Column Willi Waffel in De Morgen van zat 24 sep 2016

Willi Waffel

Tijdens Euro 2016 was er veel tijd voor introspectie. Er waren de trainingen waar je niks van mocht zien en die ook niks voorstelden, er waren de persconferenties waarin niks werd gezegd en er werd twee keer per week gevoetbald. Er moest wel veel worden gereisd, maar dan nog. Elke dag een verhaaltje, elke dag die onzin aanhoren, om de zoveel tijd honderden kilometers aan het stuur, dan heeft een mens tijd om na te denken.

Zo stelde ik mij meermaals de existentiële vraag of ik niet te negatief schreef. Bijvoorbeeld over de toiletten met houtzaagsel op onze perscampus. Of over de bondscoach. Telkens weer kwam ik na bezinning tot de volgende conclusies:

a. de toiletten stinken en zijn derhalve vies;

b. bondscoach Marc Wilmots kan er niks van.

Dat laatste was al in 2014 op de worldcup gebleken toen hij met amper één goede wedstrijd werd uitgeschakeld. In al je naïviteit denk je – hoop je – dan: ook trainers kunnen bijleren, of ze kunnen zich laten bijstaan als ze het zelf niet meer zo goed weten. Niet Wilmots. De fouten van de worldcup werden de fouten van Euro 2016. De val was niet te vermijden.

Insiders, onder wie spelers, (oud-)stafleden en (oud-) collega’s die veel meer van dat rare voetbalspel kennen dan ik, hadden mij in de aanloop naar dat Europees kampioenschap haarfijn op Willi’s manco’s gewezen.

In de rampzalige wedstrijd tegen Italië, waarin geen tempo en geen bezieling zat en waarin de verdedigers niet wisten wat de middenvelders zouden doen en omgekeerd en ook de middenvelders niet wisten wat de aanvallers zouden doen en omgekeerd, en de doelman zich blauw ergerde en dat ook na afloop liet blijken, werden alle manco’s live afgespeeld. Play, rewind, play, rewind, play: het deed pijn aan de ogen.

Ondanks de blessurelast in de defensie als ontsnappingsroute zag je na die wedstrijd ook de Wilmots-fans onder de pers opschuiven in de richting van – zo zei hij het van de week op de tv – “de drie of vier Vlaamse bashers onder de journalisten die hij een waffel had willen verkopen”.

Van één zinnetje had ik kort na het EK wel een beetje spijt: een aap in de dug-out had het even goed gedaan, dat was er misschien wat over. De kans was niet onbestaande dat het gezin Wilmots-Lambeets, hoewel geen DM-lezers, dat ooit onder ogen zou krijgen – bij de kapper bijvoorbeeld, want het zinnetje haalde Dag Allemaal. Bovendien was ik niet vergeten hoe ik tien jaar geleden heel keurig was ontvangen op zijn gerestaureerde hoeve in zijn bureau, waar hij voor koffie en versnaperingen had gezorgd. En dat het een leuk gesprek was geworden.

Die wroeging is van de week op slag verdwenen. Door de schuld van Wilmots heb ik naar Luk Alloo moeten kijken, maar gelukkig zitten aan alle slechte dingen altijd goede kantjes. Zo begreep ik uit zijn apologie dat hij eind augustus al een interview had gegeven aan Le Soir. Dat had ik gemist en heb ik dinsdagnacht nog opgehaald. Collega Stéphane Vande Velde stelde daar keurig de vragen die moesten worden gesteld en Wilmots antwoordde even keurig. Weliswaar meestal naast de kwestie en steeds teruggrijpend naar zijn mantra’s: ik heb veel gewonnen (maar nooit als het er echt toe deed), ik heb geen fouten gemaakt en ik heb veel pech gehad.

De aankondiging van deze Alloo luidde: “Had Wilmots dit interview gegeven na het EK, hij was nooit ontslagen.” Dat was een beetje veel eigen lof stinkt, maar dat heb je met televisie altijd. Tv-makers moeten tv maken en vooral niet boven hun journalistiek gewicht boksen. Let op, de road trip van Alloo en Wilmots was best wel goed entertainment waarbij niet te veel moest worden nagedacht, maar ook niet meer dan dat.

Nooit ontslagen? Wilmots was altijd ontslagen, niet door de schuld van de pers maar omdat de meeste spelers hem niet meer wilden. De bottomline blijft: Wilmots is een miscast als trainer. Eerst bij STVV, dan bij Schalke en uiteindelijk ook bij de Rode Duivels viel hij door de mand. Hij gaat het nu in het buitenland proberen. Doe maar Willi. Probeer Saudi-Arabië, Qatar, de Verenigde Arabische Emiraten. Het imperium Willi Waffel en Meesteres zal er ongetwijfeld wel bij varen en ons voetbal ook.

