Column over veldrijden in De Morgen van maandag 30 oktober 2017

Boerenleute

Wij inwoners van groot-Oostkamp, zelfs inwijkelingen die de taal niet machtig zijn zoals ondergetekende, konden gisteren gratis naar het veldrijden in Ruddervoorde. Het volstond je naam en adres op te geven en dan kreeg je een ticket toegestuurd. Ter plekke moest je dan nog met je identiteitskaart bewijzen dat je de rechtmatige eigenaar van het ticket was en dan kon je zo naar binnen, langs een aparte ingang voor Oostkampenaren zowaar.

We hebben er geen gebruik van gemaakt. Waarom zouden we ook? Wat voor lol beleef je tegenwoordig aan een middagje veldrijden op de weide van de Pyfferoens? Niks, helemaal niks. Ik heb er ooit nog Sven Nys zien rijden met Niels Albert die hem op de hielen zat. Albert kwam tot op een paar meter en stierf in het wiel van Nys. Dat was ooit, toen veldrijden nog spannend was. Toen Sven Nys veel won, maar niet altijd, Later zou Niels Albert veel winnen, maar ook niet altijd. Of Lars Boom. Of Zdenek Stybar. Het WK in Hoogerheide heb ik van minuut 1 tot minuut 65 gebiologeerd zitten kijken naar een formidabele tweestrijd. Stybar won, het was 2014, amper drie jaar geleden.

Sindsdien zijn Nys, Wellens en Albert gestopt, Stybar en Boom op de weg gaan rijden en is van de oude garde alleen Kevin Pauwels overgebleven. Die doet aan veldrijden omdat hij niks anders kan en omdat Jurgen Mettepenningen zo gek is hem nog een contract te geven.

Ongeziene dominantie

Vorig jaar kwam dan de aflossing van de wacht: Wout van Aert namens België en Mathieu van der Poel namens Nederland. Een nieuwe crosshype diende zich aan. Van der Poel toonde zich in het begin vaak de beste en dat was een teken aan de wand. Zonder noemenswaardige voorbereiding reed hij af en toe de hele zooi zoek, om dan rond Nieuwjaar terug te vallen en door pech naast de wereldtitel te grijpen.

Niks zegt dat Van der Poel dit seizoen wel wereldkampioen wordt, maar nu hij een mooie zomer heeft afgewerkt, is zijn basis breder dan ooit en hij is een jaartje ouder. Zijn dominantie is nooit gezien. Het moet geleden zijn van Roland Liboton dat één crosser zo het hele veld domineert. Van der Poel heeft al op alle mogelijke manieren gewonnen: weg van bij de start, weg in de eerste ronde, weg in de tweede ronde, de derde, halfweg er een lap op geven of wachten tot het eind.

Hij heeft ook al een keertje niet gewonnen, zoals in Ronse toen hij niet achter Lars van der Haar aan wilde en Wout van Aert evenmin. Van der Haar won. Of vorige week omdat hij tegen een omheining reed. Een dag later, de schouder helemaal ingepakt in de kinesiotape, reed hij van bij het begin weg in de Koksijdse duinen en ze zagen hem niet terug.

Zaterdag had hij al gewonnen in Rosmalen en gisteren won hij ook: hij reed van de eerste ronde weg en hield de tegenstand spelenderwijs op een handvol seconden.

Sport in verval

Veldrijden heeft een probleem en dat heet competitief onevenwicht. Niks laat uitschijnen dat daar verandering in komt. De enige die Van der Poel min of meer aankan of kan volgen, is Van Aert, maar die werkt aan een andere afstelling van zijn motor, met het oog op zijn uitstap volgend jaar naar de weg. Als Van Aert – een klasbak, vergis u niet – dat wegavontuur een beetje serieus aanpakt, en daar ziet het naar uit, zal hij van de winter nog meer kilometers moeten maken dan ooit tevoren. Dat duurwerk moet ten koste gaan van zijn anaeroob vermogen.

Veldrijden heeft zelfs een groot probleem als de inwoners van een hele grote gemeente gratis binnen mogen bij een cross die voor een paar jaar bulkte van de belangstelling. Veldrijden heeft nog een veel groter probleem als straks Mathieu van der Poel bij gebrek aan tegenstand ook de weg opzoekt.

Het blijft verbazend stil rond kijkcijfers en toeschouwersaantallen en dat is geen goed teken. Het gaat bergaf met deze tak van wielrennen die ooit verkeerdelijk door de VRT als topsport in de markt is gezet. Misschien wordt veldrijden nu herleid tot de essentie: boerenleute in een wei, hooguit een trainingsvorm, maar ook niet meer dan dat. Vreemd genoeg hebben we die teloorgang te danken aan de twee beste atleten die ooit hebben gecrost.

 

 

COL-Boerenleute

Verhaal over en met Filip Joos in De Morgen van zaterdag 28 oktober 2017

‘Ik doe niet aan #mezelf’

Het Duracell-konijn onder de voetbalcommentatoren praat morgen namens Play Sports zijn negende wedstrijd in elf dagen vol. Tussendoor Extra Time mee in elkaar steken, vrouw en kinderen koesteren, vijf keer een tien kilometer lopen, een column schrijven en twijfelen of het allemaal wel goed genoeg is. Wij liepen onlangs een weekendje mee met Filip Joos.

Jan Wauters zaliger zei ooit, nadat ik hem had opgevoerd in een interview: “Een journalist interviewt geen andere journalist.” Hij had gelijk en dat was ook niet de bedoeling toen ik Filip Joos aanschoot met het idee om hem een weekend te volgen. Het opzet was voetbal zien in zijn tempo en door zijn ogen, noteren en observeren, praten en discussiëren, sportdier meets voetbaldier.

Dat doen wij wel meer, zoals laatst via WhatsApp toen hij in zijn rubriek ‘Keek op de Week’ mooie lobs liet zien en ik hem jende dat hij de lob aller lobs van Cruijff in en tegen Haarlem was vergeten. Prompt kwam de repliek: “Wéét ik, maar die beelden hebben we niet in ons archief.” Ik antwoordde: “TV = volksverlakkerij.” En hij weer: “Dat is te kort door de bocht.”

Tijd voor een eerste rechtzetting: Filip Joos zou betweterig zijn. Welnu, dat is hij niet. Hij verdraagt een andere mening, behoorlijk atypisch voor de voetbaljournalist en -analist. Anderzijds is er niks wat in de buurt van voetbal komt waar hij geen mening over heeft. Hij heeft voor vertaler Frans-Italiaans gestudeerd én voor voetbalkenner bijgeleerd.

Als hij in Extra Time uitlegt – met een lichte gêne, maar de drang om te doceren is sterker dan hemzelf – dat Pep Guardiola liever met Kevin De Bruyne speelt dan met Messi, dan voelen Messi-fans zich aangesproken en vervloeken ze hem. Buitenspel staan bij een pass achteruit: als iedereen zegt dat het niet kan, legt hij graag uit dat het wel kan, ook als hij daarmee de hiërarchie onder de analisten – “ik was een betere speler dan jij dus ik ken er meer van” – aan zijn laars lapt.

We zouden twee dagen en een avond samen optrekken, te beginnen op vrijdag de dertiende met KV Mechelen-Anderlecht: het debuut bij paars-wit van Hein Vanhaezebrouck. Joos: “Ik ben drie uur op voorhand in het stadion.” Drie uur? De voetbaljournalist die liever in een duivenhok van een perszaal/bank geplooid zit dan bij zijn gezin, was die niet uitstervende? Het zij zo. Joos zet de agenda, dat is de afspraak.

Vóór de wedstrijd genieten we van het nazomeravondje als een oude bekende passeert. Mark Uytterhoeven, de grijze manen geknipt en de rood-gele sjaal geknoopt, hij is er klaar voor. Het gaat er hartelijk aan toe. Bij het afscheid volgt nog een Alles kan beter-tip: “Cocali# wordt Tsotsalik uitgesproken, niet vergeten, Filip.” Filip oefent een paar keer, Mark hoort dat het goed is en gaat naar zijn vak. Wij moeten straks naar de nok van de hoofdtribune, maar we gaan eerst naar het veld. Even het gras voelen, wat keuvelen met de trainers en hun begeleiders.

Je verwacht een zenuwpees van een commentator, maar behalve rusteloos trillende benen tijdens de uitzending, misschien ook te wijten aan zijn ongemakkelijke kruk, verraadt niks spanning. Hij mag dan het imago hebben van een jonge hond (tweede rechtzetting), Filip Joos is wel al 44 en heeft meer dan duizend wedstrijden becommentarieerd, sinds hij bij het EK van 2004 debuteerde in zijn eerste grote toernooi. Naast een fenomenale parate kennis vertrouwt hij op een A4-schrift met een klassieke schriftelijke voorbereiding, maar ook op een iPad met daarop de statistische info van Gracenote gedownload.

Filip Joos: “Van mijn generatie schrijf ik nog het meeste. Er kruipt veel werk in, maar het moet, anders onthoud ik het niet. Toen we in de lente van 2014 in Ethiopië waren om onze dochter te adopteren, heb ik op een hotelkamer in Addis Abeba uren aan een stuk spelerslijsten gemaakt van alle teams op de World Cup. Met de hand, maar vraag mij niet om zo een column te schrijven. Een auteur zoals A.F.Th. van der Heijden die alles met de hand schrijft en dan knipt en plakt, ik vind dat onwezenlijk.”

Geen rechtzetting, wel een verduidelijking: Filip Joos leest niet alleen vakliteratuur, kijkt niet alleen voetbal. Hij heeft favoriete schrijvers en die schrijven geen voetbalboeken. Dit jaar zal hij meer dan veertig niet-sportboeken hebben gelezen, wellicht daarom dat hij ooit het woord reminiscentie gebruikte in een voetbalverslag. Een intellectuele uitschuiver waar hij eigenlijk zelf nog steeds blij mee is.

