Column over renner in coma op demorgen.be van 30 mei

Wielrennen is stilaan rally: brood en spelen in een omgeving die daar niet is voor geschikt

Wielrenner in coma. Deze kop kan onderhand onder een sneltoets, alleen de naam moet je dan nog invullen. Eigenlijk kan het hele stukje dat hierna volgt onder een sneltoets. …Er zijn te veel/te weinig motards. Er wordt te gevaarlijk/snel gereden door de motards/de wielrenners. Er zijn te veel/te weinig renners. Er zijn te veel gekke/onrespectvolle wielrenners. (Schrappen wat niet past.) En ook: de wegen zijn te smal, de weginfrastructuur kan geen wielrennen meer aan, wielerlandVlaanderen verslindt zijn kinderen.

De bottom line blijft dezelfde: waar alle sporten de afgelopen twintig jaar veiliger zijn geworden – denk aan Formule 1, motorrijden, eventing – is alleen in wielrennen jaar na jaar het ongevalsrisico  toegenomen. Het gevoel zegt dat het risico in het compacte België méér is toegenomen dan in andere landen, hoewel we vrijdag ook een vreselijke val zagen van Steven Kruijswijk die gegarandeerd nooit meer had gefietst zonder die metershoge sneeuwmuur op de Col d’Agnel.

Citius, altius, fortius is de olympische leuze voor sport. Sneller, hoger, verder. Vervang dat maar voor het wielrennen door citius, acutius, lethalius of sneller, gevaarlijk, dodelijker. De UCI weet dat, de KBWB weet dat, organisator Golazo weet dat zeker. Hoofdsponsor Baloise – een verzekeraar, maar AG is de wielerverzekeraar met dienst – vindt het ongetwijfeld vreselijk dat haar naam tot in de eeuwigheid verbonden blijft met nog maar eens een dramatisch ongeval op Belgisch grondgebied, waarvan we nu niet weten wat de uitkomst zal zijn. Een jonge wielrenner zweeft tussen leven en dood, gelukkig ergens in een goeie kliniek in Aachen. Het zal je kind maar wezen dat je vanaf zijn veertiende als aspirantje hebt gestimuleerd om zijn stinkende best te doen op dat grote fietsje. En dat je daarna hebt begeleid in zijn droom om prof te worden.

Enrico Gasparotto van Wanty-Groep Gobert wilde niet verder. “Wij zijn vaders, wij zijn broers, wij hebben kinderen en wij zijn kinderen, wij hebben familie, wij zijn ook maar mensen. Wij weten wat het is om een ploegmaat te verliezen.” Gasparotto is gisteren toch gestart. Zijn ploegleider Hilaire Van der Schueren – één van het old school wielrennen en van ‘the show must go on’ – vond het best dat het peloton de aanmaning van de rennersvakbond – een veel te machteloze organisatie waarvan het niet bekend was dat ze tanden had – naast zich neerlegden.

Dat is natuurlijk je reinste onzin en typisch aan het wielrennen waar korte termijndenken en de portemonnee altijd prevaleren op het grotere belang en op het gezond verstand. Het peloton heeft een unieke kans gemist om een statement te maken, zoals destijds in de Ronde van Oman toen het hen te heet onder de banden werd en ze niet meer verder wilden. Ook toen heeft het old school wielrennen in de persoon van Eddy Merckx zich daar vreselijk druk over gemaakt.

Natuurlijk hebben die motards van zaterdag fouten gemaakt, natuurlijk zou het goed zijn om meer motards te hebben zodat die geen peloton moeten inhalen, maar wielrennen met pelotons van meer dan honderd man zou moeten worden verboden op smalle Belgische wegen, heeft men dat nu nog niet begrepen? Wielrennen is stilaan rally, brood en spelen in een omgeving die daar niet is voor geschikt, en waarvan je weet dat er om de zoveel edities een dode of zwaargewonde valt.

Zonder veel gêne werd gisteren op de radio het argument verdedigd dat de Ronde van België een organisatie is ‘waar veel mensen aan hebben gewerkt’. Dat is pas van de pot gerukt. Het begrip economische belang viel gelukkig niet, maar het werd wel verpersoonlijkt door Sven Nys die in zijn Tremelo zelf is gaan pleiten bij de ploegen om te starten. “Sven Nys, de co-commentator van de VRT,” zei de radio. Ik heb het vermoeden dat Sven Nys daar eerder de belangen van zijn zakenrelatie Golazo verdedigde.

Om 13u02, net na de ronde van de ploegen, tweette Sven Nys: “Dadelijk uitzending #baloisebelgiumtour om twee uur! @sporza_koers”. Dat haast triomfantelijk uitroepteken, zoals in: Oef, de koers is gered, de show gaat verder en ik mag commentaar geven. Vreemd, zo ken ik Nys niet.

Van onze Oerman ter plekke over de film Elle van Paul Verhoeven in De Morgen van 28 mei 2016

Will das Weib vuistslagen? Ik dacht het niet

 

Die moderne redacties toch: ze bestaan alleen nog uit vrouwen, hipsters, homo’s en heteromannen die over hun kinderen schrijven – de oerman is er een bedreigde diersoort. Dus haalden ze mij in volle voorbereiding op de hete sportzomer uit mijn grot, om aan de zijde van Heleen, een dertig jaar jongere en, net als ik, in de vrouwelijke erectie gespecialiseerde podcaster/journaliste, een film te bekijken.

We moesten samen naar Elle van Paul Verhoeven, regisseur van Basis Instinct. In de verte had ik iets opgevangen dat de film vrouwonvriendelijk zou zijn. Zoals ook Basic Instinct, zei collega Heleen. Vrouwonvriendelijk wekt bij mij nog hooguit medelijden op, sinds ik ook dat brandmerk kreeg van een menopauzerende blogster zonder lezers. En toen belde de baas, de bazin om precies te zijn, met het dwingend verzoek om op kosten van de zaak naar de bioscoop te gaan en mijn mannelijk licht te laten schijnen op het vertoonde.

