Interview Wout van Aert in De Morgen van zaterdag 26 juni 2021

‘Moet ik trager rijden omdat collega’s minder goed zijn?’

Drie kilo in de plus en drie procent conditie in de min: Wout van Aert (26) begint na zijn operatie wat onzeker aan de Tour de France, die vandaag van start gaat. ‘Ooit ga ik voor de groene trui.’

Vorige zondag, het Belgisch kampioenschap. Wout van Aert raakt tot zijn eigen grote verbazing voorop met twee andere renners en ziet dat hij de snelste van de drie is. Iets later klopt hij Remco Evenepoel en Edward Theuns. Een jaar lang mag hij in wegwedstrijden de Belgische driekleur dragen.

Vier weekends geleden. Wout van Aert ontvangt bezoek op een terras in de Sierra Nevada. Voor het tweede jaar op rij zitten we voor een gesprek samen op een hele hoge berg. Vorig jaar op de Canarische Eilanden, nu in Zuid-Spanje. Dat scheelt toch al anderhalf uur vliegen.

We komen nader tot elkaar, beste Wout.

“Je bedoelt dat je nog altijd ver moet reizen om mij te spreken? Oké, dat klopt, maar hier heb ik tenminste de tijd om te gaan zitten. En om eerlijk te zijn: het is ook een welkome afwisseling als er eens iemand langskomt die je niet elke dag ziet. Als ik thuis ben, doe ik liever geen interviews en wil ik de weinige vrije tijd die ik heb met Sarah en Georges (vrouw en kind, red.) doorbrengen.”

Die hoogte is wel een dingetje bij jou.

“Ik heb dat nodig. Ik ben wel drie tot vier keer per jaar enkele weken op hoogtestage. We waren al op de Teide-vulkaan, daarna de Sierra Nevada en voor de laatste Tourstage was ik tot net voor het BK met de ploeg in Tignes in de Alpen. Wellicht volgt in augustus na de Olympische Spelen nog een stage in Livigno.

“Thuis heb ik ook een lagedruktent die de hoogte simuleert, maar omdat ik al zo vaak op hoogte-stage ben, gebruik ik die niet veel. Hoewel er een groot bed en nachtkastjes in kunnen en de motor in de kelder staat, is Sarah minder enthousiast.”

Weet jij wat die hoogte precies doet?

“Dat weet ik. Er is minder zuurstof, waardoor je lichaam meer rode bloedcellen aanmaakt. Een beetje zoals epo, maar dan op natuurlijke wijze. Dan is er ook nog het effect op de mitochondriën, de energiefabriekjes in de spiercellen, en dat effect is – voor zover ik weet – niet te halen met een hoogtetent.”

Heel goed, behalve dat hier op 2.300 meter niet minder zuurstof is dan beneden.

“Oké ja, maar hoe dat dan zit, dat weet Marc (Lamberts, zijn trainer, red.) beter dan ik. Door de lage luchtdruk komt de zuurstof minder makkelijk in de longen? Ja, klopt, nu weet ik het weer.

“De meeste stages ben ik alleen met de ploeg, maar voor de laatste Tourstage in Tignes hadden ze voor elke renner een appartementje geboekt en kon het gezin mee. Dat is een meerwaarde, want straks zijn we weer een maand weg en met die coronatoestanden is bezoek in de Tour niet toegestaan.”

Op de Teide vorig jaar bleek je goed hersteld te zijn van je crash in de Tour van 2019, maar eigenlijk zat je toen met meer vraagtekens dan antwoorden.

“De waarden waren goed, ik reed goed, ik klom goed, het gewicht kwam ook op orde, maar wat is dat waard in wedstrijden? Het kan zo goed gaan op training als je wilt, je moet het in een koers kunnen laten zien. Ik wilde na al die rust, revalideren en trainen wel weer eens grote wedstrijden rijden.”

En toen ging het op slot.

“Dat was balen. Ineens zaten we allemaal thuis. Heel even had ik het lastig, maar ik heb al snel de knop omgedraaid en mijn trainingen nauwgezet afgewerkt. Of die coronastop goed was voor mijn latere prestaties? Dat denk ik wel, maar dat kun je niet met zekerheid zeggen. Op de Teide in februari liep het ook al prima, maar ik had ook toch nog wat reactie af en toe. Dat is helemaal verdwenen met die vier extra maanden training.

“Met dezelfde logica wordt soms gezegd dat mijn ongeval in de Tour een geluk bij een ongeluk was. Dat is de theorie van de complete reset. Daar valt iets voor te zeggen, maar ik had het toch liever niet meegemaakt. Bovendien was ik in die Tour ook behoorlijk in vorm.”

Heb je jezelf verbaasd in 2020: zeges in de Strade Bianche, Milaan-San Remo, ritzeges in de Tour, het kon niet op?

“Toch wel. Die eerste grote wedstrijd was het al meteen prijs. De Strade dan nog, een van de allermooiste wedstrijden die ik nooit wil missen. Daarna Milaan-San Remo. Ik dacht: wat is dit hier allemaal? Je weet wel dat de vorm er is, maar het koersverloop was ook telkens in mijn voordeel, al dwing je dat natuurlijk ook zelf af door attent vooraan te rijden.”

Hoe voel je vorm?

“Cijfermatig, door op je vermogensmeter te kijken. Je weet welke waarden overeenstemmen met welke inspanningen en als je die haalt, dan weet je dat het goed zit. Gevoel is niet altijd een goede indicator. Ik heb weleens gehad dat ik in de aanloop naar een wedstrijd dacht ‘neen, vandaag wordt het niks’, maar dat het dingetje op mijn stuur aangaf dat ik toch mijn niveau haalde.

“Een ander referentiepunt is je omgeving, de ploeg. Ben je op stage en de rest van de ploeg zegt dat het al zwaar is geweest, terwijl jij denkt dat het best wel meevalt en dat er nog wel wat bij kan, dan geeft dat zelfvertrouwen.”

Jij bent een type dat een vorm heel lang kan vasthouden. Het is niet zomaar een piekje van een paar weken.

“Als ik een hele goede voorbereiding heb gehad en de basis is breed zoals in 2020, dan is het alsof die piek maanden kan duren. Dat voel je aan de recuperatie na een zware wedstrijd. De benen, het algemeen gestel, de zin om ertegenaan te gaan, dat zijn allemaal signalen, en als die goed zitten, is de moraal ook navenant en lijk je onvermoeibaar. Vorig jaar voelde ik tegen het einde die recuperatie iets minder worden en daardoor heb ik ook die sprint tegen Van der Poel verloren in de Ronde van Vlaanderen.”

Die heb jij verloren omdat het geen sprint was, maar een start zoals in een cyclocross en dan weet je dat Mathieu van der Poel altijd als eerste weg is.

(lacht) “Ja, dat was zowat de essentie van die finish. Toen ik aan de sprint begon, wist ik al wat ik fout had gedaan. Nadien heb ik die nog een paar keer overgedaan, kan ik je zeggen. Ik ben er een week niet goed van geweest. Het zal mij niet meer gebeuren, dat is zeker.

“Het was een unieke kans om een unieke wedstrijd op het palmares te hebben en dan laat je je zo in de luren leggen. Ik zeg niet dat ik zeker ben dat ik in een snellere sprint had gewonnen, maar dit was voor mij alvast het minst ideale scenario en wat scheelde het? Zeven centimeter misschien… Dus?”

Van der Poel die won, was het beste scenario om de angel een beetje uit jullie rivaliteit te halen.

“Ik snap wat je bedoelt, maar zo redeneer ik niet. Het klopt wel dat we het nu een beetje hebben verdeeld. Die rivaliteit vind ik niet per se vervelend. Ik rijd al mijn hele leven tegen Mathieu, en onze families en entourages komen elkaar ook al hun hele leven tegen. Dat zijn geen vrienden, juist, maar moet dat? Het is wel eens een keertje vervelend geweest, en Mathieu en ik trekken ook niet met elkaar op, maar zoals ik hem feliciteerde na de Ronde van Vlaanderen, dat zou hij ook bij mij doen. Mathieu kloppen of in zijn geval Wout kloppen, geeft wel een extra dimensie aan winnen, meer nog voor onze omgeving. Winnen van de ander is altijd plezanter.”

Volgens de broers Roodhooft, de managers van Alpecin-Fenix, let jij meer op Mathieu dan hij op jou. Omdat hij intrinsiek beter is dan jij, zeiden ze erbij.

“O ja? In de jeugd was hij een mikpunt voor mij, maar nu doe ik gewoon mijn ding. Rijdt hij mee, oké. Is hij er niet, ook oké. Is hij beter? Sommige dingen kan hij beter dan ik, zoals zijn finish of pure interval, maar andere dingen zoals lang klimmen en tijdrijden, daar ben ik dan weer beter in.”

Straks in de Tour is hij er ook bij en hij mikt op dezelfde ritten als jij en hij zal niet zo hard moeten werken als jij in de bergetappes.

“Ho maar, ik heb ook andere afspraken met de ploeg voor een aantal ritten. We zullen elkaar tegenkomen in een paar eindfases, daar ben ik van overtuigd. Dan hebben jullie weer stof om over te schrijven.”

Hij is zijn Nederlandse kampioenentrui kwijt en jij rijdt nu met de Belgische. Wat verandert dat?

“Niks, behalve dat Mathieu nu minder zal opvallen en ik iets meer. Voor het peloton om ons in de gaten te houden en voor de commentatoren, bedoel ik. De Belgische is wel een van de mooiste truien van het peloton en ik had eerlijk gezegd niet verwacht dat ik dat BK zou winnen.”

Inmiddels zijn we erachter gekomen dat er nog andere goeie renners zijn behalve De Grote Drie – jij, Van der Poel en Alaphilippe.

“Dat hebben wij altijd geweten, dat is niks nieuws. Ik vond dat gedoe over die Grote Drie echt overdreven en ook geen goeie zaak voor ons, Het leek wel alsof we het maar te verdelen hadden onder elkaar. Mathieu heeft de Strade Bianche gewonnen en ik de Amstel Gold Race, maar de monumenten in het voorjaar zijn gewonnen door Jasper Stuyven, Kasper Asgreen en Tadej Pogacar. Er wordt soms vergeten dat een koers winnen van heel veel factoren afhangt. In de eerste plaats van hoe goed je bent, maar daarna ook van het wedstrijdverloop en ook een deel geluk, waarmee ik niets afdoe van de kwaliteiten van de jongens die hebben gewonnen.”

Heb je Tom Pidcock gezien in de wereldbeker mountainbike in Nove Mesto?

“Ja, we wisten dat hij goed kon klimmen, maar zoals hij wegreed, daar zal Mathieu van der Poel toch ook van zijn geschrokken.”

En Remco Evenepoel in de Giro?

“Ook gezien, uiteraard. Ik ben het niet eens met de algemene consensus dat hij in de Strade-rit stuurfouten maakte. Ja, het waren stuurfouten, maar het is op die wegen net zoals in de cross: als je à bloc zit, máák je die fouten. Zo moeilijk is het daar niet rijden. Zit je comfortabel, met overschot, dan vlam je daar los door. Zoals Almeida, precies, die eerst lang genoeg doorreed om te tonen dat hij best wel in orde was. ‘Heeft iedereen gezien dat ik heb moeten wachten? Dan ga ik nu Remco helpen.'” (lacht)

Een overigens aardige Nederlandse collega vond dat jij vorig jaar in Tignes op Tourstage en later in de Tour zo hard op kop hebt gereden dat je ongewild Tom Dumoulin richting burn-out duwde.

(kijkt verwonderd) “Tja, het is hoe je het bekijkt natuurlijk. Ik reed in Tignes goed naar boven, bij de besten van de ploeg en ook in de Tour liep het goed. Moet ik dan trager rijden omdat collega’s minder goed zijn? Ik dacht het niet. Het kan best dat Tom door mijn tempo snel wist dat hij zijn niveau niet zou halen. Dat zoiets vervelend is voor een renner, daar kan ik inkomen, maar nogmaals, wat had ik moeten doen?

