Column Froome na Giro in De Morgen van maandag 28 mei 2018

Froome is niet bovenmenselijk

Chris Froome heeft de Giro gewonnen en wordt zowat uitgespuwd. Omdat Chris Froome nu al een aantal grote rondes op rij met zijn Sky-brigade de wedstrijd controleert zoals Lance Armstrong dat deed (behalve dan deze Giro)? Omdat Chris Froome op zijn fiets zit zoals mijn postbode met het BMI van …

Chris Froome heeft de Giro gewonnen en wordt zowat uitgespuwd.

Omdat Chris Froome nu al een aantal grote rondes op rij met zijn Sky-brigade de wedstrijd controleert zoals Lance Armstrong dat deed (behalve dan deze Giro)?

Omdat Chris Froome op zijn fiets zit zoals mijn postbode met het BMI van een Somaliër die vier maanden onderweg was zonder een deftig maal?

Omdat Chris Froome die arme Tom Dumoulin zijn tweede Giro-zege op rij afpakt?

Omdat Chris Froome, nadat hij eerst menselijk was verklaard, ineens weer bovenmenselijk presteerde door op tachtig kilometer van de aankomst een solootje op te zetten?

Of omdat Chris Froome bij Sky rijdt en Sky in opspraak is gekomen?

Of misschien omdat Chris Froome in de Ronde van Spanje een urinestaal afleverde waarin een overdreven grote hoeveelheid salbutamol werd gevonden?

Wellicht ook omdat Chris Froome een wielrenner is en deze sport obsessief destructief de eigen kleine miserie uitvergroot tot planetaire bedreigingen.

De eerste drie ‘omdats’ zijn het niet waard om op in te gaan. Oké, het is een lelijke wielrenner en de dominantie van één team is nooit leuk en jawel, de overwinning van zo’n Tom Dumoulin vorig jaar was een gigantische opluchting.

En dan nu waar het echt om gaat.

Was het bovenmenselijk om op tachtig kilometer weg te rijden en te blijven? Ik heb nog geen data zien verschijnen om ons erop te wijzen dat Froome te lang aan te hoge wattages zou hebben gereden. Inmiddels is al uitgebreid aangetoond dat op deze methode behoorlijk wat ruis zit, maar er is een publiek voor.

Volgens ex-Tour-arts en dopingspecialist Jean-Pierre de Mondenard kon Froome die solo vooral bolwerken omdat de rest van het veld in de derde week nog slechts een verzameling halve zolen was. Naast Froome, negen podia in grote rondes waaronder vijf overwinningen, heeft maar één andere deelnemer van deze Giro een grote ronde gewonnen, Tom Dumoulin. Hij was dan ook de op één na beste.

Eén andere, Thibaut Pinot, had ooit een keer op een Tour-podium gestaan, in 2014 toen Froome en Contador na valpartijen de strijd moesten staken. Het was dus een strijd van één man tegen jongens en de mannen zijn altijd op hun best als het wat langer duurt. Chris Froome (33) had gezegd dat hij er in de derde week wilde staan en dat is hem ook gelukt.

Her en der wordt het nu voorgesteld alsof Chris Froome ineens in 2013 vanuit het niets een grote ronde won. Dat is de geschiedenis behoorlijk geweld aandoen. De man was al tweede beste tijdrijder van zijn land na Wiggins in 2010, was in 2011 in de Vuelta en
in 2012 in de Tour beter dan zijn kopman Bradley Wiggins en werd door de wetenschappers van Sky al snel hoger ingeschat dan Wiggins. Zijn geschiedenis van malheuren en ziektes wordt daarbij ook gemakshalve vergeten. Hij was 28 toen hij zijn eerste grote ronde won. Daar is niets abnormaals aan.

Maar hij rijdt bij Sky, een verdacht team. Welnu, wat de zaak-Wiggins betreft: Dat. Is. Geen. Zaak. En dus ook geen doping. Als je ziet wat Wiggins allemaal moest nemen om zijn hooikoorts en ademhalingsproblemen te controleren – verschillende sprays en pillen en wat al niet meer – dan is het volstrekt logisch dat één goede spuit werd verkozen. We spreken over 2012, welteverstaan. Vandaag zou zo’n therapeutische uitzondering al lastiger zijn om te krijgen.

Ik moet ook de eerste wielerarts tegenkomen die mij bevestigt dat Wiggins drie weken lang de Tour heeft gedomineerd op die 40mg triamcinolone. Ik zou meteen ook graag van die wielerarts willen horen of hij deze Giro-overwinning van Froome toeschrijft aan het langdurig gebruik van salbutamol voor zijn inspanningsastma. En hij mag mij desgevallend ook de wondermiddelen aanwijzen die je in de derde week bovenmenselijke krachten geven.

Ik ken het antwoord: die zijn er niet. Niet de artsen en niet de wondermiddelen. Tenzij Froome een Landisje heeft gedaan en met bloedtransfusies heeft gewerkt. In dat geval zullen we het snel genoeg te weten komen. Overigens is door ernstige artsen en fysiologen ook altijd beweerd dat de fenomenale prestatie van Floyd Landis in 2006 (weggereden naar La Toussuire en uit de doden opgestaan een dag later richting Morzine) niet kan worden verklaard door een bloedzakje, maar dat het wel degelijk om een fenomenale prestatie ging.

Wat die salbutamolzaak van Froome betreft, nog dit. Geen enkele studie vindt een effect op de respiratoire prestaties van gezonde mensen als die puffen. Bij supra-therapeutische doses zou er licht anabool effect optreden, maar dan vooral bij krachtsporters. Of dat dan het grote geheim is van Chris Froome, is zeer de vraag.

Sowieso is zijn salbutamolprobleem geen positieve plas die tot een onmiddellijke schorsing kan leiden. En je krijgt er ook geen vier jaar voor, zelfs geen twee jaar. Er is een goede reden waarom het Wereld Antidopingagentschap daartoe heeft beslist, lang voor Froome. De salbutamoltesting gaat uit van grenswaardes en die kunnen nogal verschillen van geval tot geval. Daarom wordt nader onderzoek gevraagd en niet omwille van klassejustitie, zoals weleens wordt uitgelegd.

In dat verband is het interessant te weten dat sinds de zaak-Froome het WADA zijn analyserichtlijnen heeft veranderd. Sinds begin 2018 moeten de labo’s ook ineens de densiteit van de urine rapporteren. Je kan er gif op innemen dat dat een element zal zijn in de verdediging van Froome.

Ongelooflijk/ongeloofwaardig (schrappen wat niet past) was een kop in een krant. Typisch wielrennen. Ik weet het niet, maar het zou mij niet verwonderen als Froome straks vrijuit gaat en in één moeite de Tour wint. Wellicht vindt men dat dan ook ongelooflijk ongeloofwaardig. Het zij zo. Nuance is aan deze sport en haar volgers niet besteed.

 

 

Froome

Column over de 20Km van Brussel in De Morgen van zaterdag 26 mei 2018

Hitte zit tussen de oren

Hoelang een mens zonder drinken kan? Zeven dagen in ideale omstandigheden, rustend, maar dan wel indoor, heeft het Amerikaans leger ooit uitgevlooid. In de woestijn onder de blote hemel heb je zonder zon gemiddeld 23 uur respijt, overdag in de zon 16 uur. Dat alles op voorwaarde dat je niet probeert tegelijk je pr te verbeteren op de halve marathon.

Alle begrip dat niet elke journalist over alle onderwerpen het fijne weet, maar zoals die mevrouw van de 20 kilometer door Brussel deze week werd ondervraagd op Radio 1, dat getuigde van heel weinig kennis en heel veel demagogie. Ja, het zal warm worden dit weekend. En ja, er wordt zondag 20 kilometer gelopen door de straten van Brussel en neen, supergezond is dat niet, maar je moet het ook niet voorstellen alsof die organisatoren hoogstpersoonlijk 40.000 medeburgers door de woestijn sturen met als eindpunt Raqqa, in de goeie ouwe IS-tijd welteverstaan.