Eerst even twee dingen. Bij ontstentenis van een man-vent op de redactie, ben ik tot macho gepromoveerd maar dat is een vergissing én tijdelijk. Oké, ik kom uit de topsport en dat is een sector waarin de vrouw niks beter kan dan de man en dus weet wat haar plaats is. Geldt dat voor andere sectoren? Neen, de gemiddelde vrouw zal meestal beter scoren dan de gemiddelde man, maar onder de outliers – de buitenbeentjes, in negatieve en positieve zin – zul je overal en altijd méér mannen dan vrouwen vinden. Ban mij, blog mij, block mij, ontsla mij, whatever, maar ik geloof in de enerzijds discriminerende en anderzijds destructieve kracht van testosteron. Tweede opmerking: vanaf nu gaat het over de film, dus ‘spoiler alert’.

De film begint met een verkrachting en de vrouw zou dat leuk vinden en zou op den duur naar de verkrachter verlangen en zou er een spelletje mee spelen. Zo werd de film samengevat, maar dat is kort door de bocht. De vrouw in de film vindt het helemaal niet leuk dat ze vuistslagen krijgt en brutaal verkracht wordt. Ze ziet eruit als een bokser en bloedt tussen haar benen. Ze is wel gefascineerd en gaat vreemd genoeg niet naar de politie en daar heeft ze zo haar redenen voor.

Ik heb niks met geweld. Niet in een voetbalstadion, niet op straat, niet in een betoging en al helemaal niet bij seks. Mijn filosofie is: mannen zijn er om de vrouw te plezieren en hoe bedrevener ze daar in zijn, des te meer plezier beleven ze er zelf aan. (Voor boekingen: info@demorgen.be.)

Zoals alle personages in de film, is Michelle verknipt (dat legt ze zelf uit); ze wordt vreselijk geloofwaardig neergezet door een schitterende Isabelle Huppert. Al heel snel ontdek je een tweede laag, als ze op restaurant vertelt over haar verkrachting. Iedereen is verbouwereerd, de ober komt en zij zegt: bon, we gaan bestellen, zeker? Waarop haar ex-man vraagt: violée, en vrai? Voor echt?

Begrijpelijk dat Verhoeven deze film in het libertijnse Frankrijk heeft moeten draaien, want die tweede laag zouden de Amerikanen nooit hebben ontdekt. Laat staan de derde en vierde.

De film is niet pornografisch, ook geen thriller want behalve in de openingsscène heb je nadien het gevoel dat het wel goed komt met die sterke vrouw, en evenmin is het een drama. Het is een veellagige zwarte komedie, maar ik stel mij wel de vraag of de film geschikt is voor wie freudiaans op zoek is naar een antwoord op de vraag ‘Was will das Weib?’ In elk geval niet wat de eerste laag van Elle suggereert, lappen en vuistslagen, de totale onderwerping en daarna rammen tot bloedens toe. De mannelijke adolescent die vorig jaar Fifty Shades of Grey heeft gezien en nu Elle, krijgt wel een gevaarlijk, verkeerd beeld over de seksualiteit van de vrouw.

Column over Diversiteit in de sport in De Morgen van 28 mei 2016

DIVERSITEIT

In de kou, de regen of in de blakende zon, tegen de wind in, rammen ze zich jaar in jaar uit, dag in dag uit, een weg op het kanaal Zeebrugge-Brugge, op de Watersportbaan of op Hazewinkel en altijd in de volstrekte anonimiteit. Obreno, is dat geen zwemcoach? Ja, maar die heet Stefaan en Hannes is een roeier en het is niet bekend of ze familie zijn. En dan Tim Brys en Niels Van Zandweghe, wie zou die kennen? Sinds dinsdag zijn het drie household names, staan ze op alle sites en in de kranten, komen op de radio, worden vermeld in Het journaal, het VTMnieuws.

Volgende week zullen ze vast in een avondshow moeten komen uitleggen hoe het zo ver is kunnen komen dat ze zich volgens de criteria van de internationale roeibond FISA met twee boten hebben geplaatst voor de Olympische Spelen, en dat er van diezelfde FISA toch maar één boot mag gaan. Tenzij het dit weekend alsnog goed komt met die missie van de Koninklijke Belgische Roeibond richting Lausanne om ze allebei in Rio te krijgen. Maar ik heb er een hard hoofd in.

De wereldroeibond staat niet bekend als een soepele, moderne bond. De steun van de Nieuw-Zeelandse olympisch kampioen Mahe Drysdale, die voor de twee Belgische boten pleitte, is welkom. En dat de noorderburen via nlroei.nl een petitie hebben opgezet voor de Belgische boten, doet goed aan het hart.

Maar, de regels waren gekend. België kon bij het WK van 2015 geen enkele boot olympisch kwalificeren en kreeg dus één quotumplaats voor het hele land. Dat volstond, want van die tweede lichte dubbeltwee Brys-Van Zandweghe was nog geen sprake. Tot ze zo’n progressie maakten dat ze ineens ook voor die quotumplaats in aanmerking kwamen. En jawel hoor, het ondenkbare gebeurde: Obreno en de lichte dubbeltwee wonnen allebei hun kwalificatierace op de Rotsee in Luzern.

Als maar één boot mag gaan, zou dat skiffeur Hannes Obreno moeten zijn. Jawel, het is een beetje zijn schuld: hij had zich moeten plaatsen op het WK vorig jaar, maar viel daar door de mand. Ondertussen heeft hij zich herpakt en wordt hij mentaal begeleid. Met succes, want hij klopte inmiddels de wereldkampioen en viel een paar keer net naast het podium. Obreno behoort al twee jaar lang tot de besten van de wereld in de (eenmansboot) skiff, samen met de achtriem hét koningsnummer van het roeien.

Deze hele problematiek kadert binnen het universalisme van de Olympische Spelen. Tegenwoordig heet dat diversiteit en daar mogen we niet tegen zijn. Of misschien een beetje. Diversiteit, universaliteit, allemaal mooi, maar de Spelen zijn topsport en topsport is elitair: de besten tegen de besten.

In het zwemmen mag een land per nummer maar twee atleten afvaardigen, maar er staan door die diversiteit soms zwemmers en zwemsters uit andere landen op het startblok die halfweg de 100 meter even rust moeten nemen. Idem in het atletiek. In de eerste serie van de 100 meter sprint lopen meisjes met nikabs, wapperende hoofddoeken en lange broeken die tussen de vijftien en twintig seconden nodig hebben om over de streep te komen.

