Column ‘Lance’ in De Morgen van zaterdag 23 mei 2020

Lance

Amper bekomen van The Last Dance – Michael Jordan, dominator meets terminator, de kampioen als allesbrander – zendt ESPN zondagavond (maandagochtend bij ons) het eerste deel uit van de docu over die andere allesbrander: Lance, familienaam overbodig. Volgens de maker, Marina Zenovich, zal hij de rauwe waarheid vertellen. Benieuwd. De eerste onthulling is er geen: dat hij in 1993 corticoïden (ACTH om juist te zijn) heeft gebruikt om wereldkampioen te worden in Oslo. Als het al heeft geholpen, is het nóg knap. Achter hem reden Indurain en co. verdorie al op epo.

Dat van die ACTH had hij zelf al verklaard in die fameuze ziekenhuisscène waar hij – kankerpatiënt met uitzaaiingen in longen, hersenen en buik – de dokters antwoordt op hun vraag welke prestatiebevorderende middelen hij had gebruikt. Een antwoord waarvan ene Betsy, de dan aanwezige verloofde van zijn ploegmaat Frankie Andreu, van haar stoel valt. Waarna die Betsy in 2003 (zeven jaar later, haar man is inmiddels gestopt) een kruistocht begint tegen Lance Armstrong die Frankie in de Tours van 1999 en 2000 zou hebben aangezet tot doperen.

Ik heb haar genegeerd, te gegeneerd nadat ze in haar tirade over God begon die de antichrist Armstrong (een zelfverklaarde atheïst) moest en zou straffen.

Ik wil het onverdedigbare niet verdedigen, maar de historie verdient juist te worden geschreven. Het helpt om de Armstrong-files, de verhoren van ploegmaats door het Amerikaanse Usada, van naald tot draad te hebben gelezen om de loze beweringen te herkennen.

Zoals: Armstrong heeft epo in het peloton gebracht. Epo is vanaf 1990 in de sport en in 1991 in het peloton. Armstrong komt pas in 1995 tot het inzicht dat de Europeanen op andere brandstof rijden dan zijn eigen ploegje. In een vergadering zegt hij: “Ik ben het zat om weggereden te worden door de Europeanen en hun epo. Het wordt tijd dat wij er ook mee beginnen, zónder is onbegonnen werk.”

Armstrong zelf won in de lente van 1996 meer dan waarschijnlijk mét epo de Waalse Pijl. Daarop krijgt hij teelbalkanker. In de film vraagt hij zich af of het een met het ander te maken heeft. Dat kan, maar ook niet.

Of nog: Armstrong heeft zijn Tour-ploegmaats aangezet tot doperen. Als 98 à 99 procent van het peloton piekt met epo, dan lijkt het eerder goed leiderschap – hoe vreemd dat ook klinkt – om erop te wijzen dat een Tour op kop rijden zonder epo onbegonnen werk is en zelfs ronduit gevaarlijk. Spuiten of opzouten, het was niet anders in die jaren.

Nog: Armstrong had een gesofisticeerd dopingsysteem. Onzin. Wie bij Fuentes ging (Ullrich, Basso, Valverde onder meer) kon zijn bloed laten cryopreserveren (een soort van diepvriezen) en maanden later gebruiken. Armstrong en co. deden het quasiartisanaal met beperkt houdbare bloedzakken.

Ten slotte: Armstrong zou geen brug zijn over geraakt zonder doping. Volgens de illustere Ironman-winnaar Mark Allen was de zestienjarige Armstrong het grootste triatlontalent dat hij ooit had gezien. Tot 1989 bleef dat zijn eerste sport. Armstrong heeft na zijn tweede wielercarrière bewezen dat hij een superatleet was door in 2012 twee respectabele halve triatlons uit het Ironman-circuit te winnen, naast een tweede, derde en zevende plek.

Laat dat even doordringen: een sport doen, daar het grootste Amerikaanse talent ooit in worden, vervolgens van sport wisselen, daar wereldkampioen in worden, en passant zeven Tours winnen, om dan terug te keren naar die eerste sport en de wereldtop de hielen te laten zien. Op zijn veertigste.

Het is dat we op last van de hogere sport- en dopinginstanties de grote dopingheks Lance moeten verbranden, maar op basis van mijn kennis van de dopingproblematiek weiger ik (tot nader order) deze zevenvoudige Tour-winnaar te reduceren tot een uit de hand gelopen medisch experiment.

Dat hij hoogst onaardig was voor wie hem in de weg reed of stond, dat is erg. Zo zou hij het fietsenmerk van Greg LeMond hebben proberen te kelderen. Dat heeft hij vast geprobeerd, maar het voorbestaan van dat soort gepersonaliseerde merken (zie Merckx, zie Colnago) is sowieso hoogst precair. Het is geen excuus. Dat gedrag ís vreselijk.

Toch wil ik hem geen monster noemen en niet alleen omdat ik in 2003 bij hem thuis te gast was en ik er heelhuids ben weggeraakt. Eerder omdat ik denk dat deze man genoeg is gestraft en genoeg heeft geleden. Ik denk dat Lance Armstrong ons in deze docu een dieper inzicht zal geven in hoe zijn leven een ruïne werd met alle muren op instorten. Ik weet wat hem in 2018 is overkomen. Dat wil geen mens meemaken. Van mij zult u het niet lezen, maar misschien is het goed dat hij dat zelf eens vertelt. Waarna we hem misschien met rust kunnen laten.

 

20200523_De-Morgen_p-19-mail

Interview Oliver Naesen in De Morgen van zaterdag 23 mei 2020

‘Rustig fietsen, dat kan ik dus niet’

Als Oliver Naesen (29) tijdelijk minder goed slaapt, dan komt dat door zijn hoogtekamer en niet omdat hij niet kan koersen, einde contract is, pas een huis heeft gebouwd en zijn koppositie in De Container Cup verloor. Voor Naesen is het glas altijd meer dan halfvol. ‘Wij Belgen hebben nu echt een voordeel op de Italianen en de Fransen.’

We zagen er al een glimp van tijdens de virtuele Ronde van Vlaanderen: de klassieke kopman van AG2R La Mondiale is in november verhuisd naar een heel mooi huis. Waar zijn collega’s het in een rommelig hoekje, op hun terras of in hun garage deden, reed hij zich het pleuris ergens in een reusachtige betonnen omgeving. De sociale media vonden het gaaf. Woonde die Oli in een bunker? Zat hij in een panic room? Of had hij dan zijn eigen martelkamer?

Oliver Naesen: “Het was hier beneden in de kelder dat Greg over mij kwam op de E-Paterberg en ik zijn slipstream niet kon nemen. Net genoeg om weg te zijn. En dan de sprint tegen Nicolas Roche. Ik heb nooit hogere hartslagen gehad als toen op die rollen.”

Hij lacht, maar denkt tegelijk: ‘Doeme, dat ik toen net niet mee was.’ Oliver Naesen ten voeten uit, de dankbaarheid in persoon, en een zegen voor een journalist die het er op heeft gewaagd om zonder veel voorbereiding bij hem binnen te vallen. Een man voor alle vragen, een renner voor alle seizoenen en alle uitdagingen.

