Gesprek met Maarten Ducrot (NOS over om. de Tour in De Morgen van zaterdag 29 aug 2020

‘Veiligere koers? Minder renners per ploeg en geen oortjes’

Veertig jaar na Joop Zoetemelk kan Nederland weer de Tour de France winnen. Maar een zwartgele Oranje-gekte komt er niet, denkt wielercommentator Maarten Ducrot (62). ‘Want als Jumbo-Visma wint, zal het met een Sloveen zijn.’

Wij hebben ex-wielrenner/ploegleider José De Cauwer als cocommentator en analist van Michel Wuyts. Als u eens wat anders wil, zap dan vanaf zaterdag naar de NOS, waar ex-profschaatser/amateurwielrenner Herbert Dijkstra voor het zestiende jaar wordt gesecondeerd door Maarten Ducrot, de enige commentator van de Lage Landen die ooit een Tourrit won. (De Cauwer won dan weer in de Vuelta en won een Tour als ploegleider van Greg Lemond.)

Zowel de NOS als de VRT heeft ervoor geopteerd om hun commentaarduo thuis te laten. Niet de eerste optie van koersdieren als De Cauwer en evenmin van Ducrot: “Ik zal het missen, naar de startzone gaan en daar wat mensen spreken. Dat laatste was met corona misschien wat lastig geweest, maar aan observeren heb ik ook al genoeg. Het zal nu volledig afhangen van de voorbereiding.

“Dat is nodig, want wij brengen negen etappes van begin tot eind. Dat is een eis van de ASO (organisator Amaury Sport Organisation, red.), die het meeste geld krijgt van de regio’s waar ze door rijden. En die willen in beeld komen.

“Michel Wuyts heeft zijn kaartensysteem, met kleurtjes en zo, maar dat vind ik te veel gedoe. Ik heb alles hier op de laptop staan, per renner een file en daar kan ik dingetjes bijtikken of doorklikken naar hun persoonlijke site of speciale media. Helemaal zelf in elkaar gestoken. Nu je hier bent, kun je mij helpen aan info over Steff Cras? En Ben Hermans, die is al 34, maar altijd onder onze radar gebleven.”

Afgestudeerd als bedrijfspyscholoog ging een reputatie van grote-motorhardrijder Maarten Ducrot vooraf. Als amateur-student werd hij met het Nederlands viertal wereldkampioen 100 kilometer tijdrijden en op dat nummer ook nog eens vierde op de Spelen van Los Angeles. Als Maarten Ducrot vandaag zou koersen, is hij de atypische renner zoals die filosoof Guillaume Martin (Franse renner bij Cofidis, red.), die overal opgevoerd wordt. Vijfendertig jaar geleden was de academicus Ducrot zowat een alien in het profpeloton.

Maarten Ducrot: “Ik ben pas gaan fietsen op mijn 21 en prof geworden op 26. Ik kwam bij Jan Raas en Cees Priem in de ploeg, Kwantum Hallen-Yoko. Zeeuw zijnde – ik ben geboren en getogen in Vlissingen, en zij waren ook Zeeuwen – trainden wij samen. Twee naast elkaar, de derde erachter. Pal wind op kop, elk twee beurten van twintig kilometer, plankgas en dan mocht je als derde man uitblazen. Ik was toen al bezig met cijfers, testing en trainingsschema’s. Ik had een van de eerste snelheidsmeters, zo’n groot ding op mijn stuur. Dat vonden ze raar. Ik had ook een trainer en die schreef mij om de zoveel weken een rustweek voor. Rusten!? Een week dan nog!? Daar konden mijn nieuwe ploegmaats niet bij. Waarna Raas in de Provinciaal Zeeuwse Courant liet optekenen: ‘Ducrot is niet alleen psycholoog, hij heeft er zélf ook een nodig’. Maar nóg later zei hij toch dat ik de enige was die hem deed afzien als ik naast hem reed.”

Je had ook een van de meest vreemde bijnamen ooit: de Koning van Biafra.

“Dat had niks te maken met dat ik zo mager was, wat overigens wel klopte. Nu weeg ik 81, maar ik heb heel even 67 gewogen. Dat Biafra kwam omdat alles wat overbleef aan tafel mijn kant uitkwam. Ik was bang voor de hongerklop en daarom at ik alles op wat ik op kon eten. Die hongerklop overvalt mij soms nog. Tien kilometer te veel en het licht gaat uit. Een paar jaar geleden reden Tim Krabbé (schrijver met passie voor wielrennen, HV) en ik samen 70 kilometer. Het laatste stukje heeft hij mij moeten duwen, ik was compleet leeg.

“Ik heb lang een obsessie met het gewicht gehad. Dat kwam zo. In de Tour ben ik eens een paar dagen doodziek geweest en reed ik achter een peloton aan dat ook nog tegen de mistral moest opboksen. Na die twee dagen kotsen was ik ineens een stuk lichter en daarna vloog ik tegen de bergen op. Ik kwam op de Izoard met de beste klimmers boven.”

Foto’s uit je rennerstijd passen bij Boudewijn de Groots ‘Eenzame fietser’ die kromgebogen over zijn stuur tegen de wind zichzelf een weg baant.

“Misschien, maar niet kromgebogen. Hoe ik zat op de fiets, daar was ik ook al mee bezig. Het was Ernesto Colnago (de eigenaar van het mythische fietsenmerk, HV) zelf die mij complimenteerde: ‘Wat zit jij mooi.’ Ik zei: Ernesto, maak jij nou het ideale kader voor mij, dan zal ik de rest wel doen. Op een gegeven ogenblik had ik veertien verschillende stuurpennen. Ik dacht dat een tiende millimeter het verschil zou maken. Hoe vaak ik die fiets van mij niet uit elkaar heb gehaald… In mijn eerste jaar wel na elke training tot het laatste kogeltje toe. Tot een fietsenmaker zei: het is geen horloge, Ducrot. Daar had ie wel gelijk in.

“Toen ik bij Walter Godefroot ging rijden – bij Domex Weinmann… Wacht, ik pak effe dat shirt van die ploeg… (loopt naar een kast)
Kijk nou eens, die tekening van die afgescheurde wc-rol… Het mooiste shirt ooit, vind ik nog steeds. Maar goed, daar bij Godefroot hadden we Merckx-fietsen. Ik moest bij Eddy thuis gaan voor de opmeting van mijn op maat gemaakt kader. Zal ik nooit vergeten: in de keuken van de grote Merckx bij een bakje koffie sta ik rechtop en zit de kampioen aller kampioenen in mijn sport op zijn knieën om mijn binnenbeenlengte te meten. Wat een beeld. Maar die Merckx-fietsen waren mijn ding niet. Merckx zet de wielrenners vaak ver naar achteren, zoals hij zelf het liefste reed. Dat werkte niet bij mij.”

In die ploeg leerde je ook beginnend ploegleider Patrick Lefevere kennen.

“Als ik Lefevere zie, speelt hij nog altijd de goodguy die hij was als ploegleider. Dan legt hij zijn arm om mij heen en zegt zacht: ‘Martijn…’ Martijn, jazeker, dat was mijn pelotonnaam. Maarten klinkt niet hard genoeg in een razend peloton.

“Patrick was de mensen-mens in die ploeg, in tegenstelling tot Walter Godefroot die wat harder was en die ook de hele tijd bezig was met sponsoren en zo. Samen met Adrie van der Poel – dat was toen mijn broer – waren wij het Nederlands contingent in die nieuwe ploeg. Het liep niet: wij fietsten achteruit. Ik was te mager geworden omdat ik, obsessief van het gewicht, alleen nog fruit at. Patrick heeft mij toen op het rechte pad gehouden door gewoon met mij te praten en mij te laten inzien – zonder dwingend te zijn – dat het ook anders kon.

“Trouwens, die hele entourage van dat team was heel voorzichtig. Die dokter, Gust de soigneur, hele aardige mensen. Ja, het waren andere tijden en als je het door de bril van nu bekijkt, waren we ongetwijfeld fout bezig. Ik nam wel wat ja, maar dat was normaal in die tijd, en soms was het niet eens doping. Ik hield het allemaal netjes bij met bijsluitertjes die ik in een boekje plakte om bij mijn arts in Middelburg te laten controleren of het wel allemaal klopte wat ik deed. Later (januari 2000, HV) heb ik samen met andere renners gezegd wat ik heb genomen en dat is mij toen heel even zuur opgebroken.”

Jij becommentarieert nu het zoontje van ‘je broer’.

“Goed hè, die Mathieu. Ik heb met hem en Adrie een podcast gemaakt. Jongejonge, hoe die schreeuwen tegen elkaar in dat Brabants van hen, volumeknop op 25. Pa wil hem altijd tot kalmte aanmanen, dat hij het volhoudt tot zijn 35, maar Mathieu is een manneke hoor: hij bepaalt wat er gebeurt.”

Nu je journalist bent, bekijkt men je anders?

“Valt wel mee. Ik hoef ook niet zoals jij alles op te schrijven, ik geef commentaar. Maar ik heb wel een eigenschap dat ik de meest confronterende dingen wil en kan zeggen, zonder dat ze boos worden.”

Hoe overleefde de psycholoog in een verknipt milieu als het peloton?

“Ik heb wel een strijd moeten leveren. Ook met mijn ouders. Hoe vaak mijn vader niet heeft gezegd: ‘Mijn zoon hoort niet in dat milieu.’ Hij had het over de wereld van list en bedrog. Ik zei: pa, het is geven en nemen in de koers, anders kom je nergens. Pas de allerlaatste wedstrijd in Putte-Kapellen is hij komen kijken. Ik kwam met de kopgroep uit de bocht op weg naar mijn laatste eindstreep en daar hing mijn pa tussen de dranghekken, zijn vuisten gebald, schreeuwend naar mij, zijn zoon die hij liever niet op die fiets zag. Ik was zo van slag dat ik niet meer kon sprinten.

“Ik ben zo blij dat ik dat heb mogen meemaken. Topsport is jezelf verwerkelijken in een buitengewone prestatie. Dit heeft mij als mens enorm gevormd. Ik ben wel nooit meegegaan in het schijnheilige van het peloton. Het devies ‘eerst het bord van een ander leegeten en dan dat van jou’, daar sta ik dan weer helemaal achter. Hoewel, ik zie het peloton toch als een wisselwerking: alleen rij je 40, allemaal samen rij je 60.”

