Column Hulde aan Albert en Van Aert op demorgen.be van 30 jan 2017

Hulde aan Niels Albert en Wout Van Aert

Wat er van de sport was afgelopen weekend? De comeback van de comeback, dat was er van de sport. Niks mooier dan een atleet of een team die uit een kansloze positie terugkomen of uit de as herrijzen om finaal te winnen.

De zusjes Williams kan je moeilijk een comeback noemen, op Venus na misschien, maar op 35- en 36-jarige leeftijd nog in een finale van een Grand Slam staan, behoort tot de all time grote momenten van het vrouwentennis. Roger Federer die – ook al 35 – na dik vier jaar nog eens in een finale staat, is wel een zuivere comeback en misschien wel de mooiste sinds de eerste van Michael Jordan in 1995, toen nog maar 31. Roger Federer had zichzelf heruitgevonden en won van Rafael Nadal. Een zege van het tennis zoals dat spel hoort te worden gespeeld.

Overigens, even terzijde: als u de finale hebt gezien (als u wat met sport heeft was er geen enkele goede reden om niet te kijken) zal u wellicht hebben gemerkt dat in de laatste game tot vier keer toe een beslissing van de umpire werd gechallenged, tot het laatste punt toe. Ook dat is moderne sport: eerlijke sport, ondersteund door videorefereeing.

Een comeback in de strikte betekenis van het begrip was de 2-0 overwinning van AA Gent tegen Club Brugge niet, maar zo werd het wel in Gent en omstreken gevierd. Na vijf nederlagen op rij tegen de aartsrivaal, herrees Gent uit wat stilaan op as was beginnen lijken.

Overigens, ook dit terzijde: Gent zette op een hele cruciale positie in de as een Japanner neer. Daar is het altijd moeilijk mee praten en bovendien had die welgeteld één keer meegetraind. Die jongen deed het prima en scoorde ook nog. Voorin liep dan nog een speler die ze al een maand niet hadden gezien in Gent en hij scoorde de andere goal. Dat geen enkele voetbalcoach nog komt zeuren dat hij of zij te weinig voorbereidingstijd heeft gehad om een team in te spelen.

Comeback en eerlijke sport vonden elkaar (of niet, afhankelijk voor wie u supportert) in het Noord-Kempens wereldkampioenschap veldrijden in Bieles. Overigens, voor de laatste keer terzijde: in welke sport zou het al zijn voorgekomen dat zowel de mannelijke als vrouwelijke wereldkampioen uit hetzelfde dorp komt? Misschien ooit eens in één of andere vorm van skiën of schaatsen, maar ik kan mij zo niet direct iets voor de geest halen.

Was die wereldtitel van Wout Van Aert eerlijke sport? We moeten alvast blij zijn dat we van dat corticosteroïdenverhaal verlost zijn en nu helemaal in de tubessferen vertoeven. Maar was het eerlijk dat iedereen met een beetje ambitie minimaal vier keer plat reed en Wout Van Aert maar één keer? Sorry voor Mathieu van der Poel, maar ja, ja en nog eens ja.

Als Niels Albert de weloverwogen beslissing heeft genomen om zijn poulain op traktortubes de Luxemburgse wei in te sturen en niet op die de bandjes waar de rest op reed, dan is dat geen toeval. Bandenkeuze maakt integraal deel uit van deze sport en dus is dat geniaal van Albert en vooral dom van de rest dat ze niet inzagen dat ze met de meest lekbestendige tubes hadden moeten rijden. Die zouden een beetje stroever rijden, en dat hebben we gezien aan de start van Van Aert, maar je kon ten minste blijven rijden.

Daarom: hulde aan Niels Albert en Wout Van Aert. Ooit zou ik wel willen weten wat ze precies aan die knie hebben gedaan om die klaar te krijgen. Als ze van de week met verdoving hebben getraind en gereden, alle begrip daarvoor. Indien niet en Wout Van Aert maakt zonder problemen de rest van het seizoen vol, dan is er een mooi stukje dorpstheater opgevoerd. Wat ook weer knap zou zijn en verder niks afdoet van die wereldtitel.

Column Bergaf in De Morgen van 28 jan 2017

Bergaf

Als u vroeg genoeg wakker bent, dan kan u vandaag en morgen om halftien kijken naar de vrouwen- en mannenfinales van de Australian Open. Die van de vrouwen gaat tussen de zussen Williams, Serena en Venus. Die van de mannen tussen Rafael Nadal en Roger Federer.

Bijna vijf jaar is het geleden dat Federer nog eens in een finale stond en voor Nadal is het al haast drie jaar geleden. Wie van sport houdt zoals sport moet worden gespeeld en beleefd, is fan van Federer, de Michael Jordan van het tennis, de maat der dingen in zijn sport. Iedereen wil tennis kunnen spelen zoals Federer: fluïde, soft, gracieus, minutieus … Respect ook voor al wie een ander spel speelt, zoals Nadal als een houthakker heen en weer lopen bijvoorbeeld. Zij doen dat evenwel niet uit vrije wil maar omwille van een beperking.

Federer (35) en Nadal (30) zijn samen 65 jaar en Serena (35) en Venus (36) samen 71 jaar oud. Drie van de vier deelnemers konden zich ook voor het seniorentoernooi hebben ingeschreven. Waar is de tijd dat tennismeisjes als turnstertjes amper menstruerend al in de finale stonden?

Deze Williams-clash valt negentien jaar na de eerste keer dat de zusjes tegenover elkaar stonden, ook in Australië. Abnormaal hoe weinig tegenstand die Williamsen op hun weg naar deze finale hebben ondervonden. Dat Venus Williams daarin eervol zal verliezen van haar kleine zus is nog minder dan normaal. Ze lijdt aan het syndroom van Sjögren en hoewel dat in veel verschillende gradaties voorkomt, lijkt het toch een serieuze handicap. In het geval dat Venus Williams zou winnen van haar zus, moeten we eerder denken aan een geschenk, maar laten we niet vooruitlopen op de feiten.

Leeftijd is een ander verhaal. Het is al te makkelijk om 35-plussers weg te zetten als sportief hoogbejaard. De wetenschap zegt dat het rond je dertigste fysiek minder wordt. Met één procent per jaar nog wel. Dat zal wel kloppen, maar wat er niet bij wordt verteld is dat fysiek niet het enige is in de sport. Op het aanleren van tactiek, techniek en vooral op mentale sterkte is die arbitraire grens van dertig niet van toepassing. Ook de sportmedische wetenschap is geëvolueerd en heeft carrièrebedreigende blessures beperkt. Aftakelen na je dertigste is ook maar de theorie die uitgaat van het ideaal getrainde jonge lichaam. In veel sporten is dat juist omgekeerd: meestal kent de dertiger zijn lichaam beter dan de twintiger en traint hij of zij misschien bewuster, beter en meer.

De Williamsen hebben ook genetische voordelen. Dit zijn twee lange zwarte vrouwen met enorme hefbomen, wat van pas komt in de service, en met een acceptabele tot goede snelheid-kracht. Komt daarbij dat ze vanaf jonge leeftijd zijn getraind op oog-handcoördinatie en best wel een aardige bal wegslaan. Het zijn ook nog eens twee miljonairs voor wie het allemaal niet meer hoeft. Ze vermaken zich nog steeds opperbest met het spelen van tenniswedstrijdjes en ze beseffen dat het na die carrière onherroepelijk gedaan is met die even vervelende als verslavende aandacht. De bewondering voor de Williamsen moet de verwondering over hun prestaties overtreffen.

Toch blijft de bloedarmoede in het vrouwentennis een van de grote mysteries van de 21ste eeuwse sport. In geen enkele sport kan een vrouw meer faam en geld verwerven dan in tennis. Dan verwacht je dat zich jaar na jaar vanuit alle hoeken van de wereld nieuwe talenten zouden aanbieden, maar neen, het lijkt wel of er steeds minder goede speelsters zijn.

Een onhaalbaar maar interessant experiment zou zijn: Serena editie 2003, toen ze drie van de vier grandslams won, laten tennissen tegen Serena editie 2017. SW2003 wint met 2-0 (6-1, 6-1) van SW2017 en dát is niet normaal. Elke sport hoort progressie te maken en zeker de sport met het meeste geld.

Loopt tennis achter, of loopt tennis juist voor op de andere sporten? Wat als de grenzen van de sportprestaties stilaan zijn bereikt? Nogal wat prognoses voorspellen een stagnering van de sportprestaties. De toekomst zal uitwijzen of de homo ludens in de generatie van huidige dertigers – net niet helemaal digitaal opgegroeid en verknoeid – op zijn sterkst was. Misschien gaat het vanaf de millennials weer bergaf.

Verhaal over het verdeelde dorp Veldrijden in De Morgen van 28 jan 2017

Ultieme slag in veldritoorlog

Koers is het verhevigde leven, veldrijden het verhevigde dorpsleven: een microkosmos van achterklap, verdachtmakingen en afgunst. Hoe het Noord-Kempens wereldkampioenschap het lieflijke dorp Veldrijden verdeelt.

Ooit lag dat dorp in Oost-Brabant, getuige daarvan een recent interview met Roland Liboton die zichzelf nog steeds als de nummer één aller tijden ziet (en dus niet de Oost-Vlaming Erik De Vlaeminck of streekgenoot Sven Nys), waarop die laatste in een tweet brandhout maakte van Liboton. “Af en toe lees ik toevallig de krant en dan zie je dit. #niveau.”

Vandaag ligt het epicentrum van het veldrijden in de Noorderkempen, een gebied dat zich uitstrekt van Mol in het oosten tot Kapellen in het noorden. In dat Kapellen woont de Nederlander Mathieu van der Poel, tussenin in Lille woont Wout van Aert. Zij zijn de enige twee topfavorieten voor de wereldtitel zondag in het Luxemburgse Bieles.

Heel even was er een derde schaduwfavoriet – Toon Aerts uit Rijkevorsel, uiteraard ook de Noorderkempen – maar die kwam twee weken geleden zwaar ten val en is out. Op slag bleek ook de regerende wereldkampioen Van Aert niet gezond: hij had het aan zijn knie. En in Hoogerheide op de laatste World Cup, waar Van Aert forfait gaf, zonk Mathieu van der Poel weg naar een 24ste plaats nadat hij eerst het pad had geëffend voor zijn landgenoot Lars van der Haar.