“Ik kan je wel zeggen dat die problemen niet zijn begonnen in Tignes en dat de ploeg al van in het begin van het jaar zag dat er wat scheelde met Tom. En ik kan je ook zeggen dat ik dit jaar niet zo hard en zo lang bergop reed.”

In Code geel, de inside roadmovie die de NOS met jullie draaide, zag je hem openlijk de tactiek van rit na rit op kop rijden in vraag stellen. Kreeg hij aan het eind geen gelijk?

“Code geel… (lacht) Ja, en daar zijn nog dingen uitgehaald ook, dus niet alles wat is gefilmd, is getoond. Zo gaat dat in een ploeg zeker? Ik weet niet of Tom een punt had.

Winnen we die Tour met Primoz Roglic, dan zou iedereen dat een fantastische teamprestatie hebben gevonden. Nu was het zogezegd de verkeerde tactiek.”

“Ik denk nog steeds dat het goed is om met je ploeg vooraan te rijden. Je bepaalt het tempo, je dicteert wat in de wedstrijd gebeurt en vooraan met al die ruimte verspeel je soms minder energie dan in het midden van het peloton waar het een gevecht is om je plaats te behouden.”

Jij leek in Code geel niet zo gelukkig dat je in de tweede rit van fiets moest wisselen om de gevallen Dumoulin te helpen, terwijl je zelf ambitie had.

“Ik heb dat zonder morren gedaan. Ik zei alleen dat ik die col had overleefd en had kunnen meesprinten voor de overwinning. Uiteindelijk klopte dat ook niet, want Marc Hirschi en Alaphilippe bleven voorop. Ik had hoogstens de sprint van de achtervolgers kunnen winnen.

“Die inside docu’s geven wel een mooi beeld van hoe het eraan toegaat. Niemand wist tot Code geel uitkwam van de zadelpijn die Dumoulin parten speelde. VTM heeft mij ook gevolgd (in ‘Wout, waar een wil is’, red.), maar daar hadden we iets meer te zeggen over het eindproduct. Ook onthullend was de Movistar-docu op Netflix (‘El día menos pensad’o, red.). Dat liep daar ook niet altijd zoals het hoort.” (lacht)

Hoe heb jij die dramatische laatste tijdrit beleefd, waarin jullie kopman de Tour verloor?

“Ik denk dat Primoz tien kilometer onderweg was, toen ik binnenkwam en op de hot seat mocht gaan zitten. Later kwam Dumoulin in mijn plaats, maar tegen die tijd was Pogacar vertrokken en bij het eerste tussenpunt had hij al heel wat achterstand ingehaald. Eerst was er paniek, maar toen dachten we: oké, dat is zijn tactiek, gokken op heel snel openen, straks komt het bergop wel goed. Maar hij bleef sneller rijden en toen kregen we ook beelden en tijden van Roglic en dat zag er niet te best uit.

“Ik ben toch even van slag geweest. De hele Tour gecontroleerd en dan op het laatst er zo afgereden worden. Het ergste vond ik dat eerste opdraaien op de Champs-Élysées. Dat is normaal voorbehouden aan de ploeg van de gele trui en ik had mij daar op verheugd. Nu was het voor UAE en Pogacar. Dat ze champagne dronken onderweg stoorde minder dan die Champs-Élysées.”

In België, de VRT op kop, vinden wij dat je door je ploeg te veel in een keurslijf bent gestopt in die Tour. En in de klassiekers ben je dan weer niet goed omringd.

“En zo is het altijd iets zeker? Ik kan België geruststellen: mijn rol in deze Tour zal iets vrijer zijn dan vorig jaar. Als ik denk dat ik voor de rit kan gaan, dan mag dat. Ik heb dat gevraagd aan de ploegleiding, ja. Bij de contractbesprekingen is dat ter sprake gekomen en daar waren we het snel over eens. Kijk, wielrennen is een ploegsport, maar je individueel palmares bepaalt ook welke renner je bent. En ik wil nog veel verschillende wedstrijden, truien en prijzen winnen.”

Ook de groene? Groen en geel in één ploeg, dat is iets van de tijd van Merckx.

“Waarom zou dat niet kunnen? Ooit wil ik voor het groen gaan. Dit jaar zal het er nog niet van komen. Ik denk dat geel en groen door dezelfde ploeg kunnen worden gewonnen als je het als ploeg een beetje slim aanpakt.”

Groen is een B-trui. Alleen geel telt.

“Daar ben ik het niet mee eens. De groene trui in de Tour betekent dat je altijd vooraan bent geëindigd en dat je meer kunt dan alleen vlakke etappes winnen. De tijd is voorbij dat je alleen met sprintoverwinningen groen won.”

Het wordt een Tour waaraan je een beetje onzeker begint.

“Met trainingsachterstand, zo eenvoudig is het. Ik heb een maand verloren door die appendixoperatie. Ik had net een week gerust, een week rustig gereden, was beginnen trainen en na twee fatsoenlijke trainingen moest ik alweer stoppen. Na die ingreep heb ik twee weken op de zetel gelegen en tv gekeken. Ik heb dus een winterstop ingelast in het voorjaar net op het moment dat ik volle bak moest trainen. Dat is niet oké.”

Ben je ongerust geweest toen die appendix dit voorjaar opspeelde?

“Aanvankelijk niet. Je hebt wat buikpijn, meer niet. Al snel werd het erger en ik was op dat moment in Girona met mijn vrouw en zoon. Halsoverkop zijn we teruggereden en na een dag was het ietsje beter. Dan denk je snel: ach, zorgen om niks, nu ben ik helemaal teruggereden voor een beetje buikpijn.

“Voor de zekerheid ga je eens langs in de kliniek en daar blijkt het toch de blindedarm te zijn. Alle symptomen wezen daar al op, maar je hoopt op een darmontsteking natuurlijk. Vanaf het moment van de diagnose heb je zelf niks meer in de pap te brokken.”

Het is sowieso een heftig jaar geweest. Je bent vader geworden. Trouwen, samenwonen en kinderen krijgen: altijd tricky voor een topsporter.

“Goh, ik ben elf jaar samen met Sarah, we zijn drie jaar getrouwd en ik heb nu een half jaar een zoontje. Het is mij in al die tijd sportief wel goed vergaan, denk je niet? Ik vind een kind een verrijking in het leven.”

Een kind is als een microgolfoven. Zolang je die niet hebt, mis je niks. Tot die er is, en dan kun je niet meer zonder. Maar ik doelde op het feit dat je vrouw terug naar de kliniek moest en jij een week minder of niet kon trainen.

“Het was niet de bedoeling dat iemand dat te weten zou komen, maar dat nieuws is door mijn goedbedoelende entourage ongewild verspreid. Dat was in de aanloop naar het WK veldrijden in Oostende en dat ik daar minder scherp was, wijt ik aan die ene week. Anderzijds vond ik dat een kleine opoffering als kersverse vader en helemaal de moeite waard voor wat er tegenover staat.

“Georges is trouwens een heel makkelijk kind. Hij sliep snel hele nachten door, al heb ik sowieso weinig last van slecht slapen. Ik ben een goede slaper en het gebeurt wel eens dat Sarah mij ’s ochtends vraagt of ik die nacht wakker ben geworden omdat zij heeft moeten opstaan voor Georges. Euh, neen dus.”

Jij rekent er dus op beter te worden tijdens de Tour. Dat is weinigen gegeven.

“Uiteindelijk heb ik vrij snel goed kunnen doortrainen, maar je zit met die achterstand en die blijft, hoor. Ik sta niet waar ik vorig jaar stond en die laatste week zal daar weinig aan veranderen. Het komt erop aan de momenten goed uit te kiezen en ook de ritten waar ik voor onze kopmannen Primoz Roglic en Steven Kruijswijk zal moeten werken.

“Ik zal nog steeds op kop rijden in beklimmingen, maar wellicht niet zo lang als vorig jaar. Het is geen verloren seizoen, misschien kan het mij zelfs wat extra frisheid opleveren met het oog op de Olympische Spelen.”

Dan is er nog één heikel puntje waarover we het moeten hebben. Je bent veroordeeld tot het betalen van 662.000 euro aan Nick Nuyens, omwille van contractbreuk die je pleegde in 2018. Wat doet dat met een mens?

“Het is alvast een uitkomst die wij niet hadden verwacht. Helemaal anders dan de uitspraak in eerste aanleg. Vreemd. Hoe dat nu verder gaat, gaan we nog bekijken. Cassatie of niet, dat is voor de advocaat. Wat het deed met mij, is simpel: ik ben er een dag niet goed van geweest en daarna merkte ik dat het sportieve weer de bovenhand nam. Gelukkig kwam dit in een intensieve trainingsperiode en niet in een week dat ik niet op de fiets zat.

“Als dit de uitkomst is, moet ik daarmee leven. Het gevoel hebben dat je er alles aan hebt gedaan en toch is het niet de uitkomst die je voor ogen had, dat is vervelend. Het is ook een hele hoop geld, maar het is een beetje zoals met die appendix: je focust dan beter op wat wél in je macht ligt.”

Waar ben jij over vijf jaar?

“Hier of ergens anders op trainingskamp, dat hoop ik althans.”

En over tien jaar?

“Dat valt nog af te wachten. Zolang ik graag met de fiets rijd, zie ik mij niks anders doen. School was niks voor mij. Ik deed wiskunde- wetenschappen en haalde mijn diploma zonder veel moeite. Toen moest ik kiezen en ik koos hogeschool, iets met informatica, niet te moeilijk, goed te combineren met de fiets. Toen ik prof werd, mocht ik van mijn ouders eindelijk stoppen met school en alleen nog doen wat ik graag deed, en dat was fietsen.

“Nu ik zoveel moet trainen, is die passie nog steeds even groot. Ik wil ook alles hebben geprobeerd op de fiets. Als ik die dirt road races zie in de VS met die duizenden deelnemers zoals bij de Dirty Kanza, kan ik niet wachten om daar met de gravelbike aan de start te staan. De eerste maanden van mijn revalidatie na mijn val in de Tour heb ik bijna altijd offroad gereden.

“Laatst op de Sierra Nevada vertelde Robert Gesink over een wegje dat hij had gevonden. Gravel, maar toch berijdbaar. Of we niet een keertje langs daar…? Ik was er meteen voor te vinden en Mike Teunissen met zijn crossverleden ook. Je had ons moeten zien, met onze dure racefietsen klimmend op dat gravelpad. Speciale bandjes? Helemaal niet, gewoon met onze wegbanden. Het was een beetje oppassen bergaf, maar wat hebben we ons daar geamuseerd.”

Verhaal vóór België-Portugal in De Morgen van zaterdag 27 juni 2021

U bent de nummer 1? Bewijs het

Eerst Portugal, te beginnen zondagavond, dan Italië, dan Frankrijk en dan een prijs. ‘We could use some big wins, want ze nemen ons niet serieus’, zei de bondscoach eind vorig jaar. Hij is op zijn wenken bediend door een speling van het lot en een raar toernooischema.

België is nummer één op de landenranking. Geen titels behaald. Portugal is nummer vijf. Is regerend Europees kampioen. Dus krijgt Portugal 9,2 miljoen dollar om met Nike te spelen. België krijgt 3,6 miljoen dollar van Adidas, nauwelijks meer dan Schotland.

En Portugal heeft voorin Cristiano Ronaldo, winnaar van vijf Ballon d’Ors, zeven titels in drie toplanden en vijf keer de Champions League. België heeft voorin Romelu Lukaku, eerste titel in een grote competitie dit jaar behaald. Lukaku stond deze week op de cover van Vogue, de Italiaanse editie welteverstaan. Ronaldo stond in 2014, halfnaakt, op die van de Spaanse editie.

Ook nog: Portugal heeft Rúben Dias, João Cancelo en Bruno Fernandes in het Premier League Team of the Year. België niemand. Bruno Fernandes staat in dat team op de plek van De Bruyne, maar in een ander Team of the Year, dat van de spelersvakbond, staan die drie Portugezen er ook in, nu samen met De Bruyne. Kan moeilijk anders, hij is door zijn collega’s als beste speler van het seizoen verkozen. Terecht, zegt de KDB-fanclub waarvan het bestuur geheel bestaat uit Belgische perslui. Player of the Year is meer een sympathy vote, zeggen anderen dan weer.