A.F.Th. is zijn favoriete schrijver, maar evengoed Jamal Ouariachi. “Als een van mijn favoriete schrijvers een nieuw boek uit hebben, kan het gebeuren dat ik voor de winkel ga staan wachten tot die om 10 uur opengaat. Ouariachi bijvoorbeeld. Ik had zijn eerste boek De vernietiging van Prosper Morèl uit en toen heb ik hem een mail gestuurd dat ik het een erg goed boek vond. Vijf jaar later schreef hij Een honger en dat gaat over adoptie en toen heb ik hem opnieuw gemaild. Jawel, hij antwoordde telkens.”

Adoptievader

Het is zaterdagochtend, we hebben afgesproken aan de gate van de Iberia-vlucht naar Madrid. Twaalf uur eerder hadden we het telraam opgeborgen bij zeven, 3-4 voor Anderlecht en een mooie wedstrijd. Zijn conclusie: “Yannick Ferrera (toen nog trainer van KV Mechelen, HV) heeft iets geprobeerd, maar het is mislukt. Hulde dat hij heeft gedurfd, dus ben ik mild geweest want het is een goeie trainer.”

We zijn onderweg voor het hoofdgerecht van het weekend. Derde rechtzetting: u kent hem misschien van de VRT, maar dat is niet zijn enige werkgever. Hij is halftijds in dienst bij de VRT en voor het overige is hij zelfstandige met een vaste opdracht bij Play Sports, de sportzender van Telenet. We roddelen en vergelijken met collega’s die wel fulltime werken en schnabbelen, we vergelijken ook onze salarissen en omzetten en we stellen samen vast: hij wordt niet overbetaald. In Nederland zou hij drie keer zoveel verdienen en in Engeland tien keer zoveel. Een betere persoonlijke marketing kan wonderen doen en moet hij daarvoor niet eens te rade gaan bij een aantal van zijn collega’s, suggereer ik. Nu is de teamspeler Joos op zijn hoede voor het woord te veel.

 

“Ik ben ten eerste geen onderhandelaar, ook geen netwerker. En dat marketen: ik doe niet aan Twitter en Instagram. Ik weet wel hoe het werkt: hashtag Jezelf. Als ik wil, sta ik in alle boekskes met mijn twee donkere kinderen. Ik bén een adoptievader, maar niet dé adoptievader van Vlaanderen. Negen jaar geleden heb ik in deze krant eens mijn verhaal gedaan en aan het eind heb ik gezegd dat dit het laatste was wat ik erover te melden had en dat blijft zo.”

Atlético de Madrid thuis tegen FC Barcelona, want dat is onze bestemming, heeft een politieke connotatie. Zowel hij als ik kijken uit naar het vlagvertoon, het fluitconcert aan het adres van Piqué, de voetballer die zich onomwonden pro Catalaanse afscheuring van Spanje heeft uitgesproken. Hij ook naar Diego Simeone, de coach van Atlético. Ik weer wat minder. Simeone lijkt mij een psychopaat, maar Joos begrijpt hem, wellicht omdat hij veel herkent.

Filip Joos is zeven jaar geleden gestopt met voetballen na een tijd te hebben gezweefd tussen derde klasse en eerste provinciale, een topsporter dus onder de sedentairen en corpulenten van de sportjournalistiek. De verhalen over die eikel in het veld, altijd zeuren en zagen, zijn soms overdreven, soms niet. “Ik was soms vervelend, ik kon blijven zeuren. (lacht) Omdat ik het beter zag. Als speler was ik bezeten van het voetbal. Verloren we op zondag of ik speelde slecht – want winnen alleen was niet genoeg, ik moest zelf goed zijn – dan beleefde ik tot de eerste dinsdagtraining twee zwarte dagen. Dat verandert als er kinderen komen, zeggen ze, maar Jude is pas gekomen toen ik stopte, dus ik zal het nooit weten.”

Radio Gaga

Eerder die dag had hij geprobeerd het ultieme genieten in zijn job uit te leggen met een metafoor. “Je zit in een vliegende schotel, of je opstijgt hangt af van de techniek en daar kun je niets aan doen, maar zodra je in de lucht bent, komt het erop aan het juiste te doen. In sommige wedstrijden zeg je altijd de juiste dingen op het juiste moment en gebeuren ook de juiste dingen.”

Profetische woorden, want met nog goed vijftien minuten te gaan, zorgt een stroomonderbreking – de techniek – ervoor dat de kijkers thuis alleen nog beelden krijgen en geen Joos meer. Net nu het spannend wordt, net nu Suárez tegenscoort. Hoewel hij dat weet, gaat hij in opperste staat van ontkenning door met commentaar geven. Je verwacht achteraf een hoopje ellende bij een commentator zonder luisteraars, maar niks van. “Dat is nu het relatieve van mijn job.”

Na afloop van een heel intense wedstrijd, die Barcelona had moeten winnen maar het werd 1-1, zijn we snel het stadion uitgelopen. Aan het Wanda Metropolitan-stadion in een buitenwijk van Madrid is dat geen overbodige luxe. Na een jogging van een kilometer vinden we een taxi die ons naar ons hotel brengt, waar op het terras een schoteltje jamón ibérico en vitello tonnato wacht. Tijd om te filosoferen over ons leven en onze strijd, zoals thuis de kerk in het midden houden.

Neem nu zijn ‘elfdaagse’. Vorige week donderdag becommentarieerde hij Zulte Waregem-Vitesse, vrijdag Moeskroen-Standard, zaterdag Lokeren-Charleroi en zondag Anderlecht-Genk. Vervolgens wachtte de midweekcompetitie met dinsdag AA Gent-Eupen en woensdag Genk-Club. Gisteren ging het dan verder met Charleroi-Gent, vandaag doet hij Man United-Tottenham vanaf Old Trafford en morgen Club-STVV. Negen wedstrijden in elf dagen, met nog eens twee keer een halve dag visioneren voor Extra Time, tussendoor het lijf op orde houden met wat sport en vrouw en kinderen aandacht schenken. Hoe speelt hij dat allemaal klaar?

“Ik probeer ze elke ochtend naar school te brengen en af te halen om halfvier, maar ik ben in het weekend vaak op pad. Sarah, mijn vrouw, is graag alleen en ik ook, dus dat overleven we wel. Ik kijk weleens wat opgenomen wedstrijden of samenvattingen thuis, maar als ik die koptelefoon afzet en vijf minuten later in mijn auto zit, ben ik dat kwijt. Het moet ook niet altijd voetbal zijn. Tijdens België- Cyprus, de interland die er niet meer toe deed, zijn we uitzonderlijk naar de bioscoop gegaan. Vind je dat vreemd? We zijn Detroit gaan bekijken. Wat daar in Detroit is gebeurd (de film gaat over de rassenrellen in die Amerikaanse stad in 1967, red.), is overigens oneindig belangrijker dan de Rode Duivels.

“Champions League? Natuurlijk, maar ik kijk ook naar Radio Gaga. Daar word ik week van, zoals die aflevering in die instelling in Mol waarin een jongen aan bod komt die vecht tegen agressie. Dat moment als zijn moeder en zijn zussen hem in de armen sluiten, dan houd ik het niet meer.”

Selfie met Zola

Onlangs verraste hij op zaterdagochtend, tussen twee wedstrijden door, zijn vrouw en twee kinderen op het adoptieweekend dat ze met andere gezinnen hadden gepland. Hij is er anders nooit; de verrassing was des te groter.

Het jongetje Jude is inmiddels acht en Zola is vier. Zola, naar Emile?

“Niet naar Emile en ook niet naar Gianfranco (Een Italiaanse voetballer, HV). Hoewel, toen ik hem laatst zag bij Chelsea, heb ik hem het verhaal verteld van mijn dochter die Zola heette en toen hebben we een selfie genomen van ons beiden. Hij vond het een mooi verhaal. Mijn eerste en enige selfie.

“Mijn kinderen zijn donker en vooral Jude beseft dat hij een andere mama heeft gehad. Af en toe stelt hij weleens een vraag. Dat ze donker zijn, geeft soms aanleiding tot hilarische situaties. Laatst in het zwembad hing hij aan de rand naast een twintiger. Die had mij herkend en toen Jude ‘papa’ naar mij riep, zei die gast – helemaal niet kwaad bedoeld – ‘Maar allee, dat is uwe pa niet’. Waarop Jude, heel verontwaardigd: ‘Jawel, dat is wel mijn papa.’

“En Zola, als ze tien meter voor ons loopt in de Ikea, zie je mensen denken: oei, een zwart kindje, en o jee, we zien geen zwarte moeder, moeten we dat kind niet laten omroepen? Sarah en ik moeten daar altijd weer om lachen.”

Wat hebben we nog besproken? Het voordeel van lengte in het voetbal, voetbal en toeval, Messi uiteraard (ook zijn kuurtjes groeihormonen) en de machine van Barcelona. Verder: dat het bon ton is om de Premier League maar niks te vinden en dat dit klinkklare nonsens is, want dat je maar één wedstrijd moet zien om te beseffen dat het spel nergens sneller en harder wordt gespeeld dan in Engeland. Dat play-offs een goeie zaak zijn voor ons voetbal. “Omdat we nu Europees één keer slecht scoren, moeten play-offs

Copyright © 2017 gopress. Alle rechten voorbehouden

worden afgevoerd? Terwijl we al die jaren daarvoor Europees wel goed scoren en dat ligt dan niet aan de play-offs?” Onze golflengtes lopen vervaarlijk gelijk. “Ik werk sommige voetbaljournalisten op de zenuwen, maar jij ook hoor”, lacht hij.