De meeste van die uitnodigingen in het kader van het universalisme – de zogeheten tripartite invitations – gaan naar zwemmen en lopen, en gelukkig niet naar gevaarlijke sporten als boksen of BMX. In technische sporten zoals roeien worden maar enkele van die uitnodigingen uitgedeeld – voor Rio twee in de skiff om precies te zijn. Die deelnamebewijzen gaan naar roeiers, of wat daarvoor moet doorgaan, zoals Luigi Teilemb uit Vanuatu (een eiland in de Stille Oceaan) en naar Al Hoessein Gambour uit Libië.

Belachelijk? Op het eerste gezicht wel, maar Teilemb schijnt een belofte te zijn die in Nieuw-Zeeland roeit, al is alvast Mahe Drysdale niet zo van zijn talent overtuigd. De Libiër Al Hoessein werd in oktober vorig jaar jammerlijk vierde op het olympisch kwalificatietoernooi voor de Afrikaanse zone in Tunesië. Het is te hopen dat hij is blijven trainen.

De bekommernis van het Internationaal Olympisch Comité en de wereldroeibond om elke sport zo universeel mogelijk te maken via de Olympische Spelen is achterhaald en leidt tot compleet absurde situaties. Zo zou het vrijgekomen startbewijs van België worden ingenomen door nóg een Deense boot en die hebben er al vijf in Rio.

Column over Kruijswijk en de Belgen op demorgen.be van maandag 23 mei 2016

Ooit moet Tim Wellens kunnen wat Steven Kruijswijk nu doet

In afwachting van de déclic bij MPH die nog steeds niet weet of hij bij FCB blijft – ja, aandachtszoekerij ís een vervelende aandoening en vooral voor de entourage – een keertje iets compleet anders: koers. Steven Kruijswijk is op weg om de Giro te winnen. “Leeft het een beetje in Nederland?” Dat vroegen ze gisteren op de radio aan een Nederlandse collega. “Ja toch, nu jullie niet meedoen aan het EK voetbal, hé?”

“Jaaa,” antwoordde die collega, “het leeft. En we zijn niet alleen in wielrennen goed, maar tegenwoordig in heel veel andere dingen. Nu het een keertje minder is met het voetbal, doen we het toch aardig in de rest van de sport.” En hij noemde Max Verstappen en Dafne Schippers.

Steven Kruijswijk, wie had dat nu gedacht? De collega, want had de niet onbelangrijke voetnoot dat Kruijswijk normaal in de eerste week wordt weg gereden en vervolgens steeds beter wordt. Dat is niet gelogen want nog vóór dit weekend, wees Thijs Zonneveld – dat is die collega – al op de potentiële winnaar in de klimmer uit Nuenen.

Om correct te zijn, niemand wordt natuurlijk echt beter in een grote ronde, maar de ene gaat minder snel achteruit dan de andere. Kruijswijk is niet weg gereden in de eerste week en gaat nu het minst snel achteruit, en zijn sterkste week is meestal de derde. Dat is een talent, dat zijn de genen en dat is ook de training.

Wat zijn de kansen van Kruijswijk? Er zijn nog zes dagen koers. Achter hem staan vier berggeiten: één uit Colombia (Esteban Chaves), één uit Italië (Vincenzo Nibali), één uit Spanje (Alejandro Valverde) en één uit Polen (Rafal Majka). Vandaag is geen rit, dus dat is kat in ’t bakkie, zouden de Nederlanders zeggen.

Woensdag en de laatste dag van Cueno naar Turijn is vlak, die tellen we niet mee. Blijven over: nog drie ritten. Morgen gaat het naar Andalo en dat is middengebergte. Moet hij kunnen overleven. Donderdag en vrijdag zijn de kwade dagen. Donderdag de Col d’Agnel omhoog en omlaag en dan naar Risoul. Risoul is een loper en de Col d’Agnel ligt op meer dan vijftig kilometer, dus dat is ook haalbare kaart.

Vandaar gaan ze terug naar Italië naar Sant’Anna di Vinadio, waar ze bergop finishen op een oude weg met graven omzoomd. Wat ze allemaal niet uitvinden in die Giro. Die weg is niet het probleem, wel de Col de la Bonette (op zestig kilometer van de streep) en de Colle della Lombarda op elf kilometer. Opdracht voor Steven Kruijswijk en zijn team: overleef de Colle della Lombarda, zeven procent stijging over 20 kilometer, een Ventoux dus.

Die Nederlanders toch. Vorig jaar winnen ze haast met Tom Dumoulin de Vuelta, nu zijn ze op weg om met Kruijswijk minimaal podium te rijden in een grote ronde. Van 1990 is dat geleden, met Erik Breukink in de Tour en van 1980 is het geleden dat ze wonnen, met Zoetemelk en ook in de Tour. Hoe zit dat met ons? Wij hebben Jurgen Van den Broeck op drie staan in de Tour in 2010 maar eigenlijk was hij daar vierde (zoals in 2012) en werd pas later derde toen winnaar Alberto Contador (zero, zero, zero,…) wegviel. Een winnaar is bij ons geleden van 1976, met Lucien Van Impe in de Tour.

De eerste week verschenen her en der artikels over hoe goed de Belgische ploegen het wel niet deden. Even hadden ze alle truien in hun bezit en wonnen haast alle etappes. Dat klopt, maar Kittel, Greipel en Brambilla zijn wel buitenlanders. Alleen Tim Wellens, het klimproject van Lotto-Soudal, kon wat Belgisch weerwerk bieden en een mooie rit winnen. Wellens was gisteren in de klimtijdrit zeventiende en staat in het algemeen klassement op twee uur, wat geen juiste weergave is van zijn talent.

Wellens denkt dat hij niet gemaakt is voor een grote ronde. Misschien moet hij Kruijswijk even aanschieten. Die is vier jaar ouder. Het heeft bij hem ook geduurd voor hij tot wasdom is gekomen en de trainers bij LottoNL-Jumbo zijn geduldig met zijn talent aan de slag gegaan. Met de juiste training moet Wellens dit ook ooit kunnen. Ondertussen duimen maar voor Steven Kruijswijk.