Neen, België mag dan bijna drie jaar op één staan in de landenranking en het talent van de Rode Duivels wordt erkend, maar om een echt powerhouse in de eerste wereldsport te worden, is meer nodig. Dit EK met dit speelschema is een geschenk uit de duizend. Win je, dan ben je dat powerhouse. Verlies je, liefst eervol, zegt iedereen: kan gebeuren, op naar de volgende.

Roberto Martínez was pissed eerder deze week toen een journalist poneerde dat België die negen op negen had behaald zonder echt goed te spelen. Dat was een terechte vaststelling, maar verder ook waardeloos, wetende dat juist heel volwassen ploegen hun inspanningen kunnen doseren en toch winnen. Wat baat het om zoals vijf jaar geleden een land helemaal in te blikken en de favorietenrol toegedicht te krijgen waarna je er in de volgende ronde sullig uitgaat? Je speelt maar zo goed als je tegenstander het toelaat, en ook maar zo goed als nodig is.

De wrevel van de bondscoach gaat dieper en verder terug dan die ene in zijn ogen vervelende opmerking. Aan hem is weleens ontlokt dat zijn Rode Duivels niet serieus worden genomen, dat men die ranking en die eerste plaats iets raars vindt en dat die niet de werkelijkheid reflecteert, dat België overrated is, zoals dat dan heet. Martínez: “Overrated. Underestimated ja, wij worden onderschat.”

Welnu heren Duivels en opperduivel Robert Martínez, dit is het moment om komaf te maken met underrated en/of overrated en de inlandse en buitenlandse twijfels weg te spelen. Dit is het moment – in de turbotaal van nu – om te shinen. U bent de nummer één en fier het te zijn? Bewijs dat het terecht is. Nooit zal een Europees kampioen meer toplanden hebben geklopt dan België.

Voorlopig is van die grote landen alleen Portugal een zekere tegenstander, zondag 21 uur in La Cartuja of in het stadion op het gelijknamige kunstmatige eiland waar in 1992 de Expo werd gehouden en in 1999 het WK atletiek. Sevilla, prachtige stad, maar bloedheet. Morgen zou het er verschrikkelijk warm zijn, 37 graden. Zondag nog gewoon heel erg warm, 34 graden, dat is ruim de helft warmer dan in Tubeke.

Italië in de kwart, dat kan ook Oostenrijk worden, en Frankrijk in de halve finale, dat kunnen Zwitserland of Kroatië of Spanje zijn. Misschien moet de UEFA zich eens buigen over het toernooischema. Wat zich vijf jaar geleden voordeed, heeft zich herhaald. Met zo goed als normale eindstanden na de groepsfase – alleen de tweede plaats van Spanje na Zweden is tegen de verwachtingen – huist in de ene tabelhelft op papier veel meer kwaliteit dan in de andere. Een en ander is mee in de hand gewerkt door de onmiddellijke clash in de achtste finale tussen Engeland en Duitsland. De winnaar van die wedstrijd zit in de andere toernooihelft met eerst Zweden of Oekraïne, en dan de overblijver van Nederland-Tsjechië en Wales-Denemarken.

Op Euro 2016 kwam België als tweede in de groep terecht in ook zo’n zwakke helft met alleen Portugal als topland, dat zelfs de latere winnaar werd. In de andere helft zaten Duitsland, Italië en Frankrijk. Tegen Hongarije ging dat perfect (4-0), al viel het tweede doelpunt pas twaalf minuten voor tijd. In de kwart ging het mis, 3-1-verlies tegen Wales en een kater van Lille tot Brussel, waar de Rode Duivels met het schaamrood op de wangen en ferm tegen hun zin nog een acte de présence gaven na hun terugkeer.

Op deze Euro was al snel veel te doen rond winnen of verliezen tegen Finland. Martínez zei: geen sprake van. De spelers herhaalden dat als een mantra. Win big, dat is de bottomline. Daar is het nu tijd voor. De laatste grote wedstrijd tegen dat soort
sluwe tegenstanders die maar doen wat ze moeten doen, geen millimeter wijken, en waarvan de machine afgesteld is op maximaal rendement, was Frankrijk op de World Cup van 2018. Toen werd het een jammerlijk maar (soms wordt dat vergeten) terecht 1-0- verlies. Op Euro 2016 ging het fout tegen Wales en op de World Cup 2014 toonde Argentinië wat cynisme in het voetbal allemaal kan opleveren.

De hele plotse voetbalnatie aan de Noordzee trekt zich dan weer op aan de wedstrijden in de zomer van 2018 tegen Japan en tegen Brazilië. Vooral die laatste partij is eigenlijk de enige referentiewedstrijd door de Gouden Generatie (misschien was dit de laatste vermelding) afgesloten met winst tegen een echt topland. Euro 2020 zal ons in 2021 wijzer maken: was België in Rusland al of niet een eendagsvlieg die geluk had dat ze een paar dagen mocht leven of was het de voorbode van een prijs?page1image12592896

Column Laurommeke in De Morgen van zaterdag 26 juni 2021

Laurommeke

Het moet hier nog even gaan over Laurel Hubbard, de transvrouw die als gewichthefster naar de Spelen gaat en kans maakt op medailles. Voor de goede gang van zaken en als journalistieke duiding behoort u te weten dat Laurel is geboren als Gavin. Ooit was Laurel een man, die aan gewichtheffen deed met niet al te veel succes.

Dat kan gebeuren, en daarbij kwam ook nog dat de jonge Hubbard twijfelde over zijn gender en zich veel comfortabeler voelde als vrouw dan als man. Niemand verandert van gender voor de lol en van gender veranderen, kan leiden tot een beter leven en iedereen heeft recht op een beter leven. Geen discussie mogelijk, tenzij in Hongarije. De vraag die zich in deze specifieke case stelt is deze: de matige gewichtheffer die de bovengemiddeld getalenteerde gewichthefster Laurel is geworden – een kruising tussen Laurel en Jerommeke – schept dat geen probleem?

Met de eerste verhalen over Laurel verschenen ook de eerste opinies. Zo had iemand het in een krant over de Olympische Spelen die willen verbinden en of inclusie van transgenders daar dan niet toe behoorde. Neen, topsport is niet inclusief, topsport is zo exclusief als maar kan en zeker als het vrouwentopsport betreft. Aan sport doen kan dan misschien een grondrecht zijn, aan topsport doen niet, tenzij je je inschrijft in strenge regels, zoals gewichtscategorieën, binaire geslachtsopdeling, minimale prestatiecriteria, nationaliteit en enkele andere bepalingen die er op zijn gericht een zo gelijk mogelijk speelveld te creëren.

Een tijd geleden zat ik met dokter Guy T’Sjoen in De afspraak, toen ging het over Caster Semenya, de intersekse atlete uit Zuid-Afrika die haar te veel aan testosteron met pillen moest onderdrukken om op haar 800 meter te mogen blijven aantreden. Die chemische castratie wilde ze niet en ze week uit naar de 5.000 meter maar daar komt ze niet in het stuk voor.

De endocrinoloog T’Sjoen gaf toe dat (te) veel testosteron een voordeel was en dat regulering op zijn plaats was, maar hij had het daar moeilijk mee. Ook in de Hubbard-case werd hij deze week door de media geraadpleegd en beaamde hij dat transvrouwen, ook al nemen ze vrouwelijke hormonen, een groot deel van de voordelen behouden uit hun mannelijke puberteit als ze die voor hun transitie hebben meegemaakt. Uit studies blijkt dat ze maar 5 procent van hun mannelijke spiermassa verliezen. Toch vond hij het een stichtend voorbeeld dat Hubbard zou worden uitgezonden naar de Spelen.

Van een endocrinoloog die van gendertransitie zijn USP heeft gemaakt, verwacht je niet anders dan een pleidooi voor maximale inclusie. Guy T’Sjoen die zich tegen de inclusie van transvrouwen in de vrouwensport uitspreekt, dat is de slager die veganisme predikt. Zijn standpunt is dus te begrijpen, maar het getuigt van gebrekkige kennis van topsport en weinig respect voor vrouwensport.

Er is een levensgrote kans dat Laurommeke straks in Tokio flink meer kilo’s boven het hoofd steekt dan de vrouwen in haar categorie. Ze heeft nu eenmaal die voordelen: mannelijke massa, mannelijk skelet en mannelijke aangeboren kracht. In gewichtheffen doe je daar niemand mee kwaad, behalve dat je medailles wint tegen mensen die wel heel hun leven hetzelfde geslacht hebben en dat is de overweldigend grote meerderheid.

De denkfout die hier wordt gemaakt is het vermengen van begrippen als gender en geslacht. Laurel mag doen wat ze wil, mag zich kleden zoals ze wil, denken zoals ze wil, van gender veranderen, er zit nog altijd een groot deel man in haar. Dat heeft niks te maken met biologisch reductionisme, maar alles met wetenschap. Daarom heb ik het moeilijker met de verbanning op de 800 meter van Caster Semenya, die helemaal niks heeft veranderd aan hoe ze op de wereld is gekomen, dan met die van Laurel Hubbard.

Door transvrouwen op de Olympische Spelen als vrouw toe te laten, open je een doos van Pandora waar al die pleitbezorgers (en ook de tegenstanders) aan voorbijgaan. Wat als een nieuwe Laurel Hubbard opstaat en pakweg wil gaan boksen, of worstelen, of voetballen of een andere contactsport wil beoefenen met een mannenlichaam in een vrouwensport? Antwoord: in boksen kunnen doden vallen en in die andere sporten zware blessures. World Rugby bant transvrouwen om die reden.

Het argument dat het om enkele uitzonderingen gaat en dat het daarom de moeite niet waard is om door te reguleren, kan je ook omkeren. Is het erg dat je enkele uitzonderingen topsport ontzegt, op hormonale en biologische gronden, om een hele hele grote meerderheid te beschermen? Net daarom zou je transvrouwen kunnen uitsluiten, al was het maar om het speelveld min of meer gelijk te houden en voor de veiligheid van de andere deelneemsters die nooit man zijn geweest.

Column Sportzomerzondag in De Morgen van maandag 21 juni 2021

Sportzomerzondag

Een dag in het leven van een sportjournalist. Laatst moest ik een afspraak maken en de mevrouw vroeg wanneer het kon. Ik zei: “Altijd, want ik ben thuis.” “Met pensioen?”, vroeg de mevrouw. Ik antwoordde: “Neen, ik werk thuis.” “Komen we dan best na de kantooruren?” “Neen mevrouw, mijn kantoor is altijd open”, antwoordde ik. “Voor mijn werk lees ik kranten en kijk ik hele dagen naar sport op televisie.” De repliek was voorspelbaar: “Olala, mooie job heeft u.”

Al bij al had ze gelijk. Ik heb er ook bij vermeld dat ik soms achter mijn toetsenbord zit en dan stukjes of stukken moet tikken.

Gisteren was zo’n dag, een typische sportzomerzondag. Het begon met het BK wielrennen voor vrouwen. Dat was – ik wik mijn woorden – geen te beste reclame voor vrouwenwielrennen. Als de Nederlandse vrouwen er niet zijn, en in een Belgisch kampioenschap kan dat wel eens voorvallen, is het Belgische vrouwenwielrennen maar een saaie bedoening.

Er vielen twee ontsnappingen te noteren die naam waardig en met een gerede kans op succes. De eerste was van een vroegere Belgische kampioen tijdrijden Ann-Sophie Duyck. Die ging nergens heen, dat zag je zo. Waarop een tweede volgde van de huidige Belgisch kampioen tijdrijden, Lotte Kopecky. Die kreeg een meter, vijf meter, tien meter en na een paar minuten reed ze honderd meter voorop. Dat was geen demarrage, maar gewoon harder rijden dan de anderen en zo weggeraken. Kopecky won. Vriendelijke atlete, gedreven, het is haar gegund.