Lopen op de zeedijk

Op zondagochtend hebben we afscheid genomen in Zaventem en nog geen enkel verkeerd woord genoteerd. Niet van hem en – misschien nog meer verwonderlijk – ook niet van mij. “Ook met Frank Raes heb ik nog nooit een meningsverschil gehad dat een probleem werd.” Ik geloof hem. Eerder nog dan een Joos-indigestie dreigt een voetbalindigestie, want in de late namiddag – hij is er opnieuw drie uur op voorhand – rijden we voor het dessert naar Oostende. KVO-FCB, Oostende tegen Brugge, is zijn derde wedstrijd live in 48 uur, in drie verschillende stadions. En dat dus allemaal nog vóór die moorddadige elfdaagse-met-negen-wedstrijden.

We hebben nog iets gemeen: die van FCB houden niet van Filip Joos. “Dat komt door één column in De Morgen. Club Brugge had op hun site scheidsrechter Boucaut zwaar aangepakt, de scheidsrechter voor hun volgende wedstrijd tegen Standard. Daar ben ik hard tegenin gegaan. Kort daarna werden stickers met mijn kop erop in de wc-potten geplakt. Stel je voor. Ik heb nu eenmaal een kop, dat komt door Extra Time, maar wat was ik graag een gezichtsloze commentator gebleven.”

Het moet bepaald vervelend zijn als het tot je koptelefoon doordringt dat de Blue Army in koor ‘Joos is een Jood’ aanheft. Dat is nu wel wat voorbij. Anderlecht-fans vinden dat hij te veel partij trekt voor Club. “Als Club kansloos met 5-0 gaat verliezen in Napoli, kan ik daar echt geen goeie wedstrijd van maken, het spijt mij. Ik ga niet twijfelen aan mijzelf door die kritiek. Ik twijfel al genoeg vanuit mijzelf. Ja toch, jij toch ook? Hebben we dat niet allemaal in dit vak, dat we ons afvragen of het allemaal wel goed genoeg is?”

O ja, of hij Jude heeft kunnen afhalen van de scouts onderweg van Zaventem? “Ja, hij schrok toen hij mij zag. Vanmiddag hebben we dan nog een beetje gevoetbald. Het lopen zal voor vanavond zijn. Mijn uithoudingsvermogen is nu beter dan toen ik voetbalde.” Hij zal uiteindelijk, gewaarschuwd door mijn fileleed, zijn loopje op de dijk van Oostende afwerken en zonder file richting Antwerpen rijden.

We zien in Oostende een erg leuke wedstrijd die op en neer gaat. KVO geeft drie doelpunten weg en scoort zelf twee keer enig mooi en toch is de overwinning van de leider uit Brugge oververdiend.

De hele rust gaat op aan poseren voor de fotograaf die we op hem hebben afgestuurd. Van zenuwen nog steeds geen spoor. Als de studiogesprekken op hun eind lopen, neemt hij zijn plaats weer in. Hij praat de spannende tweede helft vol. Ik vraag hem nog of hij zijn wedstrijden zal terugkijken om zichzelf te verbeteren. Neen, dat haat hij.

“Ik weet dat ik fouten maak. Ik weet dat ik moet opletten voor de Tom Lanoye-A, typisch voor iemand van het Waasland en in mijn geval vooral als ik moe ben. Als ze mijn stand-up afspelen, zet ik zelfs mijn koptelefoon af. Ik wil mijzelf niet horen. Je ergert je aan dingen waar de kijker zich helemaal niet aan ergert en dan ga je iets veranderen, waarna misschien nog meer ergernis ontstaat. (lacht) Dát is pas ergerlijk.”

 

VER-JOOS

Column over politie bij het voetbal in De Morgen van zaterdag 28 oktober 2017

ORDEHANDHAVING

Vreemd, hoe de oproep van West-Vlaams gouverneur Carl Decaluwé, in een paar kranten serieus genomen en heel even behandeld op Radio 1, verder werd genegeerd. Hij had groot gelijk: de kost van ordehandhaving rond voetbal loopt de spuigaten uit, meer in het bijzonder voor Antwerp en Club Brugge. Hoog tijd dat de gemeenschap die kosten verhaalt.

Ongelukkig speelden die twee ploegen afgelopen zondag tegen elkaar en nog ongelukkiger maar helemaal voorspeld kwam het na afloop tot rellen. Niet met de Antwerp-supporters van de X-Side, want die hadden laten weten aan de collega’s van de Brugse East- Side dat ze voor het afgesproken gevecht niet thuis zouden geven omdat de politie hen na het slopen van een bus van Beerschot- Wilrijk nogal dicht op de hielen zat.

Laat vorige paragraaf even tot u doordringen: twee bendes vechtersbazen bellen of mailen of appen met elkaar om gevechten te plannen. Hoe en waar en met hoeveel ze op elkaars gezicht zullen slaan. Mooi meegenomen als dat rond het stadion kan, want dan is er publiek, maar op een afgelegen plek mag ook want dan kan ‘meer’. Zoals destijds op die weide in Beverwijk bij de clash tussen de stoottroepen van Ajax en Feyenoord: er viel toen een dode.

Wie heeft gevochten als de X-Siders niet wilden? De Brugse East-Siders enerzijds, geholpen door ADO Den Haag (dik 200 kilometer hier vandaan), tegen enkele Antwerpenaars, geholpen door hooligans van Willem II, en die komen dan weer uit Tilburg, 180 kilometer van Brugge. Een politiemacht van 400 tot 800 agenten (afhankelijk van de bron) was daar blijkbaar niet tegen opgewassen omdat ze niet wisten waar, wanneer en door wie zou worden gevochten.

Een deel van de FCB-fans was wel op de hoogte en stond massaal te kijken. Daarna hebben ze zelf een klacht ingediend tegen de politie omdat ze hardhandig zouden zijn aangepakt en opgepakt. Dat is de wereld behoorlijk op zijn kop. Als geweld uitbreekt, heb je twee opties: of je probeert tussenbeide te komen, of je gaat lopen, maar je blijft vooral niet supporteren en je scheldt de politie zeker niet uit.

Het riedeltje dat de clubs geen schuld treft voor fout supportersgedrag, is de grootst mogelijke onzin. Als Antwerp en Club meer agressieve randdebielen aantrekken dan andere grote clubs, moeten ze zich niet voordoen als slachtoffer. Dat hebben ze zelf in de hand gewerkt of alvast nooit genoeg tegengewerkt omdat ze in het stadion sportief profijt halen uit die onverholen agressie.

Decaluwés voorstel is correct in zijn simplisme: de kost van de ordehandhaving voor thuiswedstrijden van Club Brugge bedraagt per seizoen 2 miljoen euro. Club draagt zelf 25.000 bij. Zegt Decaluwé: “Te weinig als je weet hoeveel Club wel niet betaalt voor een speler.” Hij werd meteen weggehoond door het voetbalbestel met nog een ander riedeltje: de gemeenschap heeft de plicht iets terug te doen in ruil voor de sociale functie die voetbal vervult.

Tenzij het uitjouwen van de tegenstander en de scheidsrechter en het aanmoedigen (of ook soms uitjouwen) van de eigen ploeg ineens een maatschappelijk verbindend project zou zijn, beperkt de sociale functie zich bij de meeste clubs tot af en toe een bezoekje brengen aan kindjes met kanker en daar foto’s over tweeten. In Brugge hebben ze in één dag wel genoeg geld opgehaald om een gehandicapte schoenmaker een brommerwagentje te betalen. Daar werd in de bevriende regionale media meer aandacht aan besteed dan aan de reden voor die ophaling: het in brand steken van het karretje tijdens de rellen.

Voetbal krijgt oneindig veel meer van de gemeenschap dan ze teruggeeft, bijvoorbeeld in de vorm van verlaagde bedrijfsvoorheffing, minimale sociale bijdragen, een ongemeen gunstige groepsverzekering en de gratis ordehandhaving. De tegenwerping dat de gemeenschap de plicht heeft om politie bij voetbal in te zetten omdat festivals en koersen ook ordehandhaving krijgen, is nog zo’n non- argument.

Het is makkelijk om daar een lijn in te trekken: wordt geld verdiend met de sport of met het festival, dan voorziet de politie een minimale inzet van ordehandhavers. Alle surpluskosten voor de extra veiligheid zijn voor rekening van de organisatoren, weze het voetbalclubs, de Ronde van Vlaanderen of Werchter. Kleine evenementen zoals een nieuwelingenkoers in Hoepertingen en de rommelmarkt van Zoetenaaie hoeven niks te betalen. Die zijn honderd keer meer verbindend en sociaal dan een middagje schelden op de velden.

 

 

COL-Ordehandhaving

Column over snelwegen voor e-bikes op demorgen.be van zat 21 okt 2017

 

Snelwegen voor nichefiets, menen we dat echt?

Ik heb racefietsen voor de weg, voor de wielerbaan, mountainbikes, gewone stadsfietsen, één plooifiets, ik rijd 40.000 kilometer per jaar met de auto en reis geregeld per trein, al of niet vergezeld van plooifiets, die ook vaak in de autokoffer ligt. Vertel mij wat over fietsproblematiek. Elke andere rit maak ik mij minstens één keer de bedenking: nu heb ik geluk gehad, voor hetzelfde geld was ik dood.

Met de fietsinfrastructuur in het planologisch hopeloos verknoeide Vlaanderen is het erg pover gesteld. Elke studie wijst uit dat onze weinige fietspaden te smal, te slecht en te gevaarlijk zijn. Die paar kilometer verbeterde paden die telkens weer door verkeersminister Ben Weyts (N-VA) met een brede smile worden geopend kunnen nooit het verschil maken en zijn een druppel op de hete plaat van de decennialange verwaarlozing van de fiets ten voordele van de auto.