De kracht van de pelotonsmoraal was in jouw tijd wel groter.

“Ik ben in een peloton gekomen dat nog voor elkaar zorgde. Als je iets ongehoords deed in mijn tijd, werd je bij de zadelpen gepakt en naar achteren doorgegeven: ga jij hier maar even zitten, en gedraag je voortaan.

“Het sterkste wat ik ooit heb meegemaakt was na een valpartij van Ad Wijnands in de Tour van 1985. Die lag onder een motor en het hele peloton dacht: die is dood. Iedereen was nog van slag en ineens besloot de Fransman Joël Pelier te demarreren, tegen alle afspraken in. Waarop gele trui Bernard Hinault naar voren kwam, het peloton tot kalmte aanmaande en in één ruk het gat naar Pelier dichtreed. Bij Pelier gekomen sloeg hij hem vol op de neus. Vandaag wordt Hinault voor het leven uitgesloten, maar ik heb nooit een groter rechtvaardigheidsgevoel gehad dan die dag.

“Alles wat ik op de universiteit heb geleerd, heb ik als wielrenner overschreven. Mijn vrouw zei laatst nog: ‘Wat was jij een lieve jongen voor je ging fietsen en wat ben je toen een klootzak geworden.’ Nu is het wel weer oké, hè, Yvonne (Yvonne antwoordt: ‘af en toe’), maar toen ik wielrenner was heb ik die jas echt moeten aantrekken om mij te handhaven.

“Ik heb ooit in de Ronde van Vlaanderen John Talen van de Post-ploeg omvergetrokken toen die in aanloop bergaf naar de Kwaremont – ik zat perfect geplaatst, ongeveer als tiende lekker uit de wind – in mijn weg kwam rijden. Ik heb mij nadien bij John geëxcuseerd en die zei iets in de trant van: ‘Ik had net hetzelfde gedaan.’ Het hoort natuurlijk niet, maar ik ben blij dat ik heb gemerkt dat ik dat toch in mij had.”

Jij nam het op voor Dylan Groenewegen die Fabio Jakobsen in de dranghekken reed.

“Ik heb het beeld voor beeld geanalyseerd. Jakobsen zit bijna freewheelend in het wiel van Groenewegen die wind op kop snelheid verliest. Jakobsen komt en Groenewegen zet zijn arm. Verkeerd, maar het is geen kwak. Groenewegen wordt op die uitgestoken rechterarm aangetikt door Jakobsen die er langs wil op volle snelheid. Waarop Groenewegen zelf valt en Jakobsen katapulteert. Als ze even hard rijden, is er niks aan de hand en hindert hij hem gewoon, maar nu dus niet omdat Jakobsen er zo snel voorbijkomt. Daarom zeg ik: inschattingsfout van Groenewegen, valt niet goed te praten, maar het is geen bewuste moordaanslag.”

Wat zou jij doen om de veiligheid te verhogen?

“Jij pleit voor een beperkt aantal renners per ploeg die mogen sprinten, las ik. Klinkt logisch, maar hoe ga je dat handhaven? Minder renners per ploeg, dat moet sowieso. Dan kunnen ze minder controleren en blijven er minder over op het laatst. De kwaliteit van het peloton is te homogeen geworden. Te veel goeie renners rijden samen te hard, waardoor ze te dicht op elkaar rijden. Vergelijk een peloton van vroeger en nu: ze klitten veel meer samen omwille van de aerodynamica van dat peloton.

“Je moet vermijden dat die horde bizons – zoals Stef Clement het peloton noemt – zenuwachtig wordt. Schaf dus de oortjes af. Elk onderzoek wijst uit dat handsfree bellen net zo gevaarlijk is in de auto als niet-handsfree bellen. Je aandacht is afgeleid, je let niet meer op wat om je heen gebeurt en je hoort ook minder goed. Dan zit je in een zenuwtergende, gevaarlijke finale en zit iemand in je oor te lullen: pas op dit, pas op dat, let op de wind. Telkens zie je een schok door dat peloton gaan.

“Die sprinttreinen, nog zoiets. Vijf, zes treintjes naast elkaar. Dat peloton vlecht niet meer in elkaar. Dat is geen zwerm vogels meer, dat zijn bussen naast elkaar.

“Ook nog: de moderne fiets vergeeft niks. Hoe bestaat het dat wij gewoon konden vallen? Bij ons was een val op het hoofd – en we reden dan nog zonder helm – echt een grote uitzondering. Dat carbon breekt, ze gaan meteen naar de grond en stuiken met hun hoofd tegen het asfalt. Nadien danken ze hun leven aan hun helm.”

Ik zag nog geen slingers in het Nederlandse straatbeeld. Komt dat oranjegevoel in geel-zwart van Jumbo-Visma alsnog?

“Als het eenmaal goed gaat met Jumbo-Visma, zal het wel gaan leven in ons qua sportsucces opportunistisch landje. Het is natuurlijk geen voetbal waar een team met buitenlanders toch wordt gefêteerd. In wielrennen heet het team een ploeg en dat is een logistiek fenomeen. De wielrenner wint, niet de ploeg, en de kans is toch groot dat niet in de eerste plaats de ploeg Jumbo-Visma de Tour wint, maar de Sloveen Primoz Roglic, namens Jumbo-Visma.

“En Tom Dumoulin? Nou ja, die rijdt weer sterk, na 462 dagen niet te hebben gekoerst, maar die is zo braaf dat hij zich wel in de ploegtactiek zal inschrijven. De koers zal het uitwijzen, zeggen ze bij de ploeg. Nou, reken maar dat als er gekozen moet worden, ze voor Roglic gaan.”

Wat denk je van Egan Bernal en zijn Ineos Grenadiers?

“Afgaande op de laatste jaren toen ze hard naar de laatste twee kilometer reden en dan de zaak beslisten, heb ik liever niet dat zij de Tour domineren. Maar die Bernal is wel een aparte. Ik sprak hem bij een wedstrijd in Colombia. Hij zei: ‘Ik rij liever de Giro voor mijzelf dan de Tour in dienst van Froome en Thomas.’ Kijk, die twee zijn er niet bij en Bernal zit in de Tour als kopman.”

België heeft Wout van Aert bij Jumbo-Visma, een halve Nederlander, maar dat hoor ik nooit bij jullie.

“Hoezo, halve Nederlander? Ach ja, zijn vader is Nederlander, natuurlijk. Kijk, ik wéét het, het zit hier op mijn laptop, het ís ‘van Aert’ met een kleine v, maar het komt niet bij ons op om hem halve Nederlander te noemen zoals jullie Mathieu een halve Belg vinden.

“Wat Wout van Aert heeft gepresteerd na die val, dat is buitengewoon. We wisten dat hij heel wat kon, maar dit…? Hij zal in de Tour natuurlijk ook in dienst moeten rijden van de ploeg en dan kom je toch terug bij hoe Jumbo-Visma dit aanpakt. Ze weten dat er niet één ding is dat je goed doet rijden, maar dat het allemaal in elkaar moet passen. Welke training wanneer, welke voeding in relatie tot die training en wanneer. Ze hebben de marginal gains van Team Sky nog geperfectioneerd. Heel knap.”

Als ze het halen, komen de verdachtmakingen, want Nederland domineerde al de vrouwen en straks ook de mannen.

“Aan verdachtmakingen ontkom je niet in deze sport. Ik heb zelfs collega’s die mij appen: ‘Als Van Vleuten Van Vleutski zou heten, zouden we anders reageren.’ Of: ‘Vertrouwen we wel wat Mathieu van der Poel doet?’ En als het om Jumbo-Visma gaat: ‘Wel goed opletten wat ze doen; 100 procent vertrouwen doe ik het niet.’ Neen, je moet nooit iets 100 procent vertrouwen. Let gewoon goed op als journalist en doe je werk, maar leg niet op elke slak zout.”

Column over Messi en FCB in De Morgen van zaterdag 29 aug 2020

LIONEL MESSI

De dynamiek in het team moet goed zitten, hoor je weleens. Dat is een lastige, want die kan op verschillende manieren tot stand komen. De basisregel in teambuilding is deze: één speler mag dominant zijn, mag de allerbeste zijn, maar laat nooit één speler je hele teamdynamiek bepalen.

En wat dan met de GOAT van alle sporten, Michael Jordan? Die bepaalde alles bij de Bulls en bij uitbreiding de hele NBA in zowat de moeilijkste sport ter wereld, basketbal: hoe werd gespeeld, hoe werd getraind, wie de bal kreeg en wie eten kreeg of niet (als die slecht had gespeeld). We hebben aan zijn extreme dominantie een dijk van een carrière en een misschien nog betere docuserie overgehouden. Zie Netflix, The Last Dance.

Jordan was de uitzondering op de basisregel omdat hij de aanjager was, de driver, “the standard by which excellence is measured” zoals zijn oude baas David Stern ooit oreerde bij zijn afscheid. Hij trainde het meest, liep het meest, maakte de meeste minuten, scoorde het meest; hij presteerde ook het best, zijn supporting cast won samen met hem titels. Hij had recht van spreken. En schelden.

De vraag die FC Barcelona en Ronald Koeman zich nu moeten stellen: hoeveel Michael Jordan zit er (nog) in Lionel Messi? In het verlengde daarvan: hoeveel inspanningen is het ons waard om hem te proberen houden en hoeveel ellende halen we ons op de nek als hij blijft?

Ik vind Lionel Messi de beste voetballer die ooit heeft geleefd, al is tijdgenoot Cristiano Ronaldo ook geen verkeerde. Messi zou volgens oudere voetbalvolgers in de weegschaal liggen met Diego Maradona, maar dat is onzin. Niet alleen de prijzenkast, het hele pakket is dermate verschillend dat Maradona niet op de foto staat. Afgezien van zijn marginale tatoeages – een pleonasme wat mij betreft – is Messi een doodnormale, keurige kerel. Met zijn groeihormoonkuurtjes, waardoor hij zo sterk en toch nog 1,70 meter is geworden, was hij als wielrenner nooit weg geraakt, maar ik vergeef ze hem toch in één moeite.