Neem nu die Container Cup op VIER.

Oliver Naesen: “Ja zeg, wat was dat? Heavy hoor. Wel plezant.

Dat zal wel, omdat je lang eerste stond – na deze week is Greg Van Avermaet leider.

“Ik weet niet wie wint. Er zit minstens tien dagen tussen de wedstrijd en de uitzending, dus iedereen is al geweest. Wout van Aert en Mathieu van der Poel moeten nog op tv komen. (richt zich tot Yannick Prévost, zijn manager die is komen aanschuiven) Weet jij iets van Wout? Neen?”

Vergeet judoka Matthias Casse niet.

“Juist, dat is ook een beest. Die blijft vast een miljard keren aan die monkey bars hangen en bencht 120 kilogram. En Mathieu kan alles beter dan ik, het zou raar zijn als die mij niet zou kloppen. Die speelt hele dagen op zijn PlayStation, dus dat schieten zal hem ook wel afgaan. Ik ben pas raak beginnen schieten toen mijn hartslag was gezakt. Dat vond ik wel knap van mijzelf, dat ik in een halve minuut van 170 hartslag naar een goeie 80 was gezakt.

“Het is wel een beetje een gekke boel, die Container Cup. Ik ben koud beginnen lopen tegen 19 per uur, toch zowat de beste sollicitatie voor een knieblessure.”

Wat vond je van Thibau, de kleine Nys?

(draait met de ogen) “Hoe die tekeerging in die eerste proeven, ik kreeg het efkes warm: neen, ’t zal toch niet waar zijn dat ik hier door een junior wordt geklopt.”

Yannick Prévost: “Ik had Toon Aerts aan de lijn en die kon er niet mee lachen, dat Thibau voor hem was geëindigd. ‘Dat meen je niet.'” Voor voetballers moet je niet bang zijn, hebben we geleerd.

“Goh, ja zeg. Van Hans Van Aken had ik wel wat meer verwacht. Wat een gezichtsverlies. Ik had een heel ander beeld van hem. Dat is toch een van onze betere voetballers. Zo zie je maar.”

Een podiumplaats in De Container Cup, zou dat niet mooi zijn? Stel je voor dat er niet meer wordt gekoerst, dan heb je toch dat al.

(lacht zuur) “Dat pakken ze mij dan niet meer af. Neen, dat wil ik niet. Stel je voor… als we nu nog eens helemaal zouden moeten afbouwen om dan weer uit te kijken naar een start verder in de toekomst, ik weet niet of ik dat trek. Tot nog toe is het voor mij best leefbaar geweest. Oké, de dagen van de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix is het balen als je thuiszit en naar retro-edities moet kijken, maar voorts heb ik geen last gehad van de coronacrisis.”

Je bent zelfs eens in tijden van niet-essentiële verplaatsingen rond Oost-Vlaanderen gaan fietsen, tot grote ergernis van velen.

“Dat was op verzoek van Maxim Pirard, een maat die ultrafietser is. Het paste nooit om mee te gaan op zo’n erg lange tocht met hem, maar nu dus wel. We zijn drie keer bij een bakker gestopt en hebben drie keer een Berlijnse bol gegeten, meer niet. Dat is niet zo lastig als je zou denken, ik had het ook zonder eten gekund. 375 kilometer, dertien uur 30 per uur gemiddeld, babbelen, het was chillen.

“Onze tocht kwam op Strava, precies op het moment dat De Crem vond dat ritten van langer dan 50 kilometer niet gepermitteerd waren. Dat is nooit een verordening geworden, maar zo werd dat dan vertaald. Die reacties meteen: ‘Is dat vijftig kilometer?’ ‘Is dat in uw kot blijven?’

“De ploeg heeft toen wel gevraagd om die Strava-account offline te halen. In Frankrijk had Macron net een oorlogsspeech gehouden en de sponsors van de ploeg begrepen niet goed dat wij wel nog alles mochten. Terwijl het andersom was: in Frankrijk, Italië en Spanje hebben de profs voor niks thuisgezeten. Hun mentale gezondheid heeft zeker een knak gekregen.

“Als ik twee weken stillig in de herfst, denk ik na de eerste training: dit niveau haal ik nooit meer. Zij hebben twee maanden verloren. Niet buiten mogen komen, weet je wat dat doet met een sporter? Ik zag hen af en toe bij een Zoom-aperitief lachen met een glas in de handen, maar ik weet zeker dat er zijn die zaten te blèten en dat ze dit het hele seizoen meedragen.

“Die zien op Strava hoe zij nog maar 5.000 kilometer hebben. Dan kijken ze bij mij: Oliver zit al aan 13.000. De gedachte dat ze straks tegen renners moeten die zijn kunnen blijven trainen… Je hoort het nu al: le cyclisme à deux vitesses. Het klopt ook wel. Ik zeg nu niet dat de Belgen en de Nederlanders alle wedstrijden gaan winnen, maar we hebben wel een voordeel op de Italianen, Fransen en Spanjaarden.”

Komt er nog eens bij dat je met dit gebalde seizoen beter over een brede basis beschikt.

“Ook dat nog, zo’n seizoen hebben we nog nooit gehad. Ik zie het volledig zitten, al die wedstrijden kort op elkaar, al helemaal omdat ik meestal aan het einde nog wat in de tank heb. Mijn type renner zal er het meeste profijt van hebben.”

Dat je positief bent ingesteld, zal je in deze tijden ook helpen.

“Je zult van een ezel geen koerspaard maken, dus je moet fysiologisch wel over de juiste waarden beschikken, maar het verschil zit hem in de psychologie. Ik denk dat dit de basis is voor goede prestaties. Elke dag goedgemutst opstaan. Elke dag blij om te mogen gaan trainen. Na de training nog eens gaan fitnessen. Heb je goesting om meer te doen dan een ander, daar komt het op neer.

“Jawel, ik weet dat ik meer doe dan een ander. Ik heb altijd de meeste kilometers van de ploeg. Dat moet ook zo, ik ben de kopman die het langst moet meegaan. Het kan niet dat je helpers meer kilometers hebben dan jij.

“Ik denk ook dat je psychologie mee wordt bepaald door hoe je eet. Ja, serieus. Ik eet voor een training, ik eet na een training. Ik wil met volle suikervoorraden beginnen en ik wil leeg toekomen. Klimmers daarentegen gaan trainen op een licht ontbijt of soms nuchter, eten dan niks of een slaatje.

“Vorig jaar op de Sierra Nevada zijn we allemaal te diep gegaan en ik trainde dan nog anderhalf uur minder dan de klimmers. Ik kon blijven wachten op die gasten om te beginnen eten. Die aten gewoon niet! Alleen als ik wat moet afvallen, zal ik na een training een paar uur wachten om te eten, en dan nog.

“Nuchter trainen is niet goed voor de joie de vivre van een coureur. Ik zie het verschil bij ons: de tafel met klassieke renners en die met klimmers, dat is een wereld van verschil. Wij komen ook leeg toe, maar dan hebben we nog praats aan tafel omdat we weten dat we weer iets mogen eten en ons opladen. Die klimmers zitten daar maar, daar zit geen leven meer in. Van nuchter trainen word je depressief.”