Maar nu is de revolutie nabij. Meerderheid en oppositie hebben het licht gezien en elkaar gevonden in de ambitie om de fietspaden aan te passen aan de e-bikes. Er zouden zelfs aparte fietssnelwegen komen voor e-bikes. In mijn fietsenberging staat geen e-bike. Ooit wel, maar zolang ik dertig per uur gemiddeld haal in mijn eentje op een vlak trainingsritje, heb ik geen bromfiets met pedalen nodig.

De voorbije twee jaar boomt het aantal e-bikes op onze wegen en paden. Uit empirische vaststellingen weet ik dat de meeste elektrische fietsen nooit harder rijden dan 25 per uur omdat de berijders niet harder willen of kunnen, of omdat hun batterij te beperkt is. De voorbije twee jaar heeft mij welgeteld één speedpedelec – de snellere versie van de e-bike – ingehaald, en ik ben maar een matig begaafde wielertoerist. Het was een Strömer ST2 S, de Ferrari onder de pedelecs (kostprijs 9.000 euro, of zo). Ik heb die ook al eens getest, kwestie van te weten waarover ik spreek.

Als het bericht klopt – altijd een slag om de arm houden – wil men voor deze kleine minderheid van (brom)fietsen, waarvan er 3.400 zijn verkocht (dus net iets meer dan er Tesla’s rondrijden), aparte fietssnelwegen bouwen. Menen ze dat echt?

Ten eerste hebben we in Vlaanderen niet de ruimte om voor elke vervoersmodus een aparte snelweg in te richten en die dan ook nog eens op te delen volgens verschillende snelheden. Ten tweede kan een Strömer misschien 45 kilometer per uur, maar een Ferrari kan 300 per uur en mag ook niet harder dan 120. Vandaag rijdt een high-end Strömer op het te smalle jaagpad drie keer zo snel als de traagste gebruiker van datzelfde pad. Waanzin. Op de autoweg is de minimumsnelheid 70 per uur en de maximumsnelheid 120 per uur.

Een betere oplossing dan de verschillende fietssnelheden scheiden, is een drastische aanpassing van de fietsinfrastructuur: drie keer zo brede, bij voorkeur vrij liggende fietspaden met stroken voor trage en snellere gebruikers. Mét een verbod om op fiets- en jaagpaden naast elkaar te rijden (geen middenvakrijders). Mét een maximumsnelheid, ook voor de fiets. Mét een helmplicht, want meer snelle fietsers betekent ongetwijfeld meer en zwaardere ongevallen. Ten slotte mét een nieuw verkeersreglement voor de automobilist: te allen tijde anderhalve meter afstand bewaren tussen auto en fietser en bij gemengd auto- en fietsverkeer nooit sneller een fiets kruisen of inhalen dan tegen 30 kilometer per uur.

Snelwegen bouwen en die voorbehouden voor de allersnelste gebruikers is een houtje-touwtjeoplossing die niets verandert aan de realiteit dat fietsen in Vlaanderen levensgevaarlijk is. Een beleid dat tot meer fietsen wil aanzetten, zonder eerst drastisch werk te maken van een aangepaste infrastructuur en van aangepaste verkeersregels voor de automobilist, jaagt zijn burgers versneld de dood in.

 

Column Whoop(s) in De Morgen van zaterdag 21 okt 2017

Whoop(s)

Ik zag van de week een titel: “Criminelen dragen enkelband, bij Genk is het een polsband”. Daaronder: verschillende spelers niet te spreken over verplichte monitoring. En daaronder: Big Brother woont in Limburg en hij ziet nog steeds alles.

Ik dacht: zo, wat hebben ze nu aan de hand daar in het bronsgroen eikenhout? Mijn huisgenote, die ’s ochtends alleen tijd heeft voor de koppen, was misleid: ze vond het een schande. Ik las het hele artikel en ik sprong haast uit mijn vel toen ik de pagina van nabij bekeek. Dat minderde er niet op toen ik hoorde dat Radio 1 – ooit een baken van sérieux maar minder sinds ze ook een social media watcher opvoeren – er op doorging. Gelukkig belden ze dokter Chris Goossens en die relativeerde meteen de heisa.

Wat was er aan de hand? De spelers van KRC Genk dragen sinds kort slimme polsbandjes die de biometrische gegevens van het lichaam interpreteren. Die dingen bestaan al een eeuwigheid, ten minste al zo lang ik ben geabonneerd op de Sports Techie Newsletter, maar ze worden wel steeds beter.

Ik heb ook zo’n wearable en die is zelfs duurder dan die van Genk. De mijne heet Apple Watch en die brengt ook van alles in kaart. Ik kan die naar behoeven programmeren en ik heb al heel wat functies uitgezet omdat je na een dagje achter de computer er niet wil aan worden herinnerd dat je slecht bezig bent. De spelers van Genk hebben dat ding van hun werkgever in de hoop op een win-win: spelers met een betere conditie omdat ze bijvoorbeeld beter uitgeslapen zijn en een team met betere spelers.

Wie kan daar wat op tegen hebben? Is een wearable dan geen enkelband zoals in de kop wordt gesuggereerd? Neen, en wie dat denkt, kent niks van sport of is van erg slechte wil of allebei. Sommige wearables hebben een gps maar niet deze Whoop, want zo heet dat vervloekte ding. Het is dus geen track device die in het digitaal hoofdkwartier van KRC Genk alarm slaat als één of meerdere spelers twee dagen voor een wedstrijd in de Versuz liggen te rollebollen in plaats van in bed.

Het ding monitort wat in en met het lichaam gebeurt en mag dat even, ja? Ik heb het raden naar het gemiddeld salaris van een Genkse kernspeler maar dat zal wel in de buurt van de 300.000 euro liggen en de topverdieners zullen flink boven het half miljoen gaan. Voor dat bedrag heeft de werkgever net iets meer te zeggen over je lichaam, zeker als hij met een gadget het lichaam bewezen sterker wil maken.

Over dat bewezen kan nog een boompje worden opgezet, want het is ook al bewezen dat die dingen niet altijd goed werken. De hartslagwaarden bij een inspanning zijn niet altijd correct als de hartslag niet met een borstband wordt gemeten. Daar weten ze bij Genk: daarom wordt de Whoop niet gedragen tijdens de training want dan gaan ze aan een ander ding. Mét gps, om te zien hoeveel door wie aan welke intensiteit wordt gelopen.

De Whoop is bedoeld om de recuperatie te monitoren en iemand moet toch eens komen uitleggen wat daar mis mee is. Toch liggen enkele spelers dwars, zoals altijd bij een ploeg die niet te best draait. Die willen niet bij naam worden genoemd en dat is flauw. Ze stellen zich ernstige vragen. Spelers die zo hun privacy moeten opgeven, kan dat wel? Wat als big brother ziet dat tussen 2 en 3 uur ’s nachts de hartslag ineens naar 140 gaat, is er dan geen probleem van privacy? Gaan ze onze seks in kaart brengen? Moeten we Sporta niet eens opbellen?

Vreemd, want in de VS wordt de Whoop gepromoot door de NFLPA en de NBAPA. Die PA staat voor Players Association, dus de vakbonden van american football- en basketbalspelers, jongens die respectievelijk gemiddeld 2,1 en 6,2 miljoen dollar verdienen. Als de sterkste vakbonden in de wereldwijde topsport de Whoop aanprijzen, lijkt er niet direct sprake van een levensgroot probleem.

Ik stel volgend compromis voor: spelers van KRC Genk hebben het volste recht om geen Whoop te dragen, op voorwaarde dat ze zich voortaan elke avond melden om 22 uur op het internaat aan de oefenvelden alwaar om 23 uur het licht uitgaat, elektriciteit en wifi worden uitgezet. Eén keer per week is intiem bezoek toegestaan.

 

DM-COL-Whoop(s)

Interview Zot van de fiets met Bert De Backer en Serge Pauwels in De Morgen van zaterdag 14 okt 2017

Zot van de fiets: renners Bert De Backer en Serge Pauwels blikken terug op het wielerjaar 2017

Winnen doen ze (haast) nooit, maar ze behoren tot de meest gewaardeerde renners in het profpeloton. Ter afsluiting van een mooi seizoen, een gesprek verder dan de Vlaamse wielerneuzen met bewegingswetenschapper Bert De Backer en TEW’er Serge Pauwels.

Geen van beiden rijdt Putte-Kapellen, dinsdag de afsluiter van het Vlaamse wielerseizoen. Serge Pauwels geniet op Kreta van een welverdiende vakantie – “het was op” – maar Bert De Backer moet de kelk tot op de bodem ledigen. Hij was eerste reserve voor de Tour of Guangxi in China, maar kreeg te horen dat ze hem toch nodig hebben bij Team Sunweb, dat hij eind dit seizoen verlaat voor het Franse Vital Concept. “Ik was al wel vijf keer in China. Het kan meevallen, maar ik heb ook ooit gehad dat ik vloekte dat ik mij moest douchen na een etappe, zo vies was het hotel.”

Bert De Backer en Serge Pauwels kennen elkaar en hoewel ze totaal verschillende programma’s rijden – De Backer het Vlaamse werk en Pauwels het Waalse en betere rondewerk – lukt het wel eens dat ze samen aan de start staan.

De Backer: “Waar hebben we elkaar dit jaar nog gesproken? Was dat de Dauphiné niet? Als het rustig is in het peloton, kunnen we een babbeltje slaan.”

Pauwels: “Dat was de eerste rit toen Thomas De Gendt won. Ik vroeg hoe het met je kleine was en ik was verrast dat je net voor de tweede keer vader was geworden.”

De Backer: “En ons voorlaatste gesprek ging over jouw tweede die op komst was terwijl ik het vermoeden had dat wij ook zwanger waren. Je ziet, wij praten over de kindjes, niet over auto’s en ook niet over koers.”

Het seizoen 2017 loopt op zijn eind. Hierbij de uitslagen van de World Tour-wedstrijden. Wat is jullie opgevallen?