Vervolgens heb ik enkele hoofdstukken in een boek over Japan gelezen. Het plan bestaat nog steeds om op 12 juli het vliegtuig naar Japan te nemen, maar de kans bestaat ook dat ik dat land nooit binnen geraak. Althans als ik alle mails van de organisatie moet geloven. Mijn zogeheten activity plan, waarbij ik van naald tot draad uitleg waar en hoeveel dagen ik in quarantaine ga (drie, in mijn hotel) en waar ik de daaropvolgende elf dagen mij naartoe wil begeven, dat heb ik nu al een keer of drie doorgestuurd.

Blijkbaar hebben Japanners niet de gewoonte mensen die hun oekazes hebben opgevolgd, niet langer te bestoken met mails. Ze antwoorden ook niet of die laatste versie helemaal naar hun zin is. Ik las dus dat boek om te weten hoe ik moet reageren als ze in de vroege ochtend van 13 juli op de luchthaven Haneda vervelend doen.

Het boek zegt: niet vervelend terug doen. Gewoon altijd yes zeggen, en hai (dat is Japans voor ja) is nog beter. Wat ik vooral heb onthouden: je mag je niet boos maken, want dat vindt de Japanner een teken van zwakte. En ik had nochtans gedacht om voor de lol een T-shirt te laten bedrukken met daarop ‘I survived the Tokyo Olympics and I killed … Japanese’. Misschien maar beter niet doen, of alvast niet aandoen.

Daarna was het tijd voor de Belgian Cats. Dat is mijn favoriete ploeg van alle ploegen die straks namens België op de Olympische Spelen uitkomen. Gisteren vond ik het niets. Hoe ze er in de laatste minuten na een steal nog in slaagden om twee keer een makkelijke lay-up te verkwanselen zonder dat een Turkse een vinger uitstak, dat was café-basketbal. De Cats zorgen zelf voor de spanning, zei de commentator, en zo was het maar net.

Die wanprestatie kwam nog eens bij die wedstrijd tegen Bosnië waarin ze op een hoopje werden gespeeld door één zwarte Amerikaanse die een Bosnisch paspoort heeft genomen om in de Russische competitie als Europese te kunnen spelen. Dat moet beter als ze straks in de kwartfinale een kans willen maken en helemaal als ze naar Tokio afreizen. Dat laatste geldt natuurlijk ook voor de Belgische hockeymannen.

Nadat de Cats de wedstrijd hadden uitgedribbeld, waren de wielrenners aan de beurt voor het BK voor mannen. Wout van Aert won en dat was heel terecht. Edward Theuns sleepte een beetje aan het eind en Van Aert neutraliseerde de demarrages van Remco Evenepoel. Het BK in Waregem leverde het bewijs dat het de renners zijn die de koers maken, maar in een klassieke teambezetting waren die drie never nooit voorop gebleven.

De zondagse sportzomer eindigde met de laatste twee wedstrijden in poule A van het Europees Kampioenschap. De dag besloot ik op mijn terras met kijken op de iPad naar Italië-Wales en tegelijk volgde ik Zwitserland-Turkije. Italië wordt eerste, Wales wordt tweede en Zwitserland wordt derde. Als België nog eens wil afgaan, zoals vijf jaar geleden, of revanche nemen, moeten ze vanavond vooral verliezen en dan kunnen ze nog eens tegen Wales. Kijk, als dat allemaal geen werkplezier verschaft, wat dan wel? En toch, heel af en toe bekroop mij de gedachte dat ik beter nog wat had doorgeleerd.

Column Vaccin tegen onzin in De Morgen van zaterdag 19 juni 2021

Vaccin tegen onzin

Deze week werd ik bij de opname van de podcast De tribune een beetje verrast door een opmerking van een andere studiogast, thuisspeler Tom Boudeweel. Die had het over zijn passie voor sport en hoe dat in emotie overging, “in tegenstelling tot bij Hans”. Enfin, zoiets was het, ik heb niet teruggeluisterd, maar ik interpreteerde het alsof ik geen passie voor sport had.

Ik trek mij dat niet aan, want wie mij kent weet dat het niet waar is. Ik weet ook waar het vandaan komt. Voetbaljournalisten hebben over het algemeen de grootste moeite om voetbal neutraal te benaderen. Ik niet. Ik heb de grootste moeite om voetbal serieus te nemen omdat ik weet waar het in die sport finaal om draait: geld verdienen door mensenhandel, het is niet anders.

Ik probeer mij ook aan een aantal mij vroeger aangeleerde regels te houden. Bijvoorbeeld niet ‘wij’ of ‘ons’ te schrijven, al zal dat er weleens doorglippen in een laatavondverslag. Het zijn de Belgen of de Rode Duivels of de nationale ploeg. Het is ook niet Roberto, Kevin, Axel, Eden of Thibaut die voetbalt. Neen, de eerste keer doen we voor- en achternaam, de tweede keer meestal alleen met de familienaam. Hooguit zal er door enthousiasme en passie – ziet u wel dat ik het niet kwijt ben? – een enkele keer KDB uit het toetsenbord rollen, maar dat haalt onze onvolprezen eindredactie er meestal uit. Gelukkig.

Zakelijk naar een wedstrijd kijken lukt mij beter met de Rode Duivels dan met pakweg mijn oud lief Oranje. Zo heb ik voor het eerst en hopelijk voor het laatst een kreetje geslaakt, een ‘jaaa’ iets luider dan normaal, toen die dekselse Denzel Dumfries in het matcheinde tegen Oekraïne de winning goal scoorde. Dat had ik niet toen donderdag eerst Thorgan Hazard en later Kevin De Bruyne een 1-0 omdraaiden in 1-2. Ik had toen al een leuke, pakkende inleiding en een to the point eerste paragraaf klaar waarbij het dramatische 1-0- verlies werd geduid. Die heb ik niet weggegooid, je weet nooit dat de Duivels straks wel verliezen. In voorkomend geval zal het toch weer aan hetzelfde liggen: ‘wij’ die niet met de juiste intensiteit op het veld komen en die krakkemikkige verdediging van ‘ons’.

Wat doen we ook niet? Punten geven. Dat is mooi verpakte onzin waaruit je in het beste geval kunt uitmaken voor welke speler de puntengever een boon heeft, of een whatsapprelatie onderhoudt. Ik ben wel geen cafévoetballer geweest zoals de meesten van mijn collega’s, maar met genoeg kilometers in een tactische balsport en een veel hoger niveau dan cafévoetbal gehaald, weet ik dat je niet kunt oordelen alleen op basis van wat je ziet. Je zou minstens moeten weten met welke opdracht ze in de wei zijn gestuurd.

Ja oké, na de tweede minuut was het al duidelijk dat Jason Denayer na zijn ziekenhuisbal minstens twee keer zou moeten scoren om nog boven de vijf uit te komen. Maar Dendoncker een vijf of een zes, Tielemans een vier of een vijf, wie zal het zeggen? Denayer kreeg in de Belgische kranten een vier. In L’Equipe, dat aan iedereen een puntje minder gaf, kreeg hij een drie.

Cafévoetballers die oordelen over tactiek, dat wordt ook al snel gelul. In Nederland zijn ze daar nog erger in. Daar wordt Frank de Boer gevild omdat hij 5-3-2 zou spelen. Dat zou een verdedigende opstelling zijn en die hoort volgens de romantici niet bij de Nederlandse cultuur, die is opgegroeid met buitenspelers in een 4-3-3. Nederland speelde tegen Oekraïne 3-5-2 en soms zelfs 3-3-4 en precies door die aanvalsdrang – dat bewijzen de statistieken want geen enkel team veroverde meer ballen op de helft van tegenstand – wonnen ze alsnog. Tegen Oostenrijk dwongen ze zo een strafschop af en counterden dan naar een 2-0. Belgian style football en daar is niks mis mee. Van L’Equipe kreeg De Boer een zeven, Martínez een vijf.

Die zakelijkheid, daar moet u ons dankbaar voor zijn want ze is uw vaccin tegen alle andere onzin waarmee de media u dezer dagen soms om de oren slaan. Zo had bijvoorbeeld iemand bij Sporza voorafgaand aan de wedstrijd tegen Denemarken het idee geopperd om in de studio een demonstratie hartmassage te geven in Tupperware-stijl. Niemand die deze verlichte geest een halt toeriep, naar een frisse ruimte bracht om wat te bekomen of in het ergste geval liet colloqueren, neen, het idee haalde de uitzending.

En zo zagen we voorafgaand aan de wedstrijd een manneke genaamd Mats via een blok mousse een platte papieren pop tot leven wekken. Wat ik had voorspeld, gebeurde: de pop bleef plat papier. Tussendoor mocht Gert Verheyen – de enige naar wie ik luister – ook nog iets komen vertellen. “Tactiek haalt niks uit als de anderen meer lopen en meer duels winnen.” No nonsense, zo hoort het.

Column over Christian Eriksen in De Morgen van maandag 14 juni 2021

Denemarken verliest, het leven wint

Danmark tabte, livet vandt (Denemarken verliest, het leven wint). Als u in Denemarken zou wonen, zou u nooit een tabloid als Ekstrabladet lezen natuurlijk, maar ze hadden na de 0-1 tegen Finland wel een mooie kop op hun site. Beter kun je het drama van afgelopen zaterdag niet samenvatten.

Christian Eriksen zal leven en dat kan heel lang zijn, maar hij zal eeuwig moeten oppassen. Hij zal een defibrillator ingeplant krijgen en het is te hopen dat hij nooit meer voetbalt. Voor hemzelf en zijn dierbaren welteverstaan. Het voetbal zal de stilist en de gentleman missen, maar wat is het alternatief? Sorry, het is geen gezicht, iemand met hartritmestoornissen die neerstuikt waarna dat apparaatje hem weer tot leven wekt.

Het is hard, maar het is niet anders: topsport is niet voor hartlijders, niet in de tribune en al helemaal niet op het veld. Gisterenavond speelde Nederland. Daar kreeg Daley Blind een basisplek. Ook hij heeft een icd, een implanteerbare cardioverter-defibrillator, te vergelijken met ingebouwde startkabels verbonden met een extra accuutje.

Is het een teken des tijds dat onmiddellijk met de vinger werd gewezen naar vermeende schuldigen in de rand? De regisseur kreeg de volle lading omdat hij de paniek bij de vrouw van Eriksen in beeld bracht. Dat was overbodig, dat klopt. En bij bepaalde camerastandpunten zagen we nogal expliciet de ontblote borstkas van Eriksen terwijl hij levensreddende hartmassage kreeg.

Evengoed zou je kunnen zeggen dat wat we eergisteren massaal te zien kregen de beste reclame was voor een brede maatschappelijke bewustwording van eerste hulp bij hartstilstand. Iedereen zou moeten weten wanneer hartmassage moet en hoe dat moet, en iedereen zou ook een aed, een automatische externe defibrillator, moeten kunnen hanteren.

Ik heb twee jaar geleden iemand zien sterven aan de rand van een zwembad, toevallig ook een Deen. De redders waren er snel bij, maar achteraf bekeken te laat en bovendien konden ze er niks van. Ze deden alsof, stonden erbij en keken ernaar. Ik ook. De aed kwam veel te laat. De hulpverleners van zaterdag waren top.

Was ook misschien schuldig aan de malaise van Eriksen: het virus. Jawel, Het Virus. Ik kan mij vergissen, maar wellicht niet: telkens als een sportman voor dood neervalt, lopen sommige cardiologen naar hun mobieltje en zetten het belsignaal op extra hard in de hoop gebeld te worden en hun zegje te mogen doen. Ik las een gesprek met een bekende cardioloog waarin hij in mysterieuze termen sprak over de doos van Pandora openen toen het verband tussen Covid-19 en hartafwijkingen ter sprake kwam.

Ja, een covidbesmetting kan iets slechts doen met de hartspier, ook met die van topvoetballer Eriksen dus, maar Inter kwam al snel met de melding dat hij niet besmet was geweest. Wat covid doet met een hartspier, dat kan overigens elk (griep)virus. Bovendien is Eriksen niet de eerste voetballer die bijna sterft of echt sterft op een veld. Waar was Covid-19 toen al die andere voetballers in elkaar zakten?