De demagogie school in de vraag waarom ze die wedstrijd niet naar 6 uur ’s ochtends zouden vervroegen. Dat was een suggestie van cardioloog Pedro Brugada. Die heeft natuurlijk gelijk dat lopen in de hitte gevaren kan opleveren. Er heeft weleens iemand last gekregen van hartritmestoornissen, maar je moet al heel wat fout doen om in een inspanning van maximaal 2,5 uur (wie langer nodig heeft, gaat beter wandelen) zo uitgedroogd te geraken dat je hartritmestoornissen krijgt. Hij had ook gelijk dat de lopers zich maximaal moesten beschermen tegen de hitte, bijvoorbeeld door een pet op te zetten.

Daarover had het moeten gaan op de radio: hoe bescherm je je? Wrijf je in met zonnecrème, maar met welke factor en wat is het beste merk voor transpirerende sporters? Welk shirt draag je? En van levensbelang: niet hoeveel, maar wat en hoe drink je? Als iets moet worden afgeraden, dan wel te véél water drinken bij inspanningen.

Hyponatriëmie heet dat fenomeen en in tegenstelling tot dehydratatie, is dat echt levensbedreigend: in de Amerikaanse marathons zijn meer mensen gestorven van te veel te drinken, dan van te weinig. Te veel drinken zorgt voor een te lage concentratie elektrolyten, waaronder natrium, waardoor (even kort door de bocht) de spieren niet juist meer samentrekken. En laat nu zo’n heel belangrijke spier de hartspier zijn en de cirkel is rond, je krijgt… hartritmestoornissen. Misschien.

Recent wetenschappelijk onderzoek heeft overigens uitgewezen dat 2 procent gewichtsverlies geen verminderde prestaties als gevolg heeft, dus een beetje te veel vocht verliezen op een inspanning van goed twee uur kan geen kwaad.

Een ander verhaal is natuurlijk de hitteslag, maar ook daar valt goed nieuws te melden. De vergelijking met de 10 Miles in Antwerpen, waar wel driehonderd mensen verzorging nodig hadden, slaat nergens op. Starten om 14.30 uur bij heet weer is waanzin, dus dat zouden ze daar beter veranderen als dat hete weer ineens op het dak komt vallen.

De 20 kilometer start om 10 uur. Eind mei is het dan nog redelijk koel en de zon staat nog niet op zijn hoogst, dus schaduw genoeg, ook onderweg op dat parcours, en het lichaam zal geleidelijk kunnen wennen aan de temperatuur. Wat niet zal beletten dat in die laatste oplopende kilometers richting Jubelpark wel wat zwijmelaars de weg kwijt raken, dat er veel blaren zijn door al het water op
de weg en de douches waar ze onderdoor zullen lopen. En jawel, dat er een hartdode, of meer dan één, te betreuren zal zijn, zoals wel vaker. Dat is dan meestal iemand die vroeg of laat door dezelfde panne de geest had gegeven, maar is er iets mooier dan sterven tijdens het sporten?

Voorts kan ik nog melden dat eveneens omstandig onderzoek heeft uitgewezen dat als je een groep laat testen bij 30 graden en vervolgens de temperatuur gelijk houdt, maar meldt dat het nu maar 25 graden is, de prestaties verbeteren. Hitte, wat je ervan voelt en hoe je ermee omgaat, zit ook tussen de oren.

En als u dat niet gelooft: vooraf 1 gram paracetamol en geregeld kleine slokjes isotone sportdrank heeft bij mij altijd wonderen gedaan, maar niet doorvertellen.

Disclaimer bij het lezen van dat soort rampverhalen: het blijft veel gezonder om aan sport te doen, ook als het een beetje warm is, dan niet aan sport te doen.

HANS VANDEWEGHE

20km van brussel-mail

 

Column over Coucke en RSCA in De Morgen van 24 mei 2018

De republiek Coucke

Wat er anders is aan het Royal Sporting Club Anderlecht onder Marc Coucke? Stel de vraag anders: wat verandert niét aan het Royal Sporting Club Anderlecht onder Marc Coucke? De plek waar gespeeld wordt, het stadion, maar dat zal dra een andere naam krijgen. Aan het spel verandert ook weinig. Het zal met elf tegen elf zijn en om de 45 minuten zullen ze van kant wisselen en wie de meest goals maakt, wint.

Afgezien van die details is Anderlecht onder Coucke een totaal andere club, met een compleet nieuwe structuur, met andere stuurlui aan het roer, en vooral met een andere commerciële en sportieve aanpak. Coucke doet zijn reputatie van gamechanger alle eer aan. Hij heeft het spel al altijd anders en sneller dan de anderen gespeeld, maar dit is meer dan een verandering, dit is de Brabantse omwenteling revisited en deze keer zal ze lukken. Het keizerrijk Vanden Stock wordt de republiek Coucke. Alleen al de stijl waarin werd gecommuniceerd. Coucke in het Nederlands met Gentse tongval, maar ook bepaald sterk in het Frans, ongeschoren voor zijn State of the Union, ze zouden hem voor de grap in een split screen moeten tonen met zijn voorganger monsieur Roger. Dit is de snelste tektonische verschuiving ooit.

De voorzietaire is nu gewoon Marc voor de vrienden en voor alle anderen. Samen met de ook al Nederlandstalige Jo Van Biesbroeck, de financieel directeur die de verkoop in goede banen leidde, gaf hij tekst en uitleg bij de plannen. Bottomline: ze gaan besparen en toch investeren en het zal ze nog lukken ook want bij Anderlecht zat meer vet op de soep dan er soep onder het vet zat.

Coucke blijft een meester-verleider met wie je altijd en overal een slag om de hand moet houden, maar zijn belofte van transparantie, van meer beleving, van meer return voor de partners en voor de fans, klonk alvast niet hol. De plannen zijn niet min en om een aantal van de directe verwezenlijkingen kan ook worden gelachen, Couckiaans als ze zijn: zo zal GaultMillau punten geven aan de verschillende restaurants en traiteurs in het stadion. Elke wedstrijd. Voor de Saint-Guidon, ooit een sterrenboîte, werd Christophe Hardiquest van Bon Bon aangetrokken. Couckes huiskok Wout Bru, die hij uit het moeras trok, zal ook langskomen als hij hem kan missen in Durbuy.

En het voetbal? Er worden ongeveer tien spelers aangetrokken. Dat een club meer is dan de optelsom van de veertig wedstrijdresultaten bewijst een andere voormalige marktleider. Meer zelfs, sportieve resultaten moeten los worden gezien van de commerciële. Man United wint al vijf jaar geen titel meer in Engeland, speelt onder Mourinho abominabel voetbal maar blijft de club met de grootste omzet (en mooie winstcijfers) omdat de business klopt. Het commerciële verhaal van Anderlecht was dus de hoofdbrok op de State of the Union van Marc Coucke.

Zoals een éminence très grise van het huis gisteren uit de doeken deed, zijn er vijf periodes te onderscheiden in de uitbouw van dit kroonjuweel van het Belgisch voetbal.

Het begon met de periode Theo Verbeeck, gevolgd na de oorlog door de periode Roossens-Steppé, met daarna de dominantie in België en de Europese doorbraak met de tandem Constant Vanden Stock-Michel Verschueren.

Anderlecht 4.0 was het Anderlecht van Roger Vanden Stock en Herman Van Holsbeeck. Ondanks de tien titels was dit de periode waarin ze niet alleen hun marktleiderschap in het Belgisch voetbal kwijt speelden, maar zelfs het voorbestaan van het instituut Anderlecht regelrecht gevaar liep.

Met de twee-eenheid Coucke-Devroe treedt de vijfde dynastie aan. Er werden al enkele spelers aangetrokken, onder wie Kenny Saief. Bij KAA Gent zijn ze door het dolle heen. Voor een speler die de Gentse trainer niet kon gebruiken, zal Anderlecht enkele miljoenen neertellen. Zoals vanouds is het Anderlecht dat de Belgische transfermarkt weer in gang heeft gezet.