Pauwels: “Ik zie op je print dat de Ronde van Lombardije en Parijs-Tours nog niet zijn ingevuld. Dat doet mij denken aan iets wat mij laatst erg stoorde: Het Nieuwsblad maakt zijn genomineerden voor de Flandrien bekend nog vóór de Ronde van Lombardije, de zwaarste wedstrijd van het jaar waarin een Belg ook kan winnen – ik denk dan aan Tim Wellens. Lombardije is de zwaarste van alle klassiekers, maar die interesseert ons minder dan de Omloop Het Nieuwsblad?

‘Ik ben prof geworden omdat ik de koers begreep. Later zijn er veel prof geworden omdat ze hoge wattages stampten’

BERT DE BACKER

“Internationaal vond ik Alejandro Valverde tot zijn val in de Tour enorm sterk. Greg Van Avermaet heeft ook heel goed gepresteerd en dat na een half verloren winter door dat breukje. Greg rijdt al jaren op heel hoog niveau.”

De Backer: “Wat mij opvalt, is hoe weinig Bahrein en Astana hebben gewonnen. Vooral Bahrein kwam met veel geld en veel lawaai, maar pas nu in Lombardije hebben ze met Nibali kunnen winnen. Verder vind ik het presteren van Philippe Gilbert en dan vooral zijn dominantie dé verrassing van het jaar. Wat hij in de Ronde van Vlaanderen deed, was buitengewoon. Er zijn er nog die zo hard naar boven knallen op de Muur maar die rijden dan via de kortste weg naar Oudenaarde en niet via het parcours zoals hij.”

Pauwels: “In de Amstel zag ik hem op de grond liggen en hij lag te kermen. Ik dacht: die zien we niet meer. Maar even later was hij terug en hij won.”

Peter Sagan, verrassing of toch niet?

De Backer: “Een fenomeen. Ik heb één keer samen met hem in de kopgroep in Roubaix gezeten.”

Pauwels: “Ik ken hem niet als mens. We hebben wel eens kort gepraat, maar dat was het dan. Een bijzondere renner, dat wel.”

De Backer: “Die amuseert zich op de fiets, dat is duidelijk en daar draait het om.”

Pauwels: “Zijn gevoel is dat van een junior die weet dat hij altijd sterker is dan die links en rechts van hem. Hij moet alleen in een kansrijke positie aan de meet geraken. Daarbij is hij een halve acrobaat op de fiets.”

Zijn we er al uit wat er is gebeurd in die Tour-etappe waar hij Mark Cavendish al of niet in de nadars rijdt?

De Backer: “Wilde hij Cavendish doen crashen? Dat niet. Wilde hij de deur toedoen? Dat wel denk ik. Een renner die iemand doet vallen moet weten dat die andere daarvan kan doodgaan. En daar moeten we heel hard tegen optreden.”

Pauwels: “We moeten naar een veiliger peloton en de belangrijkste actoren zijn de renners. Die moeten hun gedrag aanpassen en dat heeft Sagan niet gedaan. Nu, als Stephen Cummings en ik die mannen over een sprint horen praten, trekken wij grote ogen. Voor ons is dat een andere sport.”

‘Ik ben een beetje bang voor na mijn carrière. Ik denk dat ik de uren alleen op mijn fiets ga missen. Ik hou van die eenzaamheid’

SERGE PAUWELS

De Backer: “Ik heb een jonge gast gehoord in de ploeg die het meende wat hij zei: ik sprint voor de eerste plek en als ik val dan is het maar zo. Dat is te gek.”

Pauwels: “Als je in de Vlaamse klassiekers start, trek je vooraf een lotje: één kans op de tien dat je crasht.”

De Backer: “Ik herleid dat voor mijzelf tot één kans op honderd. Ik wil altijd een uitweg. Dat is mijn tip aan jonge gasten: bouw risicomarge in.”

Pauwels: “We willen niet remmen, dat is het probleem.”

De Backer: “Bang om plaatsen te verliezen, ik ken dat. Het is nat en koud, je zit à bloc, je durft niet aan je remmen te komen en dan zie je iets verder een Sagan nog een vestje uitdoen.”

En wat is er gebeurd dit jaar in de Ronde van Yorkshire?

Pauwels: “Gebeurd? Dus je bedoelt dat ik per ongeluk won? (lacht) Ik was beschermde renner en ik geraakte alleen voorop, tot Omar Fraile mij inhaalde. Ik zag dat er iemand op mijn wiel kwam. Ik keek en ik dacht: tiens, een Enve-wiel, dus een ploegmaat. Fraile heeft dan nog eens overgepakt en kop getrokken en heeft mij laten winnen. Het bijzondere was dat ik eigenlijk twee koersen won, de etappe en de eindwinst. Ik ben echt door de Kanaaltunnel naar huis gereden in een soort euforie.”

Oefenen jullie soms het winnen? Handen in de lucht na een sprintje, als niemand het ziet?

Pauwels: “Ik heb toen in Yorkshire mijn handen in de lucht gegooid. Als je die kans hebt…”

De Backer: “Ik heb dat wel eens gedaan, maar dat was toen ik nog met de fiets van school naar huis reed. Ik heb zelfs ooit mijn jump geoefend en ik had een rugzak aan waardoor ik te veel gewicht naar achteren legde en ik achterover op mijn rug belandde, een mislukte wheelie.

“Winnen werd voor mij steeds lastiger. Ik heb voor het laatste gewonnen in de Grote Prijs Jef Scherens in 2013 en dat is een van de redenen dat ik wegga. Ik hoop van volgend jaar af en toe eens mijn kans te kunnen gaan in Vlaamse wedstrijden, maar meestal zal ik rijden om Bryan Coquard in de sprint af te zetten. Ik wil een hele jaar in dienst rijden, maar die ene dag in Roubaix wil ik voor mijzelf. Ik heb ook al bewezen dat ik vooraan kan eindigen, maar bij Sunweb kreeg ik de kans niet. Mijn beste plaats in de hiërarchie was tweede na Sinkeldam, in Roubaix.”

Pauwels: “Allemaal voor één kopman, dat is opvallend aan zijn ploeg Sunweb, maar ze zijn natuurlijk wel erg succesvol geweest.”

Team Sunweb lijkt een beetje op Sky: dit is onze man en dit is ons plan.

De Backer: “Deze week worden de plannen voor 2018 uitgetekend. Per wedstrijd wordt bepaald wie de kopman is en wie wat moet doen, nu al, en er moet veel gebeuren om daar van af te wijken. Of Tom Dumoulin de Tour rijdt, weet ik niet, maar ik vermoed van wel.”

Pauwels: “Dat zal toch wel.”

De Backer: “Ik heb vorig jaar samen met hem de Giro gereden. Toffe gast, is in het echt zoals hij op tv overkomt. Hij zegt ook waar het op staat en hij is natuurlijk een ongelooflijk talent.”

Pauwels: “Ik zou het graag zien: Dumoulin volgend jaar tegen Froome in de Tour.”

De Backer: “Froome zal niet meer verbeteren en Tom kan nog beter.”

Wat vinden jullie van de dominantie van Sky?

De Backer: “Je mag hen alvast niet verwijten dat ze hun werk goed doen. Ik heb er weinig contact mee, maar ik ben niet geïntimideerd of zo. Soms lijkt het wel arrogant, als ze in ploeg op kop komen, maar ik laat mij niet doen. Ik ga niet uit de weg.”

Pauwels: “Ik heb alleen contact met de jongens die ik ken van mee samen te rijden: Michal Kwiatkowski bijvoorbeeld, een hele aardige gast, en Wout Poels. Daar praat ik wel eens mee. Er is ook veel afgunst gemoeid met Sky, dat grote budget, die vele middelen. Toen bekend raakte dat elke renner om hygiënische redenen zijn eigen wasmachine had in hun nieuwe race hub werd daar wat om gelachen, maar wij zijn in de Vuelta wel met zes uitgevallen: allemaal rotavirus, iets wat baby’s normaal krijgen. We hadden elkaar besmet.”

Alberto Contador viseert Sky als hij zegt dat er een verbod op powermeters moet komen.

Pauwels: “Dat is onzin.”

De Backer: “Zever inderdaad, maar een beetje meer op gevoel rijden kan geen kwaad. Serge, als je een training hebt met blokjes, en je komt buiten en je powermeter doet het niet? Hoe ongelukkig ben je dan?”

Pauwels: “Het zou inderdaad even duren voor ik mij daar over zou kunnen zetten, maar dan zou het wel op gevoel moeten. Ik zet dat ding soms af in wedstrijden en ik geloof ook niet dat ze bij Sky continu op die meters kijken, zoals wordt gezegd.”

‘Als je echt spannende, onvoorspelbare wedstrijden wil, dan moet je die powermeters weghalen’

BERT DE BACKER

De Backer: “Bij ons is er voor tijdritten wel zoiets als een pacing plan: dat stuk aan die wattage, bergop zoveel watts, afdaling idem, enzovoort.”

Pauwels: “Ik hoorde dat Dumoulin tijdens de tijdrit op het WK dacht dat zijn meter kapot was, omdat hij te veel watts trapte. Cavendish zei mij dat hij vandaag geen kans zou krijgen om prof te worden omdat zijn tests te slecht zouden zijn.”

De Backer: “Ik ben prof geworden omdat ik de koers begreep. Later zijn er veel prof geworden omdat ze hoge wattages stampten, maar een keer wringen om als eerste aan een klim te beginnen, dat konden ze niet. Wattages zeggen niet alles.”

Ook de geest kan het lichaam tot op een bepaalde hoogte overnemen en dan presteer je soms dingen die fysiologisch niet mogelijk zijn.

De Backer: “Precies en daar ben ik momenteel een boek over aan het lezen van ene Fitzgerald, How bad do you really want it? Ik geloof in de manipulatie van het lichaam door de hersenen. Als je echt spannende, onvoorspelbare wedstrijden wil, dan moet je die powermeters weghalen.”