Jij hebt hier meteen wel een hoogtekamer laten installeren.

“Ja, en dat klinkt fancy, maar eigenlijk gaat het zo: je belt naar de aannemer en vraagt ‘steek eens een wachtbuisje van de logeerkamer naar de kelder, alstublieft’. Beneden in de kelder staat die bak die de druk in de kamer verlaagt, goedkoper dan een hoogtetent, want die heb je niet nodig. De kamer moet je wel hermetisch kunnen afsluiten. Ik was daarnet nog bezig met tochtstrips te plakken aan de deurlijsten. De ramen waren al oké en het enige wat we nog moesten doen, was de stopcontacten luchtdicht maken.

“Ik slaap nu een goede week op 2.200 meter hoogte. Dan nog twee weken. Vervolgens anderhalve maand gewoon en dan weer twee weken op hoogte. Ik weet niet hoe het zal bevallen. Ik doe het anders dan vorig jaar, toen we op de Sierra Nevada zaten en ik mij de nek heb afgereden. Bovendien: bevalt het nu niet goed, dan heb ik nog tijd om mij te herzetten. Ik voel de hoogte wel al op training. We zijn deze week opnieuw samen gaan rijden met ons trainingsgroepje en het was van bij de eerste dag pittig.”

De Parelvissers wilden elkaar na de lockdown tonen hoe goed ze wel niet hadden getraind?

“Zoiets ja. Greg was toch wel de man. (lacht) Ken je dat? ‘Ik heb niet getraind, nooit langer dan drie uur, blablabla’, maar op al die bergskes wel volle bak. ’t Was wijs. Een goede trainingsgroep doet ook veel voor je niveau als renner.”

Als je maar zelf genoeg op kop rijdt.

“Geen probleem. Greg of ik rijden op kop, met iemand naast ons. Wat wij wel niet kunnen, is rustig rijden. (lacht) Het komt toch altijd neer op koersen, en de nek af thuis komen.”

Jij bent als Belg blijven trainen. Je Franse ploegmaats daarentegen.

“Klopt. Ik had veel contact met de ploeg en telkens realiseerde ik mij dat het leven in België schoon was. Voor een coureur dan toch. Ik kom soms mensen tegen die zeggen: ”t Is toch erg voor jullie.’ Sorry neen, voor ons is het wellicht het minst erg. Wij mochten blijven doen wat we graag doen, fietsen, en niet onbelangrijk: voor het eerst sinds lang moest niks.

“Dat trainingsschema van mij, dat was dagen aan een stuk hetzelfde: 2 à 4 heures, selon envie. Ik heb altijd goesting om met de fiets te rijden, dus dat valt mee. Ik heb altijd minstens twintig uur per week gereden, altijd zo’n zeshonderd kilometer.”

Je hebt nu ook tijd om je nieuwe huis te ontdekken.

“We zijn op de laatste dag van november verhuisd. Daarna moest ik op stage en dan ben ik zo goed als altijd weggeweest tot de bewuste Parijs-Nice, waar alles stilviel. Ik kwam thuis en het was van: ah ja, dat staat daar en in die kast ligt dat. Dorien is apotheker en die moest in die eerste weken wat meer werken, waardoor ik meer thuis was dan zij.

“Het zal wennen zijn voor haar als ze straks zal thuis komen van het werk en het eten niet klaar staat. Ja, ik kan best wel een aardig gerechtje op tafel toveren. Vanavond ga ik er een stukje zalm inknallen, met een beetje prei, een pureetje en misschien een aspergeke nog erbij. Past dat?”

Gestoofd misschien.

“Of in de oven. Ik waardeer dit leven wel en het kwam ook goed van pas. Er is hier nog ontzettend veel te doen en elke dag zitten hier wel werkmannen. Als je er zelf bent, gaat het toch wat vlotter, kun je ook antwoorden op vragen. Anders kwam dat allemaal op Dorien haar nek terecht.

“Hoe dat hier vooruitgaat. Gisteren vertrok ik en was die tuin nog gewoon. Ik kwam terug en er lag een diepe put. Vandaag vertrok ik met die diepe put en nu is de betonnen fundering van het zwembad gegoten. Of ik zelf iets doe? Trainen. Dat stuk weiland daar, dat heb ik afgedaan met de bosmaaier. Er moeten ook nog veel beslissingen worden genomen.”

Zit de bouwheer nog met existentiële vragen?

“Euh neen, behalve misschien: hoe gaan we dat ooit betalen?” Een beetje goedbetaalde prof betaalt dit cash.

“Ja, maar de cash kwam van BNP Paribas-Fortis en ik moet afbetalen. Ik heb ontzettend geluk met de ploeg waarbij ik rijd: ik heb van in het begin gevraagd hoe het zit met dat inleveren aan salaris. Niks inleveren, zeiden ze. Wij hebben een contract met de sponsors en dat wordt gehonoreerd.

“Voor de buitenlanders is niks veranderd. De Franse renners genieten van hun royale sociale zekerheid. Die gasten staan op tijdelijke werkloosheid en krijgen 6.000 euro per maand. Om het even te kaderen: ze hebben voordien ook navenant hun hoog salaris afgedragen en daar profiteren ze nu van. Verdienen ze normaal meer dan 6.000 euro, dan legt de ploeg dat bij. Niemand van ons is er een euro bij ingeschoten.

“Hoeveel moet jij inleveren en hoeveel jij, dat was het item onder de renners. Je bent elkaars psycholoog op dat moment. Greg Van Avermaet moet nu voor de tweede keer een ploeg proberen te redden, pal in zijn gouden jaren waarin hij van zijn olympische titel zou moeten kunnen profiteren. Greg klaagt ook niet, maar als ik 80 of 90 procent moet inleveren, zou ik niet weten hoe ik dit kan afbetalen. Misschien wel: plakkaatje in de voortuin: ‘Te koop’.”

Jij bent ook te koop.

“Ik ben einde contract. Daarom is Yannick hier ook, om nog eens de opties te bekijken. Het is geen ideale periode om met de ploegen te gaan praten. Er zijn er die niet weten of ze nog gaan bestaan, er zijn er die het wel weten maar niet weten hoever ze kunnen springen, en dan zijn er ploegen die het wel weten en die kunnen praten. Mijn ploeg wil mij alvast langer houden, dus dat zit al goed.

“CCC haakt af als sponsor. Mitchelton-Scott, die ook 70 procent hebben moeten inleveren, hebben het erg zwaar. Bahrein-Merida stelt betalingen uit. Astana ziet er ook niet goed uit. De geruchten zijn dat ze de eerste maanden van dit jaar niet zijn betaald. Petroineos, het bedrijf boven Ineos, heeft een lening gevraagd van 560 miljoen euro. Stel dat twee ploegen de boeken neerleggen… Hoeveel profs zijn er in de WorldTour? Vijfhonderd? Als er maar 450 plaatsen zijn, zet dat een druk op de salarissen. Elke crisis is een beetje een filter waar het hele peloton door wordt getrokken. De kans dat er een aantal blijven hangen in die filter, is reëel. Voor mij komt het wel goed, maar wat met de oudere renners die deze week in de krant stonden? Dat zijn ook toffe collega’s. Aan die denk ik dan.