Gedaan met 20 miljoen euro uitgeven aan makelaars en hun acolieten. Coucke-Devroe hebben genoeg business gedaan met Anderlecht om niet te weten waar een deel van dat geld bleef plakken. Het brutale ontslag van de ooit zo bejubelde maar steeds vaker verguisde manager Herman Van Holsbeeck is daar een rechtstreeks gevolg van. Ook op dat vlak is de breuk met het verleden compleet.

De republiek Coucke

Sport in het jaar 1968 in De Morgen van 23 mei 2018

Het jaar van de vuist

Met twee zwarte vuisten van olympische medaillewinnaars in de ijle Mexicaanse lucht kwam in 1968 een eind aan een opmerkelijk sportjaar. Dat jaar gaven atleten even hun idealen voorrang op hun portemonnee.

Het sportjaar 1968 begon in 1967. In de herfst van dat jaar werd het Olympic Project for Human Rights (OPHR) opgericht door zwarte studenten-sporters die zich hadden verenigd rond de militante zwarte socioloog en zelf ex-sporter Harry Edwards. Het doel van OPHR was de boycot van de olympische ploeg voor Mexico tenzij aan een aantal voorwaarden werd voldaan. De zwarte bokser Muhammed Ali (hij was als dienstweigeraar voor de Vietnam-troepen zijn wereldtitel kwijt geraakt en kreeg vijf jaar gevangenis) moest eerherstel krijgen.

Verder wilde OPHR dat de blanke voorzitter Avery Brundage van het Internationaal Olympisch Comité zou opstappen. Ze wilden ook meer zwarte assistent-coaches (let op het prefix assistent, voor zwarte coaches was het toen nog te vroeg). Ten slotte wilden ze Zuid- Afrika en Rhodesië (het latere Zimbabwe) geweerd zien van de Spelen. Alleen die laatste eis werd ingewilligd, mede onder druk van de VN. Toen er niks bewoog rond Ali, kozen de Amerikaanse topatleten eieren voor hun geld en sloten aan bij de olympische ploeg. Een onder hen, de bekende basketbalspeler Lew Alcindor, die vanaf 1971 als Kareem Abdul-Jabbar en islamiet door het leven zou gaan, verkoos niet naar Mexico af te reizen.

Burgeroorlog

1968 was een scharnierjaar in de sport, maar er was een politiek en maatschappelijk kader. In Europa werd 1968 gekenmerkt
door de studentenopstanden van mei en massale stakingen. In de VS meer nog door raciale onrust en beginnend protest tegen de Amerikaanse politiek in Vietnam. Amerikaanse historici labelen 1968 als hét jaar waarin de Verenigde Staten in eigen land met een nieuwe burgeroorlog flirtten, honderd jaar na die eerste, maar ook internationaal rommelde het behoorlijk. Het begon in januari met – toen al – een conflict met Noord-Korea dat de USS Pueblo in de zee tussen Japan en Korea onderschepte en de bemanning elf maanden gevangen hield.

Zeven dagen later lanceerde Noord-Vietnam het Tet-offensief tegen de VS-troepen en Zuid-Vietnam, het begin van de Amerikaanse ellende in Azië. Vooral zwarte sporters hadden in navolging van de opgepakte Muhammed Ali hun onvrede geuit over die oorlog en het groot aantal doden onder de brothers. Toen op 4 april dominee Martin Luther King werd vermoord, was het hek van de dam. De zwarte sporter werd steeds militanter. Nog eens een maand later werd presidentskandidaat Robert Kennedy, de man die had geprobeerd zwart en blank Amerika in de rouw te verenigen, zelf neergeschoten.

Het goede nieuws in datzelfde jaar ging verloren. Zoals de eerste interraciale kus op de Amerikaanse televisie toen captain Kirk de zwarte luitenant Uhura aan boord van de Enterprise zoende. Kirk sprak: “Waar ik vandaan kom, zijn grootte, vorm of kleur van geen belang.” Lulkoek, zeker in de sport.

Bozer, kwader, lelijker

Het was een en al kleur toen op 16 oktober tijdens de medailleceremonie van de 200 meter de zwarte Amerikaanse atleten Tommie Smith (goud) en John Carlos (brons) hun Black Power-groet brachten. Tegen alle afspraken in overigens, want de Amerikaanse atleten hadden moeten beloven niet aan politiek te doen. Terwijl veel andere zwarte atleten hun triomfen beleefden zonder te demonstreren, wilden Smith en Carlos een voorbeeld stellen.

Op die Spelen, in de ijle lucht en op de eerste synthetische baan, werden in de atletiek grenzen verlegd als nooit tevoren. Jim Hines (100 meter in 9.95), Lee Evans (400 meter in 43.86) en Bob Beamon (8m90 in verspringen) zetten records neer die respectievelijk vijftien, twintig en drieëntwintig jaar zouden standhouden.

Maar het was een podiumceremonie, die van de 200 meter gewonnen door Tommie Smith in 19.83, ook een wereldrecord, die de wereld met verstomming zou slaan. Olympisch kampioen Smith en Carlos, die derde werd, hadden hun plan om te demonstreren tijdens de podiumceremonie helemaal in gedachten, maar Carlos had zijn zwarte handschoenen, symbool van de Black Power, vergeten. De blanke zilveren medaillewinnaar Peter Norman stelde voor dat ze elk één handschoen moesten aantrekken. De Australiër zei “I will stand with you” en droeg uit solidariteit ook de witte button van het Olympic Project for Human Rights.

Verder droegen de twee Amerikanen zwarte sokken (symbool van de zwarte armoede), lieten hun trainingsjek open (symbool van de working class), met een zwarte sjaal (black pride) en lieten hun hoofd hangen met rond hun nek een soort strop in kralen. Dat laatste was een verwijzing naar de lynchpartijen die toen in het zuiden van de VS bon ton waren.

In de VS werd met afschuw gereageerd op zoveel ‘ondankbaarheid’ en de twee werden nog de avond zelf gesommeerd hun medailles af te geven en het dorp te verlaten. Time Magazine schreef dat het olympisch motto ‘sneller, hoger, sterker’ was herschreven in ‘bozer, kwader, lelijker’. Ook in Europa, dat het wel had gehad na een jaar van oproer en demonstraties, werd de act als goedkope politieke recuperatie weggezet.

Smith en Carlos werden pas veel later helden. Peter Norman nooit. Hij werd uit revanche in 1972 niet naar München gestuurd hoewel hij zich als vijfde van de wereldranglijst had gekwalificeerd. Na die 16de oktober 1968 bleven de drie vrienden voor het leven en toen Norman in 2006 stierf, vlogen Tommie Smith en John Carlos naar Melbourne om zijn kist te dragen.

In 2000 op de Olympische Spelen in Sydney was Peter Norman eregast, niet van de Australiërs, maar van de Amerikanen. Pas in 2012 zou het Australisch parlement Norman prijzen voor zijn daad van toen en een jaar later maakte ook de website van het

Copyright © 2018 Belga. Alle rechten voorbehouden

Internationaal Olympisch Comité voor het eerst gewag van de moed die de drie atleten die dag hadden getoond. 20.06, de tijd waarmee Norman in Mexico zilver haalde, is vijftig jaar na datum nog steeds het Australisch record.

Bezette voetbalbond

Aan de andere kant van de oceaan volgde de Europeaan het trieste lot van Muhammed Ali nog wel op de voet, maar wat er verder in de VS in 1968 gebeurde onder de studenten-sporters drong niet helemaal door.

“De Europese studenten van 1968 hadden niks met sport en nog minder met Amerika”, getuigde de Duits-Franse studentenleider Daniel Cohn-Bendit onlangs aan L’Equipe Magazine. “Competitiesport werd in onze kringen beschouwd als identiek aan religie, een soort opium voor het volk. Competitie was niet te verenigen met het egalitarisme dat wij voorstonden. Ik had daar minder last van: ik wilde weten hoe mijn team Eintracht Frankfurt had gespeeld.”

Toch profiteerde een stroming binnen het Franse voetbal van de studentenopstand om ook hun eigen agenda door te drukken. Dagenlang bezette een delegatie voetballers in de woelige meimaand samen met de redactie van Le Miroir du Football de zetel van de Franse voetbalbond aan de Avenue d’Iéna. Ze wilden een beter salaris, maar vooral wilden ze af van de levenslange contracten die hen als een soort moderne slaven aan één club bonden. Een jaar later moest een einddatum op het contract staan.