En de ploegleiders, en de auto’s, en minder renners per ploeg.

Pauwels: “Dat laatste, daar ben ik erg voor. Zes renners per ploeg zoals in de Ronde van Yorkshire, dan kun je niet een heel peloton in de Tour lam leggen. Alleen zou dat voor renners als Bert en mijzelf een slechte zaak zijn, want dan dreigen wij ons werk te verliezen. Nu zitten ze aan acht, misschien gaan ze ooit naar zeven.”

De Backer: “Het zal wel aanpassen zijn en koers hangt aan elkaar van de tradities. Verander de bandendruk bij wijze van spreken en er is al protest.”

Waarom koersen jullie, waarom hebben jullie geen echt beroep?

Pauwels: “Het heilig vuur is bij mij beginnen branden op vakantie in Le Grand Bornand toen we de Tour zagen passeren. Pjotr Oegroemov won en ik was verkocht. Als ik van de winter nadenk over het hoe en waarom van mijn ambitie om er tegenaan te gaan, dan grijp ik altijd terug naar dat moment in de Alpen. En dat ik nu meer verdien als wielrenner dan als TEW’er, heeft er niks mee te maken.”

De Backer: “Ik ben zot van het fietske, al van toen ik een kind was op het erf bij ons. Mijn ouders en familie hebben nochtans niks met wielrennen, wij zitten vooral in de paarden, maar bij mij is het fietsen. De vrijheid spreekt mij aan, bij mij is fietsen synoniem voor spelvreugde.”

Vreemd voor een sport waarin afzien wordt verheerlijkt.

De Backer: “En toch, zo is het begonnen, als een spel. Ik reed wedstrijdjes en we reden zo hard als we konden: aha, we zijn nog met tien. Nog eens hard rijden: aha, nu nog met vijf. Bon, ik won natuurlijk niet te veel op die manier maar ik amuseerde mij. Vroeger met Wouter (Weylandt, die overleed in de Giro in 2011, HV) mochten we geen bord tegenkomen of we sprintten.”

Pauwels: “Ik ben een beetje bang voor na mijn carrière. Ik denk dat ik de uren alleen op mijn fiets ga missen. Ik hou van die eenzaamheid.”

De Backer: “Fietsen is mijn meditatiemoment. Mijn vrouw gaat weer werken en meestal met de fiets. Ik heb haar gezegd: profiteer ervan want dat zijn de momenten voor jou alleen. En na een tijd zei ze: jij hebt veel tijd om na te denken op die fiets. Dat klopt ook.”

Jullie worden toch op de een of andere manier ploegleider, ja toch?

De Backer: “En hele dagen in de auto zitten? Onze ploegleider deed Parijs-Tours en reed daarna naar Nederland naar huis, elf uren aan een stuk achter het stuur. Management zou mij beter liggen, ik heb trouwens optie management gedaan in mijn master, pas later heb ik training er bij gedaan. Il wil geen negen tot vijf-job, ik wil flexibiliteit en ik wil niet in de file staan.”

‘Ik heb het gevoel dat ik nog elk jaar heb bijgeleerd terwijl ik op mijn 24ste voor het eerst dacht: nu weet ik het ongeveer wel. Niet dus’

SERGE PAUWELS

Pauwels: “Ploegleider zou ik nog wel zien zitten, maar dan in een opleidingsstructuur. Ik heb het gevoel dat ik nog elk jaar heb bijgeleerd terwijl ik op mijn 24ste voor het eerst dacht: nu weet ik het ongeveer wel. Niet dus. Die rugzak met ervaring wil ik doorgeven. Daar zit ook een opleiding economie in, maar daar ben ik straks vijftien jaar uit.”

De Backer: “Ach, dat fris je in één jaar op en je bent veel slimmer dan toen je bent afgestudeerd met al die levenservaring. Heb jij je studies gecombineerd met een profstatuut?”

Pauwels: “Bij Topsport Vlaanderen en ze waren daar trots dat ik dat kon. Ik weet niet of het nu nog mag of kan.”

De Backer: “Daarom sta ik in volle bewondering voor Tiesj Benoot. Die stuurt een mailtje naar zijn prof, gaat op stage naar de Sierra Nevada met twee boeken en voor hij de Ronde van België instapt, legt hij nog even examen af. En als ik hem dan vraag hoe het is geweest, zegt hij: o ja, ik was er door. Informatica? Zonder naar de les te gaan, die doet dat gewoon. Het duurt iets langer, zegt hij, maar het gaat ook. Chapeau.”

Pauwels: “Ik heb ooit nog de Giro gereden en daarna twee examens afgelegd. Ik weet niet of ik dat nu nog zou kunnen opbrengen.”

Met welke collega zouden jullie op een onbewoond eiland willen zitten?

De Backer: “Mitchell Docker.”

Pauwels: “Die met zijn snor?”

De Backer: “Ja, een Australiër uit Melbourne die twee jaar geleden in Roubaix zwaar op zijn gezicht is gevallen. Een man met de passie voor de Vlaamse koersen die ik leerde kennen bij Skil-Shimano. Een kenner van de puurheid, zowel inzake voeding als Belgische bieren. Daar geniet hij van, zonder te zuipen.”

Pauwels: “Een atypische Australiër dan toch. (lacht) Ik denk aan Theo Bos. Die heeft ook zoiets meegemaakt als Sagan in de Ronde van Turkije. Alles wees erop dat hij met opzet iemand had laten vallen terwijl ik zijn uitleg geloof: hij ging vallen en in een reflex greep hij zich vast. Ik geloof hem. Theo is een goed, evenwichtig mens, een modelprof ook. Nu is hij in Japan keirin aan het rijden. Daar traint hij met voetbalschoenen met daarop plaatjes om de spieren in de voet en enkel te versterken. Eigenlijk hebben we maar één jaar samen gereden, in 2015 bij MTN Qhubeka, maar het klikte meteen tussen de enige twee laaglanders.”

En met wie nooit?

Pauwels: “Ik heb heel weinig collega’s, maar..”

De Backer: “… Ik wel: Andriy Grivko!”

Pauwels: “Ik wilde net dezelfde zeggen.”

De Backer: “Maar dit jaar ben ik nog geen enkele keer in aanvaring gekomen met hem. Wat eraan scheelt? Dat het een zot is die geen respect heeft voor de anderen.”

Pauwels: “Hij is het die Marcel Kittel heeft geslagen in de Ronde van Dubai dit jaar.”

Wat is tot nog toe de prestatie als wielrenner waar je het meest trots op bent?

De Backer: “De dag dat ik elfde werd in Roubaix. Ik dacht tot dan: niet klagen, je hebt niet het talent van de kopmannen maar je hebt de schoonste job van de wereld en je verdient iets meer dan met je diploma. Die dag heb ik begrepen dat ik meer waard ben. Als ik de sprint voor de tweede plaats niet moet aantrekken voor John Degenkolb, die hij wint, ben ik een vijfde plaats waard.

Pauwels: “Mijn Tour van 2015 waarin ik dertiende ben geworden. Ik reed niet eens voor een klassement maar ik had telkens de goeie ontsnapping. Alleen dreigde ik nog ingehaald te worden door Warren Barguil en Geraint Thomas, die binnen de halve minuut stonden, en we moesten op de voorlaatste dag nog Alpe d’Huez op. Barguil had nog voor de klim afgehaakt en Thomas zette zich bij het begin van de klim op kop voor Froome en ging dan op kant. Ik was dus gerust met die twee weg, tot op vier kilometer van de aankomst werd gemeld dat Barguil en Thomas bij mij kwamen. Ik weet nog dat ik toen mijn bidon heb weggegooid, mijn oortje uitgetrokken en vier kilometer de naaf van Thomas heb geviseerd. Ik was helemaal leeg, maar ik heb niet gelost en dat was puur op karakter. En neen, er was geen televisie bij.”

 

DM-VER-Zot van de fiets

Column No equal play, no equal pay in De Morgen van zat 13 oktober 2017

Gelijk verdienen? Neen, genoeg verdienen

Een discussie ontspon zich van de week, met dank aan de Noren: zij gaan hun vrouwelijke voetbalinternationals evenveel vergoeden als hun mannen. Daarop reageerde Belgiës beste speelster Tessa Wullaert spits als een spits en vroeg zich af of dat ook bij ons zou kunnen. Equal pay, equal play? Ze had een punt.

En ook weer niet. Er is geen enkel maatschappelijk, sociaal, sportief of economisch draagvlak voor vrouwen die evenveel zouden moeten verdienen in topsport als mannen, behalve misschien bij een clubje kenaus of bij wie geen jota kent van sport. (Slik even, probeer dan het hele stukje uit te lezen en misschien vinden we elkaar ergens in een paragraaf.)

O jawel, er zijn sporten die gelijk prijzengeld betalen, zoals tennis en daar is kritiek op (vooral dan van de mannen) omdat de vrouwen minder lang op de baan staan, maar dat is een beetje naast de kwestie. Prijzengeld is maar een deel van het verhaal. Het inkomen van een topsporter is samengesteld uit verschillende variabelen, waarvan er twee echt toe doen. Enerzijds de vergoeding voor de geleverde arbeid, vaak onder de vorm van een contract (zoals dat prijzengeld) en anderzijds de vergoeding voor de commerciële waarde van de prestatie en van de atleet, soms heet dat portretrecht.

Essentieel in deze hele discussie is het verschil tussen verdiensten en salaris. De Rode Duivels en de Rode Vlammen mogen, neen móéten evenveel salaris krijgen en dan is 500 euro per dag dat ze in de weer zijn voor de nationale ploeg een correcte vergoeding. De Rode Duivels kunnen dat schijntje wegschenken en de Rode Vlammen kunnen er van leven. Premies voor het behalen van sportieve doelen gelijkschakelen, ligt iets moeilijker omdat de vergoedingen vanuit de koepelbonden hoger liggen voor mannen en vrouwen, maar daar lijkt een herverdeling op basis van meritocratische principes op zijn plaats.

