Deze blog in 2014

De statistieken hulpaapjes van WordPress.com heeft een 2014 jaarlijks rapport voor deze blog voorbereid.

Hier is een fragment:

In de concertzaal in het Sydney Opera House passen 2.700 mensen. Deze blog werd in 2014 ongeveer 50.000 keer bekeken. Als je blog een concert zou zijn in het Sydney Opera House, zou het ongeveer 19 uitverkochte optredens nodig hebben voordat zoveel mensen het zouden zien.

Klik hier om het complete rapport te bekijken.

Column Ibrahimović in De Morgen van 27 dec 2014

Ibrahimović

De biografie van Zlatan ligt hier op het stapeltje ‘nog te lezen’, waar ook Kevin De Bruyne ligt, straks misschien de ploegmaat van de Zweed als de UEFA het toelaat dat de Arabier van PSG zijn portemonnee opentrekt. Ik weet niet of ik nog ooit aan ‘Ik, Zlatan’ begin. Eerder nog aan ‘Keep it Simple’, dat is de titel van de biografie van De Bruyne, die 23 is en steeds beter wordt. Ibrahimović is al 33 en met die lengte en dat gewicht houdt hij het geen twee jaar meer vol aan de top.

De vraag is natuurlijk of Zlatan top is. Hij zelf vindt alvast van wel. Een van zijn meest beklijvende quotes luidt: “Meestal wordt gezegd dat je geen legende kan worden voordat je dood bent. Dat geldt niet voor mij. Ik ben een levende legende.” Toen een journalist hem vroeg wat de strijd tussen Portugal en Zweden zou kunnen beslissen, antwoordde Hij: “Dat weet alleen God.” Waarop de journalist dacht gevat te zijn: “Dat wordt lastig om het aan hem te vragen.” Maar Zlatan, zo snel als kijken: “Nee hoor, je zit tegenover hem.”

Tweede worden is zo goed als laatste eindigen. Ik had op nummer één tot nummer vijf moeten staan

Zlatan Ibrahimović

Dat is grappig bedoeld en een beetje arrogant, maar toch gewoon grappig. Zoals die keer toen een andere journalist vroeg – wat een vraag, maar bon – wat hij zijn vrouw voor haar verjaardag had gegeven. “Niks. Ze heeft Zlatan al.”

Minder grappig was toen hij moest vertrekken bij FC Barcelona van Guardiola, waarna die alles begonnen te winnen wat er te winnen viel. Zlatan vond dat Guardiola een Ferrari had gekocht (dat was hijzelf, voor alle duidelijkheid), maar ermee rondreed als een Fiatje.

Maar nu is Ferrari, beter bekend als God en nog beter als Zlatan Ibrahimovic, boos, erg boos. De aanleiding is een onschuldige poll van de Zweedse krant Dagens Nyheter. Lijstjes, polls, rangschikkingen, het gaat er dezer dagen ook bij onze Zweedse collega’s allemaal in als zoete koek. Ze wilden weten wie de grootste Zweedse sportpersoonlijkheid aller tijden was.

Op één stond tennislegende – nog levend – Björn Borg. Daar zou de hele wereld hem ook hebben gezet, dus veel discussie behoeft dat niet. Zlatan stond op twee. Hij ging tafeltennisser Jan-Ove Waldner (dubbel wereldkampioen en olympisch goud in 1992), golfspeelster Annika Sörenstam (acht keer de nummer één van de wereld) en skiër Ingemar Stenmark (twee keer olympisch goud en drie keer wereldkampioen) vooraf.

Toen de krant hem trots contacteerde, reageerde hij erg bits. “Tweede worden is zo goed als laatste eindigen. Ik had op nummer één tot nummer vijf moeten staan.” Ach Zlatan Ibrahimović, meer praatjes dan prijzen. Oké, hij is ooit acht keer op rij landskampioen geworden met vijf verschillende ploegen, maar daarvan zijn de twee van Juventus nietig verklaard door omkoping. Zijn omloopsnelheid als speler zegt alles over wie hij is en hoe hij zich gedraagt: een onwaarschijnlijke einzelgänger, die geniale fratsen kan uithalen die af en toe leiden tot onwaarschijnlijke doelpunten, maar zelden tot prijzen.

Als nu ook al voor de immer nuchtere Zweden een staartje, een sikje, wat tattoos, enkele geluksgoals en veel praatjes volstaan om een ster te zijn, neemt heimwee naar de vorige eeuw alleen maar toe

Scorebordjournalistiek is misschien verwerpelijk, prijzenkastjournalistiek is dat niet, zeker niet als lijstjes aan de orde zijn. Waldner, Stenmark of Sörenstam zijn wellicht te aardig om te wijzen op hun prijzen en medailles en dat Ibrahimović misschien wel voor zes verschillende ploegen scoorde in de Champions League, maar nooit in de buurt kwam van de beker met de grote oren. Dat hij als international op twee WK’s speelde, maar nooit in het stuk voor kwam. De laatste twee gingen zelfs helemaal aan God voorbij, wat hem volgende ontboezeming ontlokte: “Een WK zonder mij is het niet waard om naar te kijken.”

Ik had graag een Zweedse journalist willen zijn om hem het bloed van onder de nagels te halen met de vraag of zijn landgenoot Henrik ‘Henke’ Larsson niet boven hem had moeten eindigen. Die speelde ook bij FC Barcelona en won in 2005 wel de Champions League. FC Barcelona versloeg in de finale Arsenal FC met 2-1 en Larsson gaf de assists voor beide doelpunten. Larsson was overigens ook een sleutelfiguur in de Zweedse ploeg, die derde werd op het WK voetbal van 1994.

Als nu ook al voor de immer nuchtere Zweden een staartje, een sikje, wat tattoos, enkele geluksgoals en veel praatjes volstaan om een ster te zijn, neemt heimwee naar de vorige eeuw alleen maar toe.

Ibrahimovic column

Column Nys op Demorgen.be van 22 december 2014

Sven Nys, waarom doe je dit jezelf nog aan?

 2©BELGA

De komst van de nieuwe supergeneratie valt samen met het vooruitzicht dat het einde nadert

Wat zou er met Sven Nys aan de hand zijn? Een goeie seizoensstart, dan een terugval, vervolgens nog één crossje gewonnen op een achterafplek waar hij de voorbije jaren de anderen winst gunde, en daarna de grote leegte. Hij werd zaterdag haast ingehaald door Bart Wellens die traditiegetrouw net voor de lijkwagen uitreed. Zondag kwam hij niet opdagen in Namen waar ‘zijn’ Golazo organiseerde. Wat was/is er met Sven Nys aan de hand? Dit zijn de mogelijke oorzaken.

1. Doping

In het verleden was doping de oorzaak voor meer dan de helft van de plotse déconfitures in het wielrennen. Kan Sven Nys geen beroep meer doen op een middel dat tegenwoordig kan worden opgespoord? Ik steek voor niemand mijn hand in het vuur, maar van Nys zou mij dat uitermate verwonderen. Meer zelfs, het zou de eerste keer zijn dat ik mij bedrogen zou voelen.

Waarschijnlijkheid: minder dan 1 procent.

2. Ziekte

Veel, zo niet alles kan worden opgespoord in het bloed en Nys kennende heeft hij de laatste tijd elke week zijn bloed laten onderzoeken. Een acute aandoening kan worden uitgesloten. Een sluimerende ziekte/aandoening of een mankement dat nog niet helemaal is doorgebroken, ligt misschien meer voor de hand – denk aan Niels Albert – maar waarom rijdt hij dan op training even hard als in zijn beste jaren?

Waarschijnlijkheid: 10 procent.

3. Training

Sven Nys (een beetje) kennende, zou hij geen tweets de wereld insturen die nergens op zijn gebaseerd. Als hij zegt dat hij goed heeft getraind, als hij zegt dat zijn volume hetzelfde is en het met de intensiteit en kracht ook goed zit, dan moeten we daar niet aan twijfelen. Al zou het kunnen dat hij in die vervelende voorbije zomer (zie verder) toch net dat ietsje minder heeft gedaan.

Waarschijnlijkheid: 5 procent.

4. Tegenstand

We moeten eerlijk zijn: veldrijden was lang een sport van één zeer ernstige B-atleet (Nys) tegen een minder ernstige B-atleet (Albert) met in hun spoor enkele potentiële B-atleten die om diverse redenen onregelmatig waren: Kevin Pauwels en de anderen. De A-atleten als Lars Boom en Zdenek Stybar liepen over naar het wegwielrennen.
Zoals die jonge gasten die nu aan de boom schudden van in de eerste kilometer, zo had hij er vroeger maar één om mee af te rekenen, en dat was Niels Albert. Die hield het vaak maar een halve wedstrijd vol en toen hij nog eens minder begon te leven voor zijn sport, en de rest van de toppers naar de weg waren verhuisd, kreeg Nys weer de overhand. Mathieu Van der Poel, Wout Van Aert en consorten die van bij de aspiranten hebben geleerd om continu tegen zeer hoge hartslagen rond te crossen, zetten hem dit jaar al op achterstand in de eerste ronde en dat demotiveert.