Alleen, Lionel is geen Michael. Messi is nooit de aanjager geweest van die beloftevolle generatie die in La Masía groot is geworden, maar eerder de allerbeste balkunstenaar onder de beste balkunstenaars. Als bij toeval is hij in een ploegsport beland en door zijn immense talent is de ploeg helemaal in zijn dienst gaan voetballen. Was voetbal acrobatiek, dan had hij een hoofdrol in Cirque du Soleil, helemaal alleen, met zo’n grote schijnwerper op hem en zijn supporting cast kronkelend in de donkerte van het decor. Zoals nu een beetje als hij aan de bal komt en de wereld rond hem verstilt.

Als ik Barça was, ik liet Messi gaan. Meer nog, ik zou hem naar de uitgang duwen zonder dat hij daar erg in heeft. Ik zou om te beginnen geen geld vragen voor hem. Ik zou een feest organiseren te zijner ere. Hem een horloge meegeven als afscheidscadeau, voor twintig jaar bewezen diensten aan de voetbalfabriek FCB.

Lionel Messi is passé. Althans bij Barcelona. Zijn invloed op het spel is zo verstikkend dat het ongezond is. Ga terug in de voetbalgeschiedenis en zoek op YouTube beelden van tien jaar geleden, van vijf jaar geleden zelfs, van toen Messi nog liep zonder bal. Eerste vereiste van het moderne voetbal: zo veel mogelijk spelers die lopen zonder bal. Lopen, zoals in: heel snel wandelen.

Er is een tijd geweest dat ook Messi naar de open ruimte liep en zelfs sprintte, daar de bal kreeg, rare dingen deed waardoor de tegenstanders zichzelf in een knoop legden, en hij scoorde. Dat was Messi-de-Vroege. Messi-de-Late wandelt alleen nog als hij de bal zou kunnen krijgen. Als hij de bal niet kan krijgen, staat hij stil of schuifelt naar een plek waarvan hij denkt: hier kan het misschien. Pas als hij de bal heeft, schiet hij in actie en doet hij die rare dingen waardoor de tegenstander in een knoop eindigt, en hij scoort. Maar wel steeds minder en steeds trager. En de rest staat erbij en kijkt ernaar.

FC Barcelona is beter af zonder Lionel Messi en omgekeerd is dat ook waar. Ronald Koeman is de nieuwe trainer en heeft zijn boodschap al verkondigd: ik zou het leuk vinden dat je blijft, maar we gaan het een beetje anders doen en dat zal misschien niet altijd naar je zin zijn. Het is niet naar zijn zin. Menen ze dat nu echt, al die kenners, dat Manchester City geïnteresseerd is om hem binnen te draaien? Waanzin. Ook Man City is beter af zonder Messi en Messi is beter af zonder de Premier League. Ergens las ik over de hereniging Guardiola-Messi als een nieuwe Last Dance. Groter kan de blasfemie niet zijn.

Column Coronapyschose in De Morgen van maandag 30 aug 2020

Coronapsychose

Eerst correct, dan achterhaald en dan weer correct

Afgezien van de dalletjes, prijs ik mij doorgaans gelukkig dat ik in de sector sport mijn boterham verdien. Je wil het niet gedroomd hebben dat je nu over de cultuursector zou moeten schrijven. Altijd weer die klaagzangen van verdwaalde rappers, B-acteurs of schrijfsters van vijfhonderd verkochte boeken: we kunnen niet spelen, we mogen niet optreden, er mag niemand komen, we hebben geen inspiratie, we verdienen niets… en kijk eens wat die voetballers allemaal mogen en die coureurs…

Evengoed als cultuur lijdt sport onder wat Geert Hoste heel treffelijk in de zaterdagkrant omschreef: coronabeleid als wichelroedelopen. Dat typisch Belgische syndroom is inmiddels doorgedrongen tot Parijs en zit volgende week al in Nice. Het heeft er alle schijn van dat viroloog Marc Van Ranst en infectioloog Erika Vlieghe de directie van Amaury Sport Organisation hebben geïnfiltreerd. En de ASO-server is ongetwijfeld gehackt door Geert Molenberghs. Biostatisticus, dat is zoiets als scheidsrechter; je wordt het alleen als er vreselijke dingen zijn gebeurd in je jeugd.

ASO, de Tour-directie, ongetwijfeld ‘geadviseerd’ door experten, heeft in haar onmetelijke wijsheid besloten dat bij twee besmettingen in eenzelfde ploeg de hele ploeg naar huis moet. Die bepaling gaat deze week in en wordt helemaal van kracht vanaf volgende zaterdag als de Tour begint tot de dag dat hij eindigt en dat is op zondag 20 september. Jawel, voor wie niet altijd mee is met de wereldsport: de Tour is in dit rare sportjaar 2020 een eenmalig herfstgebeuren van voorlopig drie weken.

Dit is coronapyschose à la belge: als een mechanicien positief test en de mechanicien wordt naar huis gestuurd, is het bij de volgende individuele positieve test van om het even welk teamlid, toch prijs. De hele zooi moet dan naar huis, inclusief de coronavrije renners die nog voor een prijs aan het rijden zijn. Om het nog absurder te maken: ook als het om asymptomatische besmettingen gaat, bijna de regel in een sportieve jonge bevolking.

De virusbepalingen die vrijdag uitlekten, gingen – dat kon niet anders – viraal. Patrick Lefevere, normaal de eerste om ASO en de UCI en het hele wielerbestel de mantel uit te vegen, sprak er geen schande van. Hij legt al zijn eieren in dit rampjaar in het mandje van ASO.

Andere bepalingen: renners moeten te allen tijde mondmaskers dragen. Behalve als ze gruwelend en schruwelend naast elkaar een berg op- en afrijden, op vijf centimeter van elkaar in een waaier proberen te overleven of op tien millimeter van elkaar naar de eindstreep stormen, daarbij al of niet elkaars schedels splijtend, dan niet. Sportdirecteurs moeten overal, ook in de auto het mondmasker dragen. Nog afgesproken en helemaal terecht: geen publiek in de buurt van de ploegen, geen publiek aan de hotels, geen handtekeningen uitdelen, geen familie op bezoek. Bijna vergeten: ook geen podiummissen, nu niet en nooit meer. De enige reactie – “jammer want ik heb het altijd leuk gevonden” – kwam van een podiummiss.

In het profpeloton zijn, voor zover we weten, tot nog toe vier renners van drie verschillende ploegen positief bevonden. Ze waren nooit in koers. Alles wordt per ploeg gecontroleerd door de ploegartsen die vanuit de organisatie een coördinerend Covid-arts ter ondersteuning krijgen. Elk teamlid – dertig per ploeg, waaronder de acht renners – wordt voorafgaand twee keer getest, vervolgens wordt er ook getest op de twee rustdagen. Of als er aanleiding toe is.

Hoewel de ploegartsen gebonden zijn aan het medisch geheim en dus niemand anders dan de patiënt mogen inlichten van een positieve test, denkt Patrick Lefevere dat de ploegdokters hun terloopse positieve(n) braaf aan de organisatie zullen melden.

Lefevere weet wel beter. We hebben hier ten eerste te maken met een onzinnige maatregel want waarom niet gewoon de eventuele positieven wegsturen en de rest verder intensief testen? En, ten tweede, dit is wiel-ren-nen. Er bestaat lectuur over de ietwat aparte moraal van deze sport. In 2010 schreef Hein Lodewijkx Tussen geven en nemen, wielrennen als dubbelspel. Een jaar later kwam Herman Chevrolet met Wielrennen, het Feest van List en Bedrog.

Als na de klimtijdrit op La Planche des Belles Filles, met Parijs in zicht de kopman in het geel zit en een ploegarts krijgt een positieve test binnen, wat zal er gebeuren of niet gebeuren? Omgekeerd, als bij een van die klassementsteams een renner onverhoeds uitvalt of een staflid plots verdwijnt, hoe zal Radio Peloton reageren? Wielrennen mag dan ergere kwalen hebben overwonnen, het blijft een sport van list en bedrog, maar vooral van achterklap.

Verhaal over Bayern tegen PSG en Qatar in De Morgen van zaterdag 22 aug 2020

De Morgen – 22 Aug. 2020 Pagina 18

Modelclub Bayern tegen oliestaat PSG

Oude tegen nieuwe rijken, het Avondland tegen Arabieren, Adidas tegen Nike, aanvallers tegen aanvallers,… Niet alleen om voetbalredenen is de UEFA Champions League-finale van morgenavond tussen Bayern München en Paris Saint-Germain een beladen duel.

De opschudding van vorig jaar omdat de vier finalisten van de Champions en Europa League allen Engelse teams waren: nergens voor nodig. Bij de laatste acht van de Europese eindrondes zat deze keer welgeteld één enkel Engels team, en bij de finalisten van gisteren (Sevilla-Inter, Europa League) en morgen (Bayern-PSG, Champions League) geen Engelsen. Wel twee Duitse en twee Franse clubs. Conclusie, deze keer? Geen: voetbal is toeval, ook aan de top.

Wie het morgenavond haalt, zal afhangen van details, individuele fouten en in het beste geval een tactische vondst van enerzijds de Parijse Duitser Thomas Tuchel of anderzijds Hans-Dieter Flick, een Baden-Würtenberger die in Beieren zijn hoogtepunten beleefde als speler en nu weer als trainer. Als speler van Bayern stond hij in 1987 al in de Europacup 1-finale tegen FC Porto. Die werd met 2-1 verloren, met Jean-Marie Pfaff in het doel. Dat kan Herr Flick als trainer eindelijk goed maken, of niet.

Speltechnisch lijken ze ook bijzonder op elkaar, helemaal zoals PSG de halve finale tegen die andere Duitse ploeg – RB Leipzig – speelde. De twee trainers zijn adepten van de hoge press, al probeert Bayern dat extreem hoog uit te voeren. Geen enkele Europese ploeg heeft in de laatste veertig meter, dus tegen het doel van de tegenstander, de andere ploeg zo vaak in de fout gedwongen als Bayern.