Lang werd aangenomen dat plotse hartdood een zaak was van wielrenners, erger nog, van gedopeerde wielrenners. Neen dus. Wielrennen krijgt nog maar heel zelden te maken met hartfalen met dank aan de strenge controles. Dat Eriksen uitgerekend in Italië voetbalt en daar door de extreem strenge screening is geraakt, is ook al voer voor speculatie. Daarbij wordt over het hoofd gezien dat het hart van de topsporter een speciale machine is. Een ogenschijnlijk perfect hart kan ineens stoornissen in de elektrische geleiding ontwikkelen. In veel gevallen blijft dat onopgemerkt en leeft de speler een lang en gelukkig leven. Soms gaat het mis. Als corona de oorzaak zou zijn, hadden al veel meer jonge voetballers problemen vertoond.

Nadat de piste van de coronabesmetting overboord kon, was het tijd voor nog meer onzin. Op Twitter verscheen al snel de melding dat Inter had bevestigd dat Eriksen twaalf dagen eerder was gevaccineerd met Pfizer. Dat was voldoende om de antivaxers tot leven te wekken en de sociale media gingen los. Kort daarna kwam de officiële tegenspraak dat Eriksen nooit was besmet en ook niet was gevaccineerd. De geest was evenwel uit de fles. De Nederlander Willem Engel van Viruswaanzin sprong op de kar: “Deense voetballer valt dood. Het experiment is mislukt.” Die opmerking was van het soort dat je moet negeren en klasseren bij – inderdaad – waanzin. De nevenschade was niet onaanzienlijk want als je Engel hoort/leest, krijg je dat sacochengevecht met Marc Van Ranst er gratis bij.

Verhaal over de Gouden Generatie en de laatste kans/dans in De Morgen van zaterdag 12 juni 2021

Generatie net niet?

In 2016 kreeg een selectie met bovengemiddeld voetbal-IQ een bondscoach met bovengemiddeld EQ. In 2018 werden ze derde van de wereld en dat werd gevierd als een titel. Maar Euro 2021 bepaalt of het een goed of een zeer goed huwelijk was, dat van Roberto Martínez en de Duivels .

Olympisch kampioen voetbal in een tijd dat er nog geen EK’s of WK’s voetbal waren, dat is de grootste prijs in de trofeeënkast van de Belgische nationale voetbalploeg, sinds 1906 beter bekend als de Rode Duivels. 2020 was een mooi moment geweest: honderd jaar na dat olympisch goud in Antwerpen nog eens de allerbeste zijn op een prestigieus landenkampioenschap. Corona stak er een stokje voor.

Hoe dat goud van destijds precies werd behaald, is een aparte vermelding waard. Toen al werd de nationale ploeg met de nodige scepsis onthaald. In de aanloop naar de Spelen ontstond vooral grote ergernis onder het Antwerpse thuispubliek omdat de bondscoach, ‘selectieheer’ graaf d’Oultremont, te veel spelers uit Brussel had opgeroepen en te weinig uit Antwerpen.

België was vrij in de eerste ronde en mocht meteen naar de kwartfinales. Daarin klopte het Spanje met 3-1 ondanks onophoudelijk uitfluiten van de thuisploeg door de eigen aanhang. De selectieheer veranderde daarop de ploeg en tegen Nederland waren de tribunes wel op de hand van de Duivels: het werd 3-0.

De finale tegen Tsjecho-Slowakije werd een ordinaire schoppartij en nadat de Tsjecho-Slowaken een speler van het veld zagen gestuurd, bleven ze bij een 2-0-stand in de kleedkamer. Het is de enige finale van een mondiaal toernooi die nooit tot het einde werd gespeeld. Misschien daarom dat België officieel nooit stappen heeft ondernomen om een gouden ster op het shirt van de nationale ploeg te laten drukken. Dat had zo gekund, zelfs zonder vragen, want bijvoorbeeld Uruguay heeft vier sterren op het shirt: twee voor echte WK-titels en twee voor olympische titels. Tot grote ergernis van Brazilië overigens, dat zijn vijf sterren dankt aan vijf echte World Cups. Een actie van de kleine maar fijne voetbalsite De Witte Duivel in de aanloop naar de World Cup van 2018 om ook het Rode Duivels-shirt van een ster te voorzien, geraakte niet verder dan een Belga-bericht.

Vals bescheiden is de rode draad doorheen de geschiedenis van het nationaal voetbalelftal van België. Eind vorig jaar was dat een van de thema’s in een gesprek van deze krant met bondscoach Roberto Martínez. Hij zei daarover: “België mag iets minder bescheiden zijn. Het is bijna zonde als je hier zegt dat je goed bent en dat je er alles aan wil doen om te winnen.”

Winnen en prijzen pakken is geen deel van de Belgische sportcultuur, niet in voetbal en niet in andere sporten. België heeft geen sportdynastieën die jarenlang aan de top staan. Successen wel, in de vorm van olympische medailles, maar die hebben behalve in het wielrennen van de jaren 70 nooit de vorm aangenomen van hegemonieën.

De Rode Duivels kunnen, mits een goed EK – de finale halen zou kunnen volstaan -, in september drie jaar volmaken als nummer één op de FIFA-ranking. Daarvoor zullen ze wel eerst vanaf de achtste finales een aantal prominente voetballanden moeten kloppen, iets wat geleden is van 6 juli 2018, toen in Kazan werd gewonnen van Brazilië, waarna verlies volgde in de halve finale tegen Frankrijk. Wie de nummeréénpositie op de FIFA-ranking wil nuanceren, verwijst in dat verband niet geheel onterecht naar de zwakke tegenstand die België zowel in de EK- als WK-kwalificatie voor de kiezen kreeg.

Dat klopt, alleen de wedstrijden voor de Nations League tegen Engeland (2-0 en 1-2, dus door) kwamen in de buurt van een echte test. In die Nations League wacht op 6 oktober een halve finale tegen Frankrijk in Turijn en daarna nog een wedstrijd (finale of troosting) tegen Italië of Spanje. Het mag duidelijk zijn dat behalve een totale ramp en uitschakeling in de Euro-poulefase, de Rode Duivels dit jaar wel ferme tegenstand in de ogen zullen kijken.

Die nummeréénplek mag dan vooral een verhaal van cijfers zijn en voorlopig niet van bekers, prijzen of memorabele overwinningen, België is het op twee na beste land in de geschiedenis van de FIFA-wereldranglijst. Zo’n on-Belgische dominantie is een halve eeuw geleden, van Eddy Merckx meer bepaald, en is nooit vertoond in een ploegsport, laat staan de eerste wereldsport.

Roberto Martínez: “We kunnen er smalend over doen, ik vind die ranking erg belangrijk en onze spelers ook. Vooral omdat we pas het derde land zijn dat zo lang die ranking na elkaar aanvoert. Alleen Brazilië, zeven jaar, en Spanje, zes jaar, hebben ons dat voorgedaan. Frankrijk, Duitsland en Argentinië hebben ook nog op één gestaan. Zes landen, en wij zijn daar bij.”

Peking 2008, de mythe

De laagste positie op die ranking bezette België in juni 2007: de 71ste plaats. Dat was na een 2-0-verlies tegen Finland. In dat team waren de centrale verdedigers van toen dezelfde als nu: Thomas Vermaelen en Jan Vertonghen. Ook Marouane Fellaini, die als hij zou willen nog altijd bij de selectie zou zijn, was er al bij. De bondscoach heette René Vandereycken.

Vandaag is die analist van Het Nieuwsblad en fileert hij het Belgisch voetbal op zijn bekende wijze. Hoe hij de huidige bondscoach keer op keer een warrige communicatie verwijt, is hilarisch en daar komt hij alleen maar mee weg omdat de media zich wellicht niet (willen) herinneren hoe hij vooral níét communiceerde. De pluim op zijn hoed om drastisch te hebben verjongd, is wel verdiend.

Al te vaak wordt voor de heropstanding van de Rode Duivels verwezen naar de vierde plaats van de olympische ploeg op de Spelen van Peking in 2008. Daar zou een groot deel van de huidige nationale elf zijn vuurdoop hebben gekregen. De realiteit is anders. Van de huidige selectie waren toen alleen Thomas Vermaelen en Jan Vertonghen van de partij. In de belangrijkste wedstrijd van het toernooi, de kwartfinale tegen Italië (3-2-winst met tien tegen elf) deed Vermaelen maar een kwartier mee. Toen kreeg hij rood.

Dat overkwam ook Vincent Kompany in de eerste wedstrijd van het olympisch toernooi tegen Brazilië (waartegen ze later ook om de derde plek verloren), waarna hij door een blessure niet meer in actie kwam. Hij bleef daarna tot grote ergernis van zijn club HSV uit Hamburg in Peking rondhangen omdat hij zogezegd zijn paspoort was vergeten op weg naar de luchthaven. Diezelfde maand nog tekende hij een contract bij Manchester City en werd als eerste Belg van de gouden generatie incontournabel in de Premier League, maar die move had dus minder met zijn prestaties dan wel met zijn onhandelbaarheid te maken.

Op een echte referentieprestatie van de Rode Duivels was het nog even wachten. Die kwam er in 2010 met een knotsgekke EK- kwalificatiewedstrijd thuis tegen Oostenrijk. Het werd 4-4 onder bondscoach Georges Leekens. Deden al mee: Toby Alderweireld, Dedryck Boyata, Axel Witsel en Jan Vertonghen. Thomas Vermaelen was geblesseerd, nog maar eens. Vielen in: de zeventienjarige Romelu Lukaku en de negentienjarige Eden Hazard. Ondanks winst in Oostenrijk konden de Duivels zich niet plaatsen voor de eindronde van het EK 2012 in Polen en Oekraïne.

Twee jaar later lukte dat wel, toen onder Marc Wilmots. Hij was wellicht de tactisch zwakste bondscoach van de laatste jaren, maar inmiddels was de groep matuur geworden en België kwam uit groep A als eerste met 26 op 30 punten en dat tegen landen als Kroatië, Servië, Schotland en Wales. In Kroatië trok Lukaku voor het eerst de ploeg over de streep.

Steeds vaker werd verwezen naar de gouden generatie, waarbij het predikaat goud eerder een belofte inhield dan een realiteit. Op die verloren bronzen wedstrijd op de Olympische Spelen van Peking na, was een echte prijs nooit in zicht.

Ook op de World Cup 2014 in Brazilië schoot de ploeg tekort op beslissende momenten. In de kwartfinale tegen Argentinië verspeelde uitgerekend Vincent Kompany de bal op eigen helft. Messi bediende Di Maria, diens bal kwam bij Higuain en die schoot pardoes voorbij Thibaut Courtois. 1-0 voor de blauw-witten en boeken toe, dat kunnen echte topploegen als geen ander, zo zou België vier jaar later nog eens ondervinden.

Steile ambitie

Voor het EK van 2016 in Frankrijk werd een 24 op 30 gehaald in de kwalificaties. De ploeg reisde af naar Bordeaux met steile ambities. De internationale pers zag de Belgen als favoriet. Nog meer toen na de poulefase (waarin ze tegen Zweden op het randje van de uitschakeling balanceerden) de weg naar de finale wijd open lag, doordat Frankrijk, Italië en Duitsland tot de eindstrijd werden vermeden. Maar dan kwam het drama van Lille. Het kansloze 3-1-verlies tegen dwerg Wales met een noodverdediging, maar opnieuw met een onaangepast tactisch concept, kwam op conto van de bondscoach. Wilmots mocht opkrassen, maar het was een teken aan de wand dat de sterren die avond collectief niet thuis gaven.

Dat herhaalde zich na het EK in de eerste wedstrijd van Roberto Martínez tegen zijn vaderland Spanje (0-2 kansloos) en in 2018 ook in Zwitserland, waar een 0-2 uit handen werd gegeven en omgezet in een blamerende 5-2. Eerder dat jaar was er natuurlijk de miskleun geweest in de halve finale van de World Cup tegen Frankrijk, waarin het Argentinië-scenario van 2014 zich herhaalde: een klinische goal tegen, geen poot meer aan de grond krijgen en de dragende sterspelers die niet thuis geven.