Vreemd genoeg hadden ze nog een andere eis: het Franse voetbal moest avontuurlijker, minder verdedigend. Georges Boulogne, de technisch directeur, moest maar eens worden ontslagen want hij stond voor un foot beton, ultra-verdedigend. Het waren nota bene de journalisten van Le Miroir du Football, een blad ontstaan in een communistische uitgeverij, die deze kar trokken. Het werd geen revolutie, wel een evolutie met een kiem gezaaid in 1968 maar uitmondend in 1976 in de aanstelling van de offensieve Michel Hidalgo als bondscoach. Mede met dank aan mei 1968 sloeg Frankrijk definitief de weg in van het aantrekkelijk voetbal en de op techniek gebaseerde vorming van jonge talenten zoals we dat vandaag kennen.

Een andere erfenis van 1968 is ‘Bella Ciao’, het voormalige partisanenlied dat door de Netflix-serie La Casa de Papel aan een derde leven toe is. Die protestsong van de linkse studenten is na 1968 het strijdlied geworden van enkele Zuid-Europese ultrasides.

Roland-Garros, le bordel

Inmiddels voltrok zich niet ver van de Franse voetbalbond wel een andere revolutie, maar dan van het sportkapitalisme. Aan de Porte d’Auteuil, waar het grandslamtoernooi van Roland Garros van start ging te midden van de zwaarste onlusten, moesten de spelers zich tussen brandende auto’s een weg naar de terreinen banen. C’était le bordel.

Dé revolutie dat jaar in het tennis was het begin van de zogeheten Open Era, wat betekent dat ook profs voortaan aan de grandslamtoernooien mochten deelnemen. Op donderdag van de eerste toernooiweek werden de tenniswedstrijden onderbroken voor de beruchte speech van generaal Charles de Gaulle, die studenten en stakers geen duimbreed toegaf, regering en parlement ontbond en nieuwe verkiezingen uitschreef. In de tennistribunes werden de replieken van Cohn-Bendit uitgebreid besproken.

Beneden op het gravel ging het om het grote geld. Een jaar eerder had Tony Roche als amateur 137 euro aan cadeaubonen gewonnen bij een sportwinkelketen. De Australische prof Ken Rosewall, die op de laatste zondag de finale won van Rod Laver, kreeg de toen astronomische som van 2.290 euro. Toen hij het vliegtuig naar huis nam, was in de straten van Parijs het stof grotendeels gaan liggen.

Eind juni zou De Gaulle een klinkende overwinning behalen in de verkiezingen. De speeltijd was voorbij en inmiddels was het ook in België rustiger geworden. In de maand waarin de taalstrijd in Leuven in alle hevigheid woedde en de regering de overheveling van de Franstalige universiteit naar Louvain-la-Neuve bekrachtigde, won de ultieme tweetalige Belg zijn eerste grote ronde. De jonge Eddy Merckx domineerde het hele veld in de Giro en schreef zijn eerste van elf grote rondes op zijn naam.

Heilige bloedobsessie

1968 was in meerdere opzichten het jaar waarin de sport zijn onschuld verloor. De Olympische Spelen van Mexico City was de eerste editie waarbij de sinds 1949 de facto gescheiden landen Oost- en West-Duitsland met aparte teams zouden deelnemen. De DDR begon aan een ambitieus prestatieprogramma, voor de eer van ‘Deutschland, einig Vaterland’. Het staatsamateurisme naar USSR- model kreeg een hele nieuwe dimensie met doorgedreven wetenschappelijke ondersteuning.

Toen in 1967 ook nog eens werd aangekondigd dat het West-Duitse München de Spelen van 1972 zou inrichten, was de missie duidelijk, aldus Manfred Ewald, de laatste Oost-Duitse sportchef. “We wilden absoluut bij onze buren de beste zijn en raad eens? Wir waren die besten!”

In Mexico zou de DDR 25 medailles winnen, eentje minder dan de buren. In München vier jaar later draaide het programma op volle toeren en werden 66 medailles, waarvan twintig gouden, behaald, tegenover veertig en dertien goud voor West-Duitsland.

‘Medische ondersteuning’, zeg maar doping, was een hoeksteen, zoals ook in het Westen, maar dan wetenschappelijker en staatsgecontroleerd, wars van zelfbediening. De DDR had in 1966 het anabolicum Oral-Turinabol (OT in het jargon) op de markt gebracht en hoewel bedoeld voor de verzwakte kameraad-patiënt werd dat middel ook gebruikt in een goed gedocumenteerd dopingprogramma in de sport.

Sport werd in 1968 voor het eerst een wapen in de geopolitiek van de machtsblokken. De DDR probeerde een voorsprong te nemen, richtte door heel het land jeugdsportscholen in en zette een sportwetenschappelijk instituut op poten in Leipzig. “Olympische Spelen in Mexico,” aldus de wetenschappers, “stellen ons voor grote uitdagingen door de lagere luchtdruk op 2.200 meter hoogte.”

Er is even veel zuurstof op hoogte, maar door de lagere luchtdruk vindt die moeilijk de weg naar de longen. Nadat ze in Mexico locaties hadden gezocht om op hoogte te trainen maar niks gepast vonden, besloot de Deutsche Turn- und Sportbund – het DDR-

sportministerie – om in de buurt van Berlijn een serie lage drukkamers te bouwen om daar te trainen. De heilige bloedobsessie, gericht op de zuurstoftransporterende capaciteit van het bloed, begon in 1968 en is vijftig jaar later nog aan de gang.

La masacre de Tlatelolco

Hoe bloederig 1968 wel was, werd ook in Mexico bewezen. De slachtpartij, bekend als de La masacre de Tlatelolco, op betogende studenten en arbeiders op de Plaza de las Tres Culturas, tien dagen voor het begin van de Spelen in Mexico City, was niet van die aard om de olympische festiviteiten te verstoren.

Op 2 oktober schoot de politie en de nationale garde met scherp op de betogers, ook vanuit helikopters, en doodde naar schatting tussen de 300 en 400 burgers. Alleen John Rodda van The Guardian was aanwezig om een ooggetuigenverslag door te sturen. Het ging verloren in de chaos van het moment. Onlangs is uit FBI-archieven gebleken dat de presidentiële wacht zelf op de politie had geschoten om die te provoceren.

Sportjournalisten schreven toen nog alleen over sport en Mexico 1968 waren de eerst gehypte Spelen, mede omdat de Amerikaanse televisie alle middelen inzette en de rest van de wereld daarvan profiteerde. Het waren ook de eerste Spelen waarin Afrikanen hun fysiologisch voordeel konden uitspelen.

Mexico lag op dezelfde hoogte als het loopepicentrum Eldoret en zo wonnen de Kenianen ineens van nergens uit negen medailles, waarvan drie keer goud. Topper was Kip Keino, die de 1.500 meter won nadat hij de laatste twee kilometer uit de atletenbus was gesprongen die in een file zat en naar het stadion jogde. Daar arriveerde hij net op tijd, trok zijn loopkledij aan, verscheen aan de start en liep meteen weg van de rest. Hij brak in één moeite het wereldrecord.

1968 is de sportgeschiedenis ingegaan als een record- en een scharnierjaar. Niet alleen werd de sport een middel in de geopolitieke strijd tussen de machtsblokken, atleten keerden zich dat jaar voor het eerst als individu tegen het systeem en gebruikten het podium van de sport om hun idealen na te streven.

Voordien waren het altijd staten of machtsblokken geweest die hadden opgeroepen tot verzet of boycot en atleten moesten die oekazes volgen. 1968 was anders, maar het heeft nooit een volksbeweging van sporters op gang gebracht. Atleten, ook de zwarte Amerikanen, kozen nadien vaker voor het geld dan voor het engagement.