De hoge press (Gegenpressung in het jargon) is de voetbalversie van de Blitzkrieg, een Duits concept met Jürgen Klopp (Liverpool), Ralph Hasenhüttl (Southampton) en Hans-Dieter Flick (Bayern) als voornaamste protagonisten. Thomas Tuchel laat twee gezichten zien met Paris Saint-Germain. In Frankrijk presst hij harder dan de beste citroenpers, maar Europees durft hij nogal eens af te wachten. Tegen Leipzig in de halve finale speelde hij op zijn Frans. De verwachtingen zijn dat hij tegen Bayern weer meer behoudend zal spelen om de snelheid van Kylian Mbappé en Neymar uit te buiten in de ruimte achter de Duitse verdedigers.

In de prijzenkast ontlopen de twee finalisten elkaar nauwelijks: Bayern is de laatste tien jaar acht keer landskampioen geworden, PSG zeven keer. Europees, dat is andere koek: tegenover de vijf Europabekers voor landskampioenen /UEFA Champions Leagues en twee kleinere Europabekers van Bayern zet PSG alleen een Europese beker voor bekerwinnaars, behaald in 1996 ten koste van Rapid Wien.

Financial Fair Play

PSG behoort tot de nieuwe rijken van het Europees voetbal. De clash van morgenavond is die van de nummer vier in de ranking van teams met de grootste omzet tegen de nummer vijf. Ze ontlopen elkaar nauwelijks: Bayern verdiende voor het jaar 2019 660 miljoen euro, Paris Saint-Germain 638 miljoen. Voor de goede orde: de nummers één tot drie zijn FC Barcelona (852 miljoen), Manchester United (796 miljoen) en Real Madrid (757 miljoen).

De spelerskern van Bayern heeft een geschatte waarde van 911 miljoen euro, die van PSG 991 miljoen. Manchester City (1,264 miljard), Real Madrid (1,243) en FC Barcelona (1,219) spannen hier de kroon. Het wordt wel eens vaker aangehaald dat Bayern geen gekke dingen doet op de transfermarkt in tegenstelling tot PSG en anderen.

Dat was in het verleden zeker de regel, tot Bayern bij het begin van het voorbije seizoen de Franse verdediger Lucas Hernandez bij Atlético weghaalde voor een niet onaardige 80 miljoen euro. Eerder die zomer hadden ze Benjamin Pavard, ook een verdediger voor 30 miljoen gehaald. Samen 110 miljoen, daarmee braken ze door de eigen geluidsmuur, maar verzaakten niet aan hun traditie: de laatste 27 jaar heeft de modelclub Bayern nooit verlies geleden.

Die 110 miljoen was de helft van wat PSG twee jaar eerder voor Neymar da Silva Santos Júnior had betaald aan FC Barcelona. In dat jaar leende het ook Kylian Mbappé van AS Monaco om hem een jaar later voor in totaal 180 miljoen euro te kopen. Dat is 400 miljoen voor twee spelers, ook in München trokken ze grote ogen en stelden ze al hun hoop op de Financial Fair Play.

Die regel uit 2013, fel gepromoot door Bayern, bepaalt dat de voetbalgerelateerde inkomsten in evenwicht moeten zijn met de voetbalgerelateerde uitgaven. Als dat niet het geval is, mag de club in totaal voor 30 miljoen (over drie opeenvolgende seizoenen) in het rood gaan. Het onderzoek daarna werd in juni 2018 zonder gevolg geklasseerd, maar toen nieuwe documenten opdoken die de sponsorinkomsten vanuit Qatar in een ander daglicht plaatsten, werd het dossier in september van dat jaar opnieuw geopend door Yves Leterme en zijn onderzoekseenheid.

PSG trok naar het Arbitragetribunaal voor de Sport (TAS) en daar werd de UEFA teruggefloten door een vreemde procedurefout. Critici wijzen erop dat dit de UEFA goed uitkwam. Inmiddels was ook PSG-voorzitter Nasser Al-Khelaifi toegetreden tot het executief van de UEFA. Een Arabier in de controletoren van het Europees voetbal, de ergernis was alom, maar er was een goede verklaring voor: Al-Khelaifi is ook voorzitter van beIN Media Group. beIN is de Qatarese rechtenhouder van de UEFA-competities voor het Midden- Oosten, Noord-Afrika, Hong Kong en Singapore en vanaf 2021 ook in Frankrijk.

Toch is de man nog niet helemaal van het ijs. Niet alleen is hij lid van het organisatiecomité van de via corruptie toegewezen World Cup 2022, waar de Amerikaanse FBI nog mee in de maag zit. Hij wordt door het Franse gerecht ervan verdacht 3,5 miljoen dollar te hebben betaald aan de voormalige voorzitter van de internationale atletiekbond om het WK atletiek van 2017 in Doha te krijgen.

Inzake eigendomstructuur, financieel management en vooral de verantwoording die daarmee gepaard gaat, kunnen geen twee clubs meer van elkaar verschillen dan Bayern en PSG. Bij Bayern hebben de hoofdsponsors Adidas, Audi en Allianz elk 8,33% van de aandelen in handen. De overige 75 procent behoort toe aan de ledenvereniging die toezicht uitoefent op het beheer van de club.

Sportswashing

Paris Saint-Germain is sinds 2011 eigendom van de Qatarese overheid via Qatar Sports Investment en is een vehikel voor wat met een modieus begrip sportswashing heet. Dat is sport gebruiken om een structuur – vaak een land of een organisatie – mooier en edeler voor te stellen dan ze in werkelijkheid is. Daar draait ook de hele discussie om in verband met de Financial Fair Play. Net geen zeventig procent van de omzet van PSG (tegenover de helft voor Bayern) is afkomstig van commerciële deals en die lijken niet zelden opgeblazen.

Dat de kledijsponsoring van Nike de Fransen 80 miljoen opbrengt en die van Adidas Bayern maar 60 miljoen, tot daar aan toe. Maar Bayern heeft bijvoorbeeld geen Qatar Tourist Authority die PSG jaarlijks tussen 175 en 200 miljoen dollar toeschuift, opdat PSG Qatar zou promoten als toeristische bestemming. Critici zeggen: opdat PSG boven zijn commercieel gewicht zou kunnen boksen in het Europees voetbal. Jazeker, PSG heeft een fanshop in de luchthaven van Doha, maar dan nog is het absoluut geen marktconform bedrag. Het pleit niet voor de UEFA dat ze zo’n open doelkans – zo’n inbreuk tegen de Financial Fair Play – niet hebben kunnen binnenkoppen.

De realiteit van het wereldvoetbal is wat die is natuurlijk en daar ontsnapt ook Bayern niet aan. Bayern München noemt zich lokaal verankerd, vindt niet dat het andere dan Duitse merken aan zich zou moeten binden, maar heeft ook een fanshop op Hamad International. Meer zelfs, het heeft Qatar Airways als shirtsponsor op de mouw. Weze het voor een bescheiden tien miljoen.

Ook daar loopt PSG de kantjes eraf. De Franse groep Accor werd vorig jaar shirtsponsor van de Parijzenaars. Hoofdaandeelhouder bij Accor is Sébastien Bazin. Die was toevallig in 2009 de voorzitter van PSG die de club verkocht aan Qatar. Zijn opvolger was Al- Khelaifi. Het leek op een één-twee, maar het was een dubbele één-twee. In 2015 werd Qatar Investment Authority één van de andere hoofdaandeelhouders van Accor. Hun shirtsponsoring brengt 65 miljoen euro in het laatje, méér dan Barcelona.

Column De Transcendent over VK in De Morgen van zaterdag 22 aug 2020

De Transcendent

In een vervolg op mijn achtenswaardige collega Jan Hauspie deze week (zie DM 19/08), wil ik het nog eens over de zalige/onzalige (schrappen naargelang voorkeur) verschijning van Vincent Kompany in Extra Time maandagavond hebben.

Het gezelschap aan tafel probeerde om er een vraaggesprek van te maken – Filip Joos op kop – maar dat is dan het (enige) manco van de formule van Extra Time, het is een praatbarak. Die praatte vaker dan gepermitteerd door elkaar waardoor Kompany kon ontsnappen aan antwoorden.

Maar hé, nu Stephen Fry heeft toegezegd, misschien wil Vincent Kompany ook wel eens in Alleen Elvis blijft bestaan bij Thomas Vanderveken. Het kan dan niet de hele tijd over voetbal gaan, maar dat hoeft niet. Kompany is een man van de wereld. Toen ik hem in 2007 in Hamburg ging opzoeken en in zijn hotelsuite moest antichambreren, lag daar zijn salontafellectuur. Een boek met in de titel Les Guerres Isréalo-Arabes. 21 was hij. Kompany, het was nooit anders, is de transcendent van het voetbal.

Of one on one worden geïnterviewd door een goed voorbereide journalist. Met heikele voetbalgerelateerde vragen. Niet meteen, kwestie van de sfeer niet te verbrodden, maar zo even na halfweg, nadat hij zijn adoratie voor Guardiola en Cruijff uitgebreid heeft mogen belijden en op temperatuur is gekomen, dát is het moment om de vragen te stellen die er toe doen.

Zijn adoratie voor Cruijff, die hij in een dynastie ziet met Guardiola (en zichzelf wellicht als versie 3.0) is overigens nieuw. Ik heb een paar keer lang met Kompany gepraat, de laatste keer jammer genoeg al even geleden, en hij had het daarin nooit over Johan Cruijff. Zou dat de invloed zijn van Roberto Martínez, vraag ik mij nu af, want die heeft Cruijff ook ingeslikt.

Kompany was maandag meer Cruijff dan Guardiola. Hij praatte aan één stuk, en dat staat altijd goed op tv. Hij lachte tussendoor, keek de mensen recht in de ogen, en veroverde zo de hele studio. Maar zei hij ook iets? Begreep je echt wat hij bedoelde? Antwoordde hij? Neen. Even verwachtte ik de oneliner ‘ben ik nou zo slim, of ben jij nou zo dom?’, maar die is van Louis van Gaal.

Extra Time had de grote verdienste dat het zich openstelde voor Vincent Kompany al was dat in de realiteit eerder omgekeerd. Kompany in Extra Time was een beetje als de grotten van Lascaux waar je eenmalig naar binnen mag, weze het dan dat de mooiste zalen gesloten blijven. Afgezien daarvan was het een topuitzending, alleen al omwille van de masterclass rond-de-hete-brij-draaien.