Waarschijnlijkheid: 30 procent.

5. Moraal

Er worden afgereden, moet pijn doen: voor de vader én voor de zoon

Sven Nys heeft een drievoudige klap te verwerken gekregen. De komst van de nieuwe supergeneratie valt samen met het vooruitzicht dat het einde nadert. De idee te kunnen stoppen, maar met de verplichting om tot op het laatst tot het gaatje te moeten gaan, is zwaar om dragen. Bovendien is hij deze zomer van zijn jeugdliefde gescheiden, en dat was niet zijn idee.

Toen ik in oktober samen met zijn trainer Paul Van Den Bosch bij hem een dubbelinterview deed, heb ik gepeild naar zijn gemoed. Eerst op band en nadien ook nog eens privé. Ik had niet de indruk dat hij er erg mee zat en ook niet dat het zijn dagelijkse routine verstoorde. Toen Thibaut thuis kwam na school, zag ik wel de wielrenner veranderen in de zorgzame vader. Ik stelde mij daar toen geen vragen bij. Nu wel. Er worden afgereden, moet pijn doen: voor de vader én voor de zoon, zijn grootste en eerste fan, en dus dubbel zoveel pijn voor de vader.

Waarschijnlijkheid: 54 procent.

Zijn er oplossingen?

Jawel. Stoppen, en per direct.

Waarom doe je dit jezelf nog aan?  Dat was exact de vraag die ik eind januari 2002 stelde aan Michael Jordan in zijn laatste jaar in Washington, waar hij rotslechte wedstrijden afwisselde met flarden van genialiteit, maar waar het rotslechte toch gaandeweg de bovenhand nam. Ik was niet bepaald origineel en hij had een standaardantwoord klaar: “Ik speel basketbal omdat ik hou van basketbal spelen. Waarom gunnen jullie mij dat niet? Bij elke nederlaag gaat er echt geen streepje af van de overwinningen of de punten van vroeger en, last time I checked, had ik ook nog alle zes mijn (kampioens)ringen. Zolang ik er lol aan heb, doe ik verder.”

Dat geldt ook voor Nys. Ook al wint hij nooit meer, zijn overwinningen, prijzen, verdiensten (financieel en sportief), truien en zijn imago van modelatleet blijven. Zijn opdracht is simpel: er weer lol aan beleven.

Column Boksen in De Morgen van 20 dec 2014

BOKSEN

Ik zit nog met een ei en dat heet het Sportgala 2014, meer in het bijzonder wat de Sportvrouw van het Jaarverkiezing betreft en de heisa die is ontstaan rond de niet-verkiezing van bokster Delfine Persoon. Bon, dat optreden van Kimmeke Clijsters was behoorlijk ongelukkig en het zou slim zijn om haar in het vervolg beter te programmeren (en en passant ook beter te coifferen). Of Nathalie Meskens in te huren, want dan weten we dat het om te lachen is.

Men heeft een wereldkampioene boksen minder hoog ingeschat dan een Europese bronzen medaille zevenkamp. Na analyse van de resultaten kan dat, in tegenstelling tot wat ik eerder heb beweerd in de digitale column van maandag, niet volledig op het conto worden geschreven van de Franstalige collega’s. (De verkiezing van Wilmots als coach van het jaar wel, maar dat is een ander verhaal.)

Overigens had men het in die discussies nooit over de derde van de verkiezing bij de vrouwen, Evi van Acker, de bronzen WK- medaille in het zeilen. Deze keurige jonge vrouw heeft al eens gewonnen in 2012, maar ook zij had reden tot klagen want kreeg maar negen eerste plaatsen en 205 punten, terwijl ze toch derde van de wereld was. Thiam had 527 punten en 76 eerste plaatsen. Persoon had 416 punten en 47 eerste plaatsen. Het was dus niet eens close en dat ligt ook aan de Nederlandstalige journalisten, mijzelf in de eerste plaats.

Voor wie zich ergert aan wat volgt, eerst even dit: over de sportieve prestaties van Delfine Persoon kan geen twijfel bestaan. Die vrouw had al lang gedetacheerd moeten zijn naar het leger of waar dan ook, om zich geheel op haar sport te kunnen toeleggen. In een land dat zwemt in de overheidsambtenaren is het een schande dat die ene overheidsambtenaar die in iets de allerbeste van de wereld is, niet een paar jaar kan worden vrijgesteld om over de hele planeet haar ding te doen, in haar geval collega-sporters gaan aframmelen.

Waarmee we bij de pointe van deze column zijn aanbeland. Kijk eens diep in uw hart en durft u dan nog luidop zeggen: jaaa, wij vinden boksen een topsport? Ja? En vindt u dat ook een toffe sport voor uw kinderen, voor uw dochter bijvoorbeeld? Neen, dat vindt u niet en heel wat journalisten ook niet.

Toch heeft Delfine Persoon veel fans omdat we weten wat die vrouw doet voor haar sport, elke dag weer, na haar uren bij de spoorwegpolitie. Een paar keer per jaar slaat ze een tegenstandster tot moes of probeert dat althans want als ze dat zelf niet probeert, zal die andere dat proberen.

In tegenstelling tot het op techniek gebaseerde olympisch boksen, is de finaliteit van het profboksen elkaar zoveel mogelijk pijn doen en als het even kan de andere tegen de grond slaan.

Was dat niet het probleem van Delfine Persoon en van nogal wat journalisten die moesten stemmen? Profboksen behoort niet meer tot de courante sportberichtgeving zoals twintig jaar en langer geleden, omdat er geen actieve beroepsjournalisten meer zijn die boksen volgen. Boksen is een marginaal media-fenomeen en vrouwenboksen is de marge van de marge, maar tegelijk fascineert het omdat het appelleert aan ons dierlijk instinct. Tot de ratio terugkeert en dan denken we: wat we een mens in de straat niet mogen aandoen – zo hard op zijn of haar hoofd slaan tot het licht uitgaat – is dat nog wel sport?

Schroom diep van binnen om het dierlijke te omarmen en een gebrek aan exposure in de media tenzij dan de profiling als een rariteit: dáárom heeft Delfine Persoon niet de stemmen gekregen waar ze op had gehoopt. Al ben ik er vrij zeker van dat een Belgische man die pound for pound de beste van de wereld is, vandaag wellicht wél sportman van het jaar is. Moraal van het verhaal: mannen die op elkaar slaan kan sport zijn, vrouwen die op elkaar slaan niet. Het glazen plafond, jawel; nog altijd te verkiezen boven een glazen kin.

Column Boksen

Als hij maar geen Nilis wordt… in De Morgen van 20 dec 2014

Als hij maar geen Nilis wordt

De Belgische voetballer laat zijn geld vooral beheren door de familie en komt daardoor in de problemen. De helft van de spelers is niet eens verzekerd tegen inkomensverlies. En nog erger: een kwart gokt of verbrast te veel geld. Luc Nilis of Mike Tyson, het zijn lang geen uitzonderingen, blijkt uit een studie van de Universiteit Antwerpen en financieel planner Optima.

Bij Ben Crabbé in Karakters was Luc Nilis niet bepaald een open boek toen zijn problemen aan bod kwamen. Iedereen in het wereldje weet dat hij een groot deel van zijn voetbalfortuin heeft kwijtgespeeld, maar ook de oplettende leek begreep al snel dat gokken hem naar de rand van de financiële afgrond heeft geduwd.

Luc Nilis is geen uitzondering. Niet in België, en vooral niet in de sport. Drie van de vijf Premier Leaguespelers – met een gemiddeld weekinkomen van 40.000 euro – gaan persoonlijk bankroet tijdens hun voetbalpensioen. In de NFL (American football) komt 78 procent van de spelers in de financiële problemen binnen de twee jaar na hun pensionering en 60 procent van de basketbalspelers – het gemiddelde inkomen in de NBA is 3,6 miljoen euro per seizoen – zijn binnen de vijf jaar na hun laatste wedstrijd failliet.

Het beste voorbeeld is natuurlijk de bokser Mike Tyson, die in totaal meer dan 300 miljoen euro aan wedstrijdpremies opstreek en tijdens zijn hoogdagen op een domein woonde met een volledige zoo, waaronder een setje van drie Bengaalse tijgers, in de witte uitvoering nog wel. Wat de verarmde Tyson vandaag verdient als stand up comedian gaat haast integraal naar de Amerikaanse belastingen om zijn boetes af te betalen.