“Ik ben 29, dat is toch het moment waarop het er moet uitkomen. Ik ging goed geweest zijn, dat is makkelijk gezegd, maar ik gíng goed geweest zijn. Ik was niet beter in Parijs-Nice dan vorig jaar, dat nu niet. Vorig jaar reed ik de stenen uit de grond en dit jaar was ik ziek. Iets slechts gegeten of te veel in de regen gereden: iedereen in de ploeg had er wat van. Die eerste dagen van Parijs-Nice reden we door Noord-Frankrijk en het regende. De koeienmest die je dan binnenpakt door in die spray te rijden, dat wil je niet weten: in elke regendruppel zit stront. Maar ook dat gaat voorbij: 48 uur later ben je er vanaf.”

 

 

20200523_De-Morgen_p-70_-Rustig-fietsen-dat-kan-ik-dus-niet–all-mail

Column Ersatz in De Morgen van maandag 18 mei 2020

Ersatz

Kom je thuis van een honderdje op de fiets en verheug je je op een lekkere douche en uitrusten op het terras in het zonnetje, om je dan te realiseren dat er weer wordt gevoetbald. Geen lounge, geen terras, geen zonnetje, rewind naar het miserabele leven van een sportjournalist: binnen voor de televisie zitten kijken naar Borussia Dortmund gegen Schalke 04. Dat werd het ook: 0-4, enfin 4-0 dan, tegen Schalke.

Een deprimerende vertoning, las ik in de eerste commentaren. Ik ben het daar mee eens maar dan toch in de eerste plaats omwille van die commentatoren in plaats van door de wedstrijd zelf. Analist Marc Degryse zat in de studio van Play Sports en zocht in de rust en na de wedstrijd naar een middel om zich van kant te maken. Gelukkig hadden ze alle touwen bij Telenet op tijd verborgen. Gelukkig was er ook de altijd goedgezinde Geert De Vlieger om hem op het juiste pad te houden. Hij en Karl Vannieuwkerke zagen natuurlijk ook het grotere plaatje: zeggen dat het nergens op lijkt, jaagt de kijkers weg.

Eerlijk is eerlijk, het was voetbal. Ersatz, maar toch voetbal. Dus het uitzenden waard. Borussia was een moderne voetbalmachine, zette Schalke overal onder druk, recupereerde snel en schakelde meteen om. Thorgan Hazard was soms meesterlijk, Erling Haaland ook en verder liepen er nog een paar hele goede voetballers rond, zoals Raphael Guerrero met zijn twee goals.

322 mensen waren toegelaten in een stadion voor 81.365 toeschouwers. Daaronder tien journalisten. De plastieken fans, een trucje dat ze hadden afgekeken van Borussia Mönchengladbach, stonden niet in de tribune. Is dat ‘nóg niet’ of blijft dat Signal Iduna Park bij elke thuiswedstrijd leeg? Je hoorde elke schreeuw, elke conversatie tussen spelers, elke aanwijzing van de trainer en de bank. Het galmde als in een reusachtig zwembad, schreef De Volkskrant. Verder hield die krant zich op de vlakte en beschreef de sport zoals ze zich voltrok: een knappe overwinning van de Borussen die Bayern München onder druk blijven zetten.

Het is nu aan de spelers om de intensiteit bij zichzelf op te wekken die nodig is om een prestatie te leveren die een rechtstreekse uitzending van het vertoon wettigt. Lastig? Dat is hetzelfde als aanvaarden dat een ronderenner minder hard trapt in een haarspeldbocht waar geen volk staat. Ongetwijfeld zullen de tribunespelers – op het veld en in de perstribune – diep in hun intrinsieke motivatie moeten tasten om geïnspireerd te blijven. Overigens is dat op het veld meetbaar. Ik ben nu al benieuwd naar het verschil in afgelegde kilometers en sprints aan hoge snelheid met en zonder publiek.

Het klopt dat publiek van bij het ontstaan een onlosmakelijk deel is van voetbal, en het spel wellicht daardoor het populairste ter wereld is geworden, maar nu moet het even anders. Deze coronatijden bieden ook kansen: bijvoorbeeld om de beschaving terug naar het stadion te halen. Het verdient de aanbeveling om op Netflix de miniserie The English Game te bingen. Die gaat over het prille begin van het voetbal. Meer in het bijzonder de pure amateurploegen ter vermaak van de elites (zoals de Old Etonians) die de hete adem

in de nek voelen van de fabrieksploegen met werkvolk dat betaald wordt om te voetballen, zoals Blackburn Olympic. De serie is – op enkele details en de romantiek na – historisch erg correct en opvallend is onder meer het ontstaan van het hooliganisme als twee fabrieksteams het tegen elkaar moeten opnemen.

Wel iets om je druk over te maken, zijn de bepaald onzinnige maatregelen die moeten verhinderen dat de Bundesliga na drie speeldagen een Covid-19-selectie in quarantaine moet sturen. Zowat alles wordt ontsmet, zowat iedereen is getest, op de bank zitten de reservespelers en de staf meters van elkaar. Ze hebben mondkapjes op, maar die doen ze naar beneden om aanwijzingen te schreeuwen. Spelers mogen vrij ademen tijdens het spel, maar na de wedstrijd mochten ze niet met elkaar douchen en moesten de mondkapjes weer op.

Juichen en feesten met elkaar mag ook niet. De spelers van Hertha Berlijn lieten het bij hun sensationele uitoverwinning op Hoffenheim niet aan hun hart komen en knuffelden een eind weg. Die van Borussia deden elleboogje-elleboogje of dansten een regendansje, komt ook van pas dezer dagen. Het toppunt van hypocrisie doet zich voor in het spel zelf met het voetbal zoals we het kennen. Ze hijgen in elkaars nek, hangen aan elkaars lijf, doen handjeklap uit gewoonte, fluimen vliegen in het rond en – voorspelling – ze blijven allemaal gezond.

 

20200518_De-Morgen_p-21-mail

Verhaal over Michael Jordan in De Morgen van zaterdag 16 mei 2020

De man die alles kon

Hij kon vliegen, en voor een mirakel draaide hij zijn hand niet om: hij redde een sport van de ondergang, verkocht schoenen aan de hele wereld, blies een stad nieuw leven in en deed Wall Street beven. The Last Dance, de Netflix- docuserie over Michael Jordan, is een megahit.

Michael Jordan is niet geboren, hij werd geschapen, uitverkoren om de grootste sportman aller tijden te worden. Morgen om 21 uur Eastern Time zien de Amerikanen in primeur hoe dat in zijn werk is gegaan. Dan zendt de Amerikaanse sportzender ESPN aflevering negen en tien van The Last Dance uit. Maandag om 9.01 uur zet Netflix ze online voor de rest van de wereld en valt het doek over de meest gehypete – eerlijk is eerlijk, ook de allerbeste – sportdocu aller tijden.