Het mysterie is compleet. Of toch niet?

#janker

Sven Nys verkende het parcours in Bieles en trok meteen de kaart Van der Poel. “Het is een technische omloop, met steile afdalingen en nijdige klimmetjes, zeer technisch ook, een hele mooie ronde. Op het lijf van de technische crosser Mathieu geschreven, tenzij
het begint te dooien en regenen, want in de blubber maakt de power van Wout van Aert weer meer kans.” De weervoorspelling voor zondag in Bieles is lichte regen op een bevroren ondergrond.

Met dat parcours begon een psychologisch spelletje dat nu al weken aanhoudt. Van Aerts ploegleider Niels Albert tweette op 10 januari dat hij het een schande vond dat Adri van der Poel in Bieles het parcours had gebouwd. Waarop Mathieu van der Poel terugtweette dat Albert wel niet had geklaagd toen hij op het parcours van zijn pa wereldkampioen werd in Hoogerheide.

Dat Adrie van der Poel ook de parcoursbouwer is van de Grote Prijs Niels Albert in Boom was misschien nog opvallender, maar alle aandacht ging naar Van der Poels hashtag #janker. Het dorp Veldrijden had zijn twist, misschien wel zijn oorlogje en Albert, die had eindelijk zijn zin. “Concurrenten moeten niet te lief zijn voor elkaar, het mag best wat knetteren,” had hij al eens gezegd.

In het recente verleden was al eens een slip of the tongue gepasseerd, zoals toen vader Adrie vond dat Wout van Aert in een jaar tijd “drie keer langer en zes keer breder” was geworden. Overigens was dat geen echte dopinginsinuatie en het passeerde, al zorgde het wel voor een verwijdering tussen de nabije entourages van de renners.

Vorig jaar bij het WK in Zolder realiseerden de Van der Poels zich voor het eerst dat zij de Hollanders waren, de opvolgers van de gehate Hennie Stamsnijder en Reinier en Richard Groenendaal, en dat ze vooral niet moesten denken het Vlaams veldritfeestje
te kunnen verstoren. Van der Poel die in Kapellen woont en in België school heeft gelopen en dus moeiteloos overschakelt van (Nederlands) Brabants naar (Belgisch) Kempens en als het moet ook Frans, was tot het WK van Zolder in 2016 in alle opzichten een grensgeval.

In 2015 was hij in Tabor als 20-jarige wereldkampioen bij de profs geworden en daarom was hij een jaar later in Zolder samen met Van Aert favoriet. Tot de twee in elkaars wielen verstrengeld geraakten en de halve Belg een hele Hollander werd. Ondanks de gedeelde schuld kreeg hij in de ronden nadien alle shit van het publiek over zich heen. Zijn ploegleider Christoph Roodhooft zag het effect. “Mathieu was echt geschrokken van de vijandigheid. Dat heeft hem de benen afgesneden want in normale omstandigheden was hij samen met Wout terug aan de kop verschenen.”

Een Albertje doen?

Toen Niels Albert de zaken op scherp zette, had dat ongetwijfeld een psychologische bijbedoeling. Mathieu van der Poel is een stuk wisselvalliger dan zijn eigen Wout van Aert, dat had hij zelf van nabij meegemaakt als ex-ploegmaat van Van der Poel tijdens zijn eigen laatste twee jaar als renner. Als Van der Poel van slag is, dan meteen goed. Van Aert is amper een jaar ouder maar is niet van de wijs te brengen. Ook als het niet te best loopt, blijft Van Aert overeind. 24ste zal hij nooit eindigen, zoals Van der Poel in Hoogerheide. “Ik zou mij zorgen maken, als ik Mathieu was”, schreef Albert meesmuilend afgelopen maandag in zijn column in Het Laatste Nieuws.

Waarop Mathieu repliceerde dat hij zich helemaal geen zorgen maakte, dat hij twee dagen rust zou nemen, dan nog een dagje zou trainen en dan weer rust zou nemen. En dan zou het wel in orde komen tegen zondag.

In Hoogerheide het voorbije weekend, waar Van Aert niet deelnam door zijn knieproblemen, gonsde het van de geruchten en insinuaties. Is het wel een knieprobleem? Wat doen renners als ze veertien dagen uit competitie verdwijnen? Een retorische vraag, beantwoord met: aan het verboden potje zitten. Zou hij nu corticosteroïden mogen spuiten, zogezegd voor die knie? En vervolgens een Albertje doen, zoals in Koksijde? Met dat laatste werd bedoeld: vertrekken als een speer en nooit meer omzien. Nys zei daar ooit over, met rollende ogen: “Ik had al veel gezien in het zand van Koksijde, maar dat nog nooit.”

 

Maandag kwam Kevin Pauwels ineens met een tweet. Kevin Pauwels godbetert, de minst communicatieve atleet van het hele melkwegstelsel: ‘Weer een controle achter de rug.’ Vergezeld van een jpg’tje van zijn dopingcontroleformulier. Bij de speciale opmerkingen had hij de notities ‘geen medicatie, geen supplementen’ netjes met rood omcirkeld.

Kort daarna gaf Mathieu van der Poel met een identieke tweet nog meer voeding aan de insinuaties: ‘Groot gelijk, sta ik volledig achter.’ Met ook een jpg’tje van zijn dopingcontroleformulier. Bij de ingenomen geneesmiddelen stond multivitamines. Hij zei: “Dat was om te bewijzen dat ik geen cortisone heb genomen.”

Alleen oenen worden betrapt

Hoe de zeden in sommige families met de generaties kunnen veranderen. In 1983 testte Adrie van der Poel positief op strychnine en verzeilde daardoor op de all-time lijst van domste uitvluchten: “Ik had duifjes gegeten bij mijn schoonouders (Raymond Poulidor is zijn schoonvader, HVDW) en die bleken gedopeerd zonder dat ik dat wist.” Afgelopen week gooide zoonlief Mathieu zijn dopingcontroleformulier op twitter om aan te tonen dat hij geen medicijnen nodig had om te koersen, dus geen therapeutische uitzonderingen (de zogeheten TUE).

Hij niet, maar wie dan wel? Noemen we toch gewoon de dingen en de mensen bij hun naam: Wout van Aert wordt door enkele van zijn collega’s ervan verdacht van zijn knieblessure gebruik te zullen maken om corticosteroïden te kunnen spuiten. Waarop Van Aerts ploegleider Niels Albert – over wie destijds dezelfde geruchten de ronde deden – categoriek ontkende: “Wout heeft geen TUE.”

Wout van Aert reageerde pas gisteren. Hij zou zijn dopingcontroleformulier niet openbaar maken, wat meteen de geruchten versterkte dat hij allerlei medicijnen zou nemen. Maar van een TUE, aldus Van Aert, was geen sprake.

Het tegendeel zou pas verbazen. Nu we zijn beland bij de van horen zeggen en wat als-scenario’s : als Wout van Aert (of een ander) zijn knie of nek of schouder toch zou zijn behandeld met cortisone, is daar geen TUE voor nodig want dan is intra-articulair, in of naast de pees gespoten, wat is toegestaan.

Zelfs in de parochiale variant van het wielrennen leiden blijkbaar alle wegen onvermijdelijk naar corticosteroïden. Of misschien juist in het veldrijden, die inspanning van een uur knallen en kijken waar het schip strandt. “Een goeie Diprophos helpt om er van bij het begin zwaar in te vliegen en dat een uur vol te houden, wees daar maar zeker van,” getuigt een ex-gebruiker. “Je voelt gewoon de vermoeidheid niet. Je moet alleen de timing in de gaten houden en dat test je best op voorhand uit. De klassieke truc is twee of drie dagen van tevoren een spuit zetten, maar ook niet te veel of je blokkeert.”

Een ander populair middel is het voorloperhormoon ACTH, bekend als Synacthen. Dat is sinds 2006 opspoorbaar, maar alleen in het bloed, via een test die heel zelden wordt toegepast.

Hoe effectief cortico’s en hun voorlopers wel niet zijn, werd dit jaar gepresenteerd op een dopingcongres in Seattle. Ze verbeteren de samentrekking van de spieren, de uithouding en kracht. In dezelfde presentatie werd ook gesuggereerd dat ze zelfs anabool zouden werken.

Volgens dokter Hans Cooman van het Vlaams antidopingagentschap worden corticosteroïden nog steeds gebruikt. “Ze mogen niet in competitie, wel op training, maar lokaal gebruik is altijd toegestaan. Voor een spuit in of rond de knie hoeft dus geen therapeutische uitzondering te worden gevraagd, een melding bij de controle volstaat. Alleen kan de dopinganalyse onmogelijk uitmaken hoe die stoffen in het lichaam zijn gekomen. Bovendien is de drempelwaarde zo hoog dat je al een hele domme oen moet zijn om te worden betrapt.”

Winnen = uitleggen

Daar ging het over achter de coulissen van Hoogerheide: wat Van Aert uitspookt, of hij aan het spul zou zitten. Het ging niet zozeer over zijn knie. Zijn blessure kreeg als diagnose prepatellair frictiesydroom. Voor wie al ooit een ilio-tibiaal frictiesydnroom heeft
gehad (aan de zijkant van knie), dit voelt hetzelfde aan, maar de ontsteking zit boven op de knieschijf. Bij elke omwenteling (waarbij frictie ontstaat) doet het steeds meer pijn en wanneer echt kracht moet worden gezet op de pedaal, is de pijn niet te harden. Tachtig omwentelingen per minuut betekent tachtig keer pijn per minuut en dat maal zestig. Het is een zeer vervelende blessure die in België een naam én faam kreeg door het bekende orthopedistengeslacht Claes (vader Toon en zonen Steven en Tom) : alleen een operatie of lange rust bieden soelaas.

Er is geen reden om te twijfelen aan de diagnose of aan de ernst van de blessure van Wout van Aert, maar zoals Sven Nys niet onterecht zei: “Het zou wel heel vreemd zijn als hij na die gedwongen rust door die blessure nog steeds zou meedoen om de wereldtitel. Je bent toch al snel 10 procent minder. Als Wout wereldkampioen wordt, zal hij heel wat moeten uitleggen.”