Familie beheert

In België loopt het zo’n vaart niet. Niet alleen omdat België hooguit de twaalfde voetbaleconomie van de wereld heeft. Alleen al één weeksalaris van Eden Hazard bij Chelsea FC – 250.000 euro – is hoger dan het gemiddeld jaarsalaris in de Jupilerliga.

Slecht financieel beheer correleert niet met het niveau van het inkomen en dus lopen ook Belgische voetballers steeds vaker het gevaar om het vele geld dat ze verdienen sneller kwijt te spelen dan het binnenkomt. In tien jaar tijd zijn ook hier de salarissen verdubbeld en zijn de verlokkingen exponentieel toegenomen. Komt daar nog eens bij dat beleggen in het huidige economische klimaat – zelfs voor kapitaalbehoud – diepere inzichten vereist.

Die hebben voetballers niet en die gaan ze ook niet halen. Integendeel, uit een recente enquête van de Universiteit Antwerpen in samenwerking met financieel planner Optima blijkt dat voetballers nog al te vaak op familieleden vertrouwen om hun geld te beheren. En hoewel die het meestal goed menen, zijn de ongelukken dan niet veraf. Eén op de negen voetballers doet alle geld- en beleggingszaken zelf, zonder hulp. Vier op de tien voetballers gebruiken hun royale inkomen ook om anderen te steunen, hoofdzakelijk familieleden.

De enquête die moest dienen voor een studie ‘De financiële situatie van profvoetballers’ is van de hand van de econoom Matteo Balliauw van de Universiteit Antwerpen en werd uitgewerkt met ex-basketbalspeler Tomas Van Den Spiegel, die voor Optima de sportdesk beheert en topsporters financieel coacht. Geen onbevooroordeelde bron, maar de bevraging is volgens de regels van de kunst gebeurd en werpt een ondubbelzinnig licht op hoe voetballers hun inkomsten beheren.

“De vragen hebben we bewust eenvoudig gehouden”, zegt Tomas Van Den Spiegel, “omdat we weten dat sporters niet te veel tijd aan een enquête willen besteden en omdat we in België niet veel financiële openheid gewend zijn.” Ruim honderd spelers uit de eerste klasse zijn bevraagd, zowel bij topclubs, middenmoters als degradatiekandidaten. Dat is een kwart van de eersteklassekernen en dus een meer dan representatief staal.

Overspending

Gemiddeld gaven ze een netto maandsalaris op van 8.670 euro, waarbij het gemiddelde fel afweek van de mediaan, een gevolg van de veel hogere topsalarissen. Het hoogst gerapporteerde inkomen was 36.000 euro netto per maand. Dat is geen uitzonderlijk bedrag en lijkt zelfs eerder laag, maar variabele of eenmalige inkomsten als premies, tekengelden en groepsverzekeringen zijn daar niet bijgeteld.

Opvallende vaststelling is ook het gokgedrag bij voetballers. Een kwart van de spelers geeft aan geregeld een gok(je) te wagen en ook één op de vier geeft toe dat er geregeld te veel geld wordt uitgegeven. ‘Overspending’ in het jargon. Shopping, kledij, schoenen en eten zijn verantwoordelijk voor 90 procent van de uitgaven. Van Den Spiegel: “Een kwart geeft gokken en overspending toe. Ik vermoed dat het reële cijfer een stukje hoger ligt, want ik herinner mij hoe ik zelf was als speler als men naar privézaken peilde.”

De resultaten toonden ook aan dat de kans op problemen vermindert naarmate men meer spaart en investeert in vastgoed. Volatiele beleggingen zoals mode, kunst en een thema-café zijn minder aan te raden. Net zoals met gokken, slechte beleggingen en overspending neemt de kans op financiële problemen toe naarmate men zijn geld aan anderen uitgeeft.

Dat veel voetballers te weinig aan hun financiële toekomst denken en te weinig beseffen dat hun portemonnee slechts tijdelijk dik is, bewijst de statistische vaststelling dat de helft geen verzekering heeft tegen tijdelijke of definitieve arbeidsongeschiktheid. “Dat is verontrustend weinig”, zegt Van Den Spiegel. “Te weinig sporters zijn zich ervan bewust dat de kans op een blessure erg reëel is. Dat heeft grote financiële gevolgen.”

Tomas Van Den Spiegel: financieel opvoeder van sporters

Te veel geld uitgeven, verkeerd trouwen, overdreven verwachtingen van de carrière en een gebrek aan inzicht in geldzaken: dé ingrediënten voor een financieel debacle. Behalve de juiste vrouw, wil Tomas Van Den Spiegel voor alle andere problemen oplossingen aanreiken.

Als ex-topsporter in België, maar ook in Italië, Spanje, Rusland en Oekraïne is ‘de slimste mens’ (editie 2012) een ervaringsdeskundige in sportfinanciën, die de perverse mechanismen herkent. Zelf bleef hij van ongelukken gevrijwaard, maar hij hoorde weleens wat. “Als je een casino binnengaat met de ploeg en een ploegmaat vraagt of jij voor hem wat geld kan afhalen omdat zijn creditcard is geblokkeerd, dan weet je hoe laat het is.”

“Zelf ben ik geen gokker. Eén keer ben ik begonnen met 50 euro en ik stond die avond op een onwaarschijnlijk hoog bedrag, dat ik niet eens durf te noemen, waarna ik even later alles ben kwijtgespeeld. Ik was daar een week ziek van en ik heb toen gezworen dat ik er nooit meer aan begin.”

Zijn ervaring met financieel advies begon in 2007. Nadat hij in vier verschillende landen had gespeeld en her en der groepsverzekeringen en beleggingen had lopen, zag hij door de bomen het bos niet meer.

Hij ging in zee met Optima en verdiepte zich gaandeweg zelf in de materie. “Ik weet waarvoor een sporter tijd en energie heeft als hij op de toppen van zijn tenen loopt. Beleggingen in de gaten houden, hoort daar echt niet bij. Toen ik de eerste klappen kreeg in het begin van de bankencrisis, bleek dat ik te veel was blootgesteld aan bankaandelen. Dat was nieuw.”

Optima beheert sinds 2007 zijn portefeuilles en stroomlijnde die over alle landsgrenzen heen. Ze kwamen geregeld bij hem op bezoek in het buitenland en zo groeide de idee om na zijn actieve carrière hetzelfde te doen voor topsporters. Zijn klantenrelaties tellen ongeveer twintig sporters.

“Veel kan daar niet meer bij. Het is heel arbeidsintensief, maar ook bijzonder interessant. Ik krijg soms de gekste vragen en als ze mij bellen en ik kan niet onmiddellijk opnemen, bel ik in de kortste keren terug. Ik weet hoe sporters denken: het moet allemaal asap.”

Stel: ik ben een jonge topvoetballer, die net een verbeterd contract heeft getekend en ik weet niet goed wat ik met dat geld moet. Hoe pakt u dat aan?

“Eerst even iets verduidelijken: wij doen niet aan ‘wealth management’, dus niet puur aan beleggen van geld, maar aan financiële planning voor het leven, ook na de sport. Dus beginnen we met lange gesprekken. Wat zijn je verwachtingen? Wat heb je? Wat wil je? Hoeveel zekerheid wil je inbouwen? Dat behoort tot de verplichte vragen die iedereen moet invullen.”

“Maar wij graven dieper. Ik peil ook naar de stabiliteit van de relatie. Als de atleet aangeeft dat hij een lief heeft, maar ook meer dan één, dan is dat een ander verhaal dan iemand die een vaste relatie heeft en aan kinderen denkt. Verzekering, successierechten, dat komt allemaal aan bod, als de sporter dat wil. Voor de puur technische uitwerking roep ik er de specialisten bij.”

“Ik laat ook één of twee maanden de uitgaven bijhouden en dat wordt dan besproken. We berekenen dan drie simulaties, eigenlijk drie scenario’s: of het contract blijft ongeveer zoals het nu is, of het is binnen de kortste keren afgelopen door blessure, of the sky is the limit en je eindigt in de Premier League.”

“Dat is een stukje koffiedik kijken, maar het toont de sporter wel de valkuilen van bijvoorbeeld een te dure levensstandaard, die niet is vol te houden bij tegenslag. In geval van jouw nieuwe contract met wellicht een pak tekengeld zal ik je aanraden niet onmiddellijk iets te kopen, maar heel goed alle opties te bekijken en rustig een beslissing te nemen in functie van de toekomst.”

Bent u een concurrent voor de makelaar of de agent van de sporter?

“Ook voor ons is het een evenwichtsoefening. Soms bellen sporters met de vraag of ze een nieuwe auto mogen kopen. Dat bekijken wij en als het kan, geven we ook een advies over wat ze te besteden hebben en over de maand waarin dat het beste gebeurt.

“Ik weet dat sporters high maintenance zijn, maar als je hun schoonmoeder wil spelen, is het snel voorbij. Anderzijds heeft de sporter die begeleiding nodig. Als ze je jaar in, jaar uit, week na week een schema geven met wat je moet doen, dan ben je niet gewend zelf achter de dingen aan te gaan, want dat doen anderen voor jou.”