Column POEF in De Morgen van 10 sep 2016

Poef

Ik had deze week een beetje te doen met de naar de Paralympische Spelen uitgezonden Sporza-collega Stefaan Lammens, gespecialiseerd in paardensport en formule 1. Het praat niet makkelijk met een paard of met een zescilinder, maar een gesprek voeren met een verstandelijk gehandicapte autistische jongen is ook apart, niet in het minst als die zopas de emotie van zijn leven heeft beleefd.

Tafeltennisser Florian Van Acker won goud na een fantastische comeback en riep daarbij meermaals ‘poef’. Nu roept heel Vlaanderen poef en schrijft heel Vlaanderen over Florian-het-Roemeense-weeskind. Lammens had al snel door dat het geen zin had om te beginnen over tactiek. Hij deed dus maar mee met het ge-poef en kreeg daarvoor her en der wat goedkope kritiek, al was de persiflage in De ideale wereld van dinsdag er wel eentje om in te kaderen.

Acteur en ervaringsdeskundige Mathias Sercu had die ochtend op Radio 1 een meer ter zake doende bijgedachte: Florian vindt zichzelf nu een held en een legende met dank aan de media, maar wat als straks de aandacht van heel Vlaanderen is gaan liggen? Inderdaad, wat als straks de paralympiër van het jaar moet worden verkozen? Dat wordt wellicht zijn veel jongere collega-tafeltennisser en gouden medaille Laurens Devos: 16 jaar nog maar, welbespraakt, ook grappig en een betere speler. Leg dat in december nog maar eens uit aan Florian.

Overigens zou rolstoelatleet Peter Genyn, die andere gouden medaille, paralympiër van het jaar moeten worden omdat hij het koninginnennummer van de Paralympische Spelen won. Dat zal niet gebeuren omdat journalisten liever meegaan in de hype en zullen kiezen voor het meest aandoenlijke verhaal. Vorig jaar was dat Marieke, dit jaar Laurens of Florian; de beste verhalen hebben geen achternaam.

Storytelling. Yes! Maar benchmarking? Euh, wat is dat? Juistheid? Van geen belang. Zo werd van de week gedagdroomd over een eventuele deelname van de licht verlamde Laurens Devos aan de Olympische Spelen. Zou een primeur zijn voor België, zo stond
er. Toch maar eerst weer even een voorspelling: hoe hoger die jongen speelt, hoe meedogenlozer de tegenstand zijn handicap zal uitbuiten en hoe harder hijzelf zal trainen, hoe zwaarder het spieronevenwicht en de daarmee gepaard gaande blessuregevoeligheid. Die valide Olympische Spelen halen wordt lastig, indien niet onbegonnen.

Bovendien, is een beetje historisch besef en wat bijpassend opzoekwerk te veel gevraagd? Sonja Vettenburg heeft twee keer een medaille behaald in het schieten op de Paralympische Spelen van 1984 (zilver) en 1988 (goud), waarna ze in 1992 in Barcelona aan de Olympische Spelen deelnam. Niks primeur dus.

Het is ook een raadsel waarom steeds weer wordt vergeleken met andere categorieën sporters en bij voorkeur met de valide man. Zo was er van de week heel wat te doen over de 1.500 meterfinale van de slechtzienden, waarin de eerste vier sneller liepen dan de goudenmedaillewinnaar van de ‘echte’ Olympische Spelen. Leuk weetje, maar compleet naast de kwestie. Ten eerste is slechtziend nog niet blind. Ten tweede was die 3:48 van de slechtziende Algerijn Baka een nieuw wereldrecord, maar wel 22 seconden trager dan dat van de valide atleten en maar een dikke seconde sneller dan het wereldrecord bij de vrouwen.

Ten slotte komt het in tactische races niet op de eindtijd aan, maar op de laatste ronde: 50.6 seconden liep olympisch kampioen Matthew Centrowitz. Veel kans dat die jongens van de Paralympics in die finale op vijf seconden waren geëindigd. De essentie blijft natuurlijk dat geen enkele paralympiër die Olympische Spelen had gehaald, want de limiet om deel te nemen was 3:36, twaalf seconden sneller dan het nieuwe paralympische wereldrecord.

Vanwaar toch steeds weer die onwetenschappelijke nonsens dat atleten met een beperking stilaan hun achterstand op de valide man inhalen? Voor eens en voor altijd: de maat der dingen in de sport is de valide man. In een bui van generositeit heeft die aparte categorieën voor de fysiek minderbedeelden in het leven roepen: in het begin van de 20ste eeuw voor een hele grote groep hormonaal anders uitgeruste medemensen (de vrouwen) en na de Tweede Wereldoorlog voor alle andere groepen mensen met een beperking. De waardering voor die specifieke categorieën sporters zal erop vooruitgaan als men stopt met die onzinnige vergelijkingen.