Inmiddels baadt het kamp Van der Poel in schijnbare rust. De non-prestatie van Hoogerheide wordt weggelachen. Door Lars van der Haar (van de Telenet Fidea-ploeg) voorin te laten wegrijden en zelf af te stoppen, heeft Mathieu er voor het WK in eigen Hollandse rangen voor goodwill gezorgd.

Om met de echte sport te besluiten, Nys nog eens over hun kansen: “Mathieu van der Poel is de favoriet, want de meest explosieve en technische van de twee, maar Wout van Aert kan langer tegen een zeer hoog vermogen rijden. Maar Van Aert moet zich haasten want als Mathieu sterker wordt, zal er geen maat meer op staan.”

Christoph Roodhooft was vorig weekend nogal zeker van zijn stuk. “Zonder ongelukken wordt het Mathieu. Dit haalt Van Aert niet op en bovendien verkeert Mathieu in bloedvorm.” Waarop Roodhooft zijn smartphone uithaalde en testwaarden liet zien van de stage in Spanje. “Zie je dit? Identieke test, twee dagen na elkaar. De tweede dag had hij bij dezelfde wattage tien hartslagen minder. Ik zeg je: Mathieu vliegt.” Een uur later reed hij als 24ste schuddebollend over de streep en nu weet het dorp Veldrijden het weer even niet.

Verhaal over de illusie van snel fit zijn in De Morgen van 21 jan 2017

5 minuten zweten, en klaar

Van couchpotato tot verslaafde sporter, iedereen vindt tegenwoordig wel ergens bevestiging dat hij of zij goed bezig is. Maar hoe moet het nu? Sporten we best één keer per week of alle dagen een half uur? Volstaan zeven minuten of zelfs maar één minuut? En doen we beter volle bak of juist rustig aan?

Na twintig jaar nog eens een abonnement in een fitnesszaak genomen. Een nieuw gebouw, lekker luchtig, alles kraaknet, grote kleedkamer, parking dichtbij. Eerste vaststelling: beetje duur geworden. Tweede vaststelling: een fitnessclub is al lang geen veredelde schuur meer, volgestouwd met al of niet dure toestellen. Er zit een kine, een kapster komt langs als je dat wilt, er is een bar en er zijn twee sauna’s. Het is er vooral ruim met hoge plafonds en het ruikt er niet naar zweet. Misschien omdat minder wordt gezweet dan vroeger?

Derde vaststelling: de verschillende nieuwe publieksgroepen. Je hebt nog steeds de vrouwen in pastelkleuren met een fluo accent in de outfit. Zij verlaten de fitness zoals ze die een uurtje tevoren zijn binnengewandeld: zelfde pakje, het haar nog even onaangeroerd, een bril op het hoofd, een tas van een mooi merk onder de arm.

In hun hoek waar de ijzers liggen en staan, heb je de would-be-bodybuilders. De beroepsfitnessers die tijdens het trainen klanken uitstoten en die nadien ook weleens een eiwitshake bestellen. Zij douchen in tegenstelling tot de fluovrouwen wel, maar ze houden hun slip aan tot aan de douche. Ook dat is veranderd.

Nog nieuw: een duidelijk ouder publiek van enkele zeventigplussers die net als de pastelvrouwen in dezelfde kledij komen, trainen en weer weggaan, in hun geval gewoon stadskledij. Ze wandelen rustig op de loopband, heffen een paar gewichtjes en slaan tussendoor een praatje. Als ze de pint op café hebben ingeruild voor een isotone dorstlesser in de fitnesszaal, is de wereld er misschien toch op vooruitgegaan.

Helemaal nieuw zijn ‘de meisjes’. Ik schat hen tussen 16 en 30 jaar: jonge vrouwen die weigeren te transpireren, maar duidelijk weten waar ze mee bezig zijn. Buikspieren, rugspieren, bekkenbodemspieren, ze weten hoe ze te trainen in de hoop op een strakke buik, rug en wat al niet meer. Op de loopband of de roeimachine zie je hen niet. Het is hen om de vorm toe doen, in de letterlijke betekenis van het woord. Ze zijn bij een borsten-buik-billencursus langsgeweest, leggen een keurig matje op de grond, doen het op hele of halve ballen, op hun rug of op hun buik en heffen op geregelde tijden hun billen op.

En dan heb je de crossfitters, een compleet nieuw publiek. Ook zij stoten klanken uit, niet meer dan normaal met dat beulswerk. Hoge intensiteit, verschroeiend tempo, veel herhalingen, korte rustpauzes: een martelcircuit kortom. Vroeger wel eens bon ton in de voorbereiding op het wedstrijdseizoen en gehaat door elke balsporter is dat crossfit tegenwoordig een doel op zich – voor jong en oud, dik en dun, gespierd en minder gespierd.

En allemaal denken ze: wat zijn wij goed bezig. Allemaal hebben ze weleens een artikel gelezen dat de ultieme stand van zaken in de beweegwetenschap uit de doeken deed en dat in hun kraam paste. Een greep uit het recente aanbod: ‘Geen tijd voor sport? Ga naar de fastfitness’; ‘Alleen weekendsporten is ook gezond’; ‘Te veel sporten is ongezond’.

Vijf keer per week

De professoren Peter Hespel en Jan Bourgois, inspanningsfysiologen aan respectievelijk de KU Leuven en de UGent, kennen al die studies en de daarop gebaseerde adviezen, maar ook hun tekortkomingen.

Hespel: “Ik geloof alle uitkomsten van studies die beweren dat men met minder meer kan bereiken, althans op heel korte termijn, maar ik geloof nog meer in de bevindingen van de American Heart Association. Die hebben recent hun advies bijgesteld: ze raden niet langer meer aan drie keer per week een half uur te sporten, maar vijf keer per week.”

We downloaden de pdf die de eerbiedwaardige Amerikaanse instelling ten behoeve van de ongezonde medeburgers heeft ontwikkeld. De aanbevelingen zijn redelijk heftig: ten minste vijf keer per week 30 minuten gematigde aerobe inspanning (met een fotootje erbij van wandelen met een hond). Of drie keer per week 25 minuten intensieve aerobe inspanning, joggen bijvoorbeeld. Of een combinatie van beide. Dat alles moet nog eens worden aangevuld met twee dagen per week een spierversterkende, hoogintensieve inspanning, krachttraining dus. Dat allemaal alleen nog maar om je cardiovasculaire (hart- en bloedvaten) gezondheid te verbeteren.

Hespel: “Het spreekt vanzelf dat iedereen denkt: kan het niet minder?” Neen, zegt zijn collega Bourgois. “Ik probeer zelf zo vaak mogelijk een half uur te wandelen, afgewisseld met sport. Ons lichaam vraagt dat.”

Paleolithische genen

Is dat zo? Is bewegen wel nodig? Van alle dieren gaat de vlieg het snelst dood, omdat zij het intensiefst beweegt, zo wordt gezegd. Ze bestaan, de wetenschappers die sport echt onzinnig vinden.

Denk maar aan de bioloog Midas Dekkers, die in zijn in 2006 verschenen boek Lichamelijke oefening schreef: “Vanouds wordt sport door veel mensen als het tegenovergestelde van denken beschouwd. Het verhoogt je niet, maar verlaagt je.”

De homo adidas – mooi gevonden van Dekkers -wordt door hem niet alleen als dom weggezet, maar wordt zelfs ongezonder van al dat onzinnige gesport. Overigens is Dekkers een fervente wandelaar en technisch gezien dus wel een sporter.

Of bewegen nodig is? Jan Bourgois lacht de vraag weg: “Het DNA van de mens vandaag verschilt 0,0001 procent van dat van 50.000 jaar geleden en de mens is van nature een jager-verzamelaar die veel en vaak moet bewegen tegen lage intensiteit, maar die ook genetisch ingericht is om af en toe een kortere, zware inspanning te leveren. Ons beweegpatroon zou daar moeten op afgestemd zijn, want onze genen hebben die twee prikkels – laag intensief en hoog intensief – nodig om het lichaam functioneel te houden.”

Een zittend leven

Plato was tegen bewegen, Hippocrates was dan weer voor: “Eten alleen zal een man niet op de been houden. Voeding en oefening werken samen om de gezondheid te bevorderen.”

Aan het eind van de negentiende eeuw werd al eens gewezen op de weldaden van beweging. Het is pas met het onderzoek van de Schotse wetenschapper Jerry Morris naar hartlijden bij buschauffeurs, en de Amerikaan Ralph Pfaffenberger bij alumni van Harvard in de jaren 60 en 70 dat de focus is komen te liggen op bewegen als antwoord op een steeds toenemende sedentaire levensstijl en de daarmee gepaard gaande hartproblemen.

Sindsdien is alleen nog maar overweldigend bewijs geproduceerd voor de weldaden van beweging en sporten op de gezondheid en op de ziektekosten. Bewegen is goed voor hart- en bloedvaten, voor het spier- en skeletstelsel, voor het algemeen metabolisme, het vermindert de bloeddruk en de cholesterol, en gaat diabetes tegen. Kortom: je blijft langer gezond en je gaat minder snel dood als je beweegt.

Jan Bourgois: “We moeten meer dan ooit bewegen. Met de introductie van de computer in de jaren 80 is ook een stijging in het aantal chronische ziekten gestegen. We worden ouder dan ooit, met dank aan de medische wetenschap, maar we worden daarom niet fitter ouder. Dat zal de uitdaging zijn: gezond oud worden én nog mobiel en relatief fit zijn.”

HIT, HIIT, SIT?

Bewegen is een fysieke activiteit en een fysieke activiteit wordt gekenmerkt door een energieverbruik. Zoals met elk verbruik wil men maximale return voor een minimale kost en daarom zijn studies die vijf keer een half uur plus twee krachttrainingen in tijd reduceren zo populair.

Begin deze maand verscheen in het Journal of the American Medical Association (JAMA) een artikel van Gary O’Donovan van de universiteit van Loughborough (Engeland) over weekend warriors, sporters die alleen maar in het weekend bewegen omdat ze het voor de rest te druk hebben. De conclusie luidde: één of twee sessies matig tot intensieve inspanningen zou kunnen volstaan om de risico’s op vroegtijdig sterven te beperken.