In topsport draait namelijk alles om presteren: de Red Flames waren al blij dat ze eens op een EK mochten zijn, de Rode Duivels zijn pas blij als ze een halve finale halen. Dat verschil mag in centen worden uitgedrukt maar de prestatiebonus voor een halve finale bij de vrouwen zou evenveel waard moeten zijn als een halve finale bij de mannen.

Zo, nu hebben we elkaar halfweg de politiek correcte snelweg ontmoet, maar we zijn er nog niet. Het grootste deel van de verdienste van een topvoetballer en bij uitbreiding alle topsporters is eigenlijk een compensatie voor de commerciële waarde. Kevin De Bruyne verkoopt tickets. Kevin De Bruyne verkoopt shirts. Kevin De Bruyne trekt ook sponsors aan, zorgt ervoor dat elk seizoen vijf pond meer kan worden gevraagd voor een etentje voor de wedstrijd in het Etihad Stadium enzovoort, en zo verder. Neymars 220 miljoen transfergeld zal zich voor een groot deel terugbetalen in shirts, tickets en straks ook tv-rechten.

Dat krijg Tessa Wullaert niet voor mekaar, hoe goed ze ook shot. Van de week speelde ze met haar ploeg Wolfsburg in de Champions League tegen Atlético Madrid. Het werd 12-2 voor 1.200 toeschouwers. Dat heb ik opgezocht want het was nergens te vinden. Tessa Wullaert, twee goals, stond wel gisteren met een foto in een krant, in half ontbloot bovenlijf (blote schouders!) in de kleedkamer.

Sommige vrouwen zien de commerciële verschillen tussen vrouwenvoetbal en mannenvoetbal als deel van het groot complot van de blanke man tegen de vrouw. (Die krijgt zowat van alles de schuld, dus dat kan dat er ook nog wel bij, niet?) Maar misschien is die kloof inherent aan voetbal (en sport): een georganiseerde contest in ongelijkheid uitgevonden door en voor mannen.

De eis dat vrouwen evenveel moeten verdienen als mannen in topsport, is niet slim en zelfs anti-productief want het jaagt te veel mensen (ook vrouwen) in de gordijnen. Het zal nooit gebeuren omdat vrouwen op de per definitie masculiene sportmeetlat gewoon minder goed zijn. Equal play? Dat is vrouwensport echt niet, dus ook geen equal pay, maar dat mag ons niet beletten om aan een denkomslag te werken.

Sport kan dat. Terwijl zwarten zeventig jaar geleden niet met blanken mochten sporten, is sport vandaag de enige industrie die zwarten even goed of beter betaalt dan blanken en dat al een kwart eeuw lang. Ook bij de vrouwen is een zwarte atlete koploper. Serena Williams staat 51ste op de lijst met best betaalde atleten. Bij de beste honderd staat verder geen enkele vrouw en dat heeft niks met discriminatie te maken, maar met een vertaling van de sportieve en commerciële verschillen tussen mannen en vrouwen die aan topsport doen.

Is de vrouw dan niet meer waard? Ja, maar ook sommige mannen worden onderbetaald vergeleken bij de toppers in hun sport. Het probleem is de meritocratie die te ver is doorgeschoten: de toppers verdienen te veel.

Het is slimmer om te ijveren voor een structurele herverdeling en een positieve discriminatie van vrouwentopsport, bijvoorbeeld een minimumsalaris voor vrouwelijke internationals waardoor die het de moeite vinden om de maatschappelijke carrière on hold te zetten. Een Red Flame zou vanuit de bond, de overheid of welke instantie ook, een salaris moeten krijgen waarvoor het loont om international te zijn. Alles wat hier voor staat – over correcte dagvergoedingen en premies – geldt overigens voor elke sport, of het nu rode panters dan wel gele tijgers zijn. Het zou zelfs van pas kunnen komen voor een aantal mannen in onderbelichte sporten.

Waarom ook niet een verplicht aantal uren vrouwentopsport op televisie? De VRT doet al behoorlijk zijn best, net als Eurosport, maar het kan nog beter. VTM en VIER kennen alleen sportende vrouwen die in het voorprogramma van mannen door modder rijden en op de betaalzenders is nauwelijks vrouwensport te zien. Meer aandacht voor de vrouwelijke topsporter zal haar commerciële waarde verhogen en stilaan zal de sporteconomie haar ontdekken. Evenveel verdienen als de mannen is een utopie; genoeg verdienen zonder de hand op te houden bij de mannensport, dát moet het doel zijn.

 

DM-COL-Gelijk verdienen?

 

 

Column Meisjes van hier in De Morgen van maandag 9 oktober 2017

Ook meisjes van hier kunnen medailles winnen

Het was mei van vorig jaar, de zon scheen na een beetje regen, en ik zat buiten op een houten bank met een meisje van zestien te praten over het leven, de sport, de offers en alles wat daarbij hoort. Zestien is een beetje jong voor een interview. Met een zwemster had dat nergens toe geleid, die moeten wat ouder zijn voor ze door het chloor kunnen kijken. Deze was een turnster van wie de jaren dubbel tellen.

Een kindvrouw die al bijna langer op internaat had gezeten dan in de beschermende omgeving van het gezin. Ze had geen praatjes, helemaal niet zelfs, maar ze was duidelijk een leading lady in het internaat van de Topsportschool aan de Gentse Blaarmeersen. De ‘kleintjes’ – amper een paar jaar jonger – kregen een bemoedigende opmerking en een collega-turner die bij het voetballen zijn voet had verstuikt, kreeg een vermaning.

“Ze kijken een beetje op naar mij”, zei ze verontschuldigend. Tegen het einde van het gesprek vroeg ik of ze wist dat ze internationaal en ook hier in België speculeerden dat zij wel eens de eerste Belgische gymnaste zou kunnen worden die een medaille zou winnen op een groot toernooi? Voor het eerst stopte haar geratel, want babbelen kon ze als geen ander. “Euh… wordt dat gezegd? Euh ja, dat zou mooi zijn.” Ze was zestien, ze heette Nina Derwael.

Exact een maand eerder had ik haar een hele dag in actie gezien op een training. Ze waren begonnen om acht uur, na een opwarming die een doorsnee sporter op de spoedopname doet belanden. Om elf uur waren ze gestopt. In de namiddag was er een interne wedstrijd om uit te maken wie mee mocht naar het olympisch kwalificatietoernooi en daarom was het maar lichte training, zei head coach Yves Kieffer. Wij gingen tijdens de lunch een stukje vis eten, kwestie van het ijs wat te breken en te horen hoe deze Fransman met de reputatie van een slavendrijver onze meisjes voor Rio zou klaarstomen.

De realiteit bleek bij nader inzien erg mee te vallen. Jazeker, af en toe gaf hij een schreeuw, die ene met faalangst op het paard sprak hij zelfs hard toe en het bleef natuurlijk artistieke gymnastiek, wat vanaf zestien jaar dertig uur training per week betekent en maar één weekend op twee naar huis. Bij de koffie overliep hij zijn talenten. “Nina Derwael a le potentiel d’Emilie.” Emilie is Emilie Le Pennec, namens Frankrijk gouden medaille op de brug met ongelijke leggers op de Spelen in Athene in 2004. Haar coach was de man tegenover mij en hij lachte het ongeloof weg. “Stop met de Vlaming uit te hangen, waarom zouden meisjes van hier geen medailles kunnen winnen?”

In Rio was het nog te vroeg. Derwael had haar olympisch kwalificatietoernooi in extremis zelfs gemist door een handblessure en niemand wint een medaille op het eerste mondiale gymtoernooi als senior, maar haar negentiende plaats in de allroundfinale werd onthaald als veelbelovend. De toestelfinale haalde ze niet. Het was een leerschool en er was die ene foto na haar laatste oefening die alles zegde: ze had net de beste Belgische prestatie ooit neergezet op de Olympische Spelen, maar trok een sip gezicht. Dit had beter gekund, wist ze, en ook de coaches waren niet blij en vonden dat er meer had ingezeten.

Wat goed is, komt snel en dat is wat Nina Derwael op het voorbije WK heeft getoond. Ze is van negentiende allround naar de achtste plaats gegaan en van de twaalfde op de brug naar derde. Dit brons is behaald in het meest competitieve en meest mondiale individuele nummer in de vrouwensport. Het lijkt op appelen met peren vergelijken maar dat is het niet: dit gymbrons is evenwaardig aan het atletiekgoud van Nafi Thiam in de minder sterk bezette meerkamp. Nina Derwael is op het punt aanbeland dat ze de lat moet leggen waar de prijzen liggen. Bij al die euforie toch één relativerende opmerking: toppers die een olympische cyclus doortrekken, durven al eens af te zeggen voor een WK in een post-Olympisch jaar, wat betekent dat de concurrentie richting Tokio 2020 alleen maar zwaarder wordt. Aan de Blaarmeersen moeten ze zich voortaan één vraag stellen: wat is nodig om goud te halen?

 

DM-COL-Meisjes van hier

Column Zwitserse afrekeningen in De Morgen van zat 7 oktober

Zwitserse (af)rekeningen

 

In juli 2001 kreeg ik op de terugvlucht van Moskou naar Frankfurt een upgrade naar business. Ik zat keurig aan de linkerzijde van het vliegtuig samen met nog iemand op rij 3 in de donkerblauwe leren zeteltjes. Rij 1 en 2 waren leeg.

Rechts was rij 1 bezet, er zat een klein mannetje met pikzwart haar dat nauwelijks boven de stoel uitkwam. Rij 2 rechts was volledig leeg. En op rij 3 ter hoogte van mij zat een vrouw, ook alleen. Daarachter een heel gezelschap. Allemaal Koreanen, Zuid-Koreanen welteverstaan. Allemaal met een blik die het midden hield tussen wanhoop en diep verdriet.