Column Pep en José in De Morgen van 10 sep 2016

Pep en José

Het is dat het mooi fietsweer is en dat de digicorder bestaat, anders zat ik vanmiddag om halftwee voor de tv. En ik vraag mij af waarom. De Premier League is de meest overroepen voetbalcompetitie die de beste spelers haalt en het meeste geld betaalt, maar toon mij één speler die in Engeland beter is geworden. Toch zal de hele wereld vandaag kijken naar de clash tussen Pep van de bal en José van de bus.

Het zal spektakel worden, zegt Marouane Fellaini in The Sun. Meer zelfs, het zal oorlog worden. Ben benieuwd, de digicorder ook. Voor hetzelfde geld parkeert Mourinho vandaag zijn befaamde bus en spijkert hij zijn doelgebied dicht. Zijn Man United, de thuisploeg, zal dan aan de overkant nauwelijks aan een halve kans geraken, en het publiek zal dat niet leuk vinden, maar dat zal hem een zorg zijn. Voor die halve kans hebben ze Zlatan Ibrahimovic gekocht en dat is net als José ook een Pep-hater.

Zestien keer hebben Pep en José tegen elkaar gespeeld: zeven keer won Guardiola, drie keer Mourinho en zes keer was het gelijk.
Er vielen tien rode kaarten in hun duels, negen voor de troepen van Mourinho, wat hem er toe aanzette om er een groot complot in te zien. “Hij heeft altijd een man meer tegen mij.” Dat complot moet u niet geloven, maar dat Pep een man meer heeft dan weer wel. Daar is het spel van Pep ook op gebaseerd: een man meer-situatie in het middenveld creëren en geduldig aanvallen.

Drie jaar en enkele dagen is het geleden dat ze nog eens tegenover elkaar stonden. Het ging toen om de Supercup tussen de winnaar van de Champions League en de Europa League. Bayern had in Londen de Champions League gewonnen van Borussia Dortmund, toen nog van Jürgen Klopp. Chelsea had met 2-1 de finale van de Europa League gewonnen van Benfica. In de Supercup stond het na 120 minuten 2-2, maar Bayern en Pep wonnen op strafschoppen. Weeral kreeg de ploeg van José rood: Ramires ging voet over de bal door op Mario Götze, die nadien weken aan kant zat, maar kreeg felicitaties van zijn coach, die de rode kaart totaal onterecht vond, zoals ook alle andere rode kaarten daarvoor.

Drie jaar waren ze trainer in dezelfde competitie: van 2010 tot 2012, de ene bij Real Madrid en de andere bij FC Barcelona. Elf keer speelden ze in die drie jaar tegen elkaar en daarvan verloor Guardiola er maar twee. Het begon met een 5-0 van Barça thuis tegen Real. Elk wonnen ze in die periode één kampioenschap, Real en Mourinho wonnen ook nog een nationale beker, maar Barcelona en Guardiola pakten de Champions League door in de halve finale Real uit te schakelen.

Pep staat ver voor op punten. Hij kan zich zelfs een knockdown veroorloven zoals toen hij met Barça werd uitgeschakeld door het antivoetbal van het Inter van Mourinho en dat is iets waarmee José moeilijk kan leven. Uit elke porie van zijn lijf komt de scherpe geur van revanche. Ooit waren ze zielsgenoten bij Barcelona, Pep eerst als speler en José als T3. In 2008 ging het mis. José Mourinho verwachtte te worden aangesteld als T1 van Barcelona en zou van Pep Guardiola zijn T2 maken. Hij schrok toen hij het nieuws hoorde: Johan Cruijff had er persoonlijk op aangedrongen om Pep meteen T1 te maken. De liefde sloeg om in haat, tegen Pep en tegen Barça.

Sinds deze zomer zijn ze herenigd in de meest gehypte sportcompetitie van de planeet en nu ook nog eens in dezelfde stad, Manchester, hoofdstad van het internationaal voetbal. Voor deze Manchester-derby en voor de Premier League is het een primeur dat een clash tussen twee teams wordt verengd tussen een strijd tussen twee trainers. En in mindere mate tussen een spits en een trainer. Ibrahimovic steekt in cynisme en grootspraak zijn trainer naar de kroon en heeft gezegd dat hij “basically” zou willen sterven voor Mourinho. Over Guardiola die hem weg stuurde bij Barça, ging het dan weer zo: “Een lafaard zonder ruggengraat.”

Bij nader inzien installeer ik toch misschien beter de tv op het terras voor een live onder de parasol.

 

(Ik heb niet gefietst, wel gekeken)

Verhaal over Paralympiërs Sven Decaesstecker en Diederick Schelfhout in De Morgen van 3 sep

‘De ‘wat als’-vraag stellen? Dat is zinloos’

Woensdag beginnen de Paralympische Spelen, met wielrenner Diederick Schelfhout (30) en zwemmer Sven Decaesstecker (31). De een liep ooit zware brandwonden op, de ander mist een onderbeen. ‘Weinig media-aandacht? Ach, zolang we maar niet te vaak in de rubriek human interest staan.’