Het zou zelfs tot 2016 duren voor zwarte atleten zich weer eens roerden en openlijk hun steun betuigden aan de Black Lives Matter- beweging door te knielen tijdens het volkslied. Initiatiefnemer Colin Kaepernick is sindsdien werkloos als quarterback in het American football. Andere grote zwarte atleten als LeBron James zijn op die kar gesprongen, maar de kans op nog eens een breed gedragen protestbeweging is in de superindividualistische topsport van de 21ste eeuw zo goed als nihil.

 

 

Het jaar van de vuist

Column over de Cojones van Martínez in De Morgen van 22 mei 2018

De ‘cojones’ van Martínez

Het is misschien aan u voorbijgegaan – als u onder een steen zat of zopas uit een coma bent ontwaakt – maar Radja Nainggolan mag niet mee naar de worldcup in Rusland. Normaal had de bondscoach dit nieuws op een persconferentie toegelicht en dat deed hij alsnog, maar toen was het al lang geen nieuws meer. De fanclub van Radja was sprakeloos nadat ze hadden gehoord van de speler zelf dat hij er niet bij zou zijn. En toen hebben ze het zondagavond maar op Facebook gezet: ze waren sprakeloos.

Hoe de fanclub dat had gehoord? Welnu, de bondscoach had beloofd om de twijfelgevallen zelf in te lichten. Hoe dat is gegaan, dat gesprek, daar hebben we het raden naar. Misschien heeft Radja gezegd: “Oké, bedankt dat je mij hebt ingelicht en dat ik het niet via de radio moest vernemen. Much appreciated, coach.” Of hij heeft gezegd wat hij dacht: “Dit betekent oorlog, klootzakje. Ik bel nu naar mijn broer.”

In nogal wat media zal vandaag een klaagdicht gecombineerd met een lofdicht verschijnen: 1. schande dat Radja er niet bij is,
2. en wel hierom.

Laten we het eens anders bekijken. Ten eerste: die Roberto Martínez heeft echt wel ballen, cojones in het Spaans, collons in het Catalaans. Hij mag de taal kiezen, maar hij heeft ze en het zijn grote. Vorige week nog maar zijn contract verlengd en deze week gewoon publiekslieveling nummer één gedumpt. Faut le faire.

Ten tweede: ooit was deze rubriek ook fan van Nainggolan, met de nadruk op ooit. Met name toen hij onder Wilmots na de worldcup 2014 (die hij ook miste) de Rode Duivels de grinta bezorgde die in Brazilië ontbrak. In juni 2016 zou hij het kwalificerend doelpunt scoren tijdens het EK en daardoor de Zweden uittellen. Dat herinneren we ons nog allemaal, net als misschien de 1-0 tegen Wales in Lille. Daarna werd het 1-3 voor de anderen en in die deconfiture ging Radja de Ninja mee kopje onder.

Na Wilmots kwam Martínez en ging het systeem op de schop. Drie verdedigers in plaats van vier, twee of drie aanvallers, vijf of vier middenvelders, het maakte niet uit: voor Radja Nainggolan was alleen nog plaats in de zone waar Hazard, De Bruyne, Mertens en nog wel enkele andere betere voetballers lopen, vond Martínez.

Hij zag hem niet als defensieve middenvelder, en hij kreeg daarin gelijk tijdens de recente halve finale van AS Roma tegen Liverpool. Nainggolan scoorde weliswaar twee keer als het kalf al verdronken was. Hij had dat kalf verdronken, want hij ging al in de negende minuut in de fout en bood Liverpool de 0-1 op een presenteerblaadje. Niet balvast genoeg, stond op het scoutingrapport.

Media, analisten, de vox populi, ze begrijpen er niks van, ook al omdat een beetje controverse mooi meegenomen is. Die lieve Radja, die alle media aan huis heeft ontboden, mag niet mee, hoe erg! Wie gaan we nu moeten bellen voor info uit het spelershotel? Onze beste balafpakker thuis laten, wie verzint zoiets? Hebben we weer een bondscoach die er niks van kent!

Let maar op: voor alles wat straks fout kan gaan in Rusland, zal Nainggolan de oplossing zijn. Courtois die mistast, Radja had dat gecorrigeerd. Fellaini die fout kopt, Radja had dat beter gekund. Hazard die zich verslikt, hadden we Radja maar gehad. Geen goals gemaakt, Radja had hem erin gevlamd, zeker weten.

Misschien is Radja Nainggolan op intrinsieke kwaliteiten niet weg te denken uit een selectie. Bijvoorbeeld voor een interland. Maar dit is een worldcup en dan stellen zich andere vragen. Zoals: kan Radja Nainggolan de discipline aan de dag leggen om vijf weken te leven en werken als een voetballende pater? Als een voetballende pater die weet dat hij invaller is? En dat zonder zijn gelijk te willen halen bij de bevriende pers? Martínez denkt van niet en dat recht heeft hij.

Nainggolan is – ik citeer nu even – a potential liability. Vrij vertaald: een potentieel nadeel, een blok aan het been, een gevaarlijk element in een groep die vijf weken lang voor elkaar door het vuur moet en waarbinnen kleine ergernissen snel grote ergernissen worden en slapende vulkanen snel vuur spuwen.

De mate waarin teamweefsel op de proef wordt gesteld neemt toe met de duur van de opdracht. Het is al te makkelijk om de bondscoach er op aan te spreken dat het zijn taak is om ervoor te zorgen dat de vulkaan Nainggolan géén vuur spuwt. Zo werkt het niet. Vulkanen doen hun goesting.

Natuurlijk zijn er ook coaches die daar mee om kunnen, die garen spinnen bij het prikkelen en tegen elkaar opzetten van spelers. Niet Martínez. Je zou hem dus kunnen verwijten dat hij geen conflictcoach is. Dat wisten we en dat is een keuze die we lang geleden hebben gemaakt en onlangs opnieuw. Afspraak op 18, 23, 28 juni en 2 of 3 juli.

Tot dan, mond houden en kijken.

Martínez-cojones

Column over contract Martínez in De Morgen van zaterdag 19 mei 2018

Viva Roberto

 

Roberto Martínez (44) blijft tot 2020, het EK. Bijna stond hier “het EK, onder meer in eigen land”, maar zoals bekend gaat dat niet door. Desalniettemin: Viva Roberto!

Ik ken Roberto Martínez een beetje. Met de nadruk op een beetje. Ik vind Martínez een hele aardige man en dat komt hierdoor. Iets langer dan jaar geleden vroeg ik een interview met hem aan en dat werd prompt gehonoreerd. We gingen lunchen in het hotel van het trainingscentrum in Tubeke, waar ze in de mooie brasserie een excellente wokschotel serveerden.

Hij had een uurtje, maar bleef anderhalf uur lang zitten en we hadden het over voetbal, het leven in België, zijn taak als bondscoach, enfin, de voorspelbare dingen waarover je met een voetbaltrainer praat. Jammer genoeg was dat gedoe met de Catalanen nog niet aan de gang, want hij is een Catalaan en het was best interessant geweest om hem daarover aan het woord te laten.

Ik heb het stille vermoeden, ook al omwille van zijn erg Spaans klinkende naam, dat hij geen separatist is, maar dat heb ik toen
niet gevraagd. En later ook niet, want ik ben hem nog een paar keer tegen het lijf gelopen. Meer zelfs, we hebben een vijftal competitiewedstrijden naast elkaar gevolgd. In een stadion waar ik als privépersoon twee zitjes heb, zit hij soms een zeteltje verder.

Zo kwam het dat hij anderhalve maand na dat interview rechts van hem keek in mijn richting en ik zag hem denken: “Die man heb ik al eens gezien, maar waar?” In die sectie zitten weleens meer bondslui, dus dacht hij vast dat ik een bobo was. Hij knikte beleefd, ik glimlachte terug.

Hij lachte en stak zijn duim op. Ik zag hem denken: “Oké, ik ken hem. Maar van waar en wie is dat?” Hij keek nog eens. En nog eens. Toen ben ik bij hem gegaan en heb hem gezegd dat ik die journalist was van De Morgen, de Belgische versie van The Guardian, zoals ik onze krant altijd voorstel met enige zin voor overdrijving misschien, maar als iemand een andere suggestie heeft, hoor ik die graag.