Het kan nog korter natuurlijk. Op de iPhone staat de app Workouts met daarin een training van zeven minuten: spreidsprongen, muurzitten, push-ups, crunches, op een stoel stappen, squat, triceps op een stoel, planken, knieën optrekken, lunges en nog eens een variant op push-ups en planken. Kortom: een sessie lichaamsstabiliteit waarbij elke oefening dertig seconden duurt. Er is ook een advanced-versie in de app. De app beweert niet dat dit volstaat om fit te zijn, maar de suggestie wordt wel gewekt.

Een andere onderzoeker die ook graag de minder-is-meerhypothese benadrukt, is de Canadese inspanningsfysioloog Martin Gibala, pleitbezorger van de zogenoemde high intensity interval training (HIIT), in dit geval sprint-intervaltraining (SIT). In zijn studie onderwierp hij twaalf weken lang sedentairen drie keer per week aan drie keer 20 seconden volle bak sprinten op de fiets (500 watt) met tussenin telkens twee minuten rustig fietsen aan 50 watt. Samen met de twee minuten warming-up en drie minuten coolingdown waren ze per sessie 10 minuten bezig. De controlegroep moest drie keer per week 45 minuten fietsen aan 70 procent van de maximale hartslag.

De uitkomst wekte verbazing, niet het minst bij de media, die gemakshalve concludeerden dat drie keer 10 minuten hetzelfde resultaat gaf als drie keer 45 minuten fietsen. Bijgevolg verschenen her en der artikels over de One Minute Workout. Het trainen was al gereduceerd tot drie keer 20 seconden of één minuut.

Fit, maar ongezond

Jan Bourgois twijfelt niet aan de correctheid van de studie, maar heeft moeite met de conclusies. “Er zal een verbetering optreden van bepaalde biologische parameters, maar is dat blijvend? Elke training heeft een fase waarin het lichaam wordt geprikkeld, verstoord
en vervolgens moet dat effect worden gestabiliseerd. Biochemisch gezien praat je over de verstoring van de homeostase en het lichaam moet zich daaraan aanpassen. Dat kan alleen maar als die korte intensieve prikkels afgewisseld worden met een lange rustige inspanning.”

Naast het kortstondige trainingseffect zijn er nog manco’s aan de high intensity interval training. Twaalf weken is nog net haalbaar, maar wat als je dit jaar in, jaar uit moet volhouden? Dreigt dan geen overtraining, kan men dat wel opbrengen en leidt dit niet tot blessures, want hoog intensief betekent echt wel volle bak.

Jan Bourgois heeft de spinningleraars die ook hoog intensief trainen, maar dan langer en meerdere keren per dag, in bosjes zien arriveren op zijn dienst in het UZ Gent: “Ze waren geblesseerd, of gewoon compleet uitgeput. Het leek wel of ze chronisch vermoeid waren en soms duurde het jaren voor ze weer konden functioneren.”

Ook Hespel denkt dat de trainingswetenschap niet direct moet worden herschreven door die studies. “Als je een dag eens niks kunt doen, kan ik een hele korte sessie aanraden. Ik geloof de resultaten, zeker bij ongetrainde mensen zul je heel snel vooruitgang maken, maar dat blijft niet duren. Bewegen, sporten en trainen, is een verhaal van duur en intensiteit en je kunt de duur daar niet uithalen. Meer zelfs, als je alleen maar intensief traint, krijg je gegarandeerd blessures. De blessures bij de crossfitters zijn niet te tellen.”

 

Jan Bourgois vult aan. “Hoog intensief ís goed, stabiliteit is goed, kracht moet ook af en toe, maar de basis van alle fysieke progressie blijft toch de uithouding. Als die basis niet aanwezig is, bouw je een huis zonder funderingen. Snelle fitheid is een illusie. Het duurt zes tot acht weken om een stabiel verbeterd prestatievermogen te bereiken.”

Excessen

Aan duur en intensiteit zit een onder- maar ook een bovengrens. Vroeger durfden looptijdschriften al eens de trainingsschema’s van toplopers afdrukken. Recreanten gingen dat kopiëren en kwamen van een kale reis thuis. In het beste geval, want meestal eindigden ze in de lappenmand. Te veel, te vaak sporten is niet goed, net als te veel, te vaak, te lang dat niet is, of te veel, te vaak, te intensief.

Het is geen boutade dat topsporters soms fit maar niet altijd gezond zijn. Een topatleet streeft naar steeds meer, steeds beter. Dat doet hij of zij door de training op te rekken in de hoop dat het geen overtraining wordt. Overreaching kan nog wel worden teruggedraaid met rust; overtraining kan leiden tot depressies.

De kritiek op de excessen komt ook van onze twee professoren, die topatleten en/of topteams trainen of hebben getraind. “Voor elke sporter – van top tot recreant – bestaat een punt waarop overtraining dreigt”, zegt Jan Bourgois. “Veel recreanten doen veel te veel en slopen hun lichaam, zodat de uitputtende training hun immuniteit onderdrukt. En dan worden ze ziek. Toch hebben we in oncorevalidatie gemerkt dat gematigde aerobe inspanning juist een heel gunstig effect kan hebben op die immuniteit. Patiënten die gecontroleerd aeroob trainden, konden de chemo beter verdragen.”

Peter Hespel krijgt het op de heupen van wie denkt dat het met tien minuten per sessie kan, maar evenzeer van wie zich aan het andere uiterste van het spectrum ophoudt. “We hebben ze hier ook gehad, de mensen die de meest extreme inspanningen wilden volbrengen. Elke dag een marathon lopen, is echt geen goed signaal. Dat lijkt mij eerder pathologisch.”

Column Eurostadion in De Morgen van 21 jan 2017

Eurostadion

Parking C van de Heizel, wie wist dat vóór een paar jaar liggen? Al wie geen geprivilegieerde parkeerkaart had voor Batibouw, het Autosalon, een interland van de Rode Duivels of de Van Damme Memorial. Die kon daar zijn auto kwijt en dan het eind lopen naar de Heizel-paleizen of het Koning Boudewijnstadion. Doorgaans werd Parking C niet gebruikt en bleef een desolate vlakte, dicht bij de stad Brussel, dicht bij het openbaar vervoer, een ongebruikte ruimte waar projectontwikkelaars natte dromen van kregen.

Vandaag heeft iedereen een mening over Parking C want daar zou het Eurostadion moeten komen. Met de nadruk op zou en moeten, want inmiddels zijn zoveel krachten aan het werk dat het project gevaar loopt. Een grote ontwikkeling heeft in dit land van ruimtelijke wanordening altijd een beetje (veel) tegenstand maar de aanhouder wint meestal wel. In dit dossier ligt dat enigszins anders. Het Eurostadion heeft een duidelijke deadline: officieel de zomer van 2019, maar begin 2020 is ook al lang goed. Halfweg 2020 worden onder meer in ons land een aantal wedstrijden van het Europees kampioenschap voetbal gespeeld en als de UEFA ziet dat de werken vorderen, zullen ze Brussel met rust laten. In het andere geval moeten we die wedstrijden teruggeven en zetten we België te kakken, maar dat kan er ook nog wel bij.

Wat zijn de feiten? We zitten met een slecht gelegen Heizelstadion dat in 2000 werd opgekalefaterd, maar ook niet meer dan dat. We zitten met de uitstraling van Brussel, de Europese hoofdstad kan een Europese tempel gebruiken. We hebben een flinke eersteklasser in het Brusselse, die een nieuw stadion nodig heeft. Er is de stad Brussel, met de reputatie van het rioolputje van Europa, onbestuurbaar door de opdeling in negentien gemeenten en met de rijke buitengemeenten argwanend toekijkend, want de ontwikkeling zou nota bene op hun grondgebied komen. En er is Uplace, die andere ontwikkeling iets verderop in Machelen op de oude Renault-site.

Nu wil het toeval dat Uplace als grote ontwikkeling ook veel tegenstand krijgt, vanuit Brussel en vanuit de buitengemeenten, tot zelfs vanuit de centrumsteden die dertig kilometer verder liggen. Uplace zou een shoppingmall worden waar je niet noodzakelijk hoeft te shoppen, maar shopping beleeft. Ik geloof het wel. Als het er ooit komt, zal ik vast eens gaan kijken zoals ik onlangs ook Docks Bruxsel aan de Van Praetbrug heb bezocht (en er snel ben weggelopen). Ondertussen lijkt niemand Uplace te willen en nog voor de ene horde is genomen, wordt al een andere hindernis opgetrokken.

Frustrerend, maar die tactiek werkt in de twee richtingen, want Uplace zet evengoed horden voor het Eurostadion en om meer dan één reden: omdat het een Brussels project is en omdat Bart Verhaeghe de baas van Uplace is. Die is tevens ondervoorzitter van de voetbalbond en voorzitter van Club Brugge en wil liever geen groot prestigieus stadion in het Brusselse. Het is inzake ontwikkeling een concurrent van zijn eigen Uplace, van zijn eigen Club Brugge dat nog geen nieuw stadion heeft en van het voetbalstadion dat hij wil bouwen in Brugge. Daar wil hij ook af en toe de nationale ploeg ontvangen, alleen al om dat gigantisch bouwsel in het veredelde dorp Brugge, dat dan twee voetbalstadions zal tellen, een beetje economisch verantwoord te houden.

En zo staat iedereen in dit dossier met de hakken in het zand, worden allerlei combines gesmeed en worden de media voor de verschillende karren gespannen. Van mij mag Uplace er komen, net als die grootheidswaanzin in Brugge en doe dat Eurostadion ook maar. Het geëmmer over het verkeer dat zich zal vastrijden, moet maar eens ophouden. De realiteit is dat wij het enige land zijn dat bestemmingsverkeer en doorgaand verkeer mengt op de dramatisch slecht ingerichte Brusselse ring (ook in Antwerpen overigens). Vervolgens hopen we dit te kunnen afhandelen op twee keer drie rijvakjes met om de haverklap een oprit. De Brusselse ring is ook zonder die twee nieuwe ontwikkelingen gedoemd om altijd een flessenhals te blijven.

De opdracht is simpel: iedereen in Brussel op één lijn krijgen, het protest wegnemen bij de buurgemeenten, de ring ontdubbelen en herinrichten, die twee ontwikkelingen bouwen en Anderlecht over de streep trekken. Dat alles tegen de winter van 2019-2020 en zonder al te veel publiek geld.

A la bonne heure.