De Paralympische Spelen is de officiële benaming voor het mondiale toernooi voor atleten met een beperking dat begint op woensdag 7 september en eindigt op zondag 18 september, in Rio, op dezelfde locaties als de Olympische Spelen voor valide atleten.

Bij de vorige editie in Londen had de Belgische delegatie geen klagen over de belangstelling. Er was niet alleen de mediagenieke knuffelbeer Marieke Vervoort, die de helft van alle aandacht opzoog, maar ook medailles won. Daarnaast was er nog handbiker Wim Decleir, die in een mediastorm terechtkwam toen zijn vriendin werd vermoord door haar man, nadat ze haar affaire met Decleir had opgebiecht. Decleir won ook medailles, maar is er niet meer bij, Marieke Vervoort in extremis wel.

2012, dat was Londen, een stad zowat om de hoek. Rio de Janeiro is voor de armlastige media een ander paar dure mouwen. Een verre trip, in een ongunstige tijdzone, buiten de vakantie: de Paralympics van Rio worden een heel-ver-van-ons-bedshow.

De Morgen kruiste onderweg naar huis van Rio twee atleten met medaillekansen en ging zitten voor een babbel met zwemmer Sven Decaesstecker (31), die voor de vierde keer deelneemt en tijdens de openingsceremonie de vlag zal dragen, en wielrenner Diederick Schelfhout (30), die als allerlaatste werd toegevoegd na het startverbod van de Russische ploeg.

Decaesstecker is een S10 (zie kader). Hij mist een onderbeen nadat op zijn 10de botkanker werd vastgesteld. Schelfhout is een C3. Hij heeft tal van beperkingen ten gevolge van een motorongeval op zijn 22ste, waarbij zijn lichaam zwaar werd verbrand en waarna zestig operaties volgden.

Heren, voor ik aan de soul searching begin, wat zijn jullie sportieve ambities?

Sven Decaesstecker: “Mijzelf verbeteren en Belgische records zwemmen. Of dat volstaat voor medailles, zie ik daar wel.”

Diederick Schelfhout: “Ik ben pas laat gewaarschuwd dat er toch een kans was dat ik zou worden opgevist. Ik zat al met mijn gedachten bij het WK later op het jaar en ik reed een beetje met de mountainbike, toen ik ineens moest omschakelen.

“Blij? Ja, heel blij, nadat ik eerst ontgoocheld was dat ik er niet bij was. Ik had er vier jaar alles aan gedaan en dan beslist zo’n commissie dat ik niet mag gaan.”

Zijn er geen internationale criteria in de paralympische sport?

Schelfhout: “Jawel, maar dan is er nog een commissie van het Belgian Paralympic Committee, dat bepaalt wie de Belgische startbewijzen krijgt. Ik had pech dat mijn WK op de baan niet zo goed was, daarna ben ik ook nog gevallen en heb ik mijn sleutelbeen gebroken. En op de selectiewedstrijd in Oostende, die door Kris Bosmans werd gewonnen, mocht ik niet achter hem aan rijden.

“Het ergst vond ik hun conclusie dat ik op de wielerbaan weinig kon gaan doen, terwijl ik vicewereldkampioen en Europees recordhouder ben. Dat is nu allemaal wel vergeten, maar heel even zag ik vier jaar hard werken niet beloond. Ik rijd op de baan de kilometer en de achtervolging, en op de weg de tijdrit en de wegrit.”

Decaesstecker: “Ik zwem de 200 meter wisselslag en de 400 meter vrije slag. Ik was meteen bij de zwemmers die werden geselecteerd, maar ik begrijp de ergernis van Diederick. Het gaat om een commissie die alle sporten beoordeelt en dat maakt het complex. Als parasporter wil je dit niet missen.”

Jullie zijn allebei bewust als valide sporter ineens een, euh, hoe-moeten-we-dat-nu-weer-zeggen-sporter geworden? Wat horen jullie het liefst?

Decaesstecker: “Ik stoor mij nergens aan. Handicap mag. Atleet met een beperking is het mooiste.”

Schelfhout: “Is het echt een beperking? Onze ambitie is om de kloof tussen ons en het valide milieu zo klein mogelijk te maken en te tonen dat we heel sterke sporters zijn.”

Bij een onderbeen dat je mist, kan ik mij de beperking bij zwemmen voorstellen. Bij brandwonden en fietsen al minder.

