Deketele en Moreno De Pauw hier van de partij.

Die aardige jongens hebben de Zesdaagse van Londen gewonnen. Ze liggen onder contract bij de Topsport Vlaanderen-ploeg om op de piste te scoren, in de eerste plaats als leden van de achtervolgingsploeg. Jammer maar helaas, die ploeg is sinds Londen – op één keer na – altijd maar trager gaan rijden, met een kansloze 4’07 als absoluut dieptepunt bij de laatste World Cup in Cali.

Toen Deketele en De Pauw zich deze week aan hun collega-atleten moesten voorstellen, waren ze zo eerlijk toe te geven dat ze geen schijn van kans meer maakten op de Olympische Spelen. Wat ze er niet bij vertelden, is dat ze de komende maanden verplicht worden de omniums in de World Cup af te schuimen. Zij moeten punten scoren namens België en zo de quotumplaats voor collega-renner Jasper De Buyst veiligstellen.

Jasper De Buyst is een vleesgeworden systeemfout, een uitwas van de foute Vlaamse wielercultuur. Hij doorliep de topsportschool in Gent en was tot en met 2014 ook een Topsport Vlaanderen-renner, specifiek ondersteund met het oog op een medaillekans in het omnium. Tot De Buyst in de gaten kreeg dat hij misschien iets meer kon verdienen bij die andere overheidsploeg – Lotto-Soudal. Gevolg: nadat eerst klauwen vol overheidsgeld in De Buyst is geïnvesteerd om van hem een omniumtopper met medaillekansen te maken, is overheidsgeld uit datzelfde potje (de Nationale Loterij) aangewend om van hem een wegrenner te maken.

Jasper De Buyst, die in twee jaar Topsport Vlaanderen twaalf koersen won, maakte dit jaar niks klaar op de weg. Hij reed wel de Vuelta en eindigde daarin 126ste. Trots dat hij was – een grote ronde uitgereden en dus eindelijk een coureur – maar hij maakte ook niks meer klaar op de wielerbaan. Op de cruciale achtervolging van de laatste kans (voor kwalificatie voor Rio) op het EK in Grenchen vorige maand, ging De Buyst te snel weg en kon op het eind ook niet meer volgen.

Weg laatste kans voor een van de duurste ploegen uit het Vlaamse topsportbeleid. Het wielrennen kreeg de laatste olympiades (acht jaar) steeds ongeveer het dubbel aan subsidies van atletiek, na wielrennen de best betoelaagde sport. Sinds de laatste wielermedaille van Athene in 2004 (de wegmedaille van Axel Merckx, de laatste baanmedaille dateert al van Sydney 2000) is 30 miljoen euro Vlaams topsportgeld in het wielrennen geïnvesteerd.

Aan Jasper De Buyst en Jolien D’Hoore de zware opdracht om daar één of twee medailles uit te puren. Laatste stand van zaken: De Buyst die te vermoeid was om de World Cup in Cali te rijden en ook afzegde voor de olympische stage op Lanzarote, is deze week herboren en voorgesteld als de topfavoriet in de Gentse Zesdaagse.

Afgunst

Nog een voorbeeld van een systeemfout in de Vlaamse sport, is het zwemmen. In Antwerpen is naast de Wezenberg een zesbaanstrainingsbad gebouwd van 8 miljoen euro: 4,5 miljoen betaald door de stad Antwerpen en 3,5 miljoen door de Vlaamse overheid. De Vlaamse Zwemfederatie (VZF) moest 200.000 euro investeren aan technologie, maar dat laat op zich wachten, want ondertussen waren de plaatselijke club Brabo en de VZF in een felle discussie gewikkeld over de trainingsuren.

Er zou nu een akkoord zijn, maar in de coulissen blijven ze elkaar bestoken. Een en ander heeft ook te maken met het al of niet nakende ontslag van Ronald Gaastra als bondscoach. Gaastra, een van de twee coaches in deze delegatie die ooit olympisch goud won (met Fred Deburghgraeve), wordt parttime betaald door Brabo, dus de stad Antwerpen, en parttime door de VZF, met overheidsgeld.