Kunnen we in het vervolg die verwijzingen naar zijn roemrijke verleden als speler laten? Dit is een totaal ander spel dat hij nu wil spelen. De vraag die zich nu stelt: kan de trainer Vincent Kompany een leerproces aansturen? Ergens in een krant werd van de week de vergelijking gemaakt met Zinédine Zidane bij Real Madrid, die kon dat wel. Onzin: iedereen kan Real Madrid in de wei sturen en een matchke winnen. Anderlecht, dat bulkt van talent maar met meer dan de helft van de ploeg nog in volle opleiding, is een ander verhaal.

Dus we herhalen: ongetwijfeld heeft hij een hoog IQ en EQ, maar is Vincent Kompany een opleider, een teacher? Heeft Vincent Kompany de juiste analytische inzichten om te zien wat misloopt? Wellicht wel. Als speler die altijd het spel voor zich zag, moet hij dat hebben ontwikkeld. Vervolgens: beheerst hij de didactiek, heeft hij de oefenstof niet alleen om stap voor stap iets aan te leren, maar ook om fouten te remediëren?

Als hij die heeft opgeschreven wel, zo niet moet hij beroep doen op een goede assistent, aan wie hij kan vragen om zijn spelvisie te decrypteren en aan de groep aan te leren. Jonas De Roeck is altijd een intelligente speler geweest en van Nicolas Frutos wordt dat ook gezegd, maar of zij de teachers zijn die deze groep stap voor stap zullen instrueren in het goddelijke voetbal dat Kompany voorstaat, dat valt nog te bezien.

Kompany sprak maandag de woorden ‘ik ben geen turnleraar’ en hij sprak het uit alsof daar iets mis mee is. Welnu, een beetje turnleraar zijn, zou hem van pas komen, al was het maar om vertrouwd te zijn met de didactische begrippen ‘aanschouwelijkheidsprincipe’ en ‘geleidelijkheidsprincipe’. Je kan dan wel tonen hoe het voetbal moet worden gespeeld, en een aantal van je leerlingen-spelers zullen meteen mee zijn, maar voor een aantal anderen zal je tussenstappen moeten inbouwen, terug moeten naar het bord, weer naar het veld, weer naar het bord. Tot ze het kunnen. En dat is een totaal ander spel.

Over Kompany die trainer wordt in De Morgen van dinsdag 18 augustus 2020

Alle Macht Aan Kompany

En plots is de prins van Neerpede de baas

Vince the Prince, anderhalf jaar geleden op het witte paard binnengehaald door Marc Coucke, wordt onder het duo Vandenhaute- Van Eetvelt de absolute sportieve baas van paars-wit. Relaas van een versnelde logica.

Een verrassing was het niet, alleen dan misschien het tijdstip, zo kort na een al bij al overtuigende 3-1 in de tweede wedstrijd van het seizoen: Vincent Kompany (34 nog maar) stopt met voetballen en wordt fulltime trainer van Royal Sporting Club Anderlecht. De zittende trainer Frank Vercauteren vertrekt. Hij kwam in oktober 2019 bij de club maar moest de sportieve verantwoordelijkheid met zijn discipel van weleer delen, niet altijd tot zijn tevredenheid.

In een videoboodschap bedankte Kompany zijn mentor/opleider voor alle steun. Windowdressing? Wie zal het zeggen. Erg twijfelachtig of we ooit uit een precieze tijdlijn zullen kunnen reconstrueren van hoe dit in zijn werk is gegaan en welke gebeurtenissen het watervaleffect hebben veroorzaakt dat heeft geleid tot de plotse aanstelling na twee speeldagen van hoofdcoach Vincent Kompany.

Is het de zoveelste blessure aan de hamstring die alles heeft versneld? Is het de eeuwige en soms pittige strijd tussen de romanticus Kompany en de homo realisticus Frank Vercauteren? Indien dat klopt, is deze beslissing dan te herleiden tot het – overigens met succes – opstellen door Vercauteren van Adrien Trebel afgelopen zondag? Dat was alvast tegen de goesting – als we de Anderlecht- volgers mogen geloven – van minderheidsaandeelhouder Vincent ‘Vinceke, Vinny’ Kompany. Of is het een combinatie van dat alles?

Kompany werd op 25 juni 2019 na een voorbeeldige spelerscarrière bij Manchester City nogal verrassend gepresenteerd als de ‘verse prins van Neerpede’. Meer nog, hij daalde neer als een soort voetbalmessias die de geboden van zijn voetbalgod Guardiola – inmiddels nog maar eens pijnlijk onderuit met zijn miljardenteam Man City – kwam verspreiden onder de paars-witte volgelingen die België zouden veroveren.

Dat plan ging niet door. We weten dat het in het prille begin redelijk goed liep, daarna helemaal niet, vervolgens een beetje, maar dat het al bij al te mager was en Play Off 1 niet zou worden gehaald. Dat de revolutie van het morrend volk uitbleef, was te danken aan Vince the Prince. Zijn aura was onaangetast gebleven. Na de verrassende managementwissel – Wouter Vandenhaute executive voorzitter in plaats van Marc Coucke en Karel Van Eetvelt CEO – bleek de bewondering voor Kompany en zijn voetbalboodschap nog toegenomen.

Karel Van Eetvelt eind juni in deze krant: “Van Vincent Kompany was ik heel erg onder de indruk. Ik kende hem alleen van tv. De dag voor de persconferentie dat Wouter en ik bij de club zouden komen, heb ik hem voor het eerst ontmoet. Zelden een gast van 34 jaar met die persoonlijkheid meegemaakt.”

De kiemen voor een conflict over het sportieve waren ook al aanwezig. “Niemand van ons verandert makkelijk van mening – niet ik,
niet Wouter, niet Vincent, niet Frank, niet Marc – en toch veranderen we van mening.” Niet dus en vooral niet Vincent Kompany. Hij is heilig overtuigd dat de Guardiola-doctrine de juiste is voor de club waar hij als speler zelfs minderheidsaandeelhouder werd na de grote paleisrevolutie van 28 mei van dit jaar toen eigenaar Marc Coucke een stap opzij zette.

Dat Kompany, Anderlecht en Vercauteren wisten dat dit er zat aan te komen, kan worden afgeleid uit de inschrijving afgelopen vrijdag van Vincent Kompany in de cursus Pro License ‘Opvolging’, een administratieve zet die Kompany voortaan in staat stelt om als T1 op de bank te zitten. Op voorwaarde dat hij dit afmaakt en zijn diploma haalt.

Dat Frank Vercauteren na de wedstrijd liet uitschijnen dat hij zich beraadde over zijn toekomst in Neerpede/Astridpark, kan daarvan niet los worden gezien. Vervolgens bleek ook dat Kompany vorige week al bondscoach Roberto Martínez op de hoogte had gebracht van zijn fin de carrière. Ten slotte was het videootje dat de pers- en marketingdivisie deze ochtend postte ook alles behalve haastwerk. Over deze move is langer nagedacht dan de uren na de gewonnen wedstrijd tegen STVV waarin de efficiëntie van Vercauteren het (voor het laatst) haalde op de ideale voetbalwereld van Kompany.

De nieuwe (oude) trainer van Anderlecht beschreef in die videoboodschap zijn beslissing als een bevrijding en grapte: “Ik kan niet meer geblesseerd geraken.” Om dan serieus te worden, in bewoordingen die geen enkele voetballer ooit in de mond heeft genomen of zal nemen: “Het belang van het project Anderlecht overstijgt het belang van het individu. Ik zal het dienen in goede en in slechte tijden om deze club het voetbal te laten spelen dat bij haar imago hoort en terug naar de top te brengen.”

En zo eist Anderlecht – vier op zes, niet verbazingwekkend maar ook niet slecht gestart – niet voor het eerst weer alle aandacht op. Bij gebrek aan financiële marge is dit wel het laatste kunstje dat het zittend bestuur kan uithalen om RSC Anderlecht terug in het juiste spoor te krijgen. Vincent Kompany had het in de video ook nog over “dingen die eindelijk duidelijk zijn, nu ik die stap heb gezet.” Dat klopt, Vincent Kompany heeft nu alle macht. Als het straks nog niet draait, weten de fans wie ze ter verantwoording kunnen roepen als ze nog eens Neerpede komen bezetten.

Column Horror in De Morgen van maandag 17 aug 2020

Horror

Gisteren tweette Kristof Ramon, een bekend wielerfotograaf: “Terwijl we de helse Sormano naar beneden reden, toonde ik aan mijn motorpiloot de bocht waar Jan Bakelants en Laurens De Plus in 2017 in het ravijn reden, maar tot mijn afgrijzen zag ik daar een ziekenwagen en fotografen staan, die wezen naar tien meter lager… waar Remco was gecrasht.”

Kristof Ramon vergiste zich. Twee keer. Een eerste keer van bocht. Daar waar de fiets van Evenepoel stond, dat was precies een bocht verder dan die van de vreselijke crash van Bakelants en De Plus. Een detail, maar toch.

Een tweede keer door @jan_bakelants in zijn tweetje te zetten. Die antwoordde, geheel zijn eigen zelve: “Dit keer ook gestopt om er een uitgebreid fotoverslag van te maken en zo de zakken te vullen met andermans miserie? #mercivoordehulp.”

Ik begrijp de fotograaf die nieuwswaarde ziet van het iconische beeld van een fiets die vier meter hoog boven de gevallen renner in een boom hangt. Maar ik begrijp misschien nog iets beter Jan Bakelants, twee ruggenwervels en zeven ribben gebroken bij die val, die kermend van de pijn het geklik hoort van het toestel.

Eurosport-commentator Jeroen Van Belleghem zei bij de herhaling van de crash van Evenepoel “ik wil dit niet meer zien” en richtte zich daarmee tot de regie, die hem uiteraard niet hoorde. Dat is onzin. Hoewel we aanvankelijk niet wisten welke schade de jonge god had opgelopen, hadden die beelden wel degelijk nieuwswaarde.

Eerste bedenking: ik stop met zeuren over hoe gevaarlijk wielrennen wel is, en of je dat je kind wil aandoen, en dat de UCI een klotebond van niets is, en die rennersvakbond een stel nietsnutten, en sommige organisatoren alleen geld zien, en sommige parcoursbouwers psychopaten zijn. Been there, done that. Het is wat het is: koers verslindt zijn kinderen. Velen die roepen en niemand die er iets aan doet.