Decaesstecker: “Mijn nadeel is duidelijk: start en keerpunten zijn minder goed en de stuwing in het water door de benen is ook minder, want ik zwem zonder prothese. Ik droom nooit van twee volledige benen en ik antwoord ook niet graag op de vraag ‘wat als?’. Maar ik kan mij wel iets voorstellen bij wat Ryan Lochte (Amerikaans valide topzwemmer, red.) moet voelen bij zijn onderwaterfase van vijftien meter, want met vinnen kan ik het wel, dus ik weet wat het is. Het is niet verboden te denken wat het zou zijn geweest als valide atleet, maar het is zinloos.”

Schelfhout: “Ik heb dat mijzelf moeten afleren. Ik was al 22 toen ik in 2008 dat ongeval kreeg; ik had net een stagecontract als prof vast, maar dat ging niet door. Tijdens mijn eerste jaar als paratleet in 2012 heb ik vaak vergeleken hoe ik koerste en trainde voor en na mijn ongeval. Mentaal was dat heel zwaar.

“Ik had ook brandwonden in de vierde graad, wat wil zeggen dat mijn huid verkleefd was aan de spieren en pezen. Dat beperkt de mobiliteit enorm. Daarnaast had ik twee zware zenuwletsels door dat ongeval. Mijn hele linkerkant was geraakt en mijn been hing alleen nog aan mijn lichaam met huid. Het gevolg van al die trauma’s is dat ik in mijn linkerbeen maar een kwart van de kracht heb van rechts. Mijn linkerarm is ook niet volledig functioneel.”

Jullie sporten in een classificatiesysteem, wat mensen met een totaal verschillende beperking in één competitieklasse onderbrengt.

Decaesstecker: “Ik zwem met mensen die wel twee benen hebben, maar die door een andere beperking evenveel nadeel ondervinden en dus in mijn klasse S10 terechtkomen. Ik ga ervan uit dat dit een eerlijk systeem is, maar er zijn aanwijzingen dat dat niet zo is.

“In mijn klasse zijn er een paar jaar geleden ineens twee Oekraïners bijgekomen die vroeger zwommen in de nationale ploeg bij de validen. Nu is er zelfs nog een derde. En ik zeg niet dat ze niks zijn tegengekomen en niet gehandicapt zouden zijn, maar in eigen land zwemmen ze 2.04 op de 200 wisselslag en op de Europese kampioenschappen zwemmen ze dan 2.15. We hebben dat gemeld en gevraagd te onderzoeken, maar de internationale bond staat machteloos. En wij kunnen niet weten wat hen scheelt, want dat behoort tot het medisch geheim.”

Schelfhout: “Je classificatie wordt bepaald door een nationale en internationale jury. Ik denk dat je het spel vuil kunt spelen. Het is zoals doping, het zal altijd blijven bestaan.”

Decaesstecker: “Het classificatiesysteem dateert van 1992 en werd ondertussen wel wat bijgestuurd, maar het is tijd voor een herziening.”

Wij begrijpen er niks van. Het publiek nog minder.

Schelfhout: “Als je naar onze kilometer op de baan komt kijken, dan wint niet noodzakelijk de snelste. Wij rijden met de categorieën C1, C2 en C3 samen. Onze tijd blijft staan en die van de C1 en C2 krijgen een coëfficiënt, waardoor het voor ons heel moeilijk is om te winnen op dat nummer. Omgekeerd winnen meestal de C3’s op de weg of in de tijdrit en is het voor de C1 en C2 nagenoeg onmogelijk om ons te kloppen.”

Decaesstecker: “Het is erg verwarrend. Er worden vijf verschillende 100 meters vrije slag gezwommen, gelukkig op verschillende dagen, maar ze zijn er wel. En in mijn categorie staan er atleten met één been op het blok naast atleten met twee benen. Dan krijg ik sms’jes: het was niet eerlijk, hè, want jij was de enige met één been.

“Duidelijkheid zul je maar krijgen als je voor bepaalde sporten de handicaps beperkt: zoals voor rolstoelrugby, dat alleen dwarslaesies toelaat. Je zult moeten komen tot bijvoorbeeld zwemmen alleen voor wie in een rolstoel zit, en fietsen enkel voor prothesen, maar dan sluit je heel wat mensen uit.”

Marc Herremans wilde de mensen aanvliegen die hem vroegen of hij een rijker mens was geworden door zijn handicap, maar hij gaf wel toe dat hij een ander mens was geworden.

Schelfhout: “Heel eenvoudig: je karakter is versterkt. Je gaat makkelijker door, je relativeert makkelijker een tegenslag.”

Decaesstecker: “Had je al niet zo’n sterk karakter en sta je daarom waar je nu staat? Er zijn er genoeg met onze tegenslag die wél in een hoek zijn blijven zitten. Wij zijn blijven sporten, maar misschien zat dat al in ons.”

Zou het geld van de paralympische topsport niet beter worden besteed aan de inclusie van iederéén met een beperking in de sport, want daar is nog veel werk.

Decaesstecker: “Ik zwem al twintig jaar tussen de validen, dus soms kan het. Maar om de inclusie helemaal door te trekken naar Olympische Spelen voor validen en atleten met een beperking, dat is volgens mij een illusie.”