“Wij proberen sporters financieel op te voeden. Het is bijna alsof ze terug naar school komen voor een snelcursus geldzaken.”

Wat vindt u zelf opvallend in de enquête?

“Van het gokken ben ik alvast niet achterover gevallen. Ik heb in de kleedkamer gezeten naast jongens die openlijk toegaven dat ze zelfs op onze eigen wedstrijd gokten – maar steeds winnend, zegden ze.

Het gokken kan tegenwoordig digitaal en dus redelijk anoniem. Gokken is van de sport omdat het juist aan dezelfde behoeftes appelleert: de sporter wil winnen, liefst hier en nu. Dat is testosterongedreven.”

“Het is alsof je een wedstrijd speelt waarvan je over anderhalf uur ook de uitslag kent. De hang naar snel gewin is ook de reden dat ik sporters heb zien instappen in piramidespelen. Alleen met snelle winst wordt rekening gehouden, niet met snel verlies.

“Het meest opvallende vind ik dat één op de twee voetballers geen verzekering tegen inkomensverlies heeft. Het gaat om sport, wat betekent dat de kans op blessure erg reëel is en zomaar een maandinkomen van 30.000 euro kan doen terugvallen naar iets meer dan 1.000 euro.”

“Elke sporter zou zich daartegen moeten verzekeren en die producten bieden wij ook aan. Voor een sporter blijft de belangrijkste pijler een goede bescherming van zijn carrière en zijn inkomen.”

Raadt Optima ook Luxemburg-ontwijkingen of andere fiscale paradijzen aan?

“Neen. Buitenlandse pistes zitten er niet tussen.”
Maar inmiddels weet men u in Spanje ook te vinden. De kranten noemen u de beschermengel van sporters.

“We zijn die activiteiten aan het uitbouwen in Spanje, dat klopt, maar de markt is daar veel concurrentiëler dan hier.”

“Beschermengel is overdreven. Als de voetballer 35 wordt en hij telt zijn geld – wat hij heeft verdiend en hoe wij dat hebben beheerd – dan zou ik graag één ding horen: ‘Tomas, dat hebben we samen goed gedaan.'”

Als hij maar geen Nilis wordt

Column Sportgala op DeMorgen.be van 15 dec 2014

“In deze vorm verdient het Sportgala geen zendtijd meer”

We zijn een kikkerland als het op topsport aankomt, we weten niet wat (on)belangrijk is, van veel morele scrupules hebben we geen last, maar moeten we daarom Jens Voigt uitnodigen in een gala om onze topsporters te huldigen? Was er echt niemand beter te vinden dan de man die overal doorheen fietste maar nooit iets van belang won, de man die in 1997 in het profwielrennen stapte, maar nooit doping nam of zich dat nooit herinnerde?

Jens Voigt is de man die een werelduurrecord neerzette dat er geen was en dat gelukkig werd verbeterd door een andere renner die nog geen kermiskoers heeft gewonnen en zelfs in ons wielerparadijs onbekend was. Voigt tegenover Eddy Merckx zetten, was een belediging voor Merckx, maar die heeft zoals bekend ook niet al te veel last van scrupules en speelde het spel mee.

Het Sportgala ging door in Plopsaland in het theater waar Gert en Samson veelvuldig hun ding doen en de kindertjes een leuke namiddag bezorgen. Wellicht daarom dat de voorzitter van onze beroepsvereniging ons een sprookje over het fantastisch sportjaar 2014 op de mouw kwam spelden. Ik begrijp dat het een feestavond is, mèt smoking, maar blijf dan op de journalistieke vlakte en zeg niks: 2014 was verdorie het slechtste Belgische sportjaar van de laatste kwarteeuw.

Als u een benchmarkje wil, kijk dan dinsdag eens naar Nederland waar ze voor hun Sportgala alleen maar goud nomineren en waar nog nooit zoveel nominaties zijn aangenomen.Vier van de zes prijzen van de avond gingen naar de Rode Duivels, naar hun coach of naar twee van hun spelers. Voetbal is de allergrootste sport en de meest universele sport van de planeet, maar toen de mummie Robert Waseige van onder het stof werd gehaald om een prijs af te halen voor Marc Wilmots, was voor mij de maat vol.

Marc Wilmots coach van het jaar 2013, daar kon een weldenkend mens nog wel inkomen na de mooie kwalificatiecampagne van de Rode Duivels. Toen dachten we ook nog dat hij er iets van kon. Maar in 2014? De enige reden dat hij de meeste stemmen achter zijn naam kreeg, is het totale onvermogen van de Franstalige journalisten om ook maar één onvertogen woord te plegen over ‘hun’ voetbalbondscoach.

Misschien moet sportspress.be, de beroepsbond voor sportjournalisten er toch maar eens aan denken om van die nationale prijs twee regionale prijzen te maken. Het enige dat een Franstalige en Nederlandstalige sportjournalist nog verbindt, zijn de accreditaties voor een voetbalmatch bij een club over de taalgrens en om de zoveel jaar de olympische accreditaties. Een vakjury zoals in Nederland en vervolgens de sporters laten stemmen, is ook een oplossing.

En bespaar ons in godsnaam in het vervolg die onzin van een filmpje over een omroepster die ineens wil gaan hoogspringen en dat één-tweetje tussen Eddy Annys en Thia Hellebaut over een wereldrecord hoogspringen dat volgend jaar misschien zal worden gesprongen. Wie, behalve de organisator van de Van Damme Memorial die ook het Sportgala organiseert, heeft daar een boodschap aan?

Wil u nog een anomalie? De prijs voor sportvrouw ging naar Nafi Thiam, derde van Europa. Ik weet niet of Delfine Persoon echt heeft gehoopt op de prijs, maar haar kansen waren bijzonder klein om de heel eenvoudige redenen: dat ze Nederlandstalig is en de Franstalige pers (niet altijd, maar toch vaak) eerst naar de taal kijkt en dan pas naar de capaciteiten, dat ze haar wereldtitel veroverde nadat heel wat journalisten (waaronder ik) hun briefje al hadden gemaild.

Daarom had ik Evi Van Acker (derde van de wereld), Lise Van Hecke (een van de beste aanvalsters van het WK) en Nafi Thiam staan, in die volgorde. Voor wie denkt dat ik tegen voetbal ben: voor de ploeg van het jaar had ik ook de Rode Duivels, voor sportman van het jaar ook Thibaut Courbois en voor belofte van het jaar ook Divock Origi. Voor coach van het jaar had ik niet Wilmots, laat dat duidelijk zijn.

Dit zou volgens de VRT het laatste jaar zijn dat het Sportgala op Eén komt, want de VRT heeft geen geld meer. Je kan dit jammer vinden, maar laten we wel wezen: in deze vorm verdient dit Sportgala geen zendtijd meer. Ik heb er alle vertrouwen in dat Golazo wel wat anders zal uitvinden om het eigen personeel te promoten.

Column E allora (over Astana) in De Morgen van 13 dec 2014

E allora?

Schorsen die Kazakken. Stenigen en kielhalen daarna. Vuile dopeurs, weg ermee. Vat ik de volkswoede van de voorbije week een beetje samen? Ik dacht het wel.

Hoe verzinnen die klojo’s van de internationale wielerunie UCI het toch? Dat arme Europcar mag niet in de WorldTour om economische redenen en die gore smeerlappen van Astana mogen wel. Astana godbetert, dat zichzelf bij elke sortie naar het Westen volspuit met de nieuwste doping en advies krijgt van Michele Ferrari, de Mengele onder de wielerartsen: schande!

Ik heb het doorgaans niet begrepen op wielerbonden en al helemaal niet op de UCI sinds het aantreden van Brian Cookson en zijn comedy capers, maar soms moet een mens redelijk blijven. De Iglinski’s zijn het enige harde bewijs dat ooit renners van Astana doping hebben gebruikt en verder is er – voorlopig – alleen maar hearsay en speculatie. Als de UCI op basis daarvan een ploeg uitsluit, gaat het met de billen bloot bij het sportarbitragetribunaal, punt uit.

De drie jongens van het opleidingsteam die aan de steroïden zaten? Jammer en valt zeker niet goed te spreken, maar was dat Astana dat de doping organiseerde? Of was het zelfbediening? Als een renner van Team Etixx of EFC Quick Step vorig jaar was betrapt (een hypothetisch voorbeeld), zouden we dan eisen dat de ploeg van Patrick Lefevere uit de WorldTour moet? Niet echt.

En dan de samenwerking met Ferrari? Indien die al bestaat, is die met Stefano, de zoon, of met Michele, de vader? Wat kan men Michele Ferrari verwijten? Dat hij Lance Armstrong van advies heeft voorzien. Zeker. Dat hij mee epo populair heeft gemaakt in het peloton. Misschien, via Ariostea en later Gewiss. Dat hij de weldaden van een probate olieverversing kent. Ook, maar hij was niet alleen.