Opinie over elektrische fietsen edm. in De Morgen van 21 mei 2016

Survival of the fitste fietser

Het aantal fietsers dat op elkaar botst, is gestegen. Niet te verwonderen, omdat wie niet (meer) kan of mag fietsen plots ook weer op de fiets kruipt en de slechtste fietsers zich vervolgens zo breed mogelijk maken. Vooral het aantal ongevallen met oudere fietsers is gestegen, meldden verschillende media deze week. Dat lijkt logisch: er zijn meer fietsers en dus minder beschikbare ruimte per fiets. En er zijn andere fietsers. Wie geen zin meer had in fietsen door een gebrekkige uithouding, te weinig kracht of te weinig evenwichtszin, heeft de elektrische fiets ontdekt.

Jawel, ik heb al met een elektrische fiets gereden. Met een instapmodel en deze week nog met de bolide onder de elektrische fietsen. Met het instapmodel op werkbezoek liep het verkeerd af, want ik had halfweg al geen batterijlading meer. Ik kon mijn racefietsbenen bovenhalen om bij tegenwind thuis te geraken. De Tesla van de elektrische fietsen testte ik afgelopen week. Die heet Stromer ST2S en kan 45 per uur rijden. Kost 9.000 euro. Vond ik de lichte versie een openbaring, de bolide was een sensatie. Beide keren dacht ik: stop dit in handen van mensen die niet gewend zijn te fietsen en je hebt brokken. Die hebben we nu.

Maar er is meer aan de hand dan elektrische fietsers die met de batterij in de modus FULL bij het optrekken van hun pedaal schieten, niet meer weten wat het is om 20 per uur of harder te rijden en te stoppen, of die onzeker over het eigen evenwicht het midden van de weg opzoeken. Het onbegrip van de verschillende groepen fietsers voor elkaar neemt hand over hand toe.

Wij racefietsers moeten niet moeilijk doen: er is een significant deel van ons dat fietst zoals de BMW’s of Range Rovers op onze autowegen rijden: opzij (x3), maak plaats (x3), ik heb ongelooflijke haast. Misschien is het ene het gevolg van het andere, misschien is het wel een selffulfilling prophecy, maar er is ook zoiets als het fiets- of jaagpadensyndroom. De paden met fietsers die in twee richtingen rijden, lijken steeds meer op onze drievakswegen die ooit ontelbare levens hebben geëist omdat inhalende auto’s op het middelste vak niet wilden wijken voor elkaar.

Dat gedrag zie je nu terug bij de fietsers en het zijn de slechtste, traagste en zwakst beschermde fietsers die mordicus hun plaats opeisen. Daar is niks mis mee, tenzij ze naast elkaar blijven rijden, met ook nog eens een halve meter tussen. Zoals in: hier rijden we met onze elektrische fiets, gekregen bij ons krantenabonnement, en nu zal iedereen wijken (want eigenlijk kunnen we niet goed fietsen).

Een beetje kennis van het fenomeen fietsen – je op eigen kracht verder bewegen en daarbij lucht- en rolweerstand overwinnen – zou welkom zijn, maar elektrische fietsers weten niet meer wat weerstand is. Stel, je rijdt tegenwind met twee en er komen tegenliggers aan, ook met twee. Er is plaats voor drie. Dan is het logisch dat de twee in de tegenwind hun positie op de weg mogen behouden, de ene in het wiel van de andere en misschien schuin links of rechts achter, een miniwaaiertje zeg maar. Wie met de wind rijdt, zou dan zo hoffelijk moeten zijn om wat plaats te maken, zoals in de bergen de stijgers voorrang krijgen op de dalers. Juist dat gebeurt niet. Keuvelende gepensioneerden blijven te allen tijde vrolijk naast elkaar rijden.

Om maar te zwijgen van de elektrische fietsenpaartjes die je wil inhalen. Een bel? Zelfs een misthoorn komt niet boven hun gekwetter uit. Neen, die plotse opstoot van recreafietsers op hun pseudo-brommertjes, dat loopt niet goed af. Ik voorspel nog meer ruzies, nog meer botsingen, en uiteindelijk meer (elektrische) fietsen die in de berm of – erger – in het kanaal zullen belanden. Ik zal het houden bij verbale aanmaningen, beloofd.

Column Annuska in De Morgen van 21 mei 2016

ANNUSKA

 

Morgen groot feest in Jan Breydel? Het is te hopen, want tot dusver is het wat tegengevallen met die kampioenenviering(en). Ik ben bevoorrecht getuige, want ‘woonahhtig’ in het Brugse en mijn buren die in voetbal zijn geïnteresseerd, supporteren voor Club.

Ik heb ze niet horen thuiskomen na de zegetocht. Geen getoeter, geen gebral – had ik ook niet verwacht, want ik woon in een keurige gemeente – geen cava in de tuinen waar ik met plezier was aangeschoven, en ook geen ratelend vuurwerk. Dat heb je hier alleen met huwelijken. De eerste keer dat ik – aangewaaide stedeling uit beschaafde gebieden – dat hoorde, dacht ik aan kalasjnikovs. Ik wilde de politie bellen, maar autochtonen hebben mij voor die blunder behoed, waarvoor dank.

Maar bon, de dag na de memorabele overwinning tegen Anderlecht en dus de dag van de grote viering op de Grote Markt, moest ik in Brugge zijn. Onderweg van huis naar het centrum passeerde ik de woning van een net verhuisde Club-speler. Ik verwachtte minimaal een ode van de buren of een discreet vlagje. Niets. In mijn gemeente had ik alleen bij een buur wat vlaggen zien hangen, maar ook niet meer dan verstopt achter het raam van de fermette.

Het hele traject van huis naar Brugge is ongeveer 15 kilometer en door omstandigheden verschilde de heen- van de terugweg. Ik reed niet langs de ring of de E40, dus dat kon het ook niet zijn: geen enkele vlag gezien. Wel één geparkeerde auto met twee vlaggetjes van Club en iemand met een blauw-zwarte skimuts op de parking van de AD Delhaize. Op pinkstermaandag, misschien was het wel een Brugse zot. Voorts geen enkele uiting van dolle volksvreugde. Twee dagen later op een fietstocht langs de boerderijen van Maldegem en Sint-Laureins, was meer blauw-zwart te zien.