Tweede bedenking: moeten we rechtstreekse wielerreportages niet laten voorafgaan met een waarschuwing? Zoiets als met de eerste beelden vanuit Mosoel of Aleppo: “Pas op, de kans is groot dat u de meest vreselijke beelden ziet. Niet geschikte voor gevoelige kijkers.” Of: koers programmeren als een volwassenenkanaal voor sportieve horror, samen met de al even bloederige kooigevechten van de UFC.

De ergste horror was trouwens niet de te vermijden val van Evenepoel, maar die niet te vermijden crash van Maximilian Schachmann tegen die zwarte auto die hem zomaar in volle finale kwam inhalen en hem vervolgens de pas afsneed. Passons: Schachmann bolde als zevende over de streep en had alleen maar een sleutelbeen gebroken. Woensdag zit hij alweer op de rollen.

Jakob Fuglsang won, maar het ging gisteren nogal snel uitsluitend over de val van Evenepoel en vooral over het hoe en waarom. José De Cauwer, normaal de man van ja en neen, van de rustige analyse, van het relativeren, liet zich een beetje in een hoek duwen.

Niet zozeer toen hij de val van Remco Evenepoel zijn eigen fout noemde, want dat was het ook. Soms zijn daar min of meer gegronde verklaringen voor – zo zouden twee renners voor hem hebben gepanikeerd – soms is het gewoon wat het is: slecht gestuurd. Zat hij daar achter Nibali, waar hij had moeten zitten, er was niets aan de hand.

De ravijnduik van Evenepoel wijten aan zijn late instroom in het wielrennen, leek dan weer een brug te ver. Helemaal toen De Cauwer verdwaalde in een uitleg over vroegspecialisatie en er ook het begrip motoriek bij sleepte. Je kan van wielrennen veel zeggen, maar nu niet bepaald dat het een technische of locomotorische sport is. De fiets is techniek, oké, maar gemiddeld negentig keer per minuut stampen is dat niet.

Afdalen is dan nog niet eens stampen. Het is (een beetje) een evenwichtsoefening en als het ook nog eens bochtig is, zijn kleine renners in het voordeel. Afdalen is het makkelijkste onderdeel en net als klimmen (puur stampen) heeft het eigenlijk weinig van doen met de kunst van het fietsen. Afdalen is durven.

Remco Evenepoel – klein met een laag zwaartepunt – kan dalen en is een durver. Van hem werd altijd gezegd dat het hem in een peloton niet aan te zien is dat hij pas op zijn zeventiende koersjes is beginnen rijden. En nu zou dat de reden zijn dat hij valt? Er zijn er ook al in een ravijn gedoken die van hun zevende elk weekend koersjes reden. Tenzij zich alsnog een technisch mankement zoals een lekke band manifesteert, was het een knoert van een stuurfout. Kan gebeuren, maar niet te vaak en liefst niet op dat soort plekken, want dit was door het oog van de naald.

Verhaal over Van Aert en Evenepoel in De Morgen van vrijdag 14 aug 2020

(achterhaald, met excuses)

Alle dagen feest

Het is een halve eeuw geleden dat dit land nog zo’n blik toprenners kon opentrekken. Hadden de de mentor van Remco Evenepoel (20) en de trainer van Wout van Aert (25) dit megasucces echt zien aankomen? Komende donderdag koersen de twee veelwinnaars overigens eindelijk eens tegen elkaar, op het BK tijdrijden.

Het is niet onmogelijk dat dit verhaal zaterdagavond 15 augustus alweer achterhaald is. Niet dat er in de Dauphiné Libéré naast de openingsrit die hij woensdag won nog veel meer wordt verwacht van Wout van Aert. Maar nadat hij de vorige twee weekends een klassieker (Strade Bianche) en een monument (Milaan-Sanremo) heeft gewonnen, weet je het met deze jongen op een zaterdag nooit.

De kans is groter dat het tussen Wout van Aert en Remco Evenepoel inzake gewonnen monumenten na dit weekend gelijk staat. De Ronde van Lombardije, zaterdag, met haar uitdagende hellingen is spek naar de bek van Remco Evenepoel. Een tip: op een goeie vijftig kilometer van de streep ligt de zeven kilometer lange Muro di Sormano waarvan de laatste twee kilometer aan 15 procent. Is dat geen idee, kwestie van de superlatieven weer tevoorschijn te kunnen halen? Zijn ex-trainer en mentor Fred Vandervennet (ooit een marathongrootheid in dit land) kent het recept:

“Tempo rijden van in het begin van de klim; als hij wacht tot de laatste twee kilometer en ze beginnen te prikken, zal het niet meer lukken.”

Bijna acht maanden ver in zijn eenentwintigste jaargang kan Evenepoel de jongste winnaar worden in de klassieker van de vallende bladeren sinds Giovanni Gerbi in… 1905. Jongste Belg die een klassieker wint, kan hij niet meer worden. Rik Van Steenbergen was nog geen twintig toen hij in 1944 de Ronde van Vlaanderen won.

In Como en omstreken komt Evenepoel zaterdag Van Aert nog niet tegen, wel zijn bijna-naamgenoot Van der Poel. Over Mathieu gaat het de laatste tijd niet zo vaak in de media. De boy wonder van het Nederlandse wielrennen heeft zijn seizoensstart ietwat gemist en loopt nu een beetje achter de feiten aan. Wout van Aert, zijn grootste concurrent toen ze beiden nog veldrijder waren, klopte hem twee keer in een bijna rechtstreeks duel. Reken maar dat dit pikt, net zoals op 27 mei van dit coronajaar.

Container cup

27 mei? Als ooit het decennium 2020-2030 te boek wordt gesteld – u weet wel, die tien gouden jaren dat we alles wonnen (of dachten te winnen) wat maar te winnen viel – moet er een kadertje in over De Container Cup. Dat was het (on)zalige idee van de zender VIER om tijdens de lockdown van de lente van 2020 sporters en Bekende Vlamingen een kwartiertje op te sluiten in een container en aan vijf proeven te onderwerpen.

De eerste in de rij was Remco Evenepoel, hij eindigde als twintigste – en als tiende en laatste van alle deelnemende wielrenners.

De laatste in de rij was Wout van Aert, hij parkeerde zichzelf op de twaalfde plek. De strafste aller containerdeelnemers was Mathieu van der Poel, die geen enkel record neerzette maar overall een halve minuut beter deed dan Greg Van Avermaet, op zijn beurt ook een halve minuut beter dan Oliver Naesen. Eén, twee, drie: renners.

Evenepoel presteerde ver onder de radar. Dat hij meteen de eerste dag aan de beurt kwam – toen het gedoe in die container nog een gimmick was – én samen met topsporter-toerist Pieter Timmers, deed er wellicht ook geen goed aan.

Maar Van Aert, die viel wel op. Hij roeide niet alleen als een roeier en eindigde op amper tien seconden van olympiër Tim Brys, op de drie kilometer op de stationaire fiets reed hij het hele veld compleet naar huis. Hij klopte Van der Poel met een volle tien seconden. Het was niks, het was een spel, maar tien maanden na zijn carrièrebedreigende crash in de Tour was het eveneens een voorteken. En een check: het zat bepaald goed met zijn atletisch vermogen.

“Ik had net dezelfde reflex toen ik dat zag”, zegt zijn trainer Marc Lamberts. “Zo’n voorsprong, op drie kilometer, dan nog op Van der Poel die wij allebei onwaarschijnlijk hoog inschatten, dat heeft hem echt vertrouwen gegeven. Nu, we wisten al in februari dat hij goed zat. Toen jij bij zijn stage op de hellingen van de Teide op Tenerife op bezoek kwam, kon ik niet te veel kwijt, maar hij trapte dan al wattages waarmee hij in het voorjaar Milaan-Sanremo, de Ronde van Vlaanderen en Roubaix had kunnen winnen.”

Er kwam geen voorjaar, maar het maakte geen verschil. Het is al vaak geroepen in het Belgisch (lees: Vlaams) wielrennen, dat er een nieuwe hoogconjunctuur zit aan te komen, maar de kans is levensgroot dat die er nu eindelijk echt ís. Opmerkelijk: Evenepoel en Van Aert zijn niet alleen, ze zijn de scorende spitsen van een hele generatie bijzonder getalenteerde jonge wielrenners die met de juiste mentaliteit en goed begeleid hun lastige sport beoefenen.

“Van Van Aert schrik ik niet en Evenepoel volg ik ook al sinds hij als eerstejaars junior bij mijn neef reed”, zegt Johan Bruyneel, de banneling van het cyclisme die vanuit Madrid nog steeds de vinger aan de pols houdt. “Het zijn geboren winnaars, mentaal ijzersterk, en dat onderscheidt superkampioenen van gewone klasbakken. Ik zie bij hen terug wat ik bij Lance Armstrong en Alberto Contador heb gezien: zo overtuigd van het eigen kunnen.”

Als deze hoogconjunctuur zich daadwerkelijk doorzet, kan ze ooit de vergelijking doorstaan met die uit de jaren 60-70, en als we nog verder teruggaan met die in het interbellum. Tussen de twee wereldoorlogen wonnen de Belgen de helft van alle Tour de France- edities. In de jaren 70, die we gemakshalve laten beginnen in 1969, wonnen Belgen zes Tours, een aantal Giro’s en ontelbaar veel klassiekers.

Deze nieuwe weelde overvalt ons en dat niemand durft te beweren dat hij/zij het had zien aankomen. Zowel Evenepoel als Van Aert zijn exponenten van een toevalmodel en zeker niet van doordachte talentontwikkeling.

Remco Evenepoel is pardoes uit de Vlaamse boom aan wielertalenten komen vallen. Hij was een getalenteerde voetballer met een personal coach (Vandervennet) die zijn fysiologisch systeem oprekte, maar hij had niet het geduld om zich aan de voetbalhiërarchie te onderwerpen. Toen hij merkte dat hij, hoewel vijf jaar jeugdinternational, niet onmiddellijk de voetbalster zou worden die hij in zichzelf zag, niet bij Anderlecht, niet bij PSV en niet bij KV Mechelen, omdat hij snelheid miste en snelheid nauwelijks trainbaar is, ging hij uit arren moede fietsen. Dat ging goed, die ritjes met zijn vader en enkele wielertoeristen, en hij werd junior.