Interview Lefevere in De Morgen van 14 jan 2017

‘Ik kan helemaal opnieuw beginnen’

2017 wordt het jaar van erop of eronder voor Patrick Lefevere (62): of hij vindt sponsoring om met QuickStep een doorstart te maken, of zijn team wordt verkocht, of de meest constante factor van de laatste 25 jaar verdwijnt helemaal uit het peloton. ‘Voor comfort moet je niet in het wielrennen stappen.’

Woensdag is QuickStep Floors Cycling Team voorgesteld. Quick-Step Floors Cycling Team, oefent u nog maar even op de naam. Eindelijk is het vroegere pars pro toto Quick-Step de enige naamsponsor geworden, maar dat was dan weer de nood die de wet breekt, zoals zo vaak in deze sport.

Bij die voorstelling hoorde ook een film: One Year in Blue, over het wielerjaar 2016 dat zo mooi werd afgesloten met de wereldtitel tijdrijden voor teams. De ploeg had de film op trainingskamp in Calpe vorige week al te zien gekregen en de commentaren in het zaaltje van hotel SolyMar gingen van ‘boeiend’ tot ‘moest dat nu zo vaak over het contract van Boonen gaan’ over ‘best wel eerlijk, met ook de mindere momenten.’ Veelzeggend was het licht sarcastische commentaar van Boonen zelf na de passage over de twijfels rond zijn laatste contract – doen of niet doen: “Ik wist niet dat ik zó geliefd was in de ploeg.”

Patrick Lefevere: “Tom ís geliefd bij ons. Na zijn afscheid zou ik graag willen dat hij nog wat bij de ploeg blijft. Alleen was ik bang voor het jaar te veel. Ik had dat al eens meegemaakt en ik had ook als eens een renner gehad die na een schedelbreuk dacht dat hij de hele wereld aankon. Ik stelde voor om tot Parijs-Roubaix te koersen en dan te stoppen, maar dat wilde Tom eerst niet. Er gingen weken overheen voor we de tweede keer samen zaten en toen zei zijn manager: tot en met Roubaix is oké. We hadden een deal.”

Met welke gemoedsgesteldheid begin je aan 2017?

Patrick Lefevere: “Ik ben nog steeds een even tevreden mens als in oktober nadat we wereldkampioen tijdrijden voor teams werden in Qatar. Maar ik weet dat ik aan de bak moet voor na dit jaar en dat geeft mij een duidelijkheid die ik zelden heb gehad in die vijfentwintig jaar dat ik dit doe. Voor 2018 heb ik geen enkele zekerheid en ook geen enkele verplichting, maar voor 2017 is alles gecoverd. Ondanks het verlies van onze hoofdsponsor Etixx, hebben we ongeveer hetzelfde budget.”

Het lijkt moeilijk te geloven dat QuickStep nu ineens alles gaat betalen, ook de som die van Marc Coucke kwam.

“Het beste scenario was dat Perrigo, dat Etixx als sub-brand van Omega Pharma mee had overgekocht, als sponsor aan boord bleef. Het slechtste was een aangetekend schrijven krijgen, waarmee ze hun contract opzegden, waarna ik voor een Amerikaanse rechtbank mijn gelijk en mijn geld moest halen.

“Op een dag kwam een Amerikaan naar België en gaf mij een afspraak om 11u30. Toevallig wilde Paul De Cock van QuickStep mij diezelfde ochtend ook zien. Tot mijn verbazing begon hij over mijn afspraak met de man van Perrigo. Hij zou daar ook bij zijn, zei hij, want QuickStep had het contract van Etixx overgenomen.

“Achteraf bekeken was het logisch. Perrigo wilde ervan af en QuickStep wilde graag enige naamsponsor worden. Wat niks wil zeggen over de toekomst. Ik heb hen al eens gevraagd of ze doorgaan voor 2018, maar daar kunnen ze niet op antwoorden. Ik ook niet. Ik zeg altijd: na 2017 zien we wel.”

Dat lijkt mij een heel oncomfortabele situatie.

“Voor comfort moet je niet in het wielrennen stappen. Er waren er die mij begin 2016 vroegen wat er in 2018 zou gebeuren. Ik antwoordde dan dat ik nog niet wist of ik de volgende dag zou wakker worden, hoe zou ik dan 2018 kunnen voorspellen? Niet dat ik die vragen niet begrijp: mensen hebben soms een huis gekocht en willen weten of ze het zullen kunnen afbetalen.

“Een paar maanden geleden stonden hier twee werknemers in mijn bureau. Die zijn een koppel en ze wilden mij samen iets meedelen. Ik dacht: ze is zwanger, proficiat. Neen: ze zouden het team verlaten voor Dimension Data, dat een jaar eerder Rolf Aldag bij ons weghaalde in volle voorbereiding op het seizoen 2016. Hij had toen nog een lopend contract van 24 maanden en ik ben heel braaf geweest, maar nu haalt hij nog eens twee waardevolle medewerkers bij mij weg.

“Het is best mogelijk dat die zijn vertrokken omdat ik geen zekerheid kan bieden, zoals Stijn Vandenbergh en Nikolas Maes: ze wilden twee jaar en die kon ik niet geven. Wie in zijn hoofd weg is, zal ik niet tegenhouden. (lacht) Benieuwd welke ratten ons schip eerst zullen verlaten, zelfs nog voor het zinkt.”

Is stoppen een optie?

“Ik heb misschien een paar keer te veel gezegd dat ik wil stoppen, terwijl ik dat eigenlijk niet zo meende. Neen, ik denk niet aan stoppen. Ik voel mij goed en ik wil nog doorgaan, maar ik kan zonder enige sponsor- of rennersverplichting aan een nieuwe structuur bouwen en daar kijk ik naar uit. Lange contracten zijn makkelijker, dat klopt, maar eigenlijk zit alleen Marc Sergeant met de Lotto in zo’n luxe-positie.”

Een deel van jullie budget komt van het mecenaat van Zdenek Bakala. Klopt het dat hij het een beetje heeft gehad met het wielrennen?

“Neen. ik heb het hem laatst nog gevraagd. Bakala is voor 70 procent eigenaar van ons team, ik heb 20 procent en Bessel Kok 10, en dat blijft zo. Hij heeft wel ooit de hoop gekoesterd dat het wielrennen een verdienmodel zou worden, maar die illusie heeft hij voorlopig laten varen. Ik ook overigens.

“Ik was eind vorig jaar nog eens in Mallorca bij een vergadering waar de World Tour werd voorgesteld. Iedereen kwam daar zijn zegje doen over zijn koers en na afloop nam Brian Cookson (UCI-voorzitter, HV) het woord en die zei: ‘We see you at dinner. Als je nog vragen hebt, schrijf ze op.’ Dus geen vragen, terwijl dat vroeger het enige interessante was van zo’n dag, dat je met elkaar een beetje in discussie kon gaan.

“Het probleem van zo’n bond en zo’n voorzitter is dat die mannen zich van verkiezing naar verkiezing manoeuvreren en de laatste twee jaar doen ze niks meer om toch maar geen stemmen te verliezen. Een beetje zoals in de gewone politiek. Ik heb daar in Mallorca besloten dat ik nooit meer naar zo’n vergadering ga.”

Die mondialisering is ook niks geworden: de VS liggen plat na het Armstrong-schandaal, China is niet van de grond gekomen en de Ronde van Qatar houdt op.

“Wat Qatar betreft, begrijp ik de Arabieren wel. Ze hebben het voorbije WK georganiseerd en wat kregen ze terug van de media? Hoongelach over het feit dat er behalve twee kamelen niemand stond te kijken. Wie een beetje trots heeft, zegt dan snel: bekijk het maar.

“Het valt al bij al mee, maar er zijn gewoon te veel koersen. Als je de organisatoren hoort, is het allemaal kommer en kwel maar ze blijven wel bestaan, en als een renner ziek valt de dag voor de koers en je hebt één renner te weinig, zoals wij in Nokere Koerse vorig jaar, trekken ze 500 euro van ons startgeld van 2.500 euro af. Voor wie denken zij dat het publiek komt? Elk jaar hebben wij daar koers gemaakt. Maar niet in 2017: voor ons geen Nokere Koerse.

“Nog een probleem: vernieuwing botst in onze sport vaak op weerstand. Dat hebben we ook gezien met de plaatselijke rondjes in de Ronde van Vlaanderen. Dat was achteraf bekeken de beste ingreep die Wouter Vandenhaute kon doen, want anders hadden we vandaag gegarandeerd ongevallen. Op het laatst kwamen ze met grote bussen uit Engeland en die zag je op tien verschillende plaatsen naar de koers staan kijken. Met de bus midden op de weg geparkeerd.”

Is het fundamentele probleem van het wegwielrennen niet ‘de weg’?

“Als jij een kind van twaalf hebt dat wil sporten, dan breng je het graag naar een infrastructuur waar je het twee uur later kunt ophalen in de wetenschap dat het veilig heeft gesport. Als je kind wil koersen, dan stuur je het de weg op voor een training en kun je alleen maar hopen dat je je kind twee uur later nog levend terugziet. Wielerbanen zouden veel kunnen oplossen, maar daarvan zijn er te weinig.

“Kijk, ik ben wel degelijk een groot voorstander van op de piste rijden, maar ik ben tegen de Zesdaagse van Gent. Beter gezegd, ik ben niet tegen Gent maar wel tegen een zware zesdaagse uitgerekend in de maand dat renners moeten rusten en terug aan de opbouw beginnen. Verder ben ik heel erg voor en kan ik het iedereen aanraden: aan de soepele pedaaltred van de Engelsen en Australiërs herken je de positieve effecten van de wielerbaan.”

De realiteit van het wielrennen is deze: een stagnerende economie en een publiek dat schrikwekkend ouder wordt.

“Dat zal wel kloppen, maar wat is er mis met het oudere deel van de bevolking dat tijdens het pensioen naar de koers kijkt? Die kunnen nog twintig jaar naar wielrennen kijken. Een zestiger die naar een appartement verhuist, overweegt ook om QuickStep te laten leggen. Bovendien heeft de oudere generatie meer geld te besteden dan ooit, maar de marketeers doen wel alsof ze er niet zijn.”

Nog een minpunt: koers is saai geworden.