De ploeg voor dit EK is met gemiddeld ruim 29 jaar de oudste van alle deelnemende landen samen met Zweden. Dat kan een voordeel zijn, want geen enkele andere selectie heeft opgeteld zoveel interlands. Dat kan ook een nadeel zijn, na een bijzonder zwaar seizoen dat later begon door corona. Een voordeel en tegelijk een nadeel is dan weer dat België van alle toplanden het minst aantal speelminuten per speler telt. Dat heeft dan weer te maken met enerzijds spelers die niet altijd meer titularis zijn in hun team (Alderweireld, Vertonghen, Vermaelen) en anderzijds spelers die wedstrijden misten door blessures (Hazard uiteraard, Chadli, Witsel en De Bruyne).

Prognoses zijn goed voor de vuilnisemmer, maar toch een voorbeeld: het gezaghebbende onderzoeksinstituut CIES geeft België minder kansen op de Europese titel dan zeven andere landen waaronder zelfs Nederland, op basis van die speelminuten. The Analyst daarentegen zet België op plaats twee met 15,7 procent kans op eindwinst. Beide voorspellingen geven Frankrijk als favoriet.

Dit is de laatste dans van een heel deel van de ploeg en misschien ook van de bondscoach. Die zou vertrekken bij een Europese titel, heeft hij laten uitschijnen, maar wat als het toernooi de mist ingaat? De traditie in toernooivoetbal wil dat een team een aangekondigd laatste kunstje meestal niet kan waarmaken in prestaties.

Wat ook het eindresultaat, een niet onaanzienlijk contingent spelers zal voor het volgende grote toernooi – de World Cup in de late herfst van 2022 – een leeftijd hebben bereikt waarop het kantje boord wordt. Het centrale trio in de verdediging – Alderweireld- Vertonghen-Vermaelen – is nu al samen 100 jaar en haakt na dit toernooi zeker af.

Idem voor Dries Mertens, die 34 is. Voor Nacer Chadli en Christian Benteke die dit jaar 32 worden, wenkt het einde. Afwachten ook of Axel Witsel – ook al 32 – weer op niveau geraakt. Thomas Meunier wordt dit jaar nog 30. Kevin De Bruyne is al 30, net als Eden Hazard en Dedryck Boyata. Prille jeugd heeft – op de 19-jarige Jérémy Doku na – de selectie niet gehaald.

Dat zal, als het wat minder goed gaat, deze bondscoach ongetwijfeld worden aangerekend. In zijn selectie zien veel waarnemers het bewijs dat hij na dit toernooi vertrekt uit België. Wat ook het resultaat, de herinneringen aan Martínez zullen overwegend positief zijn. Liepen de tribunes onder Wilmots al vol, dan is hij de man die ons leerde winnen en omgaan met de status van kleine voetbalgrootmacht.

Alle ballen op de Kev

Euro 2021 is een kantelmoment. Tussen vandaag 21 uur Belgische tijd in Sint-Petersburg en zondag 11 juli zelfde tijd in Londen wordt beslist over hoe deze groep de geschiedenis in zal gaan. Als niet minstens de finale wordt gehaald – en bij voorkeur wordt gewonnen mag het begrip gouden generatie op de schop. Het wordt dan een bronzen generatie, de tweede beste na de tachtigers die onder Guy Thys zowel zilver wonnen op het EK 1980 en de halve finale speelden op het WK van 1986.

Vooralsnog ligt de generatie van Jan Ceulemans, Eric Gerets en René Vandereycken op voorsprong als beste Belgische generatie ooit. Het argument dat de meesten in België speelden en niet in topcompetities, houdt geen steek. De mobiliteit van importspelers was toen nog erg beperkt en van de vijf grote voetballanden met het grote geld was nog geen sprake. Bovendien speelden Eric Gerets en René Vandereycken wel al in Italië. De eerste moest daar afhaken na een omkoopaffaire waarin hij loopjongen had gespeeld en Vandereycken omwille van een knieblessure.

De sportwoestijn België, die eervol verlies als attitude koesterde en in 2018 brons vierde als ware het goud, hunkert nu naar een knalprestatie. Hoe realistisch is die verzuchting? De meeste analisten blijven gematigd positief. Hun twijfel is gebaseerd op feiten. Bijvoorbeeld het gemis aan referentiewedstrijden tegen de echt grote tegenstanders. Of de recente uitwedstrijd bij Tsjechië in het kader van de WK-kwalificatie voor 2022, waar de thuisploeg de Belgen vastzette en Romelu Lukaku – wie anders? – een gelukkig gelijkspel uit de brand sleepte. België had de helft meer de bal, maar schoot de helft minder op doel.

Veel wordt verwacht van Kevin De Bruyne, de man die het team bij de hand moet nemen bij ontstentenis van een fitte Eden Hazard. Alle ballen op de Kev? De Bruyne is gehavend na zijn botsing in de Champions League en hij heeft een geschiedenis. Marc Degryse liet in boekvorm (Het EK van de laatste kans, Borgerhoff & Lamberigts) zijn licht schijnen over de Duivels en hun kansen. Op pagina tachtig komt hij tot de volgende conclusie: “De Bruyne blijft de belangrijkste schakel. Alleen weet ik niet of hij belangrijk genoeg is op de cruciale momenten. Op het EK 2016 en het WK 2018 gaf hij op beslissende momenten niet thuis (idem in de recente Champions Leaguefinale, HV). Is dat dan de stress of zijn het de zenuwen. Ik ben benieuwd of hij dat nu wel zal kunnen.”

Rode Duivels in actie België-Rusland
Vanavond, 21u (Live op Eén) Denemarken-België

Do 17/6, 18u (Live op Eén) Finland-België
Ma 21/6, 21u (Live op Eén)

Column over Roberto Martínez in De Morgen van zaterdag 12 juni 2021

Geschenk uit de hemel

Worden de Rode Duivels Europees kampioen?

Neen, dat denk ik niet. En waarom niet?

Simpel. Omdat het veiliger is te voorspellen dat ze niet winnen. Als de meest optimistische schattingen uitgaan van 15 procent kans en de Fransen op één staan met 20 procent is het mathematische waanzin om in een Europese titel te geloven. Op veilig spelen is tegelijk een beetje laf natuurlijk en zo verdien je nooit geld bij het gokken.

Persoonlijk denk ik dat er nog een andere reden is waarom het niet zal lukken. Prijzen pakken moet je leren. Alsof de Belgen dat niet gewend zijn, luidt dan de repliek. Klopt op papier: sinds het verlies van Frankrijk in de halve finale van de World Cup in 2018 hebben ze dertig interlands gespeeld, daarvan ging er één verloren in 2018 (die 5-2 voor de Nations League op 18 november 2018 in Zwitserland) en één in 2020 (ook voor de Nations League, 2-1 in en tegen Engeland). Eén keer werd in een wedstrijd met inzet gelijkgespeeld (in Tsjechië in maart van dit jaar) en ook drie keer gelijk in oefeninterlands.

België is niet gewend te verliezen, maar dat is niet hetzelfde als gewend zijn een prijs te pakken. Drie verlieswedstrijden op meer dan vijftig interlands onder Roberto Martínez en toch heeft België geen winning culture? Neen. Dat is het gevolg van onze ingebakken bescheidenheid en in het geval van de Rode Duivels van een gebrek aan referentiewedstrijden tegen echt grote landen. In die bijna vijf jaar Martínez heeft België van één groot voetballand gewonnen en dat is Brazilië (en met veel geluk). De overwinningen en die ene nederlaag tegen Engeland liggen in de weegschaal, maar Engeland is na de World Cup steeds sterker geworden, België niet. Ter verschoning: ze hebben na 2016, toen ze er nog van verloren, ook nooit meer de kans gekregen om zich te meten met de Italiës en Spanjes van deze wereld.

Oké, dat was het glas halfleeg.

Nu even doen alsof het halfvol is. Aan wie of wat hebben we te danken dat we een kans maken op de Europese titel? In de eerste plaats aan toeval. Er is geen objectief aanwijsbare reden waarom Belgen met buitenlandse roots geboren in de jaren negentig en later veel makkelijker zijn doorgebroken dan die geboren in de jaren tachtig. Er is ook geen objectief aanwijsbare reden waarom de ras- Belgen Eden Hazard, Kevin De Bruyne, Thibaut Courtois (allen van de jaargang 1991-’92) ineens samen spelers van wereldklasse zijn geworden.

Hoewel de jeugdwerking in de clubs onder impuls van de bond na Euro 2000 wel is verbeterd, is er met andere woorden geen superperformant detectie- en opleidingssysteem op poten gezet dat deze plotse opstoot van talent verklaart en nog minder een systeem dat ons generatie na generatie supertalenten garandeert.

Worden de Rode Duivels Europees kampioen?

Misschien wel. De cruciale factor in het eventuele succes is terug te voeren op één man: de bondscoach. Het doet vreemd om dit te moeten tikken en ik heb er ook lang over gedaan om het te geloven, maar Roberto Martínez is een geschenk uit de hemel voor deze uitzonderlijke verzameling talenten.

Het grote verschil met zijn voorganger Marc Wilmots is dat de spelers hem geloven. Niks belangrijker voor een atleet/sporter dan het geloof in de authenticiteit en de expertise van de coach. Heel even, een jaar of zo, kan een coach wegkomen met onzin, trucjes en geintjes, maar geen vijf jaar zoals Martínez.

Ik heb sinds 2016 nog nooit een verkeerd woord over Martínez gehoord. Over zijn kwaliteiten als tacticus ben ik niet geplaatst om te oordelen, maar ik hoor dat zijn trainingen af zijn, doelgericht, met het oog op hoe hij de wedstrijd naar zijn hand wil zetten. Ik hoor ook dat de spelers altijd scherp trainen, dat hij zich zelden druk moet maken. Dan heb je al heel wat bereikt als coach.

Aan zijn IQ moet niet worden getwijfeld, maar bovenal heeft deze man een onmeetbaar EQ. Om die sterrengalerij in het gelid te laten lopen, met al hun besognes, perikelen en bobootjes, begin er maar aan. Hij doet het met de glimlach en zo beweegt hij zich ook door de maatschappij. Ik heb hem een praatje zien maken met de mevrouw achter de desk in de bond. Dat was dezelfde man met wie ik samen te gast was op het kasteel de Merode bij een groep jonge zakenlui, de meesten van adel.

Zijn allergrootste verdienste, zijn nalatenschap, worden de coaches die uit deze groep internationals zullen voortkomen. Met twintig zijn ze om de verkorte cursus te volgen en er is een grote kans dat ze allemaal zoals Martínez willen zijn: gepassioneerd, hardwerkend en empathisch.

Verhaal met vier analisten over EK 2021 in De Morgen van zaterdag 5 juni 2021

‘Zal België niet te veel moeten scoren?’page1image14606672

Waarom winnen de Rode Duivels nu wél de hoofdprijs? Wat zijn de valkuilen? We leggen vier voetbalwijzen vier stellingen voor over het EK dat volgende week begint. ‘Die eerste plaats op de FIFA-ranglijst zegt niet zo veel.’

Ons panel
Emilio Ferrera: de trainer pur sang in onze raad der wijzen.
Frank Raes: geeft geen tv- commentaar meer, maar zal wel in de omkadering van het EK zijn opwachting maken. Franky Van der Elst: Belgisch ex-international draait shifts onder de VRT-toren in het zomersportdorp.
Jan Boskamp: Nederlands ex- speler, ex-trainer en analist die u af en toe op de VRT zult zien verschijnen.
***
STELLING 1
Het EK is moeilijker dan het WK

Jan Boskamp: “Je moet er onmiddellijk staan. Een EK is hoogstaander qua voetbal. Een WK, dat is een EK met Argentinië en Brazilië als grote voetballanden erbij en nog ergens een Zuid- of Midden-Amerikaans land dat ons in het begin verrast. Tel daarbij nog een Afrikaans land dat naar goede gewoonte indruk maakt in de groepsfase maar dan tactisch jammerlijk faalt in de knock-outfase.”