Het succes van ‘TLD’ in de VS is vergelijkbaar met dat van de iconische sitcom Friends en komt in meer gedaanten dan in kijkcijfers. Zo ging de vraag naar retromerchandising van de Chicago Bulls door het dak. Een shirt van het Dream Team van Jordan is laatst voor 200.000 euro verkocht en is daarmee het duurste stukje sporttextiel ooit. Zelfs sidekicks van sidekicks profiteren mee. Hoe anders te verklaren dat op Pornhub de vraag naar video’s van Carmen Electra steeg van bijna geen aanvragen tot 1,7 miljoen op één dag? Niet toevallig nadat ze in episode vier haar verhaal deed van hoe ze zich verborgen hield toen Michael Jordan in 1998 was binnengevallen bij haar lief Dennis Rodman om hem aan te manen terug te komen trainen.

Nog opvallender: de hele NBA van vandaag zit elke zondagavond braaf voor de tv – of in de thuisbioscoop – te wachten op een dosis jeugdsentiment die wekelijks bijna homeopathisch wordt aangeboden.

Het succes van The Last Dance is uiteraard terug te voeren op de figuur van Jordan, de sportman die won als hij wilde winnen, maar het is geen highlight reel zoals hier veel dvd’s met hoogtepunten in de kast stof liggen te vergaren. Dit is een document, gefilmd van binnenuit. De commentaar van Jordan op de tussentijdse vakantie die Rodman opeist in 1998 is hilarisch, net als bij diens terugkeer van Las Vegas de conversatie met coach Phil Jackson die vraagt of Rodman er is: “His body is here, Phil, now we need his mind to be back.” Dat alles wordt nog eens versterkt door de aandacht voor de jonge jaren van Jordan omdat die veel verklaren van wat later zou gebeuren.

Postmodern sporticoon

Er is sprake van een Michael Jordan-obsessie, maar mag het even? Hij overstijgt alle sporters, moeiteloos. Jordan begon als basketbalspeler, werd een marketingwonder en eindigde als eerste postmodern sporticoon dat zijn sport en zijn ras oversteeg.

Jerry Reinsdorf, de Chicago Bulls-eigenaar die hem in zijn laatste twee seizoenen in Chicago 33 en 36 miljoen dollar betaalde, twijfelde ook. “Is Michael Jordan zwart? Ik weet het niet: ik denk dat hij geen kleur heeft.” Geen kleur (niet kleurloos) was handig: het gold alvast in de eerste plaats voor Michael Jordan.

Donald Dell was de grote baas van ProServ toen zijn werknemer David Falk de jonge basketballer van de Bulls tot een contract verplichtte. Dell zag het in 1985 al: “Jordan heeft een charisma dat de sport overstijgt.” Het was het begin van de sportmarketingstory van de eeuw, een verhaal in drie episodes.

In een eerste fase stond Jordan er op het veld grotendeels alleen voor. Hij eindigde ooit een wedstrijd uit bij de grote Celtics met 63 punten, maar de Bulls verloren. “Ik heb God gezien,” zou de (blanke) Celtics-ster Larry Bird na die wedstrijd zeggen, “hij droeg nummer 23.”

In 1982 scoorde Michael Jordan als eerstejaars aan de University of North Carolina een shot dat in de Amerikaanse sportgeschiedenis wordt aangeduid als ‘The Shot’, een ultieme jumper die UNC de titel opleverde. Twee jaar later was hij co-captain van het olympisch team dat in Los Angeles goud won. Nog eens twee jaar later incasseerde hij 2,5 miljoen dollar voor vijf jaar van Nike, een contract dat door Wall Street werd weggelachen.

De vlucht van Jordan

Het toen nog kleine Nike creëerde de eerste Air Jordan-schoen en hoopte in drie jaar tijd op een omzet van 3 miljoen dollar. Een meevaller was het dat de NBA die schoen tijdelijk verbood wegens te veel kleur. Dat was niet de enige reden dat ze in het eerste jaar voor 130 miljoen dollar Air Jordans verkochten, wel het instant-aura van Jordan.

De eerste campagne werd ondersteund door een memorabele videoclip waarin Jordan een schijnbaar eeuwige vlucht onderneemt op weg naar een dunk. Het achtergrondgeluid is dat van een straaljager, de voice van Jordan: “Who said man was not meant to fly?”Jordan Flight portretteerde Jordan als geboren atleet. Sociologen steigerden. Dit was de bevestiging van een raciale vooringenomenheid (maar soms een wetenschappelijke realiteit) waarbij zwarten een beter fysiek potentieel wordt toegedicht.

Anderen wezen erop dat een wig werd gedreven tussen de beste basketbalspeler ter wereld en zijn ras. Jordan was als student op de University of North Carolina al lid van de zwarte studentenbroederschap Omega Psi Phi. Wie ooit beroepshalve dicht bij een halfnaakte Jordan stond, kon zien dat er op zijn borst een omega als symbool van dat broederschap is getatoeëerd.

In The Last Dance komt de rassenproblematiek ook ter sprake. Jordan zou zich nooit hebben uitgesproken over de vele incidenten aan het eind van jaren 80 en 90. Jordan zou ooit hebben verklaard: ‘Republikeinen kopen ook Nike-schoenen.’ In The Last Dance –

daarom is het ook zo’n goeie docu – geeft hij toe dat hij dat heeft gezegd, maar eerder als cynische opmerking op de bus tegen een aantal Dream Teamers.

Volgens de wetenschappers Cole en Andrews van Memphis University was de NBA gediend met dat rassenloze statuut voor haar ster: “Met zijn imago maakte Jordan de NBA aanvaardbaar voor de midden- en toplaag van blanken die zich in de voorgaande jaren hadden afgekeerd van profbasketbal als een broeihaard van drugs en corruptie.”

Niet langer zwijgzaam

In interviews ten tijde van de Rodney King- en O.J. Simpson-affaires (1991 en 1995) – toen zwart en niet-zwart in de VS lijnrecht tegenover elkaar stonden – heeft Michael Jordan ook nooit een standpunt ingenomen. Inmiddels had hij tien bedrijven die hem met miljoenen dollars steunden en in alle spots was hij de all American boy, de eerste met een zwarte huid.

In juli van 2016 kwam Jordan met een statement: “Ik kan niet langer zwijgzaam toezien.” Hij zou geld doneren aan twee organisaties die de bevordering van de interraciale verstandhouding als doel hebben, waaronder de NAACP, de National Association for the Advancement of Colored People, die als behoorlijk militant bekendstaat. Veel had natuurlijk te maken met de onvoorwaardelijke steun van Nike voor Colin Kaepernick, de zwarte quarterback die knielde tijdens het spelen van het Amerikaans volkslied en geen contract meer kreeg.

Het rebelse Nike en Jordan zijn al 35 jaar twee handen op één buik. Nike haalde Reebok halfweg de jaren 80 in als wereldwijd marktleider en verpletterde vervolgens alle concurrentie, mede dankzij de stuwende kracht van het icoon Jordan. Het zakenblad Forbes rekende voor dat Michael Jordan sinds 1984 voor meer dan 1 miljard euro (1,3 miljard dollar) aan royalty’s van Nike heeft getrokken, eerst voor de schoenen die zijn naam droegen, later voor zijn aparte Jordan-kleding- en schoenenlijn.