Schelfhout: “Ik heb het geluk dat Etixx-QuickStep mij ondersteunt en binnen de wielerwereld heeft dat deuren geopend voor anderen. De reactie van de ploeg was ook top. Ik ging mee op stage, ik kwam in de media, allemaal met dank aan Patrick Lefevere.”

Decaesstecker: “De waardering bij het grote publiek is totaal verschillend vandaag vergeleken bij mijn eerste Spelen in Athene in 2004. Toen wist niemand wat de Paralympics waren. Het BOIC heeft ons ook bij het Rio House in Oostende betrokken en dat is opgepikt door de media.

“Wat de aandacht betreft, zie ik weinig verschil met pakweg judo. Is daar dan in de loop van het jaar aandacht voor? Taekwondo hetzelfde. Het enige minpunt van de aandacht of het gebrek eraan, is dat we nogal vaak in de rubriek ‘human interest’ staan en minder op de sportpagina’s.”

Schelfhout: “Onze verhalen zijn nu wel al bekend, zeker?”

Hoe kijken jullie naar Marieke Vervoort? Een euthanasiewens en topsport gaan moeilijk samen, en is topsport nog gezond als je zo ziek bent?

Schelfhout: “Zij krijgt heel veel belangstelling en dat straalt af op de volledige paralympische sport. Alleen zijn de media wel een beetje selectief in wie ze een podium geven. In haar categorie is er ook niet zoveel tegenstand, maar het blijft een goeie atlete.”

Decaesstecker: “Dat is wat ik bedoelde met die human interest. Zoekt Marieke die aandacht ook niet wat op? Ik weet het niet. (aarzelt) Het is moeilijk, want ik mag haar wel.”

Schelfhout: “Topsport is nooit gezond, maar het klopt dat in mijn geval die topsport het onevenwicht tussen mijn beide lichaamshelften nog meer in de verf zet, maar dat is een keuze die ik maak en die Marieke ook heeft gemaakt.”

Decaesstecker: “De nadelen wegen niet op tegen de voordelen. Topsport heeft geholpen bij mijn revalidatie, heeft geholpen voor mijn zelfbeeld. Juist, ik kan mijn beperking ook makkelijker wegsteken dan Diederick. Als ik een lange broek draag en erop let dat ik mooi stap, zie je het verschil niet. In korte broek zie ik mensen weleens staren naar mijn prothese, maar dat neem ik er gewoon bij.”

Schelfhout: “Dat ik een pet en een zonnebril draag, heeft niks te maken met wegstoppen, maar met het licht dat ik moeilijk verdraag omdat mijn oogvliezen ook verbrand waren. Ik heb van in het begin gezegd: wie mij niet kan aankijken, moet zich maar omdraaien.

“Natuurlijk is het soms vervelend dat mensen mij maar blijven aanstaren. Kinderen zijn anders. Die komen meestal op je af en vragen: mijnheer, wat is er gebeurd? Waarna ik het uitleg. Het meest deugddoende zijn die Facebook-berichten: ‘Hallo Diederick, ik heb ook brandwonden en nu ik jouw verhaal ken, kom ik ook meer buiten.'”

Die topsport is voor jullie toch een bevrijding?

Schelfhout: “Tot ik hoorde dat ik niet geselecteerd was. Dan heb ik die fiets twee, drie weken niet bekeken. Nu weer wel. Ik amuseer mij met die fiets. Ik studeer voorlopig ook niet meer. Eerst wil ik kijken hoe ver ik hiermee geraak en dan zien we wel.”

Decaesstecker: “De gedachte dat dit mijn laatste Spelen kunnen zijn, is niet prettig. Ik hou wel van dit bestaan: twee keer per dag trainen en tussenin rusten, krachttraining en kine. (lacht) Of zoals vandaag naar de VRT gaan en daarna een interview.

“Ik werk ook niet, want ik heb sinds 2009 een topsportcontract bij Sport Vlaanderen. Ik ken ondertussen ook veel mensen in die wereld, dus ja, ik zal het zeker missen als het stopt.”

Is de vraag relevant of je nog terugdenkt aan wat je mist?

Decaesstecker: “Dat is geleden van toen ik een tiener was en absoluut wilde meedoen met de andere kinderen die op de speelplaats aan het basketten waren. Ik deed mee en had daarna vijf dagen last. Ik ken mijn grenzen: ik weet wat ik kan, wat mag en wat gezond is voor mij, en als je die grenzen hebt bepaald, is dat prima vol te houden.

“Ik zag laatst wel mijn trainer met zijn kinderen een modderwandeling maken. Toen dacht ik: als ik ooit kinderen heb, moet ik daar niet aan beginnen of mijn prothesen zijn kapot.”