“De atleten zijn veel beter geworden. Toen ik dertig jaar geleden koerste, gooiden we op 15 oktober onze fiets tegen de muur en begonnen we opnieuw op 1 januari. Tussendoor werd wat gevoetbald, gelopen of geschaatst en de meeste renners kwamen tien kilo bij die ze er niet vóór mei afkregen. Vandaag liggen sommige renners amper veertien dagen stil en letten ze alle dagen van het jaar op hun eten. Als er geen wedstrijden zijn, zitten ze op trainingskampen, en trainingen van zeven uur die vroeger uitzondering waren, zijn nu regel.

“Nog een verschil met vroeger is de doping. Zonder daar veel over uit te weiden, maar er is een periode geweest dat je alles kon gebruiken behalve amfetamines want de rest konden ze niet vinden. Vandaag kan niks meer en dat juich ik toe. Eddy Merckx wees mij wel op een neveneffect: sommige van die middelen hielpen om te recupereren. ‘Let op’, zei Eddy, ‘de kleine motoren gaan het allemaal aan hun joint de culasse krijgen.’ In onze taal: aan het hart, hartritmestoornissen dus. En dat is uitgekomen. Kleine motoren krijgen het lastig in het wielrennen dat van jaar tot jaar veeleisender wordt.”

Gianni Meersman koerste bij je ploeg, ging naar Frankrijk en werd daar afgekeurd voor hartproblemen.

“Ik betaal Pedro Brugada vier dagen per jaar om al onze renners te screenen. Dat is een topcardioloog van wie wordt gezegd dat hij aandacht zoekt, maar iedereen is het er wel over eens dat hij top is. Hij zei dat Meersman mocht fietsen, de Franse cardiologen zeggen dat hij moet worden afgekeurd en Gianni is de klos. Hij stopt met koersen en dat is een wijze beslissing.”

Er zijn dit seizoen in Vlaanderen 120 profrenners, of wat daarvoor moet doorgaan.

“Vooral dat laatste. Ik denk dat de helft van die 120 echt profwaardig is, als in internationaal mee kunnen. Er zijn ploegen met twee reservefietsen en vier wielen in de auto en bij de eerste bevoorrading hebben ze nog twee renners in koers. Die zouden niet in één peloton met mijn renners mogen rijden, want ze zijn een gevaar. Uiteraard zijn sommige pelotons op sommige wegen te groot. Welnu, haal dan eerst die pseudoprofs eruit.”

 

Jullie team won vorig jaar 56 koersen. Wat maakt een renner tot een winnaar?

“Winnen is mentaal. Je hebt een type-Boonen dat zegt: ik ben de kopman. En je hebt een Museeuw die zei: laat die ook maar kopman zijn, samen met mij. Die wilde de druk wat afhouden maar hij sloeg toe als je het niet verwachtte. En je hebt Mark Cavendish die de hele ploeg in zijn dienst wil: alles voor hem. Dat botste soms bij ons, maar ik mocht Mark wel, al was ik pissed toen hij tijdens de Tour drie keer van onze trein gebruik maakte om te winnen. De beste lead out ooit, zei hij. De eerste twee keer kon ik er nog om lachen, daarna niet meer.”

Boonen was favoriet voor het WK, maar kwam een man te kort. Is hij geflikt?

(aarzelt)”Geflikt is niet het juiste woord. Ten eerste zaten de omstandigheden op het laatst niet mee. Het was volle rugwind in plaats van zijwind, waardoor ze er niet nog eens een snok konden aan geven. Vervolgens loopt alles perfect tot die ene laatste man die hem zou moeten afzetten. Moest dat Greg Van Avermaet zijn? Greg is een kopman en kopmannen hopen altijd op mirakels tot op één kilometer van de streep. Ik begrijp dat. Zonder mirakel was hij ook geen olympisch kampioen geworden. Misschien is ook te veel gerekend op Tom: ik wist dat hij podium kon rijden, maar winnen?”

Waarom haal je nu Philippe Gilbert binnen, van een einzelgänger gesproken?

“Hij heeft mij gecontacteerd en hoewel ik hem niet kon betalen wat hij bij BMC kreeg, had ik snel een deal: een lager basissalaris en veel bonus bij winst. Bonussen zijn gevaarlijk, dat klopt, want winst levert ons niks op. Ik heb geprobeerd mij te verzekeren tegen te veel winnen, maar sinds Lance Armstrong zijn bonussen liet verzekeren en uitbetalen en al het gedoe daarrond na zijn dopingbekentenis, wil geen verzekeraar zich daar nog aan wagen.

“Gilbert zei: ‘Ik doe het niet meer voor het geld, wel voor het prestige. Niemand gelooft nog dat ik grote koersen kan winnen. Ik weet zeker dat het nog kan.’ Ik kan aan de deal met Gilbert niet verliezen.”

Het blijft vreemd hoe rustig jij er bij zit, wetende dat je van scratch moet herbeginnen.

“Het is op een manier ook boeiend, maar van de honderd afspraken zijn er tachtig voor niks. Je krijgt wat over de vloer. De managers zie ik het minst graag komen. Net als in het voetbal zijn ze steeds vaker met twee en factureren ze hun diensten nu aan ons. Of fantasten, zoals die West-Vlaming die in Zwitserland woonde, geld te veel had en mijn ploeg niet wilde zien verdwijnen. Ik ook niet, zei ik, zal ik naar Zwitserland komen? Neen, dat was niet nodig, hij zou naar België komen. Nooit meer iets gehoord.

“Het is ook oppassen voor oplichters of witwassers. Ze beloven je vijf miljoen, maar je moet onmiddellijk één miljoen terug geven en dat moet je mee hebben in cash. Ik ken een team dat zo is gerold. 30 juni wordt een cruciale datum. Als ik dan niet verzekerd ben van nieuwe sponsors, of van een verkoop van onze ploeg, wat Bakala nog moet willen, is iedereen vrij om te gaan. En niemand hoeft dan boos te zijn op mij want ik heb niemand iets beloofd.”

Denk je soms nog terug aan tien jaar geleden, januari 2007?

(denkt na) “Och ja, nu je het zegt: die artikels over mij in Het Laatste Nieuws(in de krant werd Lefevere ervan beschuldigd al 30 jaar gebruik te maken van doping in zijn ploegen, red.). Dat was het dieptepunt. Niet alleen verloor ik een sponsor van vier keer 8,5 miljoen euro (Franke, HV) maar ook de persoonlijke schade was zo vreselijk. Onwaarschijnlijk dat een psychopaat met een computer zo veel heeft kunnen kapotmaken. Dan kun je achteraf je gelijk wel halen en excuses krijgen, die beschuldigingen komen om de zoveel tijd terug. Met de krant is het opgelost, die journalisten sta ik terug te woord, maar ik weet heel goed wie toen aan de knoppen zat en wie ik nog een hand geef en wie niet.”

Column VDB RIP in De Morgen van 14 jan 2017

VDB R.I.P.

 

Anthony Vanden Borre stopt als topvoetballer en de pers betreurt dat. Wat is mis aan die zin? Van alles. Ten eerste was Anthony Vanden Borre nooit een topvoetballer. Jazeker, hij had de tools zoals loopvermogen, techniek, kracht, gestalte, snelheid. Of hij de noodzakelijke cc hersenen had en of dat überhaupt …

Anthony Vanden Borre stopt als topvoetballer en de pers betreurt dat.

Wat is mis aan die zin? Van alles. Ten eerste was Anthony Vanden Borre nooit een topvoetballer. Jazeker, hij had de tools zoals loopvermogen, techniek, kracht, gestalte, snelheid. Of hij de noodzakelijke cc hersenen had en of dat überhaupt nodig is in een sport waarin regelmatig wel eens een neanderthaler uitblinkt, daar moeten we een slag om de arm houden. Misschien is/was Anthony wel overbegaafd.

(Als u gestopt bent met lachen, mag u nu verder lezen.)

Anthony Vanden Borre was vooral geen topvoetballer omdat hij geen karakter had. Zijn onvermogen om zijn voetbalvlieger in de lucht te houden, bleek na zijn tot mythische proporties opgeblazen terugkeer in 2014 toen hij opnieuw de nationale ploeg haalde. Die comeback werd toen en nu nog steeds bejubeld, maar was ook niet meer dan een reset, een paar maanden goed eten, hard trainen en ernstig leven. Dat er een baard als statement bij kwam, ach ja, in de NBA waarvoor hij een League Pass tv-abonnement heeft, was net ene James Harden aan het doorbreken, maar zo lang als Harden durfde hij die baard toch niet te laten groeien.

In een krant werd verwezen naar zijn verleden als straatvoetballer in het Parc Pirsoul in Sint-Agatha-Berchem. Daar zou hij groot zijn geworden. Neen, daar is hij juist klein gebleven en daar is het fout gegaan. Zijn vrienden in dat park waren onder meer Geoffrey Mujangi Bia (reserve bij FC Sion), Michy Batshuayi (reserve bij Chelsea), Ilombe Mboyo (reserve bij de reserven van FC Sion) en Hervé Kage (bij KV Kortrijk).

Die eerste twee hebben het nog min of meer voor mekaar, met Batshuayi die heeft bewezen een Europese subtopper te zijn; de rest zijn meelopers en/of probleemzoekers, met de voor verkrachting veroordeelde Mboyo als boegbeeld. Ooit werden ze op Anderlecht omschreven als une bande de caractériels, vrij vertaald een bende speciale karakters, gestoorden kan ook, en dat laatste kwam af en toe aardig in de buurt van de waarheid.

Anthony Vanden Borre stopt als topvoetballer en de pers betreurt dat.

Wat is nog mis aan die zin? Dat de pers dit betreurt. De pers moet dit niet betreuren. De pers moet daar ook geen ellenlange verhalen over brengen, in de trant van: zonde toch hoe goed die jongen wel niet was en kijk eens wat een talent hij nu vergooit. De pers zou
dit misschien kunnen duiden als het zoveelste fenomeen van een pseudo-atleet die niet alle tools heeft om het aan de top te maken. Verder was het stoppen van Anthony Vanden Borre, reserve bij Montpellier, hoogstens een kort berichtje waard (oké, en misschien een column).