Bij de VZF wil de voorzitter af van Gaastra, nota bene de coach van de aflossingsploeg én van Pieter Timmers, die een mooie finale kan zwemmen op de 100 meter vrije slag, een van de meest gemediatiseerde nummers van de Olympische Spelen. Op 27 november wordt het nieuwe trainingsbad officieel geopend. Zes banen, vijftig meter lang en gevuld met water en afgunst.

Prijzenpot in Rio

Atleten die in Rio een gouden medaille behalen, krijgen een premie van 50.000 euro (bruto). Dat maakte het BOIC op de olympische stage in Lanzarote bekend. Zilver is goed voor 30.000 euro, brons levert 20.000 euro op. Daarna daalt de premie tot 10.000 euro (vierde) en 5.000 euro (vijfde tot achtste). Voor de ploegsporten bedragen de premies per atleet 12.500 euro (goud), 7.500 euro (zilver), 5.000 euro (brons), 2.500 euro (vierde) en 1.250 euro (vijfde tot achtste). (Belga)

Column Spaarkasjes in De Morgen van 14 nov 2015

Spaarkasjes

Gisterenochtend zat de Vlaamse regering samen en hadden de excellenties het onder meer over sport. Nu denkt u: o jee, dit wordt saai, maar bijt even door. We proberen het zo spannend mogelijk op te schrijven. En voor de trouwe Nederlandse volgers van deze rubriek: als u wilt weten waarom we in België weinig klaar krijgen in de sport, leest u ook maar verder.

Vaststelling 1. Vlaanderen subsi- dieert momenteel 65 verschillende sportbonden, waaronder vijf wandel-federaties, twee wielerbonden en een hele rist verzuilde omnisportbonden, al of niet afhankelijk van de mutualiteiten. Om de administratie van al die bonden in stand te houden en te betoelagen deelt Vlaanderen jaarlijks 26 miljoen euro uit en dan is er nog geen meter gesport, maar dat is bijzaak in de sportwoestijn Vlaanderen.

Vaststelling 2. Het federatiedecreet van 2001 heeft enkele uitwassen gekweekt, zoals kleinere bonden die omgerekend per lid maar liefst 50 euro subsidie krijgen van de overheid. Dat decreet subsidieert per lid en per personeelslid en sommige bonden vonden er niet beter op dan maar te blijven aanwerven, want de overheid betaalde toch minimaal de helft van de salaris- kosten. Tegelijk werden leden uitgevonden, omwille van de daaraan verbonden subsidie.

Vaststelling 3. De echte sportbonden, die de hele piramide van recreatie tot top aanbieden, staat het water soms aan de lippen, terwijl nogal wat recreatieve bonden op een smak geld zitten. De namen en de details zijn gekend, maar laten we het voorlopig hierop houden: één recreatieve bond – een vzw nog wel – zit op 3 miljoen eigen middelen en beleggingen en gaat maar door met geld uit de zakken van zijn leden te kloppen, zonder daar veel tegenover te stellen.

Om al het voorgaande en om die spaarkasjes aan te pakken, wil men nu een nieuw federatiedecreet laten goedkeuren. Dat wil – kort door de bocht – één sport, één sportbond. Het landschap rationaliseren met andere woorden, door minder bonden te subsidiëren en tegelijk de overblijvende bonden beter te ondersteunen.

Hoe wil men dat? Door de recreatieve bonden te verplichten om samen te gaan, met bij voorkeur een grote unisportfederatie. Als dat water te diep is, kunnen ze ook met een grote bestaande recreatieve multisportfederatie fuseren, maar liever niet want recreatieve sport hoort in de grote sportpiramide thuis.

Voor beide soorten fusies ligt geld klaar om ze over de streep te trekken en er is een overgangsperiode van vier jaar. Willen ze niet fuseren? Geen probleem, dan is het bewijs geleverd dat ze die subsidie niet nodig hebben en dan is het ook afgelopen met werkingstoelagen voor leden en personeel. In het geval van die ene rijke recreabond bestaat het gesubsidieerd personeel ook nog eens hoofdzakelijk uit familieleden van de stichter.

Tegelijk voorziet het nieuwe decreet in een enveloppe-subsidiëring van de bonden en niet langer in de betoelaging van een eindeloze pool aan personeel, wat wel eens durfde voor te komen. De grote unisportfederaties die er een zak leden bij krijgen, worden verplicht om een laagdrempelig sportbeleid te voeren. Dat wordt een van de speerpunten, samen met een verplichting tot good governance, zoals bestuurders met bewezen competenties.