Schelfhout: “Ik fiets in het valide milieu, dus mis ik eigenlijk niks en dat is mentaal wel een opsteker. Ik koers wel niet meer zo aanvallend als vroeger, omdat ik met een ander lichaam koers. Heb ik nog mijn dipjes? Zoals iedereen zeker?”

Column Tous Ensemble (pas du tout) in De Morgen van 3 sep

Tous ensemble? Pas du tout

De eerste tien minuten verliepen goed. Iedereen had oog voor elkaar en voor de bal, ze liepen waar ze moesten lopen en kwamen zelfs een keer aan de overkant in de buurt van De Gea. Er was zo’n moment dat je dacht: en nu de zaak overnemen, die Spanjaarden vastzetten, scoren en afmaken. Precies dan begon het fout te lopen.

Er was die eerste aarzeling, gevolgd door het eerste domme balverlies dat gevaar opleverde. Stilaan werd het hele lichtblauwe blok teruggedrongen en tegen het einde van de eerste helft was de bal exclusief voor de Spanjaarden. Al na een kwartier schoten de eerste hulpeloze blikken over de dug-out richting tribune. De nieuwe papa’s zochten naar morele steun bij hun baby’s, WAG’s, moeders en schoonmoeders. Die waren er op uitdrukkelijk verzoek van de nieuwe baas Roberto Martínez bij gehaald, want dat hoort zo tegenwoordig.

De mannen met oestrogenen zochten ook vertwijfeld naar de geruststellende ogen en bijpassende hoofse knik van psycholoog Jef Brouwers. Die had van de week nog stellig verklaard dat de moderne jonge voetballer in deze harde wereld op zoek gaat naar een houvast aan de huiselijke haard, bij vrouw en kind, en niet langer bij de concubine, nochtans dé garantie op testosteron, het hormoon van de winnaar.

Nog even over die psycholoog bij de Rode Duivels, het is te hopen dat het niet tegenvalt. Jef Brouwers is een vakman, daar niet van, maar hij zat bij de hockeymannen toen die nog geen finales haalden. Ver voor de Spelen van Rio werd hij bedankt, waarna de hockeyers prompt zilver wonnen. Nu zit hij bij de Rode Duivels, waarmee we niets willen suggereren, maar toch.

Bon, alle gekheid… Wie aan die 0-2 tegen Spanje verregaande conclusies verbindt, is niet goed wijs. Ten eerste had je hier te maken met een goed geoliede tegenstander die op Euro 2016 het beste voetbal van alle ploegen bracht, maar door een dom verlies tegen Kroatië geen groepswinnaar werd. In de achtste finales speelden ze tegen die geslepen Italianen ook nog eens hun slechtste wedstrijd van de laatste tien jaar, verloren en zaten daardoor nog een etappe eerder thuis dan de Belgen.

Dat Spanje, voor wie het geen optie was om af te gaan in Brussel, behoort misschien tot de beste drie ploegen van de wereld. Hoewel de Rode Duivels in de FIFA-ranking op twee staan, is dat vooralsnog niet hun echte plek en dat is donderdagavond wel erg duidelijk geworden.

Voor de Rode Duivels was afgaan donderdag ook geen optie, maar het gebeurde wel, en dat is dan toch zorgwekkend. Onze jongens hebben niet het minste besef dat ze door hun flauw Europees kampioenschap het krediet van de natie nog sneller hebben verspeeld dan het ooit is gehypet. En de mentaliteit waar Roberto Martínez zo had op gehamerd, daar was helemaal niets van te merken.

Fluitconcert aan de rust

Er zijn verzachtende omstandigheden, zoals de transferperikelen van een deel van de internationals, de aanpassing aan Martínez en zijn twee anderstalige assistenten, de nieuwe richtlijnen en de ingebouwde reserves bij een oefeninterland. Toen bleek dat de Spanjaarden niet waren gekomen voor een gezapig gelijkspelletje met veel vervangingen maar voor een echte revanchistische pot om de WK-campagne goed in te zetten, kon dit team eens te meer de knop niet omdraaien. Er stonden weer geen leiders op het veld: veel grote portemonnees, maar weinig grote muilen en geen grote harten.

Tot overmaat van ramp werd het team al bij het rustsignaal uitgefloten en dat moet geleden zijn van de periode-Vandereycken of misschien dat het onder Leekens nog wel eens sporadisch is voorgevallen. De liefde tussen de tribunes en het veld is bekoeld, zoveel is wel duidelijk. Een deel van het publiek is gealiëneerd van het team en dat deel spreekt hoofdzakelijk Frans.

Tous Ensemble? Pas du tout. O jazeker, in Haspengouw zul je nog wel een occasionele Nederlandstalige Wilmots-fan vinden, maar de spandoeken ‘Merci Willie pour tout’, al of niet met een hartje, waren niet toevallig in het Frans. In bondskringen kon trouwens worden opgevangen dat de toevoeging van Thierry Henry als T3 duidelijk als bijbedoeling heeft de Franstalige achterban te sussen.