Toen ik mij net voor het opstijgen op rijtje 2 wilde neervlijen, kwestie van mijzelf en mijn buur wat privacy te geven – u weet hoe dat gaat met die lege rijtjes – kwam de hoofdsteward mij vriendelijk verzoeken dat niet te doen.

“Because these seats are taken”, aldus de steward.
“Hoezo? Daar zit niemand”, zei ik.
De steward was geduldig, het was tenslotte businessclass: “The gentleman on your right has the first eight seats.”

Ik keek rechts naar de man die acht zitjes had betaald voor hem alleen en ik zag de vuurspuwende ogen van Kim Un-yong. Niet Kim Jong-un, die komt uit het noorden en is een hele andere, hoewel. Deze Kim had een dag eerder de verkiezing voor het olympisch pausschap verloren van onze Jacques Rogge en ik was die voorbije vijf dagen geen duimbreed van Rogges zijde geweken, wat bij de Koreaan ongetwijfeld een belletje had doen rinkelen. Vandaar de kwaaie blik.

Om een lang verhaal kort te maken, Kim heeft daar in Moskou nog alles in het werk gesteld om die verkiezingen te kopen, maar Rogge had te veel aanhang om hem te bedreigen. Drie jaar later werd Kim Un-yong in Seoel opgepakt op verdenking van fraude en omkoping en vloog twee jaar achter de tralies, met een boete van 645.000 euro erbovenop. Kim heeft toen altijd gezegd dat de omkoping ten voordele was van zijn World Taekwondo Federation en paste in de Koreaanse tijdgeest van de jaren 70 en 80. Hij is deze week gestorven op 86-jarige leeftijd. In 2005 was hij al geroyeerd als IOC-lid.

Wie ook die weg opgaat, is de Braziliaan Carlos Nuzman. Het bericht dat Nuzman was opgepakt, heb ik maar in één dagblad gevonden en wel in deze onvolprezen krant. Terwijl er niet genoeg aandacht aan kan worden besteed, want Carlos Nuzman was IOC- lid (en erelid sinds maart) én voorzitter van het organisatiecomité van de Olympische Spelen in Rio vorig jaar. Op het eind van het berichtje stond ook dat ene Leonardo Gryner mee was opgepakt. Gryner is zowaar de algemeen directeur van Rio 2016.

Knap van het Internationaal Olympisch Comité dat ze dit nog een beetje onder het tapijt hebben kunnen vegen, maar veel groter wordt het echt niet. Dit is onderhand een schandaal met een envergure die de mistoestanden van de FIFA onder Sepp Blatter naar de kroon steekt. Olympisch voorzitter Thomas Bach blijft wel buiten schot.

De affaire-Nuzman en co., en eerder de zaak rond het Iers IOC-lid Patrick Hickey en die met het voormalig IOC-lid Lamine Diack en Frankie Fredericks, is het levende bewijs dat de oude cultuur van wheelen en dealen ook in olympische kringen nooit helemaal is weggeweest. Voor Jacques Rogge is dit geen prettig nieuws. Zijn onkreukbaarheid blijft weliswaar intact, maar veel van die praktijken gebeurden onder zijn watch. Dit is het bewijs dat je vanuit de ivoren toren van voorzitterschap niet iedereen in het juiste gareel

kunt laten lopen in de miljardenbusiness sport. Dit is ook het bewijs dat het Europees systeem van sportfederaties met zogeheten vrijwilligers compleet achterhaald is.

Nuzman zou zich persoonlijk hebben verrijkt aan de Spelen. De waarde van zijn vastgoed zou tussen 2006 en 2016 (Rio kreeg de spelen in 2009) zijn gestegen met 457 procent. Daar hoeft op zich niks mis mee te zijn, maar zijn banden met een louche Braziliaanse zakenman en de eerder al met pek en veren verjaagde Lamine Diack zouden er ook op wijzen dat Rio stemmen heeft gekocht, uiteraard de Afrikaanse stemmen.

De Braziliaanse belastingen zijn nu vooral op zoek naar Zwitserse rekeningen op naam van Nuzman. De vraag is niet of Nuzman zijn vel kan redden (neen dus), maar wie in die olympische kringen oude Zwitserse rekeningen aan het vereffenen is.

 

DM-COL-Zwitserse afrekeningen

Column Bedenktijd over Hein VH in De Morgen van zat 30 sep 2017

Bedenktijd

 

Bij Anderlecht slipt er weleens een raar communiqué door, waarvan je je afvraagt wat daar in godsnaam de bedoeling van is. Zoals woensdag…

‘Geen akkoord met Hein Vanhaezebrouck’

Woensdag 27 september 2017 – Naar aanleiding van de zopas verschenen berichtgeving die door sommige media de wereld is ingestuurd, benadrukt RSC Anderlecht dat er geen akkoord is met Hein Vanhaezebrouck.

Ze hadden nog wel een rijtje andere werkloze trainers kunnen opnoemen met wie ze geen akkoord hadden. Of ze hadden er ook meteen bij kunnen zeggen: we hebben nog geen akkoord maar we willen Hein wel. Neen, dat hielden ze voor gisteren…

‘Hein Vanhaezebrouck kandidaat-coach RSC Anderlecht’

Vrijdag 29 september 2017 – RSC Anderlecht bevestigt de interesse in het aanstellen van Hein Vanhaezebrouck als hoofdcoach van RSC Anderlecht. Hein Vanhaezebrouck is op de hoogte. Hij heeft enkele dagen bedenktijd gevraagd. De club zal te gepasten tijden communiceren.

Ook hiervan is de meerwaarde niet duidelijk en de bedoeling nog minder, tenzij ze Bayern München willen afschrikken, want die zijn ook op zoek naar een dominante coach. Wie weet.

Dat van die bedenktijd, geloof dat nu maar niet. Het enige wat klopt aan dat bericht, is dat Vanhaezebrouck op de hoogte is van de interesse. Alle partijen zullen volhouden dat ze pas na intensieve onderhandelingen tijdens de interlandbreak (volgende week) tot een overeenkomst zijn gekomen en dat ze bij Anderlecht lang hebben moeten inpraten op Hein Vanhaezebrouck, in diepe rouw om zijn vertrek bij Gent, om hem weer aan het werk te krijgen. (En dat ze de portemonnee hebben moeten trekken, maar dat spreekt vanzelf want het gaat om voetbal en Mogi Bayat is de poppenspeler in dit theater.)

Normaal moet je met Vanhaezebrouck altijd een slag om de arm houden, en in het andere uiterste landt hij alsnog níét in Neerpede, maar dit is geen normaal. Dit is een trein die geen derde keer passeert om hem te parafraseren toen hij KV Kortrijk verliet voor Gent. Dit is bovendien Anderlecht, dat in de competitie niks meer te verliezen heeft en dat in de Champions League tegen ploegen speelt waartegen Hein Vanhaezebrouck altijd heeft willen coachen.

En nu eerlijk, beste Gentenaars, geef hem eens ongelijk? O jawel, Vanhaezebrouck is me, myself and I en ego is his middle name. Egocentrisme is zijn drijfveer maar dat heeft hij ook nooit onder stoelen of banken gestoken.

Vanhaezebrouck was totaal onverwacht in een situatie terechtgekomen waarin hij zijn opties moest afwegen. Fight of flight? Hij had gevochten en het was niet gelukt, dus de vlucht. Dus: eat or be eaten, kill or be killed? Voor de controlfreak Hein Vanhaezebrouck was de keuze snel gemaakt. Hooguit zal hij met een paar van zijn naaste collega’s een band opbouwen, maar bijvoorbeeld niet met clubbesturen. Die heeft hij nooit vertrouwd en zal hij nooit vertrouwen. Dan maar liever zelf de touwtjes in handen houden.

Bij Gent vermoeden ze stilaan dat het niet netjes is gegaan, maar als ze die wedstrijd tegen Zulte Waregem gewoon hadden gewonnen, wat zomaar had gekund ondanks het slechte spel, dan was er niks aan de hand. Nu lijkt dit zo’n huwelijk waarbij de partners tot hun beider droefenis plots vaststellen dat het niet meer gaat, dat de lust weg is, dat ze op elkaar zijn uitgekeken. Maar omdat ze intelligente en beschaafde mensen zijn, gaan ze in vrede uit elkaar en probeert elkeen het verdriet op zijn manier te verwerken. Waarop een van de treurenden al meteen in een ander bed duikt en het alsnog een vechtscheiding wordt.

Wat is nu de fall-out als Hein bij Anderlecht tekent?

Dat Gent en Vanhaezebrouck zijn gescheiden en hoewel niets hen nog bindt, zullen de verwijten heen en weer vliegen. Dat Anderlecht na de prikjes van Gent (kampioen in 2015, talent Nicolas Raskin weggehaald) heeft getoond dat er nog een hiërarchie in het Belgisch voetbal is. Dat Gent en Anderlecht nu ook voortaan met getrokken messen tegenover elkaar staan. Dat de rat Bayat in Gent wellicht is uitgespeeld. Dat Michel Louwagie er sneller mee zou kunnen stoppen dan voorzien. Dat de eerzuchtige Ivan De Witte wel nog op wraak zint. Dat Hein Vanhaezebrouck zijn aureool van onkreukbaarheid en rechtlijnigheid kwijt is. Ten slotte, dat de Gentenaars, die hun Hein zo op handen hebben gedragen, zich zwaar bedrogen voelen en verweesd achterblijven.

Neen, het Belgisch voetbal zal nooit meer hetzelfde zijn na deze soap, maar het meeste verbazingwekkende is toch wel dat de fans van Gent nu tegen Anderlecht en tegen Hein en dus vóór Club Brugge zullen supporteren.