Om u maar te zeggen: er is over dit decreet nagedacht en het zit goed in elkaar. De oppositie is evenwel tegen, maar dat is normaal want daarom is het oppositie. De CD&V is ook tegen en dat is niet normaal. Het is zelfs dom, maar de CD&V is al zelden slim geweest als het om sport gaat, te beginnen in de jaren 70 toen ze sport bij cultuur onderbracht.

De drempel om een erkende en gesubsidieerde recreatieve multisportfederatie te kunnen worden, ligt in het ontwerp van decreet bij 30.000 leden en vijf aangeboden sporten met elk minimaal duizend leden. De CD&V wil daar 10.000 leden van maken, op verzoek van de bevriende recreabonden die het niet om de sport gaat, maar om het veiligstellen van hun beleggingen en spaartegoeden. Die ene hele rijke recreabond is er helemaal niet gerust op en is al begonnen met het uitdelen van gigan- tische bonussen aan de eigenaarsfamilie.

Verhaal over de medailles van 2015 in De Morgen van 7 nov 2015

Franstaligen en migranten houden België op podia

Met tien medailles op EK’s en WK’s in 2015 scoort België na uiterst zwakke jaren minder slecht dan verwacht. Opmerkelijk: slechts vier van die tien medailles komen van Vlaamse sporters; vijf zijn behaald door migranten(kinderen).

Tussen 20 en 26 november kan Evi Van Acker nog scoren op het WK in Oman, en voor een elfde medaille zorgen, maar de tussentijdse balans voor 2015 oogt minder slecht dan andere jaren. Het was even wachten op de eerste Belgische medaille op Europese of wereldkampioenschappen in olympische disciplines, maar eind mei scoorden twee genaturaliseerde Marokkaanse jongens prima op het WK taekwondo in Chelyabinsk en beten zo de spits af.

Van 2003 is het geleden dat Belgische sporters in een pre-olympisch jaar tien mondiale en/of Europese medailles wonnen in sporten of disciplines op de olympische agenda. Dat is nog steeds minder dan middelmaat want in 1999 pakte België nog veertien plakken en vier jaar eerder zelfs negentien. Atlanta 1996 werden niet toevallig de meest succesvolle naoorlogse Spelen met zes medailles waarvan twee keer goud. Nadien ging het bergaf met als dieptepunt Londen 2012, toen drie medailles werden gewonnen maar geen goud.

De resultaten behaald in een pre-olympisch jaar correleren met de prestaties op de Spelen. Uit de grafiek hierbij blijkt dat elke drie medailles in een pre-olympisch jaar goed zijn voor één olympisch podium. België mag dus hopen op drie tot vier medailles en dat is ook wat het Nederlandse sportdatabedrijf Infostrada voorspelt. Zij pronostikeren België op vier medailles, maar geen goud: wel twee keer zilver en twee keer brons. Hoe goed hun voorspelling is, zullen we volgend jaar zien. Nederland zou volgens Infostrada in Rio 34 medailles moeten winnen, maar liefst een stijging van veertien stuks.

Nieuwe Belgen

België moet zich met drie of vier olympische medailles overigens niet op de borst slaan, want met ons bnp en meer dan elf miljoen inwoners zouden we altijd tien medailles moeten kunnen winnen. Toch lijkt beterschap op komst, want nooit eerder zijn meer dan de helft (vijf van de tien) Belgische medailles behaald op een wereldkampioenschap.

Daarbij meteen deze kanttekeningen. Onze oogst van 2013 tot en met 2015 – de drie jaren tussen twee Olympische Spelen – bedraagt in totaal 22 medailles als we de onterecht afgenomen medaille van Van Snick in 2013 (doping, maar vrijspraak) erbij rekenen. Dat is historisch laag want zelfs in de erg zwakke aanloopjaren naar Londen haalden we 24 plakken. We zijn ver verwijderd van de 41 en 39 medailles onderweg naar Atlanta 1996 en Sydney 2000.