Frank Raes: “Het EK en het WK zijn in hetzelfde bedje ziek. Op den duur mag iedereen meedoen in de eerste ronde en een beetje voetballand gaat door. Kwalificaties inbegrepen zal België voor dit EK dertien wedstrijden hebben gespeeld vooraleer ze een grote tegenstander in een knock-outwedstrijd tegenkomen.”

Franky Van der Elst: “Ik heb nooit de kans gehad om een EK te spelen, maar blijkbaar was het in mijn tijd al moeilijker om ons te kwalificeren voor een Europese eindronde dan voor een World Cup. Dat zegt toch wel iets. Sowieso zijn er geen onbekende landen op een EK. Iedereen kent iedereen; zelfs van de zwakke en sterke punten van de Finnen zal een mooie videocompilatie worden gemaakt.”

Emilio Ferrera: “Interlandvoetbal staat een trapje lager dan clubvoetbal. De reden is eenvoudig: je hebt als trainer weinig tijd om met de spelers te werken, dus is het voetbal tussen twee landen minder complex dan tussen twee clubs. Het niveau van een Champions Leaguefinale haal je nooit in een EK-finale. Op een EK zijn de spelers op papier individueel de allerbesten, maar de ploegen zijn dat niet.”

Van der Elst: “Roberto Martínez heeft nu wel al een hele tijd met deze groep kunnen werken, dus ze weten wat hij wil en hoe hij het ziet. Anderzijds klopt het wel dat je bij de nationale ploeg de spelers niet moet overladen met tactiek, want daar komen ze niet voor. Op het laatste WK was een tactische ingreep van Martínez wel bepalend in de winst tegen Brazilië. Lukaku uit het centrum weghalen en op rechts laten lopen, was een goede vondst.”

Ferrera: “Dat was de referentiewedstrijd voor de Belgen en Martínez, en dat tactisch plan heeft tot in de perfectie gewerkt. Alleen hadden ze eerst een mirakel nodig tegen Japan om daar te raken. Tactisch kun je België eenvoudig samenvatten: ze willen controle over de wedstrijd. Dat zit in het DNA van de Belgische nationale ploeg en je moet dat niet willen veranderen.”

Raes: “De wedstrijden tegen Brazilië en Frankrijk waren de laatste wedstrijden van de Rode Duivels tegen grote voetballanden. Dat is inmiddels drie jaar geleden. Hoe goed zijn we nu? Dat weten we niet. Die eerste ronde overleven we natuurlijk, met ook de vier beste derdes die doorgaan in poules van vier.”

Van der Elst: “We spelen alleen maar uitwedstrijden. Die eerste ronde overleef je normaal, maar de eerste wedstrijd meteen in Rusland tegen Rusland en daarna tegen Denemarken in Kopenhagen: begin er maar aan. Het is natuurlijk vreselijk dat dit EK over heel Europa wordt gespeeld maar niet in Brussel omdat daar geen stadion staat.”

Boskamp: “Dat stadion in Brussel dat er maar niet kwam: niet te begrijpen. Daardoor moet je nu alles buitenshuis spelen. Elk land dat thuis tegen België speelt, zal willen tonen dat ze kunnen voetballen. Op zich niet zo erg, maar al die vliegtuigreizen, dat hakt er wel in.”

STELLING 2

De Rode Duivels worden overschat

Boskamp: “Ik vind dat België een heel goed elftal heeft en het is een terechte ambitie om dat toernooi te willen winnen. Of het lukt, dat weet je niet, maar je legt alvast een beetje druk bij jezelf en je verstopt je niet. Nu ben ik als Nederlander wel iets gewend natuurlijk: wij worden, als we er bij zijn tenminste, elke twee jaar wel Europees of wereldkampioen en dat lukt vaker niet dan wel. Vier finales hebben we gespeeld en één gewonnen, in 1988 (het EK, red.).”

Ferrera: “België staat nummer 1 op de FIFA-ranking, maar hebben ze ooit officieel tegen Spanje gespeeld? Neen. Tegen Duitsland? Ook niet. Wel tegen Argentinië in 2014 en verloren, en tegen Frankrijk in 2018 en ook verloren. Brazilië is de enige topploeg in de wereld waarvan ze hebben gewonnen. Het is natuurlijk hun verdienste dat ze alleen maar zwakke landen op hun bord krijgen in de kwalificatie, maar daarom is het goed om het een en ander af te wegen. Die eerste plaats zegt niet veel.”

Raes: “Dat is ons groot probleem. Buiten onze wil om en door het systeem zijn wij de kampioen van de gewone wedstrijden. Die winnen we altijd en zo zijn we nummer 1 geworden. Of dat ons favoriet maakt? Ik zou toch maar oppassen. Hoewel men van ons,
de media, verwacht dat we meegaan in de euforie bij dat soort toernooien, moeten we kritisch zijn. Ook voor dat laatste WK. Tegen Brazilië scoort Kompany, maar even daarvoor vallen er twee ongeveer identieke goals van de Brazilianen net niet. Over de Fransen in de halve finale zeggen we dan dat ze negatief voetbalden, maar zij kregen negen kansen en wij anderhalve.”

Van der Elst: “Die selectie van Martínez zegt veel: hij wil nog eens alles uit deze generatie persen. Wel Nacer Chadli meenemen en niet Charles De Ketelaere, beste man in de play-offs, dat begrijp ik niet. Voorts hebben we wel een hele aardige ploeg, maar een aantal spelers zijn over hun top. De leider is Kevin De Bruyne, door de Belgische media als beste middenvelder ter wereld beschouwd. Hij is alvast de beste van de hele ploeg en als hij niet de allerbeste is van de hele wereld, dan komt hij in topvorm toch aardig in de buurt.”

Ferrera: “België is het typevoorbeeld van een strategisch team. De sterkte van dat soort ploegen is dat ze kunnen winnen zonder goed te spelen en dat ze een spits hebben – wij met Lukaku – die kan scoren zonder dat hij in de match zit. Spanje heeft dat niet, die moeten goed spelen om te winnen. Frankrijk is als België: strategisch, maar nog uitgekookter. Ze hebben meer voetballers die met een flits iets kunnen forceren en geven minder weg, vandaar het verlies tegen de Fransen drie jaar geleden.”

Boskamp: “De verdediging is nu weer het zorgenkind. In principe zijn het allemaal hele slimme verdedigers, Jantje Vertonghen en Toby Alderweireld en eventueel Thomas Vermaelen, maar speel je twintig meter te hoog, dan kom je wel in de problemen. Ze zijn al wat ouder, minder wendbaar en ze spelen niet alles meer bij hun clubs.

“Eden Hazard is het allergrootste vraagteken. Ik hoop dat hij helemaal fit raakt, maar zo lang en zo vaak geblesseerd, ik heb mijn twijfels. Hoewel, in 1988 begon Marco van Basten ook geblesseerd aan het toernooi. Nederland verloor de eerste wedstrijd tegen de USSR. Daarna kwam Marco erin en hij scoorde tegen Duitsland in de halve finale, en in de finale – weer tegen de Russen – maakte hij die wereldvolley.”

Ferrera: “Eden Hazard vind ik een goed voorbeeld voor de jeugd. Hoe je het níét moet aanpakken, bedoel ik. Talent alleen volstaat niet meer. Als je niet hard werkt en voor je vak leeft, kom je in de problemen met blessures en conditieverlies. Hoewel, ik denk dat hij in de nationale ploeg die hem graag ziet – liever dan ze hem in Spanje zien – nog eens puur op revanche en talent kan ontploffen.”

STELLING 3
Roberto Martínez is onze beste bondscoach ooit

Raes: “Raymond Goethals en Guy Thys hebben het ook niet slecht gedaan en met spelers die niet in het buitenland speelden. Thys werd tweede op het EK in 1980 en haalde de halve finale op de World Cup in 1986. Die heeft ons uit de voetbalmiddeleeuwen gehaald.”

Van der Elst: “Guy Thys ligt in balans. Hij heeft op het WK in 1986 in Mexico ook iets laten zien door jonge gasten als Stéphane Demol en Patrick Vervoort of een Danny Veyt in de ploeg te droppen. Oké, we hebben ook geluk gehad, zoals in de wedstrijd tegen de USSR toen we er een helft niet aan te pas kwamen, maar geluk heb je nodig in een toernooi.

“Onze ploeg, weer met Thys, was nóg sterker in 1990 in Italië, maar toen hadden we dat geluk niet. Eén moment van onachtzaamheid tegen Engeland, met David Platt die scoort in de verlengingen. Dat was een hele goede wedstrijd van ons, niet te vergelijken met de halve finale die Martínez verloor van Frankrijk op het laatste WK in Rusland. Toen was België gewoon kansloos, wat ze ook zeggen van de Fransen. Die wilden zogezegd niet voetballen. We wisten dat het geen avontuurlijke ploeg was en toch zijn we erin gelopen. De Belgen kregen na dat doelpunt de bal maar hebben geen halve kans gecreëerd. Heeft Martínez daar tactische fouten gemaakt? Dat nu ook weer niet.”

Raes: “Mij heeft hij in die tweede helft wel ontgoocheld. Je zag dat hij het niet meer wist. En dan Fellaini eruit halen terwijl je moet gaan beuken.”

Boskamp: “Er is niks van blijven hangen. Martínez is een hele slimme man. Hij straalt zoveel rust uit. Nooit zie je hem dollen, altijd is hij aan het nadenken, alsof hij continu wikt en weegt. Hij gaat ook nooit de confrontatie aan met de spelers.”

Ferrera: “Spaans is ons beider moedertaal, maar ik heb hem nooit ontmoet. Zijn grootste prestatie is dat hij als buitenlander in een ploeg met veel talent en veel verwachtingen nooit in vraag is gesteld. Zijn menselijke aanpak is cruciaal geweest om deze groep mee te krijgen. Voor zijn voetbal ga ik niet speciaal zitten, wat niet betekent dat ik geen bewondering heb voor hoe hij die vier jaar heeft volgemaakt.”

Van der Elst: “Hoe Roberto Martínez deze groep met een aantal absolute sterspelers heeft gemanaged, is knap. Iedereen aandacht en speelminuten geven, dat is niet zo simpel. Communicatief was hij niet altijd even duidelijk, maar dat waren zijn voorgangers ook niet. Een grote verdienste van Martínez is hoe hij zich het lot van het Belgisch voetbal heeft aangetrokken. In alle vergaderingen die ik als assistent van KV Oostende destijds met hem had, was hij oprecht geïnteresseerd, luisterde hij aandachtig en dat was zeker geen pose. Voor een buitenlander, een passant, chapeau. Van mij mag hij nog blijven.”

Raes: “Zijn communicatie is top, dat klopt, in die zin dat hij veel spreekt, altijd aardig blijft, maar uiteindelijk nooit het achterste van zijn tong laat zien. Hoe hij Romelu Lukaku tevreden houdt, met de terugkeer van Thierry Henry en de vreemde selectie van zijn broer Jordan op de reservenlijst. Of zoals hij in heikele materies als #MeToo of BlackLivesMatter nooit in de fout gaat. En dan speelt hij ook nog eens de centrale figuur in de Devil-marketingfilmpjes. Heel slim.”

Boskamp: “Ik denk dat hij na dit toernooi vertrekt. Hij heeft alvast niet doorgeselecteerd met het oog op de toekomst. Als je die EK-selectie bekijkt: dat is nog één keer alles vragen van zijn ouwe getrouwe kern waarmee hij derde is geworden op het WK. Ik had toch verwacht dat hij sneller zou hebben verjongd, met name in die verdediging: Zinho Vanheusden moet er zo snel mogelijk in. Jason Denayer zou ik ook opstellen. Zijn opvolger mag straks al die oude jongens van de gouden generatie afserveren. Leuk hoor.” (bulderlach)

Raes: “Martínez beheerst meer aspecten van het bondscoach zijn dan Marc Wilmots. Hij heeft netjes de 5-3-2 of 5-4-1 geïnstalleerd en houdt de druk goed af. Maar als Wilmots tijdens het EK van 2016 niet de pech heeft om tegen Wales Thomas Vermaelen én Jan Vertonghen te moeten missen, kloppen we Wales en wie weet waren we dan Europees kampioen geworden. Dan zou Wilmots nu minder gebasht worden.”