Vorig jaar was ik het weekend na de kampioenenwedstrijd in Gent. Brugse Poort, Tolhuislaan, Sleepstraat (allemaal migrantenwijken), centrum, buurt UZ, het hing vol met blauw en wit en toen moest het grote feest nog volgen op zondag. 200.000 mensen volgens de organisatoren, 100.000 volgens de politie, woonden de festiviteiten bij. 200 of 100, maakt niet uit, volgens de meest conservatieve schatting zijn dat er nog altijd drie keer meer dan afgelopen maandag – ook op een feestdag – in Brugge.

Zou het dan toch? Dat Club Brugge niet echt van Brugge is, maar eerder van de omliggende gebieden? Dat die titel misschien elf jaar geleden is, maar toch ook al nummer veertien? En dat AA Gent meer een stadsploeg is, maar ook een hype die veel successupporters aantrekt of heeft aangetrokken? Het zal wel een beetje van dat alles zijn.

Voorlopig was hét hoogtepunt van de Brugse feestvreugde het optreden van ene Annuska uit Wingene. Op de Eiermarkt, een centrale plek in wel meer memorabele recente FCB-momenten, zoals het in elkaar slaan van de Napoli-supporters, stalde ze na de wedstrijd haar fijne vleeswaren uit. Naburige consumenten mochten die vrijelijk en gratis aanraken, al deed ze dat zelf veel beter. Als u wilt weten wat ik bedoel, zoek eens op haar naam naar filmpjes op hln.be en nieuwsblad.be.

Ik kende tot nog toe een bouwondernemer en een apotheker in Wingene, maar niet Annuska. Enfin, toch niet die Annuska, wel een andere uit een naburige gemeente, maar die doet in kinderopvang. Die zal het echt niet zijn, of ze heeft geen kindjes meer.
De landelijke gebieden ten zuiden van Brugge, waar tien keer meer varkens dan mensen wonen, zijn helemaal van slag door het fenomeen Annuska. Ze zou een verleden hebben in de erotische sector, ze zou ooit een ex-partner in elkaar hebben geslagen en in plaats van in therapie te gaan, nam ze in 2006 deel aan Undercover Lover op VT4. Maar nu zou ze op het goede pad zijn, behalve dat ze na haar felgesmaakt optreden een nachtje in de cel belandde.

Flauw is dat van de Brugse politie. Ik stel voor dat Bart Verhaeghe, Vincent Mannaert en successupporter Renaat Landuyt dat goedmaken en haar een wellnessruimte in het nog te bouwen Club-stadion aanbieden. En voorlopig minimaal een functie op de pers- en pr-dienst.

 

Annuska

Over Russen, Kenia en WADA in De Morgen van 14 mei 2016

Gooi de Russen eruit

(en de Kenianen,

en het WADA)

 

Enkele maanden geleden had ik een e-mailadres op de kop kunnen tikken van Grigory Rodchenkov, de voormalige directeur van de Russische antidoping, maar daar antwoordde hij niet meer op. Jammer, want ik wist van één verdachte dode in zijn buurt – het blijken er nu al twee te zijn – en ik had het eerste rapport van het wereldantidopingagentschap WADA uit 2015 gelezen over de Russische dopingpraktijken tijdens de Olympische winterspelen in Sotsji.

Eén cryptische paragraaf had mijn aandacht getrokken. Ik citeer letterlijk:

“Dir. Rodchenkov bevestigt dat het lab in Moskou geplaagd werd door externe bemoeienissen bij de analyses. Dir. Rodchenkov verklaarde dat hij in een systeem moest werken dat hem verplichtte bepaalde dingen te doen. Dir. Rodchenkov wilde er niet op ingaan wat dat precies was.”

Je zou hebben verwacht dat het WADA daar tot op het bot zou zijn gegaan, maar neen. Case closed, zowaar. En Grigory, zoals de charmante man doorgaans wordt aangeduid, zat volgens mijn bron inmiddels al in de VS. Een maatregel uit voorzichtigheid omdat hij niet nogmaals dood wilde worden verklaard, zoals hem al eens verkeerdelijk was overkomen. Want, zo had hij gegrapt, een nieuw in memoriam was ongetwijfeld juist geweest.

Geheime dienst FSB

Grigory heeft een Amerikaanse documaker en The New York Times op bezoek gekregen en nu gaat hij voluit. Zoals dopingprofessor Peter Van Eenoo duidt (zie interview), zal hij ongetwijfeld wat extra piment bij zijn saus hebben gedaan, maar de feiten blijven hoogst onrustwekkend. Tot de essentie herleid gaat het hierom:

De rol van de FSB is in deze materie gekend. De rol van sommige overheden in nationale dopingzaken ook, maar dat zou geen beletsel moeten zijn voor een degelijke controle. Peter Van Eenoo, die daar aanwezig was, zag ook rare mannen die een kantoortje hadden en eigenlijk de hele dag niks deden, behalve een paar keer per dag confereren met Rodchenkov. Dat was ongetwijfeld de FSB.

Die cocktail, dat kan ook kloppen, want Rodchenkov is in 2011 in de problemen gekomen voor vermeende dopinghandel, samen met zijn zus. Hij werd op mysterieuze wijze gerehabiliteerd en is toen wellicht voor de kar van de FSB gespannen. Of die cocktail niet opspoorbaar zou zijn, daar kan serieus aan worden getwijfeld, want dan was het ook niet nodig geweest om de urinestalen te manipuleren.

Verzegelde stalen die open en dicht kunnen worden gedaan, is niks minder dan het armageddon van de dopingbestrijding. Zonder de zekerheid dat het staal van Pietje Rap ook van Pietje Rap is, staat alles op de helling. Elke positieve kan dan negatief worden of elke positieve kan komen klagen dat hij eigenlijk negatief was, want dat met zijn staal is geknoeid.

Kortom: veel wijst erop dat dit verhaal klopt en dat wordt ook onrechtstreeks bewezen door de opmerkelijke resultaten van de Russische atleten in Sotsji. Hun meest recente resultaat op het wereldtoneel was een derde plaats, na de VS en China op de Zomerspelen van Londen waar 82 medailles werden gewonnen. Dat was zwak, en ook op de Winterspelen werd doorgaans slecht gepresteerd. Behalve dan in het eigen Sotsji, waar de Sportvereniging Vadertje Rusland de eerste plaats wegkaapte met 33 medailles waarvan 13 keer goud. Vier jaar eerder in Vancouver haalden ze 15 medailles en 3 keer goud. Een thuisland heeft altijd thuisvoordeel, maar van 3 naar 13 gouden plakken is een hoogst verdachte stijging.