“Of course.” Nu wist hij het weer. “That was a nice talk and a nice lunch we had.” Zou kunnen. Het eten was erg goed en ik vond hem aardig, herinnerde ik mij, maar toen ik het gesprek had uitgeschreven, stelde ik mij de vraag: “Wat heeft hij nu gezegd?” Niet veel, zo bleek. Ik las ergens dat Roberto Martínez achterdochtig zou zijn tegenover de Belgische pers. Daar heb ik niks van gemerkt. Wel dat hij veel praat en niks zegt.

Trainer geworden in Spanje en later in de Premier League gewerkt, zal hij wel een gezonde argwaan koesteren tegen de pers, maar achterdocht, neen niet echt. Hij stelde zelfs voor om mijn kreten, mijn gevloek en zijn reacties gewoon in dat stadion te houden. “What happens here, is private.” Zit ik toch maar mooi in een complotje met dé bondscoach.

De vox populi zou voor 57 procent tegen een verlenging van Martínez zijn. Onzin. De relevantie van internetpolls is nul komma nul omdat reacties op dat soort vragen eerder uit de extreem negatieve hoek komen.

Oké, de meningen zijn verdeeld, over of het goed is dat hij al heeft bijgetekend tot 2020. Sommigen denken dat de bond na een slecht WK afscheid zal moeten nemen van hem en dat zou een aardige cent kosten. Anderen denken dat hij de beste keus is. Er kwam een vreemd argument om de hoek loeren: met een bondscoach die heeft bijgetekend, zullen spelers zich minder kunnen permitteren om de kantjes eraf te lopen.

Daar geloof ik nu eens helemaal niks van. Of Martínez nog tien jaar dan wel tien weken blijft, zal geen enkele invloed hebben op
het functioneren van de groep. Volgens Marc Degryse wel, want dan zouden kleine probleempjes kunnen worden opgeblazen. Ik snap Degryse, maar in zijn tijd waren de internationals eenmanszaakjes met hun eigen kleine probleempjes, zoals ruzie maken over kleurenwiezen om geld.

Tegenwoordig zijn het kleine nv’tjes, soms multinationals, die een tijdelijke joint venture aangaan om samen een buitenlandse opdracht tot een goed einde te brengen. Het enige wat een bondscoach moet doen, is functioneren als een coördinatiecentrum en ervoor zorgen dat het licht voor iedereen schijnt, en voor de ene al wat meer dan voor de andere.

Viva Roberto

 

Column over titel van Club in De Morgen van maandag 14 mei 2018

Gerechtigheid

Voetbal is een oneerlijk spel, maar op het einde volgt toch gerechtigheid. Enfin, meestal toch. Club Brugge was al in oktober of zo de gedoodverfde kampioen, maar heeft moeten wachten tot de op één na laatste speeldag in de door blauw-zwart zo vervloekte play-offs om zich te verzekeren van de tweede titel in drie jaar tijd.

De titel is meer dan verdiend, ook al was het doelpunt van het gelijkspel weer eens voorwerp van discussie. Hands of geen hands bij die 1-1? Het wás hands van Ruud Vormer, althans de bal raakte zijn hand. Aangeschoten of niet aangeschoten? Foute vraag. Opnieuw: overtreding of geen overtreding? Excuses aan alle betweters, analisten, journalisten en andere -tisten, maar dat is nu interpretatie van een discutabele fase en dan hebben wij ons neer te leggen bij wat de scheidsrechter ervan vindt. Hij is gaan kijken op advies van de VAR en heeft geoordeeld. Uiteraard vinden de media het tegenovergestelde en dan mag u dat ‘uiteraard’ als ironie klasseren.

Wie tegenpruttelt en zegt dat de arm van Vormer niet dicht tegen zijn lichaam was, heeft gelijk, maar nergens in het reglement staat dat de arm naast het lichaam moet zijn. In het reglement staat: the position of the hand does not necessarily mean that there is an infringement. Vertaald: het is niet omdat de arm los is van het lichaam, dat het fout zou zijn. De scheidsrechter moet ook geen rekening houden of er voordeel uit wordt behaald (in dit geval wel degelijk) maar wel met de vraag of er een beweging wordt gemaakt door hand en arm naar de bal en de afstand van hand en arm tot de bal.

Misschien dat er al fouten zijn gefloten voor een hands als dat van Vormer, maar dat verplicht ref Bram Van Driessche tot niks. Moedig van die jonge ref om daar niet in mee te gaan. Bovendien, you win some, you lose some. Club is ook al eens benadeeld door de videoref, nu is het (misschien) een beetje bevoordeeld. En als Standard correct was beoordeeld voor de VAR, speelde het nu voor de vierde plaats.

Afgezien daarvan is 1-1 gaan spelen op Standard – zogezegd de beste ploeg van het land, maar in wezen een counterploeg met houthakkers achterin en twee snelle, goeie voetballers voorin – een regelrecht kunststuk. Dat geldt evengoed voor die 1-3 van vorige week op Charleroi. Twee keer terugvechten na een 1-0-achterstand, op speeldag 39 en 40 (beker en Europees voetbal niet meegerekend), dat getuigt van een opmerkelijke mentale weerbaarheid.

Het is goed voor de competitie dat Club Brugge niet tot op de laatste speeldag moet vechten om zijn zuurverdiende titel te vieren. Het zal een beetje pikken als die van Gent volgende week de kampioen met een erehaag moeten ontvangen, maar het zou van klasse getuigen als ze daar geen punt van maken.

Oké, toen Laifis in de elfde minuut Standard op voorsprong zette, was dat het sein in de Ghelamco Arena voor de supporters van Gent om ‘al wie nie springt is FCB’ aan te heffen, uiteraard daarin meteen gevolgd door dat hoekje paars-witte fans. Hoewel, paars- wit? Anderlecht trad in het nieuwe uitshirt aan, ongetwijfeld een mooie pyjama, maar aan een oranjeroze voetbalshirt is het altijd even wennen.

Club dan. Een verdiende kampioen? Ja. Een grote kampioen? Neen, en dat zullen ze als het stof is gaan liggen ook zelf wel beamen. Terwijl alle andere troonpretendenten maanden niet thuisgaven, viel op het parcours voor nieuwjaar niks aan te merken, daarna was de competitieleider bij momenten ronduit zwak. Veel sweat, maar ook niet overdreven, en vooral weinig glory. maar toen het er echt ging om spannen na die thuisnederlaag tegen Anderlecht stond Club Brugge wel recht.

Wat vooral goed is aan de titel van Club Brugge, is de manier waarop ze die hebben behaald: rechttoe, rechtaan-voetbal, altijd aanvallen, nooit verstoppen. Wat eveneens goed is aan de titel, zijn de twee cruciale doelpunten van Jelle Vossen, verguisd, gekraakt en soms belachelijk gemaakt door de media. Wat excellent is aan de titel van Club Brugge, is het succes van hun trainer Ivan Leko. Nooit eens hoog van de toren geblazen, nooit agressief, altijd positief. Een gelukzak, net als alle trainers die kampioen spelen, dat zeker, want voor hetzelfde geld lag hij al begin september buiten. Maar wel een klassevent zoals hij reageerde na de thuisnederlaag tegen Anderlecht en dat is een behoorlijke koerswijziging na de haat en nijd van zijn voorganger.

 

 

Gerechtigheid

Wie is THE GOAT? Michael in De Morgen van zaterdag 12 mei 2018

Wie is de GOAT?

LeBron James van de Cavaliers staat op een zucht van zijn vierde NBA-finale op rij. Sommige basketbalkenners opperen dan ook dat hij de greatest of all time (GOAT) is, en dus beter dan Michael Jordan. Wat een blasfemie om de oppergod Jordan te vergelijken met een gewone sterveling.

De Cleveland Cavaliers hebben de Toronto Raptors opgepeuzeld en zijn op weg naar hun vierde NBA-finale op rij. Eerst moeten ze nog in hun Eastern Conference Finals voorbij de Boston Celtics (morgen om 21 uur onze tijd beginnen ze eraan), om het dan op te nemen tegen (ook wellicht) de eeuwige rivaal Golden State Warriors, die tegen de Houston Rockets in de Western Conference moeten. Het zou de vierde finale tussen twee dezelfde ploegen op rij zijn, een unicum in de Amerikaanse sport.