Ferrera: “Wilmots heeft België naar de nummer 1-positie gebracht in de landenranking. Oké, misschien was hij voor de media niet de vlotste mens om mee te werken, maar zoals hij is afgemaakt, dat verdiende hij ook niet. Neen, ik heb sympathie voor wat Marc heeft gepresteerd.”

STELLING 4
We/ze worden (geen) Europees kampioen

Raes: “We worden Europees kampioen omdat we nu wel Frankrijk kloppen en omdat Lukaku en de andere sterkhouders een dijk van een toernooi spelen. Kunnen ze dat niet opbrengen na een heel zwaar seizoen, dan worden we geen Europees kampioen.”

Van der Elst: “We kúnnen Europees kampioen worden, maar ik ga er geen geld op inzetten. Ons moment was niet drie jaar geleden in Rusland, maar op het EK van 2016. We hebben daar pech gehad met verdedigers die uitvielen, helemaal mee eens, maar dat was een uitgelezen kans met een traject dat wijd open lag tot aan de finale.

“De sterren in onze as zullen het moeten doen. In tegenstelling tot het WK is Vincent Kompany als leider er niet meer bij en is de vorm van Eden Hazard onzeker, maar het grootste vraagteken is natuurlijk Axel Witsel. Die is superbelangrijk voor de balans in de ploeg, maar hij is nu pas (twee weken voor het EK, hv) begonnen met rechtdoor lopen met de bal. Moet die op 12 juni klaar zijn? Oké, laat hem dan nog de eerste wedstrijden missen, maar ga je hem in een wedstrijd zetten waarin het moet gebeuren? Ik denk dat Martínez Witsel niet opstelt en met De Bruyne en Tielemans centraal zal spelen in de hoop dat het werkt.”

Ferrera: “Al of niet Witsel is nu een staatszaak. Alle respect voor hoe goed hij speelt, maar mijn ervaring is dat je een controlerende middenvelder relatief makkelijk kunt vervangen door een andere speler op voorwaarde dat die tactisch gedisciplineerd doet wat je van hem vraagt. Het belangrijkste op die positie is in de weg lopen.

“Als België geen Europees kampioen wordt, zal het niet aan het gemis van Witsel liggen. Als ze dat wel worden, zal het haast zeker van Kevin De Bruyne en Romelu Lukaku moeten komen. De Bruyne is een geschenk voor een trainer: hij kan passen als de besten, geeft assists en scoort zelf, via stilstaande fases of met een afstandsschot, en bovendien loopt hij het meeste van alle spelers en is hij snel, met goede voeten. Wat wil je nog meer? Lukaku in de spits is wereldtop: topschutter en kampioen geworden in Italië. In Italië, hè, niet in Nederland. De Rode Duivels kunnen die twee echt niet missen.”

Boskamp: “Nou, Witsel ook niet, hoor. Die loopt zo slim alle gaatjes dicht, niet normaal. Hij maakt de spelers rond hem beter.”

Van der Elst: “België heeft een kans, maar de enige favoriet van dit toernooi is Frankrijk. Ze waren al wereldkampioen, hun ploeg is jonger dan die van ons, en daar komt nu nog Karim Benzema bij, een man die garant staat voor goals. Na Frankrijk zie ik vijf landen als outsider en daar zijn wij bij, samen met Duitsland, Spanje, Engeland en vergeet Nederland niet. Als die een eindronde halen, komen ze meestal ver.”

Raes: “Frankrijk is de superfavoriet, dat is makkelijk. Als je ziet wat die nog thuislaten aan spelers: Frankrijk B kan ook makkelijk de finale halen op het EK. En dan zijn er nog Duitsland, Spanje, Engeland, Italië, en zet daar ook maar Portugal bij met Cristiano Ronaldo, Joao Félix en al die gasten die in Engeland spelen. Onze top ligt achter ons. Tussen 2016 en 2019 waren we op ons best. Dat het EK vorig jaar niet doorging, was een nadeel.”

Ferrera: “We hebben vier certitudes die uit een prima seizoen komen en op grote toernooien iets hebben bewezen: De Bruyne, Lukaku, Courtois en Carrasco. De rest zijn vraagtekens. Voor mij is de kwestie: zal België niet te veel moeten scoren? Met andere woorden: gaan ze niet te makkelijk goals weggeven? Een kampioenschap wordt gewonnen in de verdediging en bij de Rode Duivels is dat het minst zekere onderdeel. Ik denk nog altijd dat Zinho Vanheusden in die verdediging zijn plaats verdient, alleen heeft die wat weinig gespeeld. Ook Alexis Saelemaekers had zijn selectie verdiend na zijn topseizoen in Italië bij AC Milan. Zo polyvalent en niet eens reserve. Raar.”

Boskamp: “Je hebt drie belangrijke mensen die in vorm zijn: De Bruyne, Lukaku en Carrasco. Alledrie kampioen geworden in hun land – en daar achter staat een goeie keeper om dingetjes op te lossen die fout gaan. Daarmee haal je altijd de volgende ronde. Daarna begint het pas.’

Raes: “Alles zal toch afhangen van het niveau dat Kevin De Bruyne haalt. Die blessure in de finale van de Champions League kan vervelend zijn, maar hem kennende zal hij er staan en zich vol geven. Tielemans op dat middenveld kan ook een troef zijn. Hij is een man van de nieuwe generatie die de stap heeft gezet. Romelu Lukaku staat er de laatste jaren altijd als het moet. Maar bij gebrek aan echte referentiewedstrijden weten we niet wat we waard zijn tegen grote landen.”

Boskamp: “België heeft alles gewonnen in de kwalificatiefase, maar dat deed Italië ook. Die zijn echt niet minder. Ik hoop stiekem op Italië. Dat middenveld, man, met die Marco Verratti en Jorginho, zulke vechters, zulke goeie voetballers. En oké, het mag niet, maar ze schoppen je middendoor als het moet. Met de glimlach.page3image14609376

“Nederland? Nee, geloof ik niet in. Ze hebben te veel wedstrijden gehad waarin ze er niet aan te pas kwamen. Ze spelen wel de drie poulewedstrijden thuis in Amsterdam. Duitsland, niemand heeft het over Duitsland dat Thomas Müller en Mats Hummels heeft teruggehaald. Spanje, hoe gaan die het doen zonder spelers van Real Madrid? Engeland, wat dacht je daarvan? Als die hun poule winnen, spelen ze, met uitzondering van de kwartfinale, alles op Wembley. En Portugal? Naast België zijn er op het EK wel meer landen die aardig kunnen voetballen.”

Column Mentale exit over Naomi Osaka in De Morgen van zaterdag 5 juni 2021

Mentale exit

Het is dat hij er zelf over is begonnen in zijn commentaar in Het Laatste Nieuws, anders had ik Filip Dewulf en zijn existentiële crises niet vermeld. Ik was bij een van die momenten. Dat was in 1994, in Athene, waar ik eigenlijk moest zijn voor het WK volleybal. (Hoe dat komt? Welnu, in Nederlandse loondienst zag ik af en toe ook iets anders dan coureurs en sjotters.)

Als multitasker had ik gemerkt dat er die week tegelijk met het WK, waar Nederland tweede zou worden, een ATP-graveltoernooi was waar warempel onze Filip Dewulf aan deelnam. Lang verhaal, kort: in de eerste ronde van dat toernooi zat ik ’s middags bij de wedstrijd van Dewulf op die club in Athene. Het had geregend en het was fris, in de tribune uw dienaar en een jonge vrouw. Die bleek zijn zus te zijn en ze moedigde Filip furieus aan. Het hielp niks. Dubbele fouten, te traag op de bal, foute forehands – toch zijn specialiteit – en dus een mentale exit, en dus verlies. Hij sloeg een racket stuk en dat kunnen er ook twee zijn geweest.

Ik heb het even opgezocht: het was 4 oktober 1994 en hij speelde tegen Jordi Arrese, een reekshoofd en een bedreven gravelspeler. Het werd 6-3 en 6-2, geen afgang en toch leek het zo. Het gesprek nadien viel mee, vooral omdat hij zijn twijfels over wat hij aan het doen was en of dat wel zijn leven moest zijn durfde te benoemen. Ik zei toen: topsport kies je zelf, live with it. Zijn antwoord ben ik vergeten.

Niet dat ik geen begrip had voor de eenzaamheid van de tennisser (m/v/x). Bibberen op de servicelijn, trillende benen tegenover een sterke service, verlamming in de do-or-diemomenten, dat kende ik na jarenlange competitie in een terugslagsport, weliswaar in teamverband en dat scheelt.

Deze Filip Dewulf heeft begrip voor Naomi Osaka, die afhaakte op Roland Garros en daarna meldde dat ze al jaren tegen depressies vecht. Ik ga haar mentale toestand niet in twijfel trekken, maar mag ik enkele journalistieke nuances aanbrengen?

Zoals, dat ze nooit een boodschap heeft gehad aan graveltennis en Roland Garros, waar ze nog nooit verder is geraakt dan de zestiende finales, en dat dit voorafgaand aan het toernooi onderwerp van gesprek was met familieleden – op de sociale media godbetert. Of zoals dat ze door haar coach Wim Fissette laatst nog op Sporza Radio als erg stabiel werd omschreven, iemand die sterk in het leven staat. Herinner u haar statement pro de Black Lives Matter-beweging op een US Open die ze ook nog eens zou winnen.

Het plotse afhaken omwille van haar mentale gezondheid kwam na een rel en die was dan weer het gevolg van de verplichting om na de wedstrijd even langs de perszaal te passeren en daar wat obligate vragen te beantwoorden. Osaka had geweigerd en was beboet. Dat was de druppel. Een dag later was ze weg.

Even iets over die druppel. Ik ben daar vaak genoeg geweest: de tennispers zal je heel zelden betrappen op strenge vragen. En omgekeerd zal je tennisspelers (m/v/x) nog minder betrappen op interessante antwoorden. Het is wat het is, een verplicht nummer van een minuut of vijf. Kleine moeite, wetend dat je voor een eerste ronde in Parijs al 60.000 euro betaald krijgt.

Osaka schreef daarover: “Ik heb de indruk dat in de persconferentie weinig respect wordt opgebracht voor de mentale gezondheid van de atleten. We zitten daar vaak te zitten, antwoordend op vragen die we al tig keren hebben gehoord of (en nu komt het, HVDW) die twijfel zaaien in ons hoofd. Ik weiger mij te onderwerpen aan mensen die mij in twijfel trekken.”

Wat moet je daarmee als journalist? Sinds haar winst op de Australian Open begin dit jaar slaat ze nog amper een deuk in een pakje boter, maar dat soort decompressies is niet ongewoon bij toppers die steeds vaker hun momenten kiezen. Als ze dan een vraag krijgt waarom het de laatste tijd wat minder gaat, is dat een aanslag op haar mentale gezondheid of doet de journalist gewoon zijn of haar werk?

Mag je iemand die vorig jaar 60 miljoen dollar inkomsten aan de belastingen aangaf – dat is te hopen, anders heeft ze nog meer problemen – even ondervragen waarom ze minder wint? Ik dacht het wel. Of moeten we eerst een aanvraag indienen bij de zelfhulpgroep voor topsporters-met-een-dip?

Voor wie dit allemaal een beetje hard vindt klinken, het gaat om topsport. Daar hoort een belangrijke mentale component bij die het verschil maakt tussen de superkampioenen en de rest. Dat het soms afzien is, dat het eenzaam is aan de top, alle begrip daarvoor, maar je went er beter aan. Als dat niet lukt, is er een mooi spreekwoord: if you can’t stand the heat, get out of the kitchen.