Tendoet
Het is niet langer fijn met Hein. Dat was de teneur van een artikel eerder deze zomer. Hein vond dat zelf niet fijn. Geen enkele beat writer schrijft graag zo’n beladen verhaal als eerste, maar omdat het hek daarmee van de dam was, gingen ook andere media daar op door. Het zou zomaar kunnen dat je het opschrijft en dat daarna met ruime cijfers wordt gewonnen en dan lig je voor een tijd uit de gratie, ook bij zij die je hebben gevoed, want spelers zijn pas eersteklas windhanen.
Rond die tijd was er nieuws over de operatie van Renato Neto, waarna een medium dat het bericht had gemist een stapje verder ging met de melding dat het wel eens fin de carrière kon zijn voor Neto. Toen was Hein pas echt furieus: hij zou voortaan alleen nog het strikte minimum doen voor de media. Gedaan met faveurtjes, geeft hij aan in een interview in deze weekendkrant naar aanleiding van Anderlecht-Gent. Dat interview was geen faveurtje, voor alle duidelijkheid. De afspraak lag al vast van lang voor het begin van de competitie en daar heeft hij zich ook netjes aan gehouden. Hij kan een hork zijn, onze Hein, maar een woord is een woord. Al is wel een luizenkam door de tekst gegaan, kan ik u verklappen.
Na drie jaren van relatieve rust, ondanks het obligate dipje dat al decennia in de Gentse voetbalgenen zit, gaat de club nu echt door zwaar weer. Meer nog: zelfs de trainer voor wie na de titel en de knappe prestaties in de Champions League standbeelden op de Korenmarkt, de Kouter, de Graslei, de Vrijdagmarkt en aan de Ghelamco Arena zouden worden opgericht, ligt nu ook onder vuur. ‘Hoeveel krediet heeft Hein?’, titelde de pers en Hein werd nog bozer.
Alles zit tegen wat tegen kan zitten. ‘Murphy’, zo kun je de uitleg van Hein Vanhaezebrouck samenvatten. Dat is wat kort door de bocht. Het zit ongetwijfeld tegen, na jaren waarin het heeft meegezeten – de titel en de twee mooie Europese campagnes – maar er lijkt meer aan de hand. In het jaar na de titel raakte de ploeg die net met brio de tweede ronde van de Champions League had gehaald, uit koers door een stomme bekeruitschakeling en een onverdiend verloren uitwedstrijd in de competitie tegen Club Brugge. Wat een fait divers had moeten zijn, werd een huizenhoog structureel manco – ‘de code gekraakt’ – en toen ook nog eens Mbark Boussoufa het oefencentrum kwam oprijden in zijn Bentley, was de ooit zo mentaal sterke spelersgroep helemaal van slag.
Een jaar later – vorig seizoen – volgde een heel lange periode waarin niet werd gewonnen, waarna met de hakken over de sloot alsnog Play-off 1 werd gehaald. Tekenend voor de mentale zwakte was de Europese derby tegen Genk, waarin Gent op een hoopje werd gespeeld. In eigen huis, waar tot dan alleen Europese grootheden hun wil hadden opgedrongen, werd hen de les gespeld door Limburgse koorknapen op noppen. Die twee momentopnames hadden bestuur en staf de ogen moeten openen, en misschien heeft dat de ogen wel geopend en misschien hebben ze naar oplossingen gezocht om leidersfiguren aan hun ploeg toe te voegen, maar dat is dan schromelijk mislukt. Ook dat is voetbal.
Hein Vanhaezebrouck wordt verweten dat hij al het geld van de transfers en van de Champions League zelf heeft mogen uitgeven.
Hij zal daar ongetwijfeld een hand in hebben gehad, maar ‘al het geld’ is overdreven, en dus ging hij in de tegenaanval. O ja, hij kreeg een nieuw oefencentrum, niet langer op loopafstand van de Ghelamco en niet langer zichtbaar vanuit de Hudson-controletoren van voorzitter Ivan De Witte. Net als met de Ghelamco in het eerste jaar na de verhuizing blijven de positieve vibes van het nieuwe OC nog wat achterwege.
Van Hein Vanhaezebrouck staat het vakmanschap boven alle verdenking, maar een opfriscursus people management zou van pas komen. Hij zegt dat hij geen opgever is en zijn trackrecord geeft hem gelijk. Hij belooft ook zijn leven te beteren, minder te zeuren over hoe hij toch niet helemaal zijn goesting heeft gekregen, minder te chicaneren over zijn spelers. Hij zat tijdens het gesprek gelukkig niet in zak en as en er kon zelfs een grap af.
Uit het interview haalde hij een volstrekt onschuldig zinnetje, met als commentaar “anders denken ze weer dat ik zit te greiten”, wat West-Vlaams is voor spottend uitlachen.
Ik repliceerde: “Het zal toch niet zo zijn dat we je nooit meer zullen horen greiten?”
Hein: “Tendoet.”