De 4-0 van de Cavs tegen de Raptors kwam er na een memorabele derde wedstrijd, waarin bij 103-103 sterspeler LeBron James (33) in de laatste seconden op onorthodoxe wijze via het bord scoorde. A Jordan-like buzzer beater, zo luidde het oordeel. Beter dan Michael Jordan (55), vonden sommigen, en we waren weer vertrokken voor een onmogelijke vergelijking.

De discussie ‘wie is de GOAT?’ (greatest of all time) in het basketbal loopt al een tijdje. Om precies te zijn sinds de terugkeer van LeBron James van de Miami Heath naar de Cleveland Cavaliers (waar hij al eerder speelde) én sinds de play-offs van 2016, toen hij en de Cavs een 3-1-achterstand goedmaakten en alsnog de kampioenschapsring wonnen. Het was zijn derde titel in acht finales.

De discussie werd nieuw leven ingeblazen een jaar later met Isiah Thomas, die in een analyse stelde dat hij LeBron James “any time” zou verkiezen boven Michael Jordan. Omdat Jordan tijdens college in North Carolina (Dean Smith) en bij de Chicago Bulls fantastische leermeesters heeft gehad, terwijl James, die op zijn negentiende recht van high school in de NBA belandde (wat nu niet meer kan), zijn eigen leermeester is geweest.

Een respectabel standpunt, maar Thomas werd met de grond gelijkgemaakt. Het speelde niet bepaald in zijn voordeel dat hij als spelverdeler van de Pistons sinds 1990 een haatrelatie met Jordan heeft. Die beterde er niet op toen Jordan pas wilde toezeggen voor het Dream Team van de Spelen van Barcelona in 1992 als Thomas níét werd geselecteerd. Wat ook niet gebeurde.

In deze play-offs schoof ook Scottie Pippen al even aan in het programma The Jump bij Rachel Nichols van ESPN en natuurlijk kreeg hij dé vraag: wie is de GOAT, Michael of LeBron? Pippen is ook geen neutrale waarnemer want hij speelde in de zes kampioenschapsteams van de Chicago Bulls samen met Jordan.

Hij kwam met een interessante vergelijking. “LeBron James is een point forward, net als ik, maar beter dan ik. Hij vergemakkelijkt het spel. Michael Jordan had maar één opdracht: scoren. Daarbij deed hij nog iets uitzonderlijk goed: verdedigen. De twee zijn niet te vergelijken, maar Jordan is de beste die ooit basketbalschoenen heeft gedragen, geen twijfel mogelijk.”

Jordan en James vergelijken is eigenlijk onmogelijk. De twee speelden om te beginnen nooit tegen elkaar. Jordan won zijn zesde titel in 1998, kwam daarna nog wel terug bij de Washington Wizards, maar was in 2002-2003 klaar met basketbal na vijftien seizoenen. Hij was dan 39. James is nu al toe aan zijn vijftiende seizoen en is 33. Hij was 18 toen hij in de NBA van start ging, Jordan was 21.

Toch zijn er gelijkenissen: beiden wonnen ze hun eerste kampioenschap met 27 jaar. James moest daarvoor naar de Miami Heath uitwijken, terwijl Jordan zijn ene team, de Bulls, trouw bleef.

Nieuwe spelregels

De vergelijking is ook lastig omdat het basketbal zich reglementair heeft aangepast rond tijd dat James in de NBA verscheen. Het basketbal van Jordan is niet het basketbal van James. Hand checking, waarbij een uitgestoken hand van de verdediger contact mag houden met de aanvaller, iets wat snel resulteerde in wegduwen, mag niet meer sinds het seizoen 2004-2005. Jordan had daar heel zijn carrière mee te maken en dat hypothekeerde de mogelijkheid om een speler te passeren.

Jordan zelf was ook moeilijk te passeren. Negen keer werd hij opgenomen in het all-defensive team van de NBA en één jaar combineerde hij de titel van beste aanvaller en beste verdediger van de competitie.

Een seizoen eerder was nog een reglement gewijzigd. Zoneverdediging werd toegelaten op voorwaarde dat de verdedigers zich net als de aanvallers niet langer dan drie seconden in ‘the paint’, de vrije worpruimte tot aan de basket, ophielden.

Het basketbal transformeerde van een spel waarbij veel een-tegen- eenduels werden gecreëerd tot een vloeiend ploegspel, met teams die ook veel meer gebruik maakten van shotselectie en driepunters. De typische Jordan-beweging – opposten met de rug naar het doel tegen de verdediger en dan wegdraaien, doorgaan of uitvallen en scoren – was een zeldzaamheid geworden. Passing werd the name of the game en dat weerspiegelt zich in de statistieken van James, die in assists beter doet dan Jordan.

Jordan moest veel meer dan James tegen versterkte defensies optornen, in de fysieke slopende isolation plays met hemzelf aan de ene kant van het veld en de rest aan de andere kant. Soms kreeg hij twee (double team) of drie (triple team) verdedigers op zijn dak. De Detroit Pistons schreven zelfs een tactisch handboek om hem te stoppen, The Jordan Rules.

De complexiteit van het basketbal van toen (een kwarteeuw geleden) en de antwoorden die Jordan daarop moest vinden, degraderen voetbaltactiek tot een soort ‘Schipper mag ik overvaren’. Een filmpje op YouTube met als titel ‘Michael Jordan vs. Piston’s Defense (aka: Jordan Rules)’ maakt veel duidelijk. Een andere YouTube-suggestie is ‘Attention to Detail: Michael Jordan’.

 

De ringen tellen

Inmiddels heeft James in die vijftien volle seizoenen wel al acht keer de NBA Finals gespeeld. Hij verloor er daarvan liefst vijf. Jordan speelde er zes en won ze alle zes. Hij scoorde gemiddeld 33,4 punten per wedstrijd, James zit aan vijf punten minder.

Daarom alleen is Jordan de grootste. Het zijn de ringen die tellen, en niks anders. Jordan was de ultieme moordenaar. Als het erom ging, was hij onverbiddelijk en elke belangrijke wedstrijd heeft hij in zijn voordeel en dat van zijn Bulls beslist.

Steve Kerr, de coach van de Warriors en ex-ploegmaat van Jordan bij de grote Bulls, verwoordt het zo: “Michael Jordan was de beste, maar we zullen nooit meer een type-Jordan krijgen omdat het spel is geëvolueerd. Wie het dichtst Jordan benadert, is niet LeBron James maar (de inmiddels ook gestopte, HVDW) Kobe Bryant.”

Het zijn echt de titels die tellen. Kobe Bryant heeft vijf NBA-titels (op zeven finales, dus twee verloren) en Michael Jordan zes. Jordan was de man van de grote momenten: play-off time was money time. LeBron James staat op drie en misschien half juni op vier.

 

 

Wie is THE GOAT

De historisch slechte relatie van voetbal met de scheidsrechterij in De Morgen van 8 mei 2018

De historisch slechte relatie van voetbal met scheidsrechterij

In Club Brugge tegen Anderlecht is de uitslag misschien beïnvloed door het inmiddels beruchte VAR-busje. In Barcelona-Real Madrid later die avond hebben de scheidsrechter en zijn assistenten zelf de wedstrijd naar de knoppen geholpen, bijgestaan door de spelers. Ze hadden daar geen video assistent referee voor nodig.

Voetbal heeft een historisch slechte relatie met scheidsrechterij en over een goeie maand op de World Cup in Rusland zullen we ook vaststellen dat een extra ref met wat tv-schermen in een busje buiten het stadion of in een centrale regiekamer daar niks aan verandert.

Voetbal is de meest oneerlijke sport ter wereld, want de laagst scorende sport. Inherent aan kleine getallen zijn grote fouten of afwijkingen. Gevolg: de minste vergissing kan het grootste effect hebben en beslissen over winst en verlies, titel of geen titel. Dat is trouwens de enige goede reden om het klassieke competitieformat te koesteren en de play-offs af te schaffen: hoe langer de serie wedstrijden, hoe groter de kans dat de beste aan het eind ook de beste is. De beste, of minst slechte van deze competitie, is Club Brugge en die dreigen nu geen kampioen te worden. In de eerste plaats door eigen schuld (een gelijkspel gisteren had ook maar een flauwe 9 op 21 punten opgeleverd) en ook omdat voetbal intrinsiek oneerlijk is.