Alle gekheid op een stokje: ik denk dat Michele Ferrari – hoe goed hij ook is als trainer – beter niet meer in de sport actief is. Soms is een brug te ver echt een brug te ver. Maar wat kan men Stefano verwijten? Dat hij de zoon is van zijn vader en ze weleens met elkaar praten? Om het met Mitterrand te zeggen: e allora? En dan nog?

Stefano is nooit echt in opspraak gekomen, hoewel hij al van eind vorige eeuw samen met zijn vader de trainingssite 53×12 op poten heeft gezet. Toen ik in 2004 bij de Ferrari’s op bezoek ging was Stefano de man die ons bijstond in de vertaling van mijn Engels- Italiaans naar het Italiaans-Engels van zijn vader.

Vandaag prijs ik mij gelukkig dat ik het bij die misdadigers tegen de mensheid een halve dag heb uitgezongen en als ik LaGazzetta dello Sport mag geloven, is het zelfs een godswonder dat ik er levend ben buiten gekomen. Alleen: ik geloof LaGazzetta niet. Ik ben even naar de website 53×12 gesurft, waar de verschoning van Ferrari op staat. Die wordt door onze media natuurlijk niet in haar geheel meegenomen, terwijl de man daar zo formeel de beschuldigingen afdoet als verzinsels dat hij een psychopaat moet zijn om zo te liegen.

Ik geloof – voorlopig – Ferrari boven LaGazzetta omdat die laatste zich baseert op een rapport dat zich baseert op getuigenissen van Danilo Di Luca, die er een kunst van maakt om zoveel mogelijk stront over zijn sport uit te storten. Doping? Iedereen. Omkoping? Regelmatig. Motortjes? Bestaan ook. Ik fout, iedereen fout. Sukkel.

Ik herinner mij La Gazzetta ook als de krant die schreef dat Marco Pantani net voor zijn dood was geslagen en een drankje te drinken had gekregen en dat er Chinees was gegeten door zijn moordenaars op zijn kamer en dat daarom het onderzoek moest heropend worden. Wat toen, net als nu, door onze kranten vrolijk werd afgeschreven, waarop ze richting mama Pantani trokken. Tot enkele weken geleden het gerecht de echte feiten van zijn dood en drugsgebruik vrijgaf, inclusief de bewijzen dat er van moord geen sprake was. Dat verscheen in mineur op de achterafpagina’s.

Besluit: zoals de feiten nu voorliggen, mag Astana koersen. Wordt een en ander echt bewezen: kielhalen.

13-12-2014-E-allora?

Verhaal vergeten kampioen Jaouad Achab in De Morgen van 13 dec 2014

Goud zonder glorie

Hoewel kansloos om morgen Sportman van het Jaar te worden, won taekwondoïn Jaouad Achab de enige gouden medaille voor België en was daarmee de best presterende sporter van 2014. Vooralsnog in stilte timmert ook deze nieuwe Belg aan zijn weg naar olympische glorie. ‘Nooit heb ik gedacht dat ik via mijn sport zou kunnen opklimmen in dit land.’

Je vis un rêve”. Hij zal het een paar keer herhalen dat hij een droom beleeft sinds de dag dat hij zijn vader volgde en in ons land belandde. Maar dromen liggen voor migranten – zelfs met een Belgische identiteitskaart – altijd dicht bij nachtmerries. “Op een dag stapte ik in Brussel Noord van de trein uit Antwerpen en werd tegengehouden door twee mannen van de spoorwegpolitie. Ze waren duidelijk op zoek naar mij want ze volgden het treinstel waar ik klaar stond om uit te stappen. Het gonsde door mijn hoofd: wat heb ik in godsnaam fout gedaan? Ze spraken mij aan.

‘Ben jij Jaouad?’
‘Ja, dat ben ik.’
‘Jaouad Achab?’
‘Euh ja, is er iets?’
‘Neen, we willen je alleen zeggen dat we jouw prestaties volgen en willen je veel succes wensen.’ En weg waren ze. Ze spraken Frans, maar het waren Nederlandstaligen.”

Dat onderscheid loopt als een rode draad in het hele verhaal van Achab, de Marokkaanse stadsjongen die behalve ‘bonjour’ en ‘merci’ alleen Arabisch sprak toen hij in 2009 vanuit Tanger naar België kwam. Hij leerde snel-snel Frans, maar de grootste cultuurschok moest nog komen. Voormalig kampioene Laurence Rase, tegenwoordig sporttechnisch coördinator bij de Vlaamse Taekwondobond, stelde hem voor om in de groep van topsporters te komen trainen, en op de topsportschool in Wilrijk zijn intrek te nemen. Bij de Nederlandstaligen.

“Toen ik hier arriveerde, wist ik niet eens dat er ook mensen in België waren die geen Frans spraken. Ik zei tegen Laurence: ‘Dat meen je niet. Ik heb net Frans geleerd en nu moet ik opnieuw een taal leren? Ik wil sporten, ik wil beter worden.’ ‘Dan moet je bij ons komen’, zei Laurence.”

Jaouad Achab, topsporter in hart en nieren, gíng naar Wilrijk en léérde Nederlands. “Ik zit daar samen met voetballers, judoka’s en zwemmers. Allemaal helpen ze mij met mijn Nederlands en de leraars doen alles om mij speciaal te begeleiden.” Even later komt hij aanzetten met zijn van de school geleende iPad met daarop een roman die hij moet lezen.

De hele omkadering is een voorbeeld van micro-management. Laurence Rase, een fenomeen in het taekwondo en de Belgische topsport tout court is trekker van het project. Een vrouw met ballen als geen ander, almaar vechtend voor erkenning. Eerst voor zichzelf toen ze nog atlete was, en nu voor haar sport en haar topatleten. Tijdens de olympische stage op Lanzarote gaf ze de equipe van Sporza nog eigenhandig onder hun voeten omdat ze overal waren gaan filmen, behalve bij haar atleten, en dat terwijl Jaouad Achab de enige Belgische gouden medaille behaalde in 2014 in een olympische discipline.

“Ik zag Jaouad voor het eerst op de Belgian Open in 2011 waar hij won en ik wist meteen: een toptalent. Hij was nog geen Belg, maar ik stelde hem voor om met ons mee te trainen in Antwerpen. Twee keer per week en hij zou beter worden. Na een tijdje belde ik naar de trainer om te vragen hoe het met hem ging en of hij wel vaak genoeg kwam. ‘Hij komt drie keer per week’, zei de trainer, ‘en sinds kort zelfs vier keer’. Een keer hij zijn Belgische nationaliteit had, hebben we hem op de topsportschool in een apart statuut gekregen.”

Mijnheer Frans

De twijfel om als 22-jarige tussen topsportertjes van zeventien en achttien in de schoolbanken te gaan zitten, verdween heel snel, met dank aan de voorbeeldige opvang. “Mijnheer Frans Van den Wyngaert, de directeur, doet alles voor mij. Ik ben hem heel dankbaar.”

Op de topsportschool is het de ex-scheidsrechter zelf die de telefoon opneemt. “Jaouad werd mij voorgesteld door Laurence als een groot talent, een potentiële medaille voor Rio. Dan aarzel ik niet. Hij kende geen woord Nederlands en het was kiezen voor hem tussen het vijfde of zesde jaar BSO, maar na enkele tests kwamen de leraars bij mij terug met de melding: ‘Slimme gast, zet die maar in het zesde’.”

“Wat we speciaal doen voor hem? Tijdens de Franse les en de uren godsdienst krijgt hij Nederlands. Er wordt voor hem een kamertje gehuurd tegenover de school en eten krijgt hij bij ons. Vlees wordt halal gekocht en elke middag vraagt hij mij ‘Mijnheer Frans, mag ik het vlees eten?’ Als ik ja antwoord, gelooft hij mij. Af en toe zie ik hem mankend rondlopen en als ik dan zeg ‘Oei, ben je out?’, zegt hij ‘Neen, ik heb alleen een beetje pijn’. Het weekend daarna staat hij weer te vechten. Als ik dat vergelijk met onze voetballers…”

Jaouad Achab straalt dankbaarheid uit, vooral voor het herwonnen respect. Met afschuw denkt hij terug aan zijn eerste jaar in België op een Brusselse school. “In Tanger was ik een goeie leerling. Ik kon ook goed voetballen en zat zelfs in de jeugdselectie van Tanger. Ik wilde sportleraar worden en ik zat in het zesde middelbaar, ASO zeg maar. Toen mijn vader besloot om ons een voor een naar Brussel te halen – mijn oudere broer en zus waren hier al – zijn we in Brussel alle scholen langs gegaan. Geen enkele wilde mij, tot er een school was waar ze beroepsopleidingen gaven. Ze schreven mij in, maar zetten mij terug in het tweede middelbaar.”