Urinestalen verwisselen

Na het roeien, gewichtheffen en atletiek is dit het zoveelste schandaal in de Russische topsport. Het zal de geplaagde Spelen van Rio niet vooruithelpen en geopolitiek zou het een extra breuklijn betekenen tussen de wereld van Poetin en de rest van de planeet, maar wordt het inmiddels geen tijd voor een lock-out van de Russen?

Natuurlijk zullen er nog Russen zijn die zuiver op de graat medailles willen en kunnen winnen, maar daar gaat het allang niet meer om. Rusland is al sinds het aantreden van Poetin als president geobsedeerd om de verloren status (132 medailles in Seoel als USSR) te herwinnen, maar slaagt daar niet in met puur sportieve middelen. Telkens weer, al sinds Salt Lake City 2002, worden in de aanloop naar of op de Spelen hele horden Russen betrapt op doping.

Volgens de WADA-statistieken is een op de drie overtredingen van het bloedpaspoort sinds 2010 – zolang bestaat het nog maar – voor rekening van Russen. In 2012 heeft ene mijnheer Popov, voormalig werptrainer van de Russische nationale ploeg, aan het WADA gemeld dat 67 atleten in ruil voor 30.000 roebel (zo’n 400 euro, volgens de huidige wisselkoers) hun urine hebben laten verwisselen door Rodchenkov. Discuswerpster Daria Pisjalnikova had ook betaald, maar was toch positief bij een hertest in Lausanne en was zo pissed dat ze daarop een kwaaie brief schreef naar het WADA.

Onkunde van het WADA

Wat is met die info gebeurd? Waarom is dat nooit onderzocht? Waarom heeft het WADA de aanbeveling van het Internationaal Olympisch Comité om de dopingstalen niet in Sotsji te laten onderzoeken nooit willen volgen?

Wat heeft dat WADA eigenlijk gedaan al die jaren, behalve dan klagen over te weinig geld en met de brulboei Dick Pound op kop wielrennen viseren? Wielrennen – en daarvoor is deze rubriek te klein, maar ik wil dat nog wel eens uitleggen – was een voorbeeldsport als het om dopingbestrijding ging.

Waarom kijken ze in die koepelbonden allemaal de andere kant op? Gisteren nog een persbericht van sportminister Muyters (N-VA) gekregen, vanuit Montreal zowaar, want hij zetelt in de WADA Foundation Board. In dat bericht stond een paragraafje over de klacht van voormalig UCI-baas Hein Verbruggen tegen het WADA en vooral Dick Pound. Die wordt door het WADA afgedaan als een persoonlijk vete tussen de twee heren, en dat kan kloppen, maar het is wel Pound die is begonnen. Inmiddels stelt Verbruggen wel de juiste vragen. WADA antwoordt met advocaten.

Waarom is het WADA nooit achter Rusland aangegaan? Misschien omdat ze 700.000 dollar (620.000 euro) hebben gekregen van de Russische overheid. Misschien uit onkunde. Misschien onwil en onkunde, maar vooral veel van dat laatste, want van Kenia hebben ze nooit geld gekregen en die laten ze ook al zeventien jaar met rust. Van de week werd weer eens bewezen dat de Kenianen gewoon geen zin hebben om die dopingcontroles voor eens en voor altijd goed te organiseren.

Die Spelen in Rio zijn nu al geen daverend succes en alle nieuws dat uit die richting komt, bevestigt dat. Misschien is dit het moment om grote schoonmaak te houden. Laten we beginnen met Rusland en Kenia de wacht aan te zeggen. En na de Spelen móét dat WADA op de schop.

Over de Rode Duivels-selectie in De Morgen van 13 mei 2016

Oef, we kunnen aanvallen

(of we kunnen verdedigen)

De selectie voor het Europees kampioenschap dat we gaan winnen, heeft de gemoederen niet verhit. Aanstaand kampioen Club Brugge krijgt twee spelers bij de Rode Duivels, Anderlecht en uittredend kampioen AA Gent geen. Hiermee kan de bondscoach alle kanten uit, maar het moeilijkste komt nog.

Vierentwintig spelers heeft Marc Wilmots opgeroepen: drie doelmannen, negen verdedigers (van wie één afvalt), vier (verdedigende) middenvelders, acht aanvallers (tot wie ook de aanvallende middenvelders behoren). Zeven spelers zijn stand-by. De geblesseerde captain Vincent Kompany kwam maar heel even ter sprake. Hij zal geen deel uitmaken van de delegatie.

Vier van de 24 geselecteerden spelen in België. Eén (derde doelman) Gillet zal normaal nooit spelen, maar drie verdedigers komen uit de Belgische competitie én ze hebben reële speelkansen. De oproeping van Björn Engels is niet meer dan normaal, maar over de capaciteiten van Thomas Meunier is minder eensgezindheid, toch wat verdedigen betreft. Engels en Meunier spelen bij aanstaand kampioen Club Brugge.

Op de linksachter is zowaar een afscheidnemende speler van KV Oostende geselecteerd: Jordan, kleine broer van Romelu Lukaku. Zelfde opmerking voor Jordan Lukaku als voor Meunier: verdedigend niet al te gedisciplineerd en/of slim, maar net als Meunier in staat om verschillende keren de achterlijn te halen en in dat opzicht verbaast deze ambitieuze selectie nog het meest. Al temperde Wilmots meteen de verwachtingen: “Voor mij blijven Jan Vertonghen en Toby Alderweireld (beiden van opleiding centrale verdedigers, HVDW) mijn backs. Jason Denayer speelt zeker centraal en naast hem staat normaal Nicolas Lombaerts (nog licht gekwetst, HVDW) of Thomas Vermaelen.” Toch maar even de oefenwedstrijden afwachten.