De pers is deels ook schuldig aan fenomenen als Anthony Vanden Borre, aan wie veel te snel veel te veel aandacht is besteed. Elk jaar verschijnen weer lijstjes van de grootste beloften van het Belgisch voetbal, waarbij dan mooie foto’s worden afgedrukt en
in lovende bewoordingen wordt geschreven wat voor een mooie toekomst het spelertje tegemoet kan zien. Voorbijgaand aan de vaststelling dat 90 procent van de topspelers de post-formatie – bij voetbal ligt die tussen 18 en 21 – nodig heeft om daadwerkelijk aan de top te geraken, waarna het nóg alle kanten uitkan en bij Vanden Borre duidelijk de verkeerde kant.

Volgens sportpsychologen zou er meer begeleiding moeten zijn. Ja en neen. Ja, omdat jeugdspelers en vooral ouders van jeugdspelers best met hun voeten op de grond blijven. Neen, omdat sommige gevallen gewoonweg hopeloos zijn en het onbegonnen werk is om die bij de les te houden. Psychologen zouden de moed moeten hebben om die karakters als ongeschikt voor topsport te verklaren.

Anderlecht gaat nu Anthony Vanden Borre begeleiden in zijn exit. Dat is chic van Anderlecht, maar de club mag zich geen schuldgevoel op de nek halen. Het heeft gedaan wat het kon, het heeft zelfs meer gedaan dan het moest. Volgens een krant zou Anthony Vanden Borre over vastgoed beschikken, in een crèche van zijn zus hebben geïnvesteerd en een vermogen van 3,62 miljoen euro bezitten, maar dat is nattevingerwerk. Maakt niet uit: laat deze VDB zijn geld, hoeveel of hoe weinig, en laat hem vooral met rust. Op naar de volgende has been.

Column Money walks, bullshit talks in De Morgen van 7 jan 2017

Money talks, bullshit walks

Topsport is economie en in de economie geldt dat wie een schaars product of dienst aanbiedt, daar doorgaans veel geld voor kan vragen.

Deze vreselijke zin staat in een verhaal, een beetje verderop in de Zeno. Als het niet blijkt uit het verhaal, dan wil ik dat hierbij recht zetten: ik word ongemakkelijk van al die miljoenen die aan een jongen (af en toe meisje) in korte broek worden gestort omdat hij/zij een bepaald fysiek talent cadeau heeft gekregen, in de juiste omgeving de juiste mensen is tegengekomen en op het juiste tijdstip de gepaste move heeft gemaakt. Geluk heeft gehad, met andere woorden.

Ik heb hetzelfde met ondernemers en kunstenaars en artiesten en iedereen die met meer geluk dan kunde buitensporig veel geld verdienen. Maar ik ben al wat ouder en realist: de Muur is gevallen, het Communistisch Manifest staat niet meer in mijn boekenkast en ik ben ook een kleine zelfstandige geworden met een bvba’tje, zichzelf verkopend aan de meest biedende, met in het achterhoofd de eeuwige schrik: ooit houdt het een keer op en wat dan?

Ik ben er zeker van dat Witsel hetzelfde denkt. Hij weet natuurlijk als geen ander dat op een dag een dolgedraaide tegenstander met de voet vooruit een eind kan maken aan zijn droom. Mijn product is minder schaars dan dat van Axel Witsel, dus krijgt onze nationale krullenbol veel meer betaald dan ik. Dat heet vrijemarkteconomie en daar heeft de overgrote meerderheid op deze planeet voor gekozen. Nogmaals, ik zag het ooit anders maar dat kan je alleen nog zijdelings opmaken aan Chomsky en Marcuse in de boekenkast.

Money rules the world; money rules sports, my world. Live with it, dus? Dat is lastig. Collega Dirk Deferme begreep Witsel wel en vond niet dat de wereld is vergaan. Begrip daarvoor. Filip Joos kroop in zijn anders zo fluwelen pen en doopte ze in gif: Witsel had niet voor het voetbalspel gekozen, niet voor Juventus en hij had bij uitbreiding niet voor Italië gekozen. Dat Joos van voetbal en van Italië houdt – een spagaat, maar dat is hier de discussie niet – zal wel hebben meegespeeld, maar ook hij had een punt. Wel grappig en een beetje voorspelbaar dat die van de commerciële zender voor de commercie gaat en die van de staatszender niet.

Axel Witsel ging voor zijn bankrekening, voor zijn nv’tjes en voor de zekerheid dat hij, zijn naasten, zijn kinderen en kleinkinderen nooit meer zouden moeten leven en opgroeien zoals hij, in relatieve armoede. Dat dit ook perfect was gelukt met die 6 miljoen van Juventus is een niet te verwaarlozen argument, maar zo werkt het niet in de psyche van de voetballers. Salaris bepaalt mee de pikorde in de kleedkamer en laat Witsel nu al twee bondscoaches na elkaar de eerste naam zijn die op het wedstrijdblad verschijnt, dat zag je niet terug aan zijn verloning. Bij dezen is dat rechtgezet. Of dat geld dan van een Chinees in China komt, dan wel van een Arabier in Engeland, is een detail. Money talks, bullshit walks.

Vanuit de CD&V gaf men er ook nog een lap op: laat 10 procent van het tv-contract naar vrouwenvoetbal en jeugdvoetbal gaan. Ook voor dit standpunt alle begrip, maar waarom is dat nog geen voorstel geworden binnen de EU en onze Belgische parlementen? Die politici toch: altijd meer praatjes op opiniepagina’s dan in hun assemblees. De fundamentele discussie die niemand voert, is deze: moet de topsport ten dienste staan van de breedtesport en mogen/moeten we de inkomsten van de topsport afromen om de breedtesport te stimuleren? Jawel, maar het zal nooit gebeuren.

Ooit begon topsport met arbeiders die zich amuseerden na het werk in de fabriek en daar een centje mee bijverdienden. Die centjes kwamen van andere arbeiders die kwamen kijken. Het was toen eenrichtingsverkeer en dat is het nog steeds. Vandaag telt de obese, sedentaire wereldburger van Azerbeidzjan tot Zimbabwe graag zijn centjes neer voor het grote sportspektakel van een clubje tot goden verheven medemensen die in tien jaar het bnp van een klein land verdienen. Je zou bijna heimwee krijgen naar dat ene politieke systeem waar topsport en breedtesport in harmonie naast en met elkaar werden georganiseerd, maar dat behoort volgens de marathonman uit Antwerpen tot het restafval van de 20ste eeuw.

 

Geld in de sport in De Morgen van 8 jan 2017

onderin de pdf, met grafieken en tabellen

Voetballers zijn het nieuwe ivoor

Axel Witsel doet het, Cristiano Ronaldo doet het niet: naar China trekken voor het grote geld. Waarom topsporters zo goed verdienen, waarom dat niet snel zal veranderen en waarom we dat stilaan normaal vinden. Of toch maar beter niet?

Dat was schrikken: Carlos Tevez, die ooit door heimwee verteerd uit Engeland naar Argentinië vluchtte, zal gaan voetballen bij Shanghai Shenhua. Om de pil wat te vergulden, staat daar een salaris van 38 miljoen euro tegenover. Nu we toch bezig zijn, dachten de Chinezen, laten we ook meteen Cristiano Ronaldo kopen. De onbekende bieder had 300 miljoen euro over om hem weg te halen bij Real Madrid en bood de speler een jaarsalaris van 100 miljoen euro.

Hoe Real erover dacht was niet bekend, maar Ronaldo liet bij monde van zijn zaakwaarnemer Jorge Mendes weten dat geld niet alles was voor hem. Voorwaar een heel nobele instelling, ongetwijfeld geholpen door die 84 miljoen euro die hij het voorbije jaar al heeft verdiend.

Marketinggewijs (en sportief) was dat heel goed bekeken. Jezelf voor het dubbele aan salaris eersteklas gaan begraven in een competitie die niemand kent of ziet, waarvan alle sporteconomen verwachten dat ze als een zeepbel uiteenspat, dat doen we niet, dacht Ronaldo. De Portugees was in 2016 goed voor 30 miljoen euro commerciële inkomsten. Die zouden in dat Chinese luxe- voetbalsteegje in geen tijd opdrogen, samen met zijn ambitie om een soort voetbal-Jordan te worden.

Het spreekt vanzelf dat dit verhaal van het Chinees voetbal niet kan blijven duren. Eén speler 100 miljoen euro betalen in een competitie met gemiddeld 25.000 bezoekers per wedstrijd en met 220 miljoen euro aan tv-rechten, is de directe weg naar het faillissement. Het gemiddeld salaris per speler in de China Super League is 700.000 euro, maar het mediane salaris ligt bij 80.000 euro, wat wil zeggen dat even veel spelers meer en minder verdienen dan 80.000. Het gemiddelde wordt dus omhoog gehaald door enkele bijzonder vorstelijk betaalde buitenlandse spelers, zoals Axel Witsel, die minimaal 18 miljoen gaat verdienen.

Voetballers zijn het nieuwe ivoor voor de Chinese nouveau riche en voetbalclubs zijn speeltjes om mee uit te pakken. China heeft ongeveer 600 dollarmiljardairs, maar ook dat verhaal botst vroeg of laat op zijn economische limieten.

In Europa zou die vlieger alvast nooit opgaan. De regulering van de sporteconomie is hier minimaal, maar pakweg KV Oostende, dat Carlos Tevez zou kopen en 38 miljoen euro salaris betalen – wat Marc Coucke financieel aankan -, zou door de UEFA als een flagrante overtreding van de Financial Fair Play-regels worden gekwalificeerd. In China bestaat maar één regel: president Xi Jinping behagen en een wereldmacht worden in het voetbal door alles wat los zit in die sport, op te kopen.

Geen loonmatiging

Als je iets heel erg goed kunt, dan best in de sport, want die sector betaalt buitensporig goed. Overigens is Carlos Tevez, zoals uit bijgaande tabel kan worden opgemaakt, níét de best betaalde atleet ter wereld zoals eind vorig jaar de wereld werd ingestuurd. Real Madrid stort al drie jaar meer dan 50 miljoen euro salaris en bonussen op de bankrekening(en) van Ronaldo. Idem voor FC Barcelona en Lionel Messi. Met uitzondering van enkele boksers – Mike Tyson kreeg al in 1996 75 miljoen dollar voor drie kampen die samen geen 20 minuten duurden – zijn Ronaldo, Messi en Tevez vandaag wel de sporters met de hoogste salarissen.