Andere bemerking: twee judomedailles werden door dezelfde atleet behaald (Toma Nikiforov) en de taekwondoka’s hebben op de Spelen minder gewichtscategorieën dan op het WK. Vooral voor wereldkampioen Jaouad Achab, die vijf kilo zwaarder moet vechten, is dat een behoorlijke domper.

Opvallend dit jaar is de sterke aanwezigheid van eerste-generatiemigranten (Achab, Ketbi in taekwondo en Nikiforov in judo) of een kind van migranten (discuswerper Milanov). Het is een tendens: ook vorig jaar toen Nafi Thiam en Jaouad Achab de helft van de medailles wonnen, waren eerste- of tweede-generatiemigranten aan het feest. In de vorige olympiades moest je die nieuwe Belgen nog met een vergrootglas zoeken. De in Burkina Faso geadopteerde Elodie Ouedraogo (zilver in Peking op de 4×100 meter) is voorlopig nog steeds de enige Belgische olympische gemedailleerde met roots in een ander land, maar daar zou in Rio verandering in kunnen komen.

Vlaanderen onder

Het marktaandeel van België in de podiumplaatsen bij olympische disciplines op de Spelen, EK’s en WK’s is ten opzichte van de internationale concurrentie gedaald. Terwijl we in 2004 nog goed waren voor 0,8 procent van de prijzen, bodemden we vorig jaar tot 0,5 procent. In 2015 stegen we weer naar 0,6 procent, maar dat was vooral te danken aan de Franstalige atleten, die zes van de tien Belgische medailles wonnen.

Bepaald verontrustend voor de Vlaamse topsportpolitiek is het afnemend belang van de Vlaamse sporters op de internationale podia. Terwijl Vlaanderen drie keer meer investeert in topsport dan de Franstalige gemeenschap, konden maar vier door Vlaanderen gesteunde sporters dit jaar een medaille winnen. Twee haalden een EK-podium (Dirk Van Tichelt in judo en Elke Vanhoof in BMX) terwijl Jaouad Achab het enige WK-goud van 2015 won in taekwondo en discuswerper Philip Milanov tweede werd op het WK atletiek.

Ondanks een verdrievoudiging van de topsportbudgetten deze eeuw, halveerde het Vlaams marktaandeel in de internationale medailles de laatste acht jaar. In de olympiade 2000-2004 tekende Vlaanderen nog voor driekwart van de Belgische medailles, maar vanaf 2012 halen de Franstaligen structureel meer podiumplaatsen dan de Vlamingen. Ook in de top acht is de Vlaamse achteruitgang merkbaar, maar minder uitgesproken. Terwijl Vlaanderen 15 procent inleverde, heeft Franstalig België zijn top achtplaatsen in acht jaar tijd verdubbeld. Conclusie: in absolute getallen levert Vlaanderen voor de Belgische oogst nog wel de helft meer top achtplaatsen dan Franstalig België, maar om goud, zilver en brons stak het zuiden van het land ons dit jaar de loef af.

‘Dit is een momentopname’

Paul Rowe, directeur BLOSO en straks Sport Vlaanderen, is het niet eens met de analyse dat Vlaanderen achteruit boert.

“De Vlaamse topsportindex als prestatiebarometer van het Vlaams topsportbeleid is de laatste vier jaren met 25 procent gestegen, van 300 naar 400 punten. De Franstaligen, die overigens steeds onder dezelfde Belgische vlag en in dezelfde delegatie deelnemen, hebben in deze olympiade voorlopig haast evenveel medailles behaald als de Vlamingen, maar dit is een momentopname. In eerdere olympiades wonnen wij soms acht keer meer medailles op WK’s en EK’s, Franstaligen halen structureel niet meer podiumplaatsen dan Vlamingen sinds 2012. Vlamingen haalden meer medailles in de elf opeenvolgende jaren van 2001 tot 2011, en in 2013 en 2014, Franstaligen inderdaad meer in 2012 en 2015.”

Dat migranten(kinderen) goed presteren, vindt Rowe een signaal dat Vlaanderen een pluralistisch en inclusiegericht sportbeleid voert. “Ons topsportbeleid is bovendien egalitair en meritocratisch: talent, engagement en ambitie zijn de parameters aan de start voor alle Vlamingen en niet afkomst, huidskleur en socio-economische status.”

Medailles 2015