Het beloofde land

“De belediging alleen al: opnieuw naar het tweede middelbaar en ik kon niet eens vragen waarom. Automechanica nog wel, wat mij geen zier interesseerde. Toen ik toch slaagde, naar het derde mocht en ook Frans had geleerd, ben ik de directie uitleg gaan vragen. ‘Je had geen getuigschrift van Marokko, daarom.’ Niemand die ons ooit had gezegd dat we dat nodig hadden.”

De nijd staat nog op zijn gezicht te lezen, maar hij kan er nu ook om lachen en iedereen in het gezin Achab lacht met hem mee. We zitten in de woonkamer aan de Jetselaan, twee hoog, en naar Marokkaanse gebruiken wordt thee en eten aangerukt voor een heel appartementsgebouw.

Mama pakt haar zoon vast en zegt: “Mon champion.” Een seconde later pakte ze ook zijn kleine broer Badr (13 en ook een taekwondotalent) vast, zoals een moeder die geen onderscheid wil maken tussen haar kinderen. “Hij is ook mijn kampioen en zijn oudste broer en zus ook. Ze zijn allemaal kampioenen.” Ze deden ook allemaal aan taekwondo, een Koreaanse vechtsport die lenigheid, snelheid en lange ledematen vereist en die morfologisch, genetisch en inmiddels ook sociaal bij de pezige Noord-Afrikaan past.

Als Jaouad ooit zijn droom waarmaakt en op de Olympische Spelen geraakt, zal in alle portretten zijn harde jeugd worden beschreven. De familie had het niet breed. Vader reed drie dagen op en drie dag af met bussen op het traject Tanger-Brussel-Tanger. Europa als ontsnappingsroute was een optie, maar niet zoals ze zoveel Marokkanen en andere Afrikanen hebben zien proberen.

“We woonden aan de haven en ik heb ontelbare keren een vrachtauto zien stoppen aan een rood licht, waarna mensen zich tussen de wielen gooiden en zich aan het chassis optrokken, in de hoop zo als verstekeling op een boot te geraken en in Europa terecht te komen. Neen, nooit overwogen. Ik denk niet dat er veel zijn die het hebben gehaald.”

De ontsnappingsroute voor Jaouad Achab liep ook niet langs de sport, maar via gezinshereniging. Zijn vader had in België een verblijfsvergunning gekregen en de Belgische nationaliteit aangevraagd. Een voor een liet hij de kinderen overkomen. Toen Jaouad wegging en zijn moeder nog alleen met de jongste overbleef, werd het haar even te zwaar en ging het gezin door een storm, maar nu zijn ze herenigd in Brussel, in het beloofde land België.

“Nooit heb ik gedacht dat ik via mijn sport zou kunnen opklimmen in dit land”, geeft Achab toe. “Ik doe taekwondo vanaf mijn derde, dus ik wist wat die sport inhield. En bij het bekijken van de video’s op internet dacht ik wel: dit kan ik ook en die en die kan ik aan. Ik zat eerst bij een trainer die 500 euro vroeg om mij te trainen. Dat geld had ik niet. Later deed ik een competitie voor het Brussels Taekwondo Team en die wilden mij gratis trainen.”

Op de Belgian Open in 2011 klopte hij nog de Marokkaan die later voor Marokko naar de Spelen in Londen mocht. Daarna kwam de Vlaamse bond in beeld en ook dat avontuur ging hij aan, omdat hij er kennis maakte met Karim Dighou, inmiddels zijn trainer, coach en toeverlaat.

“Hij kon mij veel beter maken, dat voelde ik meteen. Hij weet perfect hoe hij mij moet aanpakken.” Hij vertrok naar school in alle vroegte, nam na de school de trein om 17u naar Antwerpen, ging twee, drie uur trainen om net voor middernacht terug te keren, waarna hij nog zijn schoolwerk moest maken. En dat alle dagen van de week.

In maart 2013 kreeg hij zijn Belgische nationaliteit. “De mooiste dag van mijn leven”, geeft hij zonder schroom toe. “Van dan af wist ik dat ik het zou maken in mijn sport.” Even later stond hij op het WK. “Dat was echt een droom die ik beleefde. Ik vocht tegen de jongens die ik tevoren had bewonderd op internet. Op de Grand Prix in China dit jaar moest ik tegen Rohullah Nikpai. Toen ze rood en blauw op de mat riepen, dacht ik nog: is dit echt?” Nikpai, dubbel olympisch medaillewinnaar en een halve mythe binnen en buiten Afghanistan, verloor van Jaouad Achab uit Koekelberg.

“Jaouad stond nergens op de ranking bij het begin van 2014”, legt Laurence Rase uit. “En na een jaar staat hij zesde. Daar moet hij ook staan om naar Rio te mogen.” Na zijn Europese titel begin mei leerde ook de internationale taekwondoscène hem kennen. Een snelle, technisch vaardige en verbeten vechter die nooit opgeeft.

In Manchester op de Grand Prix dit jaar toonde hij hoe dicht hij bij de absolute wereldtop staat. Hij haalde daar in de olympische klasse van minder dan 68 kilogram (terwijl hij maar 63 kilogram weegt) de finale tegen de Koreaan Dae-Hoon Lee, de dubbele wereldkampioen en nummer één, dit jaar verkozen tot atleet van het jaar door zijn internationale bond.

Achab: “Zijn bijnaam is de zuurstoffles omdat hij blijft doorgaan. Iedereen start voorzichtig tegen hem, maar ik vloog er van in het begin in. Ik denk dat hij is geschrokken. Sindsdien bekijken ze al mijn kampen op video, maar ik ben niet zo’n sporter die maar één trucje heeft.” Al snel stond het 7-1 en even later 11-4. Pas enkele seconden voor het einde van de kamp kon Lee met een trap tegen het hoofd zijn twee punten achterstand omzetten in een 14-15 overwinning.

Maar alle prestaties ten spijt, wordt Jaouad Achab morgen niet de sportman van het jaar in zijn adoptieland en geen haar op zijn hoofd dat daar ook aan dacht. “Ik denk dat het een voetballer wordt van de nationale ploeg. Eden Hazard? “Neen, ik denk eerder aan Thibaut Courtois.”

De kamp van Achab op de Grand Prix van Manchester tegen Dae-Hoon Lee, de nummer één van de wereld, kunt u makkelijk terugvinden op YouTube.

Taekwondo-wonder

Een superjaar was dit allesbehalve voor de Belgische topsport: met onze schamele vier medailles presteerden we nooit slechter in de laatste kwarteeuw. Het taekwondo is een uitzondering en dat mag verwondering wekken want in het Vlaamse Topsport-actieplan III raakte de sport onlangs haar topstatus kwijt vanwege niet-behaalde resultaten uit het verleden. Desondanks is taekwondo ondertussen één van de weinige sporten met meer dan één atleet met een BLOSO-tewerkstellingscontract.

Dat is niet alleen voor de topsport in België, maar ook in Europa een goede zaak. Vijf van de acht olympische kampioenen in Londen waren Europeanen, terwijl op de eerste drie Olympische Spelen sinds 2000 maar één op de 24 uit Europa kwam. Naast Achab staat ook nog Bensaleh te dringen en heeft België een gigantisch talent in de zestienjarige Kortrijkse Indra Craen, die al Europees kampioen werd onder 21 en tweede op de Youth Olympics.

Het ontbreekt het taekwondo overigens niet aan ambitie. Toen elk team zichzelf moest voorstellen op de voorbije olympische stage, luidde één van de vragen “Wat wil u bereiken?”. “Ik was gegeneerd”, herinnert Laurence Rase zich, “maar tegelijk was ik trots. De andere sporters wilden Rio halen of een olympische finale. Die van ons zegden carrément: ‘Goud, is het niet in Rio, dan in Tokio’.”

AchabDeMorgen

De Biecht van de Vlaamse Riccò in De Morgen van 6 dec 2014

De Biecht van de Vlaamse Riccò

Een wielrenner op amfetamines. Nog een wielrenner, geschorst maar toch gekoerst. En weer een wielrenner, nu op rilatine. Een fitnesser op anabolica, maal twee. Een kickbokser op coke en een Franse paracommando, powerlifter. De Morgen was in het Boudewijngebouw voor de rechtszitting van A.B. of de Vlaamse Riccardo Riccò, een renner van amper twintig, betrapt op de bloeddoping cera. Het dopingleven zoals het is.

“In uw urine zaten na een wedstrijd amfetamines. Wat is uw uitleg?” Bart Meganck, rechter bij de Disciplinaire Commissie van de Vlaamse Gemeenschap, de rechtbank van eerste aanleg inzake doping, maakt snel zijn punt.