Tevez en Witsel kiezen voor het salaris, maar bij de absolute toppers zullen de commerciële deals op termijn het zwaarst doorwegen. Voor de topverdieners in de tabel hierbij geldt nu al dat ze haast 60 procent van hun inkomsten halen uit sponsoring. Het meest extreme voorbeeld is tennisser Roger Federer, die sportief op zijn terugweg lijkt: tegenover ‘slechts’ 7,5 miljoen euro prijzengeld, zet hij 57,7 miljoen euro commerciële inkomsten, meer dan welke actieve sporter ook.

Van loonmatiging is in de sport geen sprake. Af en toe doet zich een lichte daling voor, of een piek. De dalingen zijn te wijten aan economische crisissen zoals die van 2008, de pieken aan eenmalige contracten of inkomsten. De meest opvallende piek is die van 2014-’15 toen de boksers Floyd Mayweather en Manny Pacquiao voor een fel gemediatiseerde onderlinge kamp respectievelijk 285 en 148 miljoen dollar opstreken. Over de voorbije twintig jaar zijn de inkomsten van de tien beste verdieners van de sport meer dan verdubbeld.

Strenge barema’s

De betaalde sporter is een fenomeen van het einde van de 19de eeuw en is Engels van oorsprong. Preston North End besloot als eerste club spelers openlijk te betalen. In 1884 werden ze daarvoor uitgesloten, maar samen met andere betalende clubs als Aston Villa en Sunderland lobbyden ze bij de Engelse bond voor de invoering van betaald voetbal. Twee jaar later ging het Engels voetbal overstag, met een resem faillissementen als direct resultaat.

In de VS had men snel door dat het salaris onlosmakelijk verbonden moest zijn met inkomsten. Al in 1876 maakten honkbalclubs in New York afspraken met de spelers over hoeveel zij van de inkomsten zouden krijgen. De eerste Amerikaanse betaalde spelers waren geen fullprofs zoals in Engeland, maar parttimesporters. Het Amerikaanse model streeft sindsdien naar een collectieve arbeidsovereenkomst per competitie, waarin wordt vastgelegd hoeveel procent van de inkomsten aan salarissen kunnen worden besteed. In de VS neemt men aan dat dit rond de 55 procent moet draaien.

De salarispolitiek van de profsport in het ultraliberale Amerika heeft veel weg van een communistische planeconomie. In de NBA wordt het hoogste gemiddelde salaris betaald (zie tabel) van de hele wereld – 6,1 miljoen euro – maar de spelerscontracten zijn nu al tien jaar onderhevig aan strenge barema’s. In de top 10 van best betaalde basketbalspelers staat LeBron James op één met 29,4 miljoen euro salaris. De nummers twee tot en met zeven in die ranking krijgen exact hetzelfde bedrag: 25.177.971 euro, ook niet slecht. De NBA zorgt daarnaast voor wie niet zo succesvol is: het minimumsalaris voor de absolute beginneling bedraagt een erg redelijke 500.000 euro.

Voetbal haalt in

Alleen de basketballers en honkballers in de VS en vreemd genoeg de cricketspelers in India verdienen gemiddeld meer dan de voetballer van de Premier League, waar het gemiddeld salaris 3 miljoen euro bedraagt. Naar Europese traditie is de ongelijkheid er een stuk groter. De club met de laagste payroll – Burnley van Steven Defour – heeft zes keer minder te besteden dan Manchester City. In de Amerikaanse competities is het al ondenkbaar dat een club aan salarissen het dubbele uitgeeft van een concurrent.

Voetbalsalarissen zijn de laatste jaren sterk gestegen, maar pas in 2004 drong een voetballer door tot de top 10 van de best verdienende sporters. Dat was David Beckham, nadat hij naar Real Madrid was verhuisd. In 2010 kwam zowel Cristiano Ronaldo als Lionel Messi kijken. Zij staan nu op één en twee, en in de top 20 zijn ze de enige voetballers.

Het voetbalsalaris wás toe aan een inhaalbeweging, omdat ook de inkomsten als tv-rechten en shirtsponsoring navenant toenamen, maar de stijging is met geen enkele sector te vergelijken. In vijftien jaar tijd zijn de salarissen van de voetballers verdrievoudigd, terwijl die van de NBA-basketbalspelers slechts met een derde stegen.

Schaars product

Waarom verdienen sommige sporters uit sommige sporten zo veel? Sprinter Usain Bolt tikte in 2016 af bij 30 miljoen euro volgens Forbes. Als er tienkampers – de goden van het atletiekstadion – zijn die één honderdste verdienen van Bolt, mogen ze nu opstaan. Wellicht dat alleen Ashton Eaton, die deze week met pensioen ging, af en toe in de buurt kwam, maar daarvoor moest hij wel al een wereldrecord verbeteren.

De verdiensten van topsporters zijn exuberant, dat vinden zelfs de topsporters, maar zijn ze ook immoreel en van de pot gerukt? Of economisch niet verantwoord? Het argument dat leraars een veel belangrijker taak hebben dan voetballers, maar daar duizend
keer minder voor verdienen, klinkt politiek correct maar slaat nergens op. Topsport is economie en in de economie geldt dat wie een schaars product of dienst aanbiedt, daar doorgaans veel geld voor kan vragen. De bokser Floyd Mayweather heeft in tien jaar tijd exact tien keer gebokst en dat heeft hem geen windeieren gelegd.

Toen de legendarische honkballer Babe Ruth werd gevraagd of hij het normaal vond dat hij meer verdiende dan de president van de VS (die vandaag overigens 384.000 euro per jaar krijgt, dus minder dan de minst betaalde eerstejaars in de NBA) zei The Bambino: “Natuurlijk is dat normaal. Ik had een beter jaar dan de president.”

Beter is vaak synoniem van bekender. Vandaag zijn Cristiano Ronaldo en Lionel Messi mondiaal bekend, net als Michael Jordan en Tiger Woods vroeger. Wettigt dat 80 miljoen euro inkomsten? Als voor die kampioenen bedrijven in de rij staan en van hun naam gebruik willen maken om hun goederen aan te prijzen, als tickets voor wedstrijden van Real Madrid of FC Barcelona duur zijn, als hun shirts de deur uit vliegen, als de tv-rechten voor de Champions League steeds stijgen, is dat mede de verdienste van de hoofdrolspelers. In andere sectoren noemt men dat marktleiders.

Kort door de bocht: als het grote geld op tafel ligt, naar wie moet het dan gaan als het níét naar de atleet mag gaan? Naar de eigenaar of organisator? Misschien moet de sport gratis? Of naar de grass roots, de opleiding, de breedtesport? Dat zijn te overwegen opties. Real Madrid zou pakweg het hele Spaanse vrouwenvoetbal kunnen financieren, zoals ooit de helft van het salaris van Kobe Bryant volstond om alle vrouwelijke basketbalspeelsters in de VS te betalen en nog zakgeld toe te geven.

Voor de absolute top wordt de portemonnee getrokken, of ze nu een mondiaal bedrijf leiden, dan wel iemand als allerbeste op hun gezicht timmeren. De tien meest betaalde bedrijfsmanagers in de VS verdienen ongeveer hetzelfde als de tien best betaalde sporters wereldwijd. Artiesten zijn nog iets beter af. Op de Highest Paid Celebrities List van Forbes staat Ronaldo pas vijfde. Nummer één is Taylor Swift en op twee staat One Direction, allebei uit de muziek. Op drie staat James Patterson, een schrijver van thrillers en op vier tv-bekendheid Dr. Phil. Op acht vinden we Cristiano’s concullega Lionel, in de buurt van Adele. Er halen overigens maar vier topsporters de top 20.

Signature move

Sport heeft op al die andere sectoren één groot voordeel: als het ophoudt, houdt het niet echt op. Toch niet als je het goed aanpakt en top bent. Daarom ging Ronaldo niet naar China en Witsel wel. Witsel kan er zijn salaris verviervoudigen. Niet slecht voor een – met alle respect – mondiale nobody en dat zal hij ook in China blijven.

Ronaldo is andere koek: als ’s wereld bekendste atleet heeft hij 215 miljoen volgers op Facebook, Twitter en Instagram. Met zijn posts heeft hij voor zijn sponsors vorig jaar 168 miljoen euro aan mediaruimte verdiend en dat kan hij het beste vanuit Europa blijven doen, waar heel de wereld zijn doen en laten kan volgen.

Ronaldo wil bovendien erg graag een merk binnen het sterkste sportmerk Nike worden, zoals Jordan al dertig jaar is, en daartoe heeft Ronaldo net als Jordan een signature move. His Royal Airness was en is nog steeds de vliegende dunker, het werd zijn logo. Ronaldo heeft die vreemde vreugdesprong na het scoren en die doet nog een beetje geforceerd aan. Niet zeker of dat een logo wordt en hij überhaupt een merk.

Een tweede Michael Jordan bestaat niet. Hij is al dertien jaar gestopt, maar verdient nog steeds meer dan alle actieve collega’s. In 2015 rakelde hij nog 102,8 miljoen euro bij elkaar, waarvan 93 miljoen afkomstig van Nike-royalty’s op zijn Jordan-lijn.

Michael Jordan is het levende voorbeeld van hoe salaris uiteindelijk zakgeld wordt. In zijn vijftien jaar als speler met de Chicago Bulls en de Washington Wizards heeft hij een schamele 87 miljoen euro aan salaris betaald gekregen. Daarnaast had hij Nike, McDonald’s, Chevrolet, Coca-Cola en Gatorade als privésponsors. Hij heeft in totaal 1,6 miljard euro verdiend en zijn bezit wordt inmiddels geschat op 1,1 miljard euro ondanks een dure scheiding. Hij is in 2013 hertrouwd met een voormalig fotomodel én met een stevig huwelijkscontract.

Zo’n imperium moet worden beschermd. Zes jaar geleden klaagde Jordan de inmiddels failliete supermarktketen Dominick’s aan omdat ze zijn naam op een verminderingsbon voor biefstuk hadden durven afdrukken. Exact twee bonnen voor twee dollar waren gebruikt, maar de rechter oordeelde streng: Jordan kreeg vorig jaar 8,5 miljoen euro schadevergoeding. Die schonk hij weg aan 23 verschillende goede doelen in zijn Chicago.

Witsel weet wat hem te doen staat als de Spar zonder toestemming zijn krullenbol gebruikt.