Van de negen verdedigers moet er nog één afvallen, want de uiteindelijke EK selectie is begroot op 23. In het verdedigend compartiment van het middenveld heeft Marc Wilmots genoeg aan vier kanjers, stuk voor stuk van internationale klasse. Al is ook over hen niet altijd unanimiteit. De enige certitude van het viertal Witsel, Fellaini, Dembélé en Nainggolan, is die laatste. De breker/ opbouwer van AS Roma werd pas geselecteerd na het teleurstellende WK van 2014 maar is incontournabel geworden.

Kampioen Gent heeft geen spelers in de selectie. Alleen Matz Sels moet zich als derde doelman klaar houden om een eventuele blessure op te vangen. Niet alle waarnemers zijn ervan overtuigd dat Steven Defour zonder zijn blessure in de selectie had gezeten namens Anderlecht. Paars-wit heeft zelfs geen spelers bij de reserven, Club met Laurens De Bock wel.

Ander statistisch cijfermateriaal: precies de helft van de geselecteerden zijn nieuwe Belgen, van wie vijf met Congolese roots, een absoluut record. Ook precies de helft – als je de perfect tweetalige Lukaku’s bij de Franstaligen rekent – is Nederlandstalig.

De Bruyne krijgt de sleutels

Marc Wilmots kan het eerste puntje van zijn bucketlist wegstrepen. De selectie maken was ook de makkelijkste opdracht. Dat die geen wereldschokkend nieuws bevatte, kan worden afgeleid uit de gematigde reacties in zowel de traditionele als de sociale media. Grootste nieuwigheid is misschien toch het oproepen van woelwater Michy Batshuayi van Marseille (en straks misschien West Ham United), hoewel die al heeft bewezen dat hij in zijn eentje als aalvlugge pocketspits het verschil kan maken.

Met deze selectie kan Marc Wilmots alle kanten uit, maar het is toch een verheugende vaststelling dat hij in de spits drie verschillende types heeft geselecteerd: de beuker-atleet Romelu Lukaku, de targetman Christian Benteke en de aalvlugge en sterke Michy Batshuayi. Reken daarbij de aanwezigheid van echte vleugelbacks – weliswaar met alleen ervaring in de Jupiler League – en dan heeft deze selectie best wel wat aanvallend potentieel.

Wilmots gaf de sleutels van de ploeg in handen van Kevin De Bruyne. “Hij wordt mijn nummer tien en als hem iets overkomt, zetten we daar Eden Hazard.” Dat betekent in ideale omstandigheden een zwervende rol op links of rechts voor de speler van Chelsea die net op tijd zijn vorm te pakken heeft. Dat worden de volgende puntjes op de bucketlist van de bondscoach, en meteen een hernieuwd examen na de Worldcup: de juiste namen invullen voor zijn opstelling en de spelers met de juiste intenties in het veld sturen.

Column over Vincent Kompany op demorgen.be van 9 mei 2016

Kijken of Guardiola aan

monumentenzorg wil doen

Er zijn er die een journalist bellen. Dat zijn de kleintjes. Sommigen laten een persbericht opmaken, door hun club of personal assistant of zaakwaarnemer. Dat zijn de groten. Outlier Vincent Kompany is groter dan groot. Het buitenbeen in hem zegde het met een persoonlijke brief op Facebook. Zo kennen we hem: altijd de regisseur van zijn eigen triomfen en nu ook van zijn mislukking. Al is mislukking misschien een te zwaar woord, voor de blessure te veel op een te slecht moment.

Hij geeft niet op, zegt hij. In 13 jaar profvoetbal 34 blessures, waarvan 5 alleen al dit seizoen, er zijn er die voor minder opgeven. Door die eerste 4 kuitblessures was hij dit seizoen al 24 weken uit, dat is haast een half jaar. Na de kuit is het nu de beurt aan de slanke dijspier, zeg maar een adductor, aan dezelfde kant. Dat is één bewegingsketen en alle problemen in die keten houden met elkaar verband.

De kans dat Vincent Kompany nooit meer zijn oude niveau haalt, is vele malen groter dan dat hij na de zomer terugkeert bij Manchester City, spelend als een jonge god, met spieren en pezen als stalen kabels, gewrichten en kraakbeen netjes doorbloed en bevloeid.

Voor alle topsporters is er een punt waarop het bergaf gaat en dan helpt geen bezoek aan een dokter in München of Barcelona, ook niet aan een sjamaan in Zuid-Amerika. Zelfs Lieven Maesschalck kan dan moeilijk nog helpen. Als de blessure een constructiefout wordt, geeft een kaarsje branden in Scherpenheuvel evenveel garantie op succes.

Dit is de kroniek van een aangekondigde sloop: als het op is, is het op in topsport en bij Kompany lijkt het stilaan op. Zijn af en toe cryptische brief laat vermoeden dat hij ernstig rekening houdt met dat scenario.
“Ik bepaal mijn toekomst. Er is altijd iets grootser in het leven en het onvermogen dat te zien, zal mij doen falen.” (Een beetje filosoof is hij altijd geweest.)

“Succes in ons leven kan in verschillende vormen komen. Ik heb het grootste respect voor wie zijn uitdagingen in het leven het hoofd biedt met een positieve ingesteldheid.”

Twintig was Vincent Kompany toen hij een avond kwam aanschuiven bij de World Cup-talkshow op wat toen nog VT4 heette. Na de uitzending bleef hij napraten en mannen die zijn vader konden zijn als Rick de Leeuw, Aad de Mos en ondergetekende, luisterden met open mond naar zijn wijsheden. De volgende ochtend ging hij mee voor een ochtendloopje, strooide met complimentjes over conditie in relatie tot leeftijd (eigenlijk een belediging, maar bon, het was goedbedoeld) en sprak profetische woorden. “Als ik de pijntjes nu al voel, zie ik mij dit nog hooguit tien jaar volhouden.” Dat was in de mooie zomer van 2006, precies tien jaar geleden.

Een jaar later speelde hij in Hamburg en kon ik hem interviewen. De Duitsers hadden hem bedacht met een koosnaampje: der Gläserne Mann, vertaling overbodig. Hij miste er twee halve seizoenen en hij haatte die naam. Hoe hij het in Engeland vanaf 2008 zolang volhield, mag een raadsel heten. We zagen elkaar terug aan het eind van het seizoen 2010-2011 in zijn woonplaats. Hij had dat jaar 49 wedstrijden gespeeld, haast alles. “Ik ben een veel betere atleet geworden.”