In het seizoen 1991-’92 en 1992-’93 moest de goddelijke Jordan even van zijn voetstuk, na beschuldigingen over machtsmisbruik binnen het team en herhaalde berichten over een al of niet vermeende gokverslaving. Het boegbeeld had een scheve schaats gereden en op slag verschenen in de pers weer grote berichten over de foute levenswijze van de (hoofdzakelijk zwarte) NBA-sterren: smijten met geld en promiscuïteit.

Jordan stopte een eerste keer aan het eind van het seizoen 1992-’93. Alle bedrijven die hem sponsorden, verloren terrein op Wall Street en president Clinton sprak: “We zullen hem missen, in elke dorpstuin of op elk pleintje waar kinderen één-tegen-één spelen en dromen dat ze Mike zijn.”

‘Zijn zoals Mike’ of ‘Be like Mike’ was een oneliner uitgevonden door de copywriters van de sportdrank Gatorade. Mike ging honkbal spelen, maar dat wilde niet echt lukken. No problem. Dat was de start van de laatste episode in het sportmarketingsprookje van de 20ste eeuw: na de bovennatuurlijke Michael Jordan en de betrouwbare rassenloze passe-partout was het tijd voor de twijfelende, kwetsbare Michael Jordan.

Gatorade beet de spits af. Jordan dronk een slok en zei: “Als basketballer wilde ik altijd de bal en bepaalde ik waar hij heen moest. En ik dronk altijd Gatorade. Als honkballer drink ik nog altijd Gatorade, ik wil nog steeds die bal en ik weet nog steeds waar hij heen moet. Vroeg of laat zal ik ook die bal daar krijgen waar ik wil… hoop ik.” En dronk weer een slok.

Verrijzenis

Tijdens zijn afwezigheid kwam de NBA zwaar onder vuur te liggen. De nieuwe generatie zwarte spelers had problemen met de discipline. De NBA (85 procent zwarten) was ineens weer een metafoor voor de Amerikaanse maatschappij (11 procent zwarten) die
in 1994 voor de conservatieve Republikeinen had gekozen: jonge, losgeslagen horden zwarten die alle waarden overboord gooien. ‘Waarom kan Shaquille O’Neal zich niet als Mike gedragen?’, vroeg ook Sports Illustrated zich af. Men ging driftig op zoek naar alternatieven voor Jordan. Niemand kon die schoenen vullen. Al helemaal niet toen hij in februari 1995 zijn baseballavontuur overboord gooide en terugkeerde naar de NBA. Slam, een officieel NBA-blad, schreef: ‘Michaels terugkeer naar de NBA heeft meer weg van de heropstanding van Jezus of Dr. King dan van een zwarte broeder die terugkeert om te ballen.’

Toen Hij in de lente van 1995 terugkeerde naar het basketbal, luidde een kop in een Nederlands sportblad: ‘De grootste comeback sinds Jezus Christus.’ Gelovige lezers kropen in hun pen en zegden hun abonnement op. Sports Illustrated kon het niet beter illustreren dan met de cartoon op de cover: SuperMichael als een soort Superman die terugkeert en de NBA en Chicago van de ondergang redt.

Als direct effect was er de gunstige reactie van de beurs op Wall Street. Zijn vierde titel pakte hij op vaderdag. Hij barstte in tranen uit (zijn vader was drie jaar eerder vermoord). Jordan bedankte zijn vrouw, zijn goede vriend Scottie Pippen, zijn waterdragers in het team en nam zijn kinderen op de arm. Vervolgens sloeg hij zijn armen om de slechte zwarte, de getatoeëerde Dennis Rodman. Wat de blanke couch potato het gevoel gaf dat er nog hoop was voor zijn fantastische land.

In juni 1997 volgde een vijfde titel. Na beide trofeeën werd scherp onderhandeld. Het kostte de Bulls respectievelijk 33 en 36 miljoen dollar om hem een jaartje aan het ballen te krijgen. Nike had er een bestuurdersfunctie binnen een apart te runnen businessunit voor over om hem eeuwig aan hun logo swoosh te binden. Jordan zou in zijn laatste twee Bulls-jaren ongeveer 75 miljoen dollar verdienen, waarvan meer dan de helft afkomstig was van commerciële deals.

Maandag krijgen we te zien hoe hij het in juni 1998 voor de zesde keer klaarspeelde. Weer zal hij een onmogelijke situatie in de laatste seconden van de wedstrijd omdraaien en soeverein beslissen over winst en verlies met één shot: The Shot, derde versie. De ultieme krijger Jordan deed wat elke sportliefhebber diep vanbinnen wil meemaken: weggaan, sterker dan ooit terugkeren en winnen.

Zijn passage als speler bij de Washington Bullets in zijn tweede comeback, niet zeker of die nog aan bod komt. Laten we die toegift vergeten. Hij moest zijn gedeeld eigenaarschap van dat team opgeven om nog eens twee seizoenen te tonen hoe het moest. In tegenstelling tot Mohammed Ali, die hij overtreft als sportman aller tijden en die aan zijn nacarrière een hersenletsel overhield, kwam Jordan gezond uit dat overbodige avontuur. Hij verloor wel meer wedstrijden dan hem lief was. Op avonden dat het hem afging, speelde hij tegenstanders die vaak zijn kinderen konden zijn, vrolijk op een hoopje.

Vandaag is Michael Jordan businessman met een geschat vermogen van meer dan 2 miljard dollar. In 2010 kocht hij de Charlotte Hornets voor 175 miljoen dollar van een andere zwarte eigenaar. Winnen zit er niet direct in. Winst maken daarentegen… In 2019 verdiende hij omgerekend meer dan 30.000 euro per uur.

Allesbehalve een heilige

Jordan is de vitruviaanse man van de homo ludens. De fascinatie voor Jordan is van alle milieus en alle sporten. In The Last Dance wordt hij als allesbehalve een heilige neergezet, zelfs als een vervelende teamgenoot die steeds maar weer alle ballen opeiste. Hij verlangde opperste concentratie van wie dacht met hem in het veld te kunnen/mogen staan. Wie zich daaraan ergert, begrijpt niks van de jungle die topsport is.

Dat donkere kantje van de topsporter fascineert, die wil om koste wat kost te winnen, het vermogen om als het er echt om gaat boven zichzelf uit te stijgen en de tegenstand te verlammen. The Last Dance brengt die momenten mooi in beeld. Zijn terugkeer in zijn eerste jaar na een stressfractuur, zijn vele memorabele buzzer beaters, zijn The Shot II tegen Craig Ehlo van de Cleveland Cavaliers in 1989, zijn homerische strijd tegen de bad boys van de Detroit Pistons en hoe die ruzie met Isaiah Thomas nog steeds leeft, zijn titels, het Dream Team en ten slotte The Shot III in Delta Center op 14 juni 1998, met ondergetekende in de tribune als een van de vier Belgen aanwezig.

Benieuwd of en hoe ze in aflevering tien die sequentie zullen uitrafelen. Die paar seconden waarin hij als verdediger zijn aanvaller (Jeff Hornacek) laat lopen, terugkeert op zijn stappen, langs de blind side van een hoogst verbaasde Karl Malone opduikt en hem de bal uit zijn handen slaat. Geniaal, de meester-aanvaller en de meester-verdediger in één persoon verenigd. In die ene fase keert hij een rampzalige situatie.