“Ik weet niet van waar het komt, mijnheer. Het enige wat ik kan bedenken, is dat verjaardagsfeestje van mijn zus een paar dagen eerder. We zijn gaan vieren in The Factory en daar hebben we een pot gemaakt, zoals jonge gasten van onze leeftijd doen, en we hebben een fles gekocht. Misschien komt het daar van. In de uitgang worden amfetamines gebruikt, dat weet ik. Ik heb het vroeger ook wel eens gedaan, maar nu niet. Maar ja, je ziet, ik ben er vet mee.”

V.N., een elite zonder contract van 21 jaar – inmiddels hangt de fiets aan de haak – heeft een advocaat mee, de welbekende meester Johnny Maeschalck. Die heeft zoveel dopingkilometers op de teller dat hij een te winnen zaak meteen kan onderscheiden van een op voorhand verloren zaak. Hij gaat hier voor schadebeperking, want zonder uitzondering hebben de sporters die voorkomen meer schrik voor de geldboete dan voor de schorsing. “Mijn cliënt is betrapt op een lage hoeveelheid, maar heeft niet het geld om dat nog eens extra te laten onderzoeken. Hij is dakwerker. Ik wil aandringen op verzachtende omstandigheden.” De openbare aanklager heeft er geen oren naar en vraagt twee jaar.

Balkon 5 in het Boudewijngebouw is al jaar en dag de locatie voor dopingzittingen. Deze middag staan er zeven op de lijst. Allemaal zijn ze gevraagd te komen om 14 uur en hangen bij gebrek aan een wachtzaaltje wat rond in de gangen, waar het personeel van andere diensten af en aan loopt. Tussen 14 uur en de laatste die het pand zal verlaten om 15u30, passeren zeven dopingovertreders de revue. De advocaten hebben een streepje voor: zij mogen eerst binnen.

Ook wielrenner L.N., eigenaar van een fietsenzaak en dus verhinderd omdat hij in zijn winkel moet staan, heeft een advocaat. Rechter Meganck houdt niet van sporters die zich niet zelf komen verschonen. De advocaat pleit onschuldig voor het deelnemen aan wedstrijden terwijl hij al een schorsing had en gooit het op procedurefouten. De openbare aanklager wil de straf opnieuw laten starten.

Zwaarste doping ooit

Hier zijn we niet voor gekomen. Wel voor zaak nummer drie op de rol. Tot onze immense ontgoocheling en die van de magistratuur én de griffie is de betrapte wielrenner niet komen opdagen. Wel een advocaat. Meester Xavier Potvin weet waarom: “Mijn cliënt moest werken in de fietszaak waar hij tewerkgesteld is.” Een eenvoudige check leert dat de bewuste fietsenzaak altijd op dinsdag gesloten is.

A.B. is een heel bijzonder geval, misschien het meest hallucinante dopinggeval dat de Disciplinaire Commissie ooit op haar bordje kreeg. In de urine van een twintigjarige is cera gevonden, langwerkende epo van de derde generatie. Een gesofisticeerd en duur middel vooral bekend van betrapte wielrenners als Kohl, Sella, Piepoli, Schumacher, Di Luca en uiteraard Riccardo Riccò, bijgenaamd Il Cobra omdat hij zijn tegenstanders in de ogen keek voor hij weg demarreerde.

Het is pas het tweede cera-geval ooit in het DoCoLab van Gent en nooit eerder is in Vlaamse urines een cera-geval opgespoord, laat staan bij een elite zonder contract van ocharme twintig jaar, een rennertje van het derde knoopsgat.

Voor A.B. is het niet de eerste keer dat hij moet voorkomen. In 2013 woonde ik de zitting bij waarop hij zich moest verantwoorden na een no-show bij een controle na een wedstrijd. Soms zijn er goede redenen. Het was een hartverscheurend verhaal dat zijn advocaat (niet dezelfde van deze week) toen vertelde, inclusief doktersattest: opa die tijdens de koers van de trap was gevallen en hoe mama en zoon snel na de koers naar hem waren gereden om hem op te rapen. Daardoor hadden ze de controle over het hoofd gezien, waarvoor excuus. Iedereen in de zaal had medelijden en de rechter – dezelfde van vandaag – had A.B. toen vrijgesproken. Maar het Vlaams antidopingagentschap was in beroep gegaan en uiteindelijk had A.B toch een jaar aan zijn broek gekregen. Later zou in de wandelgangen te horen zijn dat hij bekend stond als hoogst verdacht.

Maar nu: cera, als tweede vergrijp. De sportieve doodstraf wenkt, tenzij, aldus rechter Meganck: “Als uw cliënt ons komt helpen om dit onderzoek te voeren, staat daar strafvermindering tegenover.” Ook nu weer waren de dopingcontroleurs getipt om A.B. te controleren, al had een blik op de uitslagen hen ook veel kunnen leren: wie nooit wint en dan ineens drie koersen in elf dagen, is sowieso uiterst verdacht.

Een koerskennis van A.B. is formeel: “A. is een goeie jongen, die een beetje aan zijn lot is overgelaten. Toen mijn zoon nog koerste, namen we hem weleens mee. Iedereen had zijn ouders en supporters, maar hij was altijd alleen op pad en moest zijn plan trekken. Af en toe kwam zijn opa wel kijken, dat klopt, maar dat was het dan. Niemand die met gelletjes klaar stond of met wielen.”

“Wielrennen was zijn leven en hij wilde het absoluut maken. Het verwondert mij, want cera is duur en ik weet dat hij het niet breed heeft, maar tegelijk verwondert het mij niet. Wellicht was hij niet goed genoeg en dit was de ontsnapping die hij in gedachten had. Ik heb met hem te doen.”

Bijna ontsnapte hij, want kort na zijn overwinningen kreeg hij een contract bij een continentale ploeg, de laatste stap naar het profbestaan. Bij die ploeg is hij inmiddels afgevoerd. De uitleg die vriend en vijand te horen kreeg, was dat A. wel heel brute pech had: eerst dat met zijn opa en nu zowaar betrapt op een partydrug.

Een collega-renner: “Op zondag iets gepakt in den uitgang en op donderdag tekende het nog bij de controle. Jammer voor A. toch. Of is er meer aan de hand? Ja? Eigenlijk verwondert dat niet: hij trainde met foute mannen, met gasten die aankondigen wanneer en hoe ze gaan winnen: het was een goeie jongen, maar als we er één in de ploeg niet vertrouwden, dan hij.”

Kickbokser onder de coke

Ik kan niet wachten om A.B. op te zoeken, maar we zitten de zitting uit, want dit is het dopingleven zoals het is. Eerst komt een fitnesser aan bod, betrapt op Oral-Turinabol en Dianabol, zowaar een realitycheck met de dopinghistorie. O-T werd ooit ontwikkeld door de DDR in de jaren zestig en Dianabol al in de jaren vijftig door een Amerikaanse gewichtheffer die een antwoord wilde op de USSR-doping.

Fitnesser R.D. legt uit: “Onbezonnen besteld via internet, maar al vroeg gestopt en mijzelf afgevraagd: waar zijde gij mee bezig?” De aanklager is niet onder de indruk en vordert twee jaar. De beklaagde is ook een computerexpert, slecht betaald uiteraard, want die les hebben ze allemaal ingeprent gekregen: de boetes worden uitgedeeld volgens de inkomsten. “Als u wordt geschorst, mag u aan niks meer deelnemen dat is georganiseerd. Ook niet aan een wandeltocht van de Gezinsbond.” R.D. moet even slikken.

Daarna weer een wielrenner: S.T., elite zonder contract, dertig jaar en betrapt op rilatine. “Gekregen voor de wedstrijd van iemand om te kalmeren. Ik ben nogal zenuwachtig.” Hij heeft zijn zus mee ter ondersteuning. Zij heeft hem opgevangen na zijn depressie en hospitalisatie ten gevolge van dit dopinggeval en het verlies van zijn werk en schorsing van de RVA er bovenop. “De fiets is zijn leven. Heb medelijden”, pleit de zus. Openbaar aanklager Yves Defoort is onverbiddelijk: “Twee jaar.”

Diezelfde straf wordt ook gevraagd, maar iets voorzichtiger uitgedrukt, bij J.V.. De zaal lijkt toch wat op haar hoede voor deze kickbokser, betrapt op cocaïne. “Mijn lief had het afgemaakt na zeven jaar en ik was schijtezat: ik heb één keer cocaïne gebruikt,
iets dat ik kende van vroeger.” Hij vertoont alle kenmerken van een verslaafde, maar niemand die hem daarmee wil op de zenuwen werken. Als hij vertelt over hoe hij in de bak heeft gezeten voor vechten op straat is iedereen al lang blij dat het bij verbaal protest blijft, na de melding dat hij zal geschorst worden. “Kickboksen is mijn leven, het heeft mij uit de gevangenis gehouden. Mag ik a.u.b. een werkstraf?” “Dat zal niet gaan”, repliceert Meganck moedig en J.V. druipt af.