Dat was hem aan te zien, maar het was bepaald zorgwekkend dat ook op zijn bovenlichaam koorden van spierbundels lagen. Waar heb je dat voor nodig, vroeg ik. Hij antwoordde: “Dit is Engeland, de meest fysieke van alle competities. Sommige trainingen zijn hier oorlogen, erger dan de wedstrijd.”

Op de meeste professionele sites staat Kompany gelist als 1,91 meter en 84 kilogram, terwijl hij op de weegschaal zeker dicht bij de 100 kilogram uitkomt. Heeft dat hem de das omgedaan? Te veel, te vaak, en met een te getraind lichaam? Of is dit een speling van het genetische lot?

In herstel zit evenveel psychologie als kinesitherapie, dus geeft Lieven Maesschalck hem nog vijf jaar topvoetbal. Hij mag dat zeggen, hij kent er meer van, maar mogen wij ook twijfelen? Er is maar één scenario denkbaar waarbij Vincent Kompany als speler nog doorgaat: een lange revalidatie na de operatie, gedaan met vooropgaan in de strijd op elke training en met de zegen van de coach voortaan van wedstrijd naar wedstrijd toeleven. Eerst maar eens dat gesprek met zijn nieuwe coach Pep Guardiola aangaan en kijken of die aan monumentenzorg wil doen.

Column over Leicester en Atlético in De Morgen van 7 mei 2016

Leicester-Atlético

Leicester City kampioen, moeten we daar nu echt blij om zijn? Toch niet omdat het een klein, sympathiek ploegje zou zijn. Klein is erg relatief in Engeland en aan de promotie in het seizoen 2013-2014 is creatief boekhouden te pas gekomen. Met enkele opzichtige trucs hebben ze toen de Financial Fair Play omzeild door veel meer salaris te betalen (aan betere spelers) dan ze voetbaleconomisch konden verantwoorden. Ze kunnen er nooit voor worden teruggezet, zoals wel eens wordt gesuggereerd, maar een flinke boete kan wel nog, al zullen de Thaise eigenaars daar nu niet meer om malen.

Leicester kampioen kan uitgelegd worden als de triomf van een klein, sympathiek ploegje van noeste werkmensen, maar meer nog als een systeemfout in de rijkste competitie ter wereld. Eén, twee, drie keer een vreemd resultaat ligt in het toevalspel voetbal besloten, maar niet een kampioen die Leicester heet na een reeks van 38 wedstrijden. In Manchester, Londen en Liverpool moeten de coaches en CEO’s zich voor de kop slaan.

Leicester kampioen is ook niet de triomf van mooi voetbal. Geen enkele ploeg in de Premier League wil de bal minder graag en geen enkele ploeg in de Premier league hanteert vaker de lange bal. Zeven procent van alle passes zijn lange ballen. Dat is gigantisch en in Europa doen alleen Darmstadt en Ingolstadt beter. Attractieve ploegen als PSG, Bayern München en Barcelona spelen 1,1 tot 1,4 procent lange ballen.

De klassering bewijst dat Leicester kampioen is omdat de anderen het hebben laten afweten. Het staat met nog twee wedstrijden te gaan op 77 punten. Dat kunnen er maximaal 83 worden en geen enkele ploeg werd de voorbije vijf jaar kampioen met zo weinig punten. Leicester is ook geen kampioen omdat het makkelijk scoorde: voor het tweede jaar op rij – na de 73 doelpunten van het Chelsea van Mourinho – vestigt de kampioen weer een laagterecord: momenteel staat Leicester op 64 doelpunten.

Twee dagen na de titel van Leicester haalde het ‘kleine en moedige’ Atlético Madrid de finale van de Champions League door het ‘grote en arrogante’ Bayern München uit te schakelen. Moeten we daar ook blij om zijn? Het is te hopen dat Leicester volgend jaar in de poulefase van de Champions League ingedeeld wordt bij Atlético Madrid. Dat wordt dan een avond voor een filmpje à la carte.

Je kunt het zo al verzinnen: Leicester met veel spelers achter de bal en die draafkip van een Jamie Vardy voorin, wachtend op zijn lange bal. Alleen komt die niet, want in Spanje kunnen ze veel beter verdedigen dan in de Premier League en bovendien heeft Simeone naar aloude traditie alles dichtgetimmerd, acht man achter de bal, wachtend op die ene fenomenaal snelle en perfect uitgevoerde transitie.

Neen, Atlético Madrid is geen Leicester, maar het eindresultaat is niet minder destructief en niet minder onaantrekkelijk. Zou er ooit negatiever, vileiner zijn gevoetbald door betere voetballers? Niet sinds het Inter Milaan van Sandro Mazzola, dat tot ergernis van alle voetballiefhebbers over de hele wereld – met uitzondering van de Interisti – in 1964 het grote Real Madrid van Puskás en Di Stéfano schaakmat zette. De grote Johan Cruijff zaliger zelf luidde in 1972 het einde in van de blauw-zwarte sloopmachine door twee keer te scoren voor Ajax in de Europacup-finale.

Jammer, maar alles komt altijd terug, ook het slechte, ook in voetbal. Atlético is Inter revisited en geperfectioneerd voor de 21ste eeuw. Ronduit hatelijk hoe dat vreselijke Atlético deze week het voluntaristische Bayern schaakmat zette. We zijn ver van huis en van de oorspronkelijke bedoeling van voetbal en bij uitbreiding sport als zo weinig mogelijk investeren en zoveel mogelijk profiteren de trend wordt.

Jammer, want wat een verzameling goede voetballers heeft dat Atlético, met voorop die wonderlijke Griezmann: balvaardig, snel, tactisch gedisciplineerd, mentaal en conditioneel ijzersterk. Maar als ze de minste tegenstand vermoeden, reduceren ze voetbal tot een loopspel voor gedisciplineerde, gebrainwashte Special Forces, op afstand bestuurd door een psychopaat.

Tja, die Diego Simeone. Als je van Mourinho houdt, dan ook van Simeone zeker? José Mourinho is erg, maar Simeone wens je levenslange collocatie toe: voor zijn geschifte gedoe aan de zijlijn en vooral voor zijn voetbal, destijds al als speler en nu ook als trainer.