Liegen en bedriegen

Voetbal is niet alleen oneerlijk als het om de beloning van de beste ploeg gaat. Waar rugby – het historische zusje van voetbal – ethiek, beroepsernst en sportiviteit al langer dan een eeuw hoog in het vaandel voert, is voetbal de tegenovergestelde weg ingeslagen. Voetbal heeft liegen en bedriegen tot een kunst verheven.

Basketbal lijkt de moeilijkste sport om te scheidsrechteren, samen met ijshockey wellicht maar dat is ver van ons bed. Een basketbalwedstrijd is een opeenvolging van wel vierhonderd doelpogingen die in het voetbal allemaal als shots on target zouden worden gekwalificeerd. Een niet-gefloten fout bij 99-99 met nog twee seconden te gaan, komt veel minder vaak voor dan diezelfde vergissing bij 0-0, zoals eergisteren bij de strafschopovertreding op Hans Vanaken. Overigens, een rugby- of een basketbalspeler had dat been gewoon ontweken en was doorgelopen. Vanaken stortte ter aarde. Of zoals zijn ploegmaat Ruud Vormer ooit zei: “Als dat been kom, ga je wel lekker legge.” Probeer als scheidsrechter maar eens een lijn te trekken tussen komedie en levensecht. Gebrek aan sportethiek zal de VAR niet oplossen.

Doodschop

Voetbal en rugby zijn halfweg de negentiende eeuw uit elkaar gegroeid en dat had te maken met hacking, neerhalen, en tripping, pootje lap. In het rugby mocht dat, in het voetbal wilde men dat niet meer. 160 jaar later is neertrekken en pootje lappen uit het rugby verbannen. In voetbal is het een kunst om iemand neer te trekken of een pootje te lappen en daarmee weg te komen of omgekeerd te doen alsof je een doodschop hebt gekregen en een strafschop te versieren.

Over de prehistorische haat en nijd op en naast het voetbalveld vergeleken bij rugby zullen we het niet hebben, maar misschien wel nog even over dat ergerlijke gezeur tegen de scheidsrechter. Zoek op Nigel Owens en ‘This is not soccer’ in YouTube. Owens, een getrouwde homo (stel je voor in het voetbal…), legt aan een rugbyspeler uit dat hij niet moet zeuren want dat deze sport geen voetbal is. In een ander memorabel moment vroeg hij op de World Cup aan een speler om niet zo gratuit te vallen, of over een week of twee terug te komen (als in datzelfde stadion weer zou worden gevoetbald).

Discussie hoort bij sport, maar het Belgisch voetbal met zijn talrijke twijfelsituaties, extra in de hand gewerkt door onduidelijke regels, gespeeld door niet al te getalenteerde voetballers in compacte veldbezettingen, heeft beïnvloeding van de scheidsrechter tot de norm verheven. Het Belgisch voetbal heeft nog een ander probleem: voetbalbestuurders die het grotere plaatje niet zien en die over het belang van de sport toeteren terwijl ze alleen hun eigen kleine belang dienen.

 

20180508_De-Morgen_p-2-mail

Column Israël in De Morgen van maandag 7 mei 2018

Israël

Ik ben als sportliefhebber opgegroeid met het grote trauma van München 1972. De Arabieren van de Zwarte September – Palestijnen en Palestina, die vinding van de jaren 60 was toen nog niet ingeburgerd – vielen op de Olympische Spelen het toen nog onbeveiligde atletendorp binnen en vermoordden Israëlische atleten, onder wie de man van Ankie Reches, de plaatselijke correspondent voor de Nederlandse publieke omroep en dus ook voor de VRT. Wonderbaarlijk hoe afgemeten en neutraal zij dat nog steeds aan de gang zijnde conflict duidt, dat even terzijde.

Toen ik nóg kleiner was en de Palestijnse kwestie kwam thuis aan bod, ging dat zo: “Die Arabieren moeten niet zo zeuren. Het zijn de Joden die de woestijn vruchtbaar hebben gemaakt en nu de Arabieren zien dat je daar ook iets kan laten groeien, willen ze dat land terug.” Dat zal eind de jaren 60, begin de jaren 70 zijn geweest en geloof mij vrij, ik ben niet opgegroeid in rechtse milieus, wel integendeel. Het was toen in mijn kringen bon ton om als vrijwilliger in een Israëlische kibboets te gaan werken, stel je voor.

Later, groter geworden, werd het mij duidelijk dat we met een complex probleem zaten. Ik was ooit bij Vincent Kompany thuis in Hamburg en die las over les guerres israélo-arabes. Dat was niet om het slimmeke uit te hangen, maar uit oprechte bekommernis. Hij zei: “Pff, ingewikkeld, ze hebben daar allemaal een beetje gelijk.”

Politiek en sport

Daarom vond ik het klinkklare nonsens, die verontwaardiging dat de Giro naar Israël ging om daar drie etappes af te haspelen. Er zijn wereldwijd wellicht evenveel voorstanders als tegenstanders van de Israëlische politiek ten aanzien van Gaza en de Westelijke Jordaanoever te vinden. Dat maakt het lot van de getroffen Arabieren er niet minder problematisch op, maar het blijft een complex conflict en de sport aanspreken om politiek druk uit te oefenen, is ridicuul.

Natuurlijk zijn sport en politiek verweven, leven ze soms in symbiose en heel af en toe parasiteert de ene op de andere. Maar om nu te stellen dat Israël wereldwijd goodwill koopt omdat ze drie dagen Giro organiseren, is ook bij de haren getrokken. Wielrennen is maar een kleine regionale sport, die marginaal meer impact heeft dan het voorbije EK judo, ook in Israël overigens.

Overigens was die promostunt niet zo geslaagd. Wat ik vooral heb onthouden van Israël, zijn niet de mooie stranden en de interessante gayscene van Tel Aviv, waar Karsten Kroon het op Eurosport over had, maar de brede autowegen. En om daar nu voor naar Israël te reizen, nee laat maar.

Logistieke problemen

De enige reden dat Israël de Giro wilde, is omdat Israël bij Europa wil horen en zodoende ook wielrennen wil omarmen. Met leden ogen hebben ze de laatste decennia de Ronde van Oman, Qatar, Abu Dhabi en Dubai zien ontstaan. Die nieuwe Israëlische ploeg is daar overigens niet welkom. Misschien moet de internationale wielerunie UCI toch maar eens overwegen om ook in Israël te gaan koersen; er stond alvast meer volk onderweg dan die twee kamelen op dat recente WK in Qatar.

Afgezien van het politieke aspect, is er wel een andere excellente reden om geen Giro-start in Israël toe te laten: de logistieke problemen. In tijden waarin de oplossingen voor veel problemen van het wielrennen bestaan in steeds compactere wedstrijden, al of niet op plaatselijke circuits, is het compleet van de pot gerukt dat je een heel circus vraagt om een dag of drie ergens in het Midden- Oosten te kamperen, omdat ze daar 10 miljoen euro te veel hebben.

Nationale rondes horen bij wijze van uitzondering buiten hun land te starten. De Tour de France volgend jaar in Brussel, ter ere van Eddy Merckx, is een goede reden. De Tour in Düsseldorf zoals vorig jaar is belachelijk, net als de Giro in Groningen, Utrecht en nu weer in Jeruzalem.

Ze hebben de voorbije drie dagen tien kilometer tegen de klok gereden, vervolgens een kleine vierhonderd kilometer over twee etappes langs hoogst onaantrekkelijke, goed bollende wegen, waarna twee keer werd gespurt en twee keer Elia Viviani van QuickStep won. Net nu ze een beetje gerodeerd zijn, krijgen ze vandaag al een rustdag voor de kiezen want de hele zwik moet nu terug naar Italië. De Giro begint morgen echt.

Israel