Hiermee zijn we beland bij de problematiek die in het Engels range anxiety heet: de schrik om met een lege tank, in dit geval batterij, te vallen. De verkooppraatjes zeggen dat er duizend keer meer stopcontacten zijn in dit land dan tankstations, maar dat is onzin. Haast alle stopcontacten zitten achter een voordeur en hoe zou u reageren als iemand zomaar aanbelde met de vraag om zijn/haar stekker eventjes in uw stopcontact te mogen steken. Bovendien is een auto in vijf minuten volgetankt, bij een gewoon stopcontact duurt het soms vijf uur.
Ik ken het verhaal van een poenerige Tesla-eigenaar die op enkele kilometers van zijn vergaderplek met een lege batterij viel en te voet verder moest. Tesla heeft hele speciale eigen laadstations waar het gratis tanken is, maar van die superchargers vind je er in België welgeteld drie. Voor wie volledig elektrisch rijdt, is het dus uitkijken, en vooral goed plannen.
Ik zou die schrik niet moeten hebben, want als mijn batterij leeg is, gaat de auto gewoon over op diesel. Mijn auto heeft een autonomie van 50 kilometer puur elektrisch en dan haalt hij een maximale snelheid van 120 kilometer per uur.
Zoals alles in de wereld van de auto moet je dit met een korreltje zout nemen: 40-45 kilometer volledig elektrisch is dichter bij de waarheid en bij 120 gaat hij al snel diesel mee verbranden, bijvoorbeeld als de weg helt. Dat gebeurt trouwens zonder dat je het merkt. De 1,8 liter verbruik uit de folder waar ik ook deels voor ben gevallen, is een aanduiding bij alleen maar korte elektrische afstanden. Ik verbruik over de laatste zeven maanden gemiddeld 4,5 liter, zo laat de boordcomputer weten.
Elektrisch rijden heeft op mij een dubbel effect. Enerzijds ben ik trager gaan rijden. Ik heb mijn Coyote-abonnement niet verlengd en de radarverklikker ligt nu te verkommeren in een kast. Op de autoweg staat de adaptive cruise control (in optie maar een aanrader voor elke auto) op 125 km/u. Verder onderneem ik geen bruuske inhaalbewegingen, want dan loopt het verbruik op tot wel 25 liter per 100 kilometer en dat spoort niet met de nieuw verworven groene status.
Anderzijds heeft deze autoswitch mij in de voedselketen van de E40 en E17 wel enkele trappen teruggezet. Mijn oude gabbers met hun Q7’s of Q5’s bumperkleven mij nu van de linkerstrook, maar evengoed had ik laatst een Polootje achter mij aan dat bij voorkeur door mijn auto naar voren wilde.
Ik observeer en de antropoloog van de weg in mij stelde tussentijds dit vast: Audi-, BMW- en Mercedes-rijders, in die volgorde, hebben het minste geduld, maar ze verbleken inzake onbehoorlijk rijgedrag bij de Landrovers/Range Rovers. Buiten categorie lomp en brutaal zijn de bedrijfswagens en helemaal geschift zijn de white van men, de bestelwagenchauffeurs die overigens ook in andere kleuren komen. Zo, dat lucht op.
Heel af en toe verander ik van gedaante en rijstijl. Ik heb drie rijmodi op mijn dashboard: ze heten PURE, HYBRID en POWER. PURE gebruik ik voor afstanden onder de 50 kilometer of om de laatste kilometer uit mijn batterijtje te persen als ik richting huis rijd met een rustig streepje Stan Getz op de achtergrond. HYBRID is standaard. De auto rijdt dan elektrisch bij alles wat minder snel dan 120 is en op beide als het wat rapper moet of lastiger gaat. Ten slotte is er POWER, de magische knop. Als het hard moet, dan kan het verdomd hard. Elektrisch levert hij 70 pk en de dieselmotor doet 215 pk in het zakje. In POWER krijg je alles samen: 285 pk en van 0 naar 100 kilometer per uur in 6,1 seconde. Ik duw alleen op POWER als ik snel wil inhalen of bij het invoegen op de autoweg. Beloofd.
Achterlijk
Ik streef naar zo veel mogelijk elektrisch rijden met de hulp van het dashboard dat aangeeft op welke energiebron de auto beroep doet. Dat heeft als gevolg dat overal waar ik parkeer, ik uitkijk naar een stopcontact. Noem het gerust een stopcontactobsessie. Thuis niet
in het minst. Soms wordt het gewoon vergeten, maar elke avond plug je best je auto in het stopcontact en bij voorkeur na tien uur. Het gedoe met de kabel die daar maar ligt te slingeren in die kofferbak is een minpuntje, maar het is een kleine moeite voor een groenere planeet.
Thuis heb je dus in de eerste plaats een stopcontact nodig. Die heb ik, zegt u. Neen, die hebt u niet, want die moet op een apart circuit liggen, beveiligd door een aparte zekering en een verliesstroomschakelaar. In vijf uur is mijn autobatterijtje weer vol. Dat kan ook sneller, op locatie bij een speciale laadpaal met een andere zogeheten Mennekes-kabel die ik wel eens vergeet mee te nemen. Met als gevolg een tweede obsessie: de laadpaal/kabelobsessie.
In zeven maanden rondhossen heb ik twee plekken gevonden waar ik kan opladen: in de treinstations van Gent en Brugge. Gratis nog wel, wat ook weer niet hoeft. Het is altijd weer afwachten of de voorbehouden groengeschilderde plaatsen door niet-elektrische lomperiken zijn ingenomen, nu de kranten hebben bericht dat de politie niet kan weten welke auto wel of niet elektrisch is. Neen, dat kun je niet weten, beste politie, maar als er geen draad uit de auto komt en die is niet verbonden met de laadpaal, ga er dan maar van uit dat die auto geen elektrische is.
België is een achterlijk land als het om laadpalen gaat. De getallen verschillen, maar er zouden er iets meer dan duizend staan. Over vier jaar moeten er 20.000 staan, las ik ergens. Noorwegen schijnt het paradijs te zijn. In Frankrijk zijn er ook veel, stond in de krant, maar ik heb ze niet gevonden. Alleen is de elektriciteit daar zo spotgoedkoop dat geen enkel hotel bezwaar maakt als je een kabeltje aanlegt.
Van al onze buurlanden, loopt Nederland weer eens voorop. Amsterdam, Hilversum, Utrecht: overal vind je ze. Laatst bij de NOS detecteerde de receptie dat ik een plug-in had en gaf mij spontaan een kaartje om bij de laadpaal mijn auto op te laden. Bij de VRT weet ik niet of er laadpalen staan. Die hebben we wel bij De Persgroep en die plaatsen zijn altijd leeg. Ik vroeg prompt een oplaadkaartje, maar dat krijg ik niet van de baas. Lege plaatsen, lege elektrische laadpalen, een elektrische auto, maar ik mag niet opladen op mijn werk, zelfs niet tegen betaling.