Fred Vandervennet: “Zijn vader heeft ook gekoerst, maar met de genen zat het aan moeders kant ook goed. Haar grootvader was een goed wielrenner in de oorlogsjaren. Mama Agna had nog nooit gelopen en vroeg mij een schema om een marathon te lopen. Drie maanden later liep ze onder de 3u30.”

Altijd duwen

Johan Bruyneel: “Ik weet nog dat Remco in een van zijn eerste rittenwedstrijden in het Baskenland van in de eerste etappe aanviel. Hij werd teruggepakt en toen moesten ze nog een col op naar de finish. Hij werd nog vijfde. Dat wil wat zeggen.”

Een jaar later werd hij wereldkampioen bij de junioren. Hij skipte de beloften, werd prof, en alles op de fiets ging steeds beter in tegenstelling tot het voetbal. Hij was nog maar 19 en was al Europees kampioen en vicewereldkampioen tijdrijden bij de profs. Hij startte dit jaar in vijf kleine rittenwedstrijden en heeft ze alle vijf gewonnen.

Wout van Aert volgde een meer traditionele weg. Voor hem geldt hetzelfde als voor Evenepoel: supertalenten ontwikkelen zich haast vanzelf en je moet vooral hopen dat ze niet om zeep worden geholpen. Evenepoel kreeg gelukkig ex-marathonloper en ex- topsportcoördinator van de wielerbond Fred Vandervennet op zijn pad, Van Aert had de meeval dat hij zeven jaar geleden bij master LO Marc Lamberts terechtkwam.

Toen Jurgen Van den Broeck destijds Lotto-Soudal, de Belgische opleidingsploeg par excellence, erop wees dat zijn trainer ook een goed crosserke onder de vleugels had genomen, werd hij naar eigen zeggen net niet uitgelachen. Van Aert croste zich naar drie wereldtitels, sprak af en toe van een overgang naar de weg, maar die werd pas serieus na een rel met zijn toenmalige werkgever Nick Nuyens. De Nederlanders van wat nu Jumbo-Visma is, hapten toe en haalden de zoon van een Nederlandse vader binnen.

Marc Lamberts: “Toen hij een paar jaar geleden alles won in het veld, vroeg men mij wat hij op de weg zou kunnen. Hij woog 72-73 kilogram en ik zei: alle klassiekers tot en met Luik-Bastenaken-Luik. Deze winter woog hij over de 80 maar hij zit nu net onder de 77. Zijn vermogen is inmiddels zo groot dat ik nog steeds beweer dat hij ook Luik aankan. De spiermassa in zijn bovenlichaam is hij kwijt, maar hij moet echt oppassen met krachttraining, hij kweekt zo snel spieren. Inmiddels heeft hij veel andere spieren in zijn lichaam versterkt, onder meer door stabilisatie-oefeningen.

“Wout heeft bij Jumbo-Visma de ploeg en de methode gevonden die het beste bij hem passen. Neem nu dat gewichtsverlies. Dat ging niet harder dan 200-300 gram per week, maar onder leiding van foodcoach Martijn Redegeld is ook alles bekeken en geprobeerd, waardoor zijn metabolisme beter werkt.”

Een krant titelde na vorig weekend ‘The Sky Is the Limit’. Daar lijkt het erg op. Je bent sneller klaar met het opnoemen van wat ze niet kunnen, dan omgekeerd. In het geval van Remco Evenepoel is dat simpel: sprinten en vlakke, snelle eendagswedstrijden. Fred Vandervennet weet hoe hij kan verliezen. “Ga samen met hem naar de meet en hij wint niet. Remco moet alleen aankomen. Hij heeft geen of weinig snelle spiervezels.”

Johan Bruyneel vindt dat allesbehalve een probleem. “De dag dat hij heeft ondervonden dat het leven in de koers voor hem makkelijker is als hij alleen voorop rijdt, die dag heeft hij het licht gezien. Hou hem nu maar tegen.”

Al het andere: tijdrijden, korte en lange hellingen, klassementswedstrijden, klassiekers waar het op en neer gaat en waar vermogen om de hoek komt kijken, het ligt allemaal in zijn bereik.

Fred Vandervennet: “Inzake uithouding laat hij bijzondere waarden optekenen, maar ik denk dat Egan Bernal, Primoz Roglic, Tadej Pogacar en nog wel enkele anderen voor hem niet moeten onderdoen. Waar hij in excelleert, is zijn wil om te winnen en zich te bewijzen. Dat manneke kan zeer goed afzien. Dat heeft hij van zeer jonge leeftijd. Hij speelt competitievoetbal van zijn vijfde en altijd in de top. Hij lijkt een kind in een speeltuin, maar het draait om presteren en winnen bij hem.

“Ik herinner mij trainingen in de Ardennen waar hij als junior rondreed tegen een gemiddelde van meer dan 31. Later reed hij dat rondje tegen meer dan 33. De doorgewinterde profs met wie ik daar vroeger soms kwam, en ik noem geen namen, reden nooit harder dan 29. Drie keer Côte de la Vecquée en Le Rosier? Welnu, de zesde klim reed hij nog aan 400 watt naar boven. Dat heb ik hem geleerd: altijd blijven duwen.”

Gepatenteerd finisher

Wout van Aert en Remco Evenepoel overlappen elkaar in het klassieke werk en in het tijdrijden. Van Aert kan wel een sprint winnen tegen de besten, met uitzondering van de topsprinters, al ligt dat na een lastige wedstrijd dan weer anders.

Marc Lamberts: “Ik heb hem daar moeten van overtuigen. Mijn benen doen pijn, zei hij en dan trok hij de sprint aan voor een ander. Ik heb geantwoord: iedereen heeft pijn in de benen aan het eind. Jij hébt een sprint, sprint nu toch. De klik kwam vorig jaar toen hij zowel in de Dauphiné als in de Tour een sprint won tegen gepatenteerde finishers.” Dat kunstje flikte hij woensdag in de Dauphiné opnieuw.

De klassieker waar Van Aert en Evenepoel ooit samen op een podium kunnen staan is Luik-Bastenaken-Luik, die in deze rare jaargang op zondag 4 oktober wordt gereden. Evenepoel is dan voorzien voor de Giro, het programma van Van Aert is nog niet bekend. De afspraak voor de eerste en misschien enige showdown Van Aert-Evenepoel in 2020 is nu donderdag 20 augustus om 12.30 uur. Niet langer op de Zeelaan in Koksijde maar op het militair domein, dat beter af te sluiten is voor het publiek, wordt het
BK tijdrijden gereden. Favoriet is Evenepoel, omwille van zijn aerodynamica, zijn vicewereldtitel en omdat Wout van Aert net uit de Dauphiné komt en in volle voorbereiding is op de Tour. Die wil hij winnen, maar dan als ploegmaat van een andere Jumbo-Visma. Het is eens wat anders.

Johan Bruyneel: “Op termijn wil ik het hem wel eens zien proberen, een mooie klassering rijden in de Tour. Al wordt het in zijn huidige ploeg Jumbo-Visma wel lastig. Dat team heeft een heel sterke structuur met een duidelijke hiërarchie, overigens dé manier om de Tour te winnen.

“Evenepoel is van nature meer geschikt voor dat werk en is ook de enige in zijn huidige ploeg die daarvoor in aanmerking komt “

Marc Lamberts: “Om zelf kanshebber te zijn voor een grote ronde moeten er nog drie tot vier kilo’s af bij Wout. Nu is hij de man die Primoz Roglic kan afzetten bij de laatste klim.”

Grote rondes hebben veel lange klimmen en voor alles wat langer duurt dan een half uur klimmen speelt de fysica een rol. Bergop rijden wordt dan een verhaal van watt per kilogram lichaamsgewicht. Met zijn bijna 77 kilo kan deze Wout van Aert op papier niet mee met de lichtere jongens als Roglic, die ook bij hem in de ploeg rijdt, of Bernal, Pogacar en sommige anderen. Deze Wout van Aert trapt over een half uur klimmen in de buurt van de 6 watt per kilo, de grote rondemannen gaan daar boven.

En Remco Evenepoel? Die rijdt in oktober de Giro. Alle kenners, te beginnen met Michel Wuyts die vorig weekend zijn loftrompet bovenhaalde – niet toevallig in een roze polo – denken dat hij in de Giro podium rijdt. Meer zelfs, hij is de grote kanshebber voor winst, 42 jaar na Johan De Muynck, de laatste Belgische winnaar van een grote ronde.

Fred Vandervennet: “Ik wéét dat hij drie weken kan presteren. Ik heb nooit iemand gezien die sneller recupereert. Op voorwaarde dat zijn ploeg hem, net als in Burgos en Polen de afgelopen weken, af en toe een rit kalm kan houden. Als je hem laat doen, valt hij elke dag aan. Hij kan in de tijdritten veel tijd winnen en pak dat maar eens terug tegen iemand die bergop met de besten meekan.

“Wat ik niet weet en wat we nooit samen hebben getraind omdat hij nog te jong was: hoe reageert hij boven de 1.600 meter, als de zuurstof minder makkelijk in de longen komt?”

Veel data van Remco Evenepoel zijn onbekenden. Zoals zijn lichaamsgewicht, waar geheimzinnig wordt over gedaan, alsook zijn wattage op een lange klim, al zeggen insiders dat dit flink hoger uitkomt dan die cruciale 6 watt per kilogram.

Johan Bruyneel: “Remco? Niet twijfelen. Hij kan tijdrijden als de allerbesten en klimmen met de allerbesten. Ik durf nu te zeggen: ooit wint hij de Tour.”

Column Wie Gelooft die Russen Nog? in de Morgen van vrijdag 14 aug 2020

Wie gelooft die Russen nog? (over doping)

De Russen hebben hun boete aan World Athletics betaald: 5,32 miljoen euro om precies te zijn. En dat drie dagen voor de deadline van 15 augustus, wat wel al het tweede of derde ultimatum was maar dat wordt er in de euforie gemakshalve niet bij verteld.