De Franse paracommando die over de hele wereld missies moet volbrengen en die ene keer in zijn verlof in het Vlaamse gedeelte van Komen mee had gedaan aan een powerliftingwedstrijdje en niet naar de controle was gegaan met de melding “ik moet ergens anders naartoe”, had in zijn kazerne in Parijs een brief gekregen met een schorsing en 3.000 euro boete. Zijn kapitein had hem gezegd dat hij het moest gaan uitleggen.

De commissie weet niet of dat haar bevoegdheid is. Van de hele namiddag is dit de enige zaak waarbij ik het gevoel krijg dat de sporter vrijuit zal gaan. Een dag congé opnemen, helemaal uit Parijs komen, beleefd blijven, bovendien geen Belg zijnde laat staan Vlaming, aangesloten zijn bij een Franstalige Belgische club, niet eens effectief betrapt, hier zal de commissie mild over zijn. De ellende moet ook de moeite waard zijn. Om half vier kunnen ze terug naar huis. De commissie blijft beraadslagen. De meeste vonnissen zullen op 15 december worden betekend.

Raad van foute vrienden

Enkele uren na de zitting heeft de Vlaamse Riccardo Riccò, ‘Oskarito’ voor zijn vrienden, nog geen telefoon gekregen van zijn advocaat. Wel van mij.

“Hallo, ja. Ik ben aan het fitnessen, met wie spreek ik?”

Ik was ooit bij je zitting voor die gemiste controle en ik was toen verontwaardigd dat je een jaar kreeg. Maar nu: cera. Waar waren je gedachten?

“Ja, maar dat kan ik uitleggen. Ik wilde een homeopathisch middel bestellen dat het hematocriet op natuurlijk wijze zou stimuleren, maar er zat cera in. En ik liep tegen de lamp.”

Oh ja? Cera is hightech epo, moet worden gespoten en is dus nooit een vergissing.

(stilte) “Ja, oké, je hebt gelijk. Goed, wat is er gebeurd: ik ben vorige zomer teruggekeerd na mijn schorsing en ik wilde weer koersen. Privé zat ik toen diep. Inmiddels was mijn opa ook overleden en het ging mij gewoon niet af. Ik was wel rap weer op niveau om te koersen en dan vraag je je af wat er nu nog extra te doen is. Misschien vroeg ik dat wel aan de foute vrienden, maar je hoort dan van alles: den Boonen doet dit, den Gilbert doet dat. Je kop wordt zot gemaakt door die gasten en vervolgens denk je: waarom niet, als al die groten dat ook doen?”

Ben je daar zo zeker van dat die profs dat allemaal doen?

“Nu niet meer neen, want ik train ook met een prof. Enfin trainde. Je moet zijn naam er ook niet inzetten, want het is een goeie maat en hij heeft mij nota bene op het rechte pad proberen te houden.”

Heb je die cera zelf besteld?

“Euh, ja zeker? Ik ga daar niet te veel over vertellen.”

Wie zet nu Ricardo Riccò, de zwaarste dopinggebruiker van de laatste halve eeuw met een foto op zijn Facebook? Jij. Je leek wel voorbestemd.

“Ja, dat was inderdaad niet zo slim van mij. Ik denk daar niet altijd bij na.” (De bewuste foto van 16 augustus 2013 heeft hij inmiddels verwijderd en zijn Facebookpagina is alleen nog via omwegen te bereiken, HVDW)

Als je niet goed genoeg bent om clean te winnen, win dan niet.

“Ik was wel goed genoeg, maar terwijl de anderen niks moesten doen, werkte ik dertig uur per week, rechtstaand. Ik heb ook zonder cera mooie wedstrijden gereden en net niet gewonnen. Ik reed met een wattmeter en ik heb meer watts getrapt in wedstrijden zonder cera in mijn lijf dan met. Alleen hielp dit wel als we naar de meet gingen. Maar die drie wedstrijden die ik heb gewonnen, had ik niet het gevoel dat het door die cera kwam. Wellicht had ik ze anders ook gewonnen. Maar goed, het is voorbij zeker? Ik stop toch met fietsen.”

Je kan levenslang krijgen, maar ook strafvermindering. Dat weet je advocaat, maar dan moet je wel je verhaal komen vertellen.

“Ik heb het gehad met die cinema van de koers, maar ik zal er eens over nadenken. Ik denk dat ik nu beter naar mijn advocaat bel. Nog een goede avond en bedankt om mijn naam niet te noemen.”

Biecht van de Vlaamse Riccó

Column Olympische opsmuk in De Morgen van 6 dec 2014

Olympische opsmuk

De 127ste Sessie van het Internationaal Olympisch Comité, de vergadering van zijn 104 individuele leden die dit weekend tot en met maandag plaatsvindt in Monaco, roept herinneringen op. 21 jaar geleden zaten we daar ook, toen voor de verkiezing van de olympische stad van 2000. Ik herinner mij een gesprek in de lobby van Hôtel de Paris met de Belgische ex-voorzitter Raoul Mollet.

De tachtiger Mollet was kranig maar was een beetje doof en toen hij mij uitlegde hoe het IOC werkte (hij bedoelde: niét werkte) wees hij naar de voorbij schrijdende IOC-leden en zei met een hele luide stem, het was haast schreeuwen: “Regarde, mon grand. Tous ces cons. Er zijn er twintig die van de wereld weten, de rest is onwetend en/of dom.” De leden haastten zich hoogst gegeneerd naar hun limousines die af- en aanreden.

Mollet is dood en hij zou het met mij eens zijn: de IOC-leden zijn vandaag geen haar competenter als beheerders van de wereldsport dan hun voorgangers. Neem nu een van de laatste aanwinsten, de Nederlander Camiel Eurlings. Hij is de mooiste jongen van de olympische stal en geniet in het Château de Vidy inmiddels een stevige reputatie als hengst – al of niet terecht laten we graag in het midden. Eurlings werd gekozen boven elke andere Nederlandse naam, niet als kenner van topsport, want daar kent hij niks van, maar omdat hij naast zijn verleden als politicus ook als topman van Air France-KLM wel wat zakelijke expertise kon aanbrengen. Na goed een jaar moest hij daar alweer vertrekken en zo heeft het IOC nu – no pun intended – een steuntrekker-wielertoerist onder zijn leden.

Je mag die 104 IOC-leden de toekomst van de Olympische Spelen niet toevertrouwen, zoals men van plan is dit weekend. Dit is het meest universele sportevenement en nu gaan die 104 hoofdzakelijk wereldvreemde leden, komende uit alle windstreken van de aardbol, zich even buigen over een veertigpuntenprogramma dat de nieuwe voorzitter Thomas Bach hen gedeeltelijk door de strot wil duwen. Alleen omdat hij met alle geweld als de grote hervormer, de nieuwe De Coubertin, in het olympisch geschiedenisboek wil komen.

Het IOC wil hervormen omdat het de jeugd niet meer bereikt. Dat kan kloppen, maar moet dat?

Hans Vandeweghe

Moeten de Olympische Spelen en meer in het bijzonder het IOC een beetje dimmen? Dat zeker. Twee kandidaten om de winterspelen te organiseren is mager, maar dat ligt niet aan het product. Wel aan de verkopers en hun te gekke eisen. Maar moeten de Olympische Spelen hervormen? Wel neen. Moeten er nieuwe sporten op het programma? Ook niet.

In de olympische coulissen heeft men nu de mond vol van surfing (op golven of met de kite) want windsurfen, dat in 1992 op het programma kwam, is al weer veel te saai. Ook skateboarden en rotsklimmen zouden een kans maken, net als squash. Van wereldsporten gesproken. Waarom geen padel in plaats van squash? Nog beter: planking, of parkour, c.q. free running. Als je onnozelheden wil, ga dan toch vol gas.

Het IOC wil hervormen omdat het de jeugd niet meer bereikt. Dat kan kloppen, maar moet dat? En wat is jeugd? Het IOC verkoopt nog steeds de grootste en duurste sponsorpakketten (75 miljoen euro) van alle sporten of sportbonden en de kijkcijfers gaan niet bepaald achteruit, ook al omdat de Spelen vooral in de rijke landen door het oudere deel van de bevolking worden geconsumeerd. Wat is het bezwaar? Dat de Afrikaanse inlander van achttien niet geïnteresseerd is in de Spelen? Zolang hij geen Visa heeft, telt hij niet mee.

Let maar op, het zal meevallen met die hervormingen. De grootste verandering waar maandag overeenstemming zal worden over bereikt, is het permanent olympisch tv-kanaal. De rest is opsmuk. De sponsors kunnen op hun beide oren slapen: vier jaar televisie in plaats van twee keer zestien dagen.

Olympisch opsmuk