Geen overhaaste conclusies, nog geen paniek vooral, maar aan de nieuwe papa’s op noppen toch deze raad: dat matchke in Cyprus wordt dinsdag best gewonnen.

Column Honours (over medailles) in De Morgen van 27 aug

Honours

Winnaars van de antieke Spelen werden met roem en geschenken overladen, maar thuis geraken was geen sinecure want de terugweg lag bezaaid met vele hindernissen. Niet alleen was er van de olympische vrede geen sprake meer en moesten ze zich een weg banen langs slagvelden, ook struikrovers en meisjes/jongens van lichte zeden waren uit op hun trofeeën.

Dat was onder meer een amfora met het goud van die tijd, olijfolie. Wellicht het enige betaalmiddel uit de geschiedenis van de mens dat ook kon dienen als massage- en glijmiddel. Enfin, om een lang verhaal kort te maken: de winnaars kwamen door ongelukken en verlokkingen zelden thuis met al hun prijzen en geschenken. Ze deden er ook meestal nogal lang over en eenmaal thuis leken ze helemaal niet meer op de topatleet die enkele weken/maanden eerder was vertrokken.

Sinds De Coubertin zijn ook de nummers twee en drie een beetje winnaar en drie voelt zich meestal meer winnaar dan nummer twee. Vanaf de jaren 80 kon een winnaar van olympisch goud ook een aardige cent tegemoet zien en sinds deze eeuw is het hek helemaal van de dam. Sportmarketeers gaan voor hun medaillewinnende cliënten op zoek naar een match met bedrijven die zich willen koppelen aan de winnaar (m/v).

Nog voor nieuwjaar voorspel ik u her en der geweeklaag van enkele van onze medaillewinnaars: dat het toch zo geen vetpot is geweest als ze hadden verwacht en dat het al bij al een beetje is tegengevallen. We waren een maandje of zo helemaal in de ban van onze honderd en nog wat olympiërs in Rio en we hebben de medaillewinnaars op een piëdestal gezet, maar zevenkamp, zwemmen, hockey, judo en baanwielrennen verbleken als pecuniaire hefboom nog steeds bij voetbal. Zelfs goud in de wegrit op de Olympische Spelen zal voor de inkomsten van Greg Van Avermaet weinig verschil maken.

Geweeklaag is nergens voor nodig. Hoewel lovenswaardig en bewonderenswaardig en alle superlatieven die u wilt, een medaille winnen is geen statistisch uitzonderlijke prestatie. Op het eerste gezicht gaat het over een keurgroep van 11.000 gezonde jongelingen die zich met elkaar meten, maar van de 207 landen die zich meldden in Rio hebben er 120 geen medaille gewonnen. Algemeen wordt aangenomen dat de helft van de atleten in Rio geen schijn van kans had op een medaille. Dat betekent dat 5.500 atleten streden om 974 medailles: de kans op een medaille was dus één op zes.

Dat laatste klopt niet helemaal, want in ploegsporten en disciplines in teamvorm was die kans maar één op twintig. In atletiek en zwemmen zijn de meeste medailles te verdienen. Dat zijn ook de sporten waarin meer dan de helft van de ingeschreven atleten zelfs bij een collectieve diarree van de concurrentie nog geen kans had op het podium. In zwemmen zijn ongeveer achthonderd deelnemers ingeschreven. Vierhonderd daarvan moeten 102 medailles verdelen: de kans op een podium is één op vier, maar eerder één op zes na correctie voor de meervoudige medaillewinnaars, slokoppen als Michael Phelps. In atletiek staan tweeduizend atleten aan de start. Duizend van hen maken een kans op 1 van de 141 medailles, dus één op zeven.

Wij geven medaillewinnaars (uitgezonderd Greg Van Avermaet) en iedereen die bij de beste twaalf eindigt een salaris vanuit Sport Vlaanderen, op voorwaarde dat ze verder willen gaan in hun sport. Voor het waarmaken van een statische kans van één op zeven leggen wij onze individuele sporters ongelooflijk in de watten.

In het nieuwe grote sportland Groot-Brittannië woedt dan weer een heel andere discussie: of er naast de eretitels Officer of the British Empire en Commander of the British Empire voor de goudenmedaillewinnaars geen aparte honours moeten komen, want het swingt een beetje de pan uit met al die gouden medailles.

Het was de stijve krant The Times die met die suggestie kwam en toen ontspon zich een heerlijke discussie in de rubriek Comments. De mooiste was deze: “Honestly, iedere Brit die zich recht kan houden op een fiets op een wielerbaan wint gegarandeerd een medaille. Moeten dat echt allemaal Lords of Dames worden? Who rides a bicycle anyway, good gracious?”