Het geld komt rechtstreeks van sportminister Oleg Matytsin, wat betekent dat president Vladimir Poetin zijn goedkeuring heeft gegeven. De boete is betaald door Rusaf, de Russische atletiekbond, en is een gevolg van het verdonkeremanen van gemiste controles van hoogspringer Danil Lysenko in 2017. Door de betaling bestaat de kans dat Rusland volgend jaar weer wordt geïntegreerd in de grote atletiekfamilie waar het sinds 2015 op de strafbank zat. Niet-betaling had geleid tot een schorsing van vijf jaar.

Opluchting is nergens voor nodig, verwondering wel. Schrik nog meer. Ik heb de documentaire Icarus (een absolute must op Netflix en Oscar-winnaar in zijn categorie) nu al een paar keer gezien. Ik heb alle rapporten binnenstebuiten gekeerd. Ten slotte heb ik vorig weekend het boek The Rodchenkov Affair gelezen, met dank aan de wonderen van Kindle een dag na verschijning in mijn iPad.

De ondertitel van het boek luidt: ‘Hoe ik Poetins geheime dopingimperium kelderde’. Het klinkt allemaal als een kruising tussen John le Carré en Robert Ludlum, Breaking Bad van de dopingscene zo u wilt, en dat is het ook. Leven en werken, opgang en verval, van Grigori Rodtsjenkov kunnen zo worden verfilmd en als het een beetje goed wordt gedaan, winnen ze er weer Oscars mee.

Een getalenteerde labodirecteur die zelf dopingdealer wordt, daar half toe verplicht door de concurrentie maar evengoed voor de poen. Die als zijn handel wordt ontdekt in de psychiatrie belandt, zelfmoord probeert te plegen. Die in eer wordt hersteld maar vervolgens in opdracht van het Kremlin massaal positieve stalen laat verdwijnen. Die met de geheime politie FSB samenwerkt
om op de Winterspelen van Sotsji de grootste fraudeoperatie ooit in de sport op poten te zetten. Die tegelijk een Amerikaanse documaker inzage geeft in wat hij de voorbije jaren allemaal heeft uitgespookt. Die vervolgens vlucht naar de VS om daar in een getuigenbeschermingsprogramma een andere identiteit en een ander leven te krijgen, zijn vrouw, kinderen en hond (die hij nog het meeste mist) van de ene dag op de andere achterlatend. Je kunt het zo gek niet bedenken of Rodtsjenkov heeft het meegemaakt.

Het kan niet anders of hij geniet van elke minuut aandacht. In wezen moet hij bijna een halve psychopaat zijn, zoals hij zelf ooit
de topman van het wereldantidopingagentschap WADA op het spoor van hemzelf, zijn labo en het hele Russische fraudesysteem zette. Toen die hem na twee flessen wijn (voor twee man) vroeg “Grigori, heb jij ooit positieve urinestalen laten verdwijnen?”, had Rodtsjenkov gewoon neen kunnen antwoorden en nog een glas uitschenken. Maar neen, hij aarzelde en sprak toen de cruciale woorden: “Laten we zeggen dat het systeem mij heeft verplicht om bepaalde dingen te doen.” Dat ene zinnetje in 2013 was de trigger om Rusland klem te rijden.

Eén ding is zeker: hier is geen scenarist of thrillerschrijver aan te pas gekomen, dit is echt en bepaald zorgwekkend. Wat Rodtsjenkov heeft onthuld, is in al die jaren dat ik beroepshalve naar sport kijk en documentatie over doping verzamel het aller-allergrootste bedrog dat ik ooit heb gezien. En als u zich nu samen met mij afvraagt ‘wie gelooft die Russen nog?’, mijn antwoord is duidelijk: zolang Poetin daar de plak zwaait en een hele generatie trainers die niks anders hebben gekend dan doping niet naar Siberië wordt verbannen, geloof ik geen enkele Rus in de sport. Geen atleet, geen biatleet, geen voetballer, geen zwemmer.

Als succes in de sport in het spel is, zijn deze Russen seriële bedriegers. Het doel – sportsucces dat afstraalt op de natie – zal altijd de middelen heiligen. Wat dat betreft, is niks veranderd met vijftig jaar geleden, behalve dan dat bij ons de strijd tegen de doping wel een kwantumsprong heeft gemaakt. Ongetwijfeld wordt ook in andere sportmilieus nog geprobeerd te frauderen, maar dat zijn dan privé- initiatieven of gesloten competities zoals de Amerikaanse profsporten waar de WADA-regels niet of nauwelijks gelden.

Dat is geen vergoelijking, alle bedrog is verwerpelijk, maar staatsgestuurde fraudesystemen zoals Rusland (en China, en Kenia, en vul maar aan…) hebben als nadeel dat de sterk verbeterde controles en analyses nul effect hebben, omdat ze administratief en logistiek worden geboycot waardoor het speelveld wel heel ongelijk wordt.

Zit er ook een goede kant aan? Jawel, dat de Russen positieve plasjes niet rapporteerden en verdachte urinestalen moesten laten verdwijnen, betekent dat het controlesysteem kan werken als het niet langer van nationale instanties en sportministeries afhangt. Als de dopingbestrijding vrij spel krijgt, als de verblijfsgegevens goed worden ingevuld, als de juiste atleten op het juiste moment worden gecontroleerd, als het labo de juiste analyses uitvoert, als het geen verdachte plasjes toevallig verknoeit. Als, als, als, dan is er nog hoop.

Column Het Nieuwe Normaal in De Morgen van maandag 10 aug 2020

Het nieuwe normaal

Dit is met voorsprong het meest verwarrende eerste augustusweekend in mijn leven.

Frank Deboosere had gewaarschuwd om vooral niet buiten te komen, en als het niet anders kon geen poot te verzetten, want de hele hemel inclusief de zon ging ons op het hoofd vallen. Ondanks de goede raad van onze nationale onheilsbrenger/grondwatermeter en het minutenlang geëmmer op de radio over hoe je jezelf koel moet houden, toch in een recalcitrante bui in de vroegte het fietsje van stal gehaald voor een rondje Nieuwvliet, al snel zo’n 115 kilometer.

Weliswaar met een gezapige 27 gemiddeld, kwestie van de met de energie-output gepaard gaande warmte-ontwikkeling te compenseren met de door de snelheid opgewekte afkoeling. Nog verwarrend: in het beach resto in Nieuwvliet geen verplicht carnaval om op het terras te geraken, zelfs niet om binnen een plasje te maken, ook niet om de flessen aan de tap te vullen. Wel een flesje handenontsmetter gezien, maar met fietshandschoentjes is dat lastig. Ook gezien: de mensen zaten netjes op het strand. Niet gezien: vechtersbazen uit Brussel.

Thuis kwam mijn wederhelft mij ergens in de late namiddag opschrikken met de melding dat Club Brugge had verloren. Wablief? Nu al? De zon stond nog hoog en het was zaterdagnamiddag en die hadden nú al verloren? En wééral? Ik zocht beelden en vond geen. In de mail zat een melding van de Pro League dat samenvattingen vrij verkrijgbaar waren zolang er geen deal was met een open net. Gezocht, die samenvatting, maar niet direct gevonden.

Extra verwarrend: inmiddels was het Milaan-Sanremo op tv, begin augustus godbetert. Geen Michel en José voor die Italiaanse wedstrijden, dat weten we al, maar aan het timbre van Merijn is het toch altijd even wennen, helemaal in combinatie met Johan Museeuw. Zijn duiding was zeer to the point en hij mag gerust blijven als hij van VTM enkele lessen dictie cadeau krijgt. Toen aan het eind nog eens reclame werd gemaakt voor een ‘documentaire’ woensdag op hln.be, dacht ik: jaja, het nieuwe normaal.

Superverwarrend: er bleek nóg voetbal te zijn, want de competitie is zowaar begonnen en in tegenstelling tot wat ons was voorspeld, gingen toch twee wedstrijden op hetzelfde uur door. Weeral zocht ik naar samenvattingen, de live had ik al opgegeven, en belandde zowaar bij een achtste finale van de Champions League. Juist, vergeten, die zijn ook nog of alweer bezig. Op een zaterdagavond in augustus een achtste finale Champions League van Barcelona tegen Napels, in een leeg stadion… Kan niet, is dit wat ze vroegdementie noemen?

Neen, het is het nieuwe normaal en het is wennen en ik weet niet of ik dat wil. Bijvoorbeeld of ik nog van bakske (een decoder in de juiste bewoording) wil wisselen om de Jupiler Pro League te zien. Ik ben een Telenetter en ik blijf een Telenetter. Zowel Proximus als Orange toen het Mobistar was heeft mij ooit proberen af te zetten, dus dat zijn no-go’s voor het leven. Eleven Sports – simply the best zeggen ze zelf, maar de klachten over hun beeldkwaliteit nemen ze beter ernstig – wil mij 150 euro op jaarbasis lichter maken. Het spijt mij zeer.

Het is mij duidelijk dat wij het slachtoffer zijn van de graaizucht van het voetbal en de rechtenhouders/zenders. Ten eerste van de Jupiler Pro League, die voor 3 miljoen meer absoluut van rechtenhouder wilde wisselen. Dat is hun goed recht, ook van Eleven Sports om te bieden, maar ze hebben meer dan zes maanden de tijd gehad om dit voor te bereiden en goed te doen.

Of er nu een partij is die te veel vraagt of een andere die te weinig geeft, dat kan mij niet schelen. Ik leg als belastingbetaler jaarlijks met andere belastingbetalers samen om dat voetbal 130 miljoen lastenverlagingen toe te kennen. Ik wil gratis voetbal op tv zien en dan heb ik het over de samenvattingen. In ondergeschikt belang – het ging niet gebeuren, beloofd is beloofd – wil ik ook niet van decoder moeten wisselen.

Alsof dat allemaal aan het eind van de heetste augustuszaterdag ooit nog niet genoeg was, en ik na lang surfen en zoeken op de iPad toch een samenvatting van Club tegen Charleroi had gevonden, wist ik niet wat ik hoorde. Filip Joos – hij zit nu bij Eleven – heeft zowaar een cocommentator aan zijn zijde, Gert Verheyen nog wel.

Gisteren waren er nog vier wedstrijden, te beginnen om halftwee. Wie zoiets verzint, is geschift. Gelukkig is mijn baken van voetbalvertrouwen gebleven: Extra Time, vanavond tegen tienen aan. Al hou ik nu al mijn hart vast welke nieuwlichterij ze daar hebben uitgevonden.