Maar dan, nog twintig seconden, wat nu? Zijn vorige actie was een tweepunter geweest, een eenvoudige lay-up voorbij Bryon Russell, maar de vijf shots daarvoor waren allemaal missers. De laatste minuten is geen Bull meer aan de bal geweest en ook nu houdt Jordan de bal bij, op zijn huid gezeten door meester-verdediger Bryon Russell die gezworen heeft dat hij zich niet meer zal laten verrassen door een drive naar doel. En dan. Jordan dreigt toch naar doel, houdt plots in, geeft Russell een zetje en krijgt een open shot: jump, release, follow through, nothing but net. 86-87 met vijf seconden te gaan. John Stockton probeert het nog en mist op een haar. Game over. Titel zes is binnen.

Eindeloos werden de beelden in het mediahotel teruggespoeld, waarop ondergetekende en Eric Goens een beladen begrip lieten vallen: ‘offensive’ zoals in aanvallende fout. Elke andere speler behalve Jordan had met dat zetje een aanvallende fout geriskeerd. Later dat jaar zou Sports Illustrated in een lang uitgesponnen artikel dezelfde theorie aanhangen, maar die avond in de Marriott werden we terechtgewezen. “Come on, this is a storybook ending. Don’t ruin it.” Zo was het ook: een sprookjesachtig einde van een fabelachtige carrière in een van de moeilijkste sporten die de mens speelt.

 

Jordan, M.-mail

Column Habemus Victorem in De Morgen van zaterdag 16 mei 2020

Habemus victorem

Wie durft nu nog te beweren dat ze in de Pro League een bende sukkels zijn? Na beraad – het bijvoeglijk naamwoord ampel is in dezen een grove onderschatting – zijn ze het eindelijk eens over de afsluiting van de competitie en wie welke prijzen pakt. Nog meer goed nieuws: slechts één club is boos en stapt naar de rechtbank, Waasland-Beveren. Een gigantisch succes waar de heren Croonen (Genk) en Louwagie (Gent) en alle anderen gerust een glas mogen op drinken.

Op 2 april besloot België als eerste de competitie op te doeken. Een week later zou die formaliteit worden gestemd. Vier keer is de stemming uitgesteld. Gisteren vonden ze dan toch 84 procent van de ploegen bereid om een voorstel te aanvaarden.

Eerst Waasland-Beveren. Dat degradeert en is woedend omdat ze in hun wedstrijd van de laatste kans hun kans niet hebben gekregen om de twee punten achterstand op KV Oostende in te halen. Waasland-Beveren moest op die dertigste speeldag thuis tegen de tweede, KAA Gent. Voorlaatste KV Oostende moest uit tegen de derde laatste, Cercle Brugge.

Waasland-Beveren dat degradeert heeft dat geheel aan de eigen prestaties te danken. Een verlate immanente gerechtigheid, bestaat zoiets? Je kunt degradatie ook zien als een straf na de misdragingen van het bestuur rond de wedstrijd Waasland-Beveren – KV Mechelen van twee seizoenen geleden. Ten slotte is Waasland-Beveren allang geen aanwinst meer voor het profvoetbal in België, de historie en de twee landstitels ten spijt.

Dat Club Brugge een verdiende kampioen is, daar valt geen speld tussen te krijgen. Op één speeldag van het einde van de reguliere competitie – een ijkpunt – stond het vijftien punten voor. Dat was geen social distancing, de rest stond gewoon niet op de foto. Heel wat anders dan in Nederland, waar de competitie werd geannuleerd omdat drie ploegen op een zakdoek van elkaar nog in de running waren voor de titel. Bovendien heeft Nederland niet onze competitieformule.

Dat Gent tweede eindigt, is een gevolg van het stopzetten van de competitie. Andere teams hadden ook nog tweede kunnen eindigen na de play-offs, maar Gent heeft nu eenmaal de verdienste dat het daar stond toen het land en de sport op slot gingen. Dus speelt Gent de derde voorronde van de Champions League en is het zeker van de groepsfase van de Europa League.

En nu begint het. Het tweede ticket voor de groepsfase komt normaal de bekerwinnaar toe. Als Antwerp wint van Club Brugge, als de wedstrijd doorgaat – dat is twee keer als – krijgt Antwerp dat ticket. Zo niet is het Charleroi: ook normaal.

De meest inventieve oplossing was deze om uit te maken wie van OH Leuven of Beerschot mag promoveren. Kunnen ze die terugwedstrijd nog spelen (Beerschot won met 1-0) dan is het de winnaar die promoveert. Kunnen ze die niet spelen, dan is het warempel geen van beiden, maar Westerlo dat promoveert. Met Bob Peeters, altijd een feest. Dat zou wel een tweede rechtszaak kunnen worden, maar zover zijn we nog niet.

Ook inventief is het competitieformat voor volgend jaar. Club Brugge gooide van de week de knuppel in het hoenderhok door voor achttien clubs en geen play-offs te pleiten, maar heeft bakzeil gehaald want anders werd de competitie geannuleerd. De Brugse hybris heeft tegen hen gewerkt en uiteindelijk kozen Verhaeghe-Mannaert eieren (lees: een titel) voor hun geld.

Zestien ploegen en play-offs met vier: als dat maar niet de regel wordt voor de komende jaren. En hoe zal rechtenhouder Eleven Sports daarop reageren? Die gaan van dertig play-off 1-wedstrijden naar twaalf. Play-off 2 is voor de nummers vijf tot acht en de winnaar daarvan mag misschien Europees spelen. Wat de nummers negen tot zestien zullen doen na de reguliere competitie stond nergens vermeld.

Het misbaksel 1B, waarvan werd gehoopt dat het niet meer in te richten was door een gebrek aan clubs, wordt nog even beademd. Ze hebben zowaar acht ploegen gevonden en die spelen vier keer tegen elkaar. Het beste van het nieuwe 1B-verhaal is hoe de kampioen zich kroont: de winnaar van de competitie is kampioen en de twee periodekampioenschappen en de titelmatchen vallen weg.

Het aller-allerbelangrijkste is de zin voor realiteit die blijkt uit het voorstel om sportieve dalers altijd te laten dalen, zelfs al zijn er economische dalers. In het persbericht stond dat dit principe wordt toegepast tot een minimumaantal van veertien clubs wordt bereikt in Jupiler Pro League en zes clubs in 1B. Benieuwd hoeveel jaar het zal duren voor we die bodem hebben bereikt.

 

 

20200516_De-Morgen_p-19-mail

Column BAS in De Morgen van maandag 11 mei 2020

BAS

Vorige week werd op deze plek geciteerd uit de smoking gun die de licentiecommissie van de voetbalbond had doen besluiten dat Moeskroen in handen was van Pini Zahavi en zijn compagnon Marc Rautenberg, en niet van een Thai met een moeilijke naam. Aan het eind van dat stukje stond een zinnetje: “Moeskroen zal pleiten dat de PV’s in het kader van Operatie Zero niet mogen worden gebruikt voor andere procedures. Wordt vervolgd.”

Zaterdag stond in deze krant een portret van Pini Zahavi. Ik was dat stuk begonnen met deze paragraaf: “…Geen zinnig mens in het profvoetbal die er nu nog aan twijfelt: na vijf keer de dans te zijn ontsprongen, is gisteren het doek gevallen over de profclub Moeskroen. Alleen lopen de zinnige mensen niet dik in het Belgisch profvoetbal en zijn de wegen van Moeskroen en vooral van wie achter de club schuil gaat, ondoorgrondelijk…”

Die paragraaf heeft de krant niet gehaald, met dank aan de ZENO-eindredactie. De licentiecommissie werd afgelopen vrijdag wandelen gestuurd door de drie (twee tegen één kan ook, dat weten we niet) arbiters van het BAS en Royal Excel Moeskroen heeft toch zijn licentie beet.

Net zoals in de zaak tegen KV Mechelen heeft het BAS met een compleet onbegrijpelijke uitspraak het voetbal te kakken gezet. Toen werd KV Mechelen nog ten minste schuldig bevonden aan omkoping maar konden ze (zogezegd) niet straffen. Dat getuigde toen van weinig lef, en de vrijspraak van Moeskroen is in hetzelfde bedje ziek.

Eerst de smoking gun. Dat waren de telefoontaps van Paul Allaerts, algemeen directeur van Moeskroen waaruit bleek dat Rautenberg een kapitaalsverhoging zou doen maar waarbij het moest lijken alsof dat geld van de papieren eigenaar uit Thailand kwam. Die taps zijn als onderdeel van een heel dossier over de omkoping van Waasland-Beveren door KV Mechelen op 14 maart 2019 aan de bond bezorgd door Eric Bisschop, adjunct van de federale procureur. Bij dat dossier zat een brief van Bisschop waarin hij stelt: “deze stukken kunnen enkel aangewend worden in het kader van disciplinair onderzoek inzake competitievervalsing”.

Heeft dat zinnetje de licentiecommissie parten gespeeld? Volgens onze informatie had licentiemanager Nils Van Brantegem de bewuste belastende PV van Allaerts niet via de bond, maar kwam die uit een dossier van een derde partij die een aanklacht had lopen tegen Moeskroen. In dat geval was er geen bezwaar, zeggen rechters met veel kilometers. Nog volgens die informatie zou Erik Bisschop later zelfs schriftelijk toestemming hebben gegeven om het bewuste PV wel te gebruiken.

Door enkele insiders wordt nu gedacht aan een samenzwering van duistere krachten. Dat kan, het blijft tenslotte voetbal. Zo doet de aanwezigheid van maître Louis Derwa als de arbiter van Moeskroen vragen rijzen, maar Moeskroen had het recht om deze kompaan en opvolger van de meermaals in opspraak gekomen en in ongenade gevallen Laurent Denis aan te stellen. Derwa is gepokt en gemazeld in moeilijke procedures. De andere twee arbiters waren alvast minder ervaren en één – de voorzitter – was zelfs een totale bleu.

Wat als er geen duistere krachten in het spel waren maar arbitrage eens te meer gewoon op haar grenzen is gebotst? Arbitrage is maar zo goed als haar arbiters en in bijzonder ingewikkelde dossiers zoals licenties zou het alvast helpen als men arbiters met een specifieke expertise zou selecteren en niet de eerste de beste advocaat die zich destijds heeft opgegeven om in zijn of haar vrije tijd arbiter te zijn.

Sportrecht en aanverwanten is een specialisme. Eerste aanleg voor de licentie is de licentiecommissie. Die wordt voorgezeten door een ervaren beroepsrechter en heeft als leden onder meer de licentiemanager, over wie iedereen het eens is dat die man zijn job kent, een notaris en een bedrijfsrevisor, beiden met jarenlange ervaring.

Voor het beroep tegen de licentiecommissie moet men vervolgens naar het Belgisch Arbitragehof voor de Sport waar drie arbiters worden aangeduid. Zonder uitzondering advocaten, soms meer toeristen dan specialisten, opgeleid om honderd-en-één argumenten aan te slepen om verwarring te zaaien. Als men al eens zou beginnen met ook in de arbitrage met beroepsrechters te werken. Recht spreken is het belang van het groter geheel voor ogen houden en de argumenten van de advocaten toetsen op hun verdiensten. Van een specialisme gesproken.

 

20200511_De-Morgen_p-21-mail

Portret Pini Zahavi (Moeskroen) in De Morgen van zaterdag 9 mei 2020

PINI ZAHAVI

Voor de zesde keer al had eersteklasser Royal Excel Mouscron problemen om zijn licentie te krijgen. Spil in het web van Moeskroen: de Israëli Pinhas ‘Pini’ Zahavi (76), een van de meest prominente en mysterieuze dealmakers van het wereldvoetbal.

De harde bewijzen lagen op tafel, dacht men: de eigenaar van Moeskroen is niet de Thai Pairoj Piempongsant, maar een bedrijvenconstructie in handen van ene Marc Rautenberg, makelaar, maar op zijn beurt een zetbaas van de illustere bejaarde makelaar Pini Zahavi. Naast eerdere belastende mails dacht de Belgische licentiecommissie dankzij de telefoontaps van directeur Paul Allaerts in Operatie Zero (naar de handel en wandel van makelaar Dejan Veljkovic) eindelijk een echte smoking gun in handen te hebben. Conclusie van de commissie: Moeskroen overtreedt sinds 2016 de bepalingen die stellen dat makelaars geen eigenaar mogen zijn van een club. Maar daar dacht het Belgisch Arbitragehof voor de Sport (BAS) vrijdag dus anders over.

Als Pini Zahavi een Belgisch nummer ziet verschijnen op zijn iPhone, weet hij waarover het zal gaan. Geen zin in, tot vier keer toe. Wat zou een oude vos als hij reageren op een Belgisch nummer? Een Frans, Spaans of Braziliaans nummer, tot daaraan toe. Volgens ingewijden is hij nu druk bezig met het regelen van de terugkeer van Neymar naar FC Barcelona. Toen Neymar de omgekeerde richting uitging, was hij ook al de dealmaker. Hij incasseerde daar in augustus 2017 21,4 miljoen euro voor, een bedrag dat hij moest delen met de pa van de Braziliaanse diva-voetballer. Volgens de Nederlandse onderzoeksjournalisten Tom Knipping en Iwan van Duren in hun boek Weekendmiljonairs hield hij ‘slechts’ 12,4 miljoen euro over aan die deal. “Slechts? Zijn geld krijgt hij toch nooit meer op.”

Bermudadriehoek

Voor Pini Zahavi toetrad tot het rijk der groten en na Jorge Mendes en Mino Raiola de nummer drie werd onder de ‘tussenpersonen’ (de officiële benaming van makelaars in FIFA-taal is intermediary), was hij journalist. Hij is geboren op 23 augustus 1943 als zoon van een groothandelaar in het toenmalige Brits mandaat Palestina. Vader wilde dat hij zou gaan studeren, maar de wereld wenkte. Hij gaf de universiteit in Tel Aviv op en werd sportjournalist met een passie voor zijn grote sportliefde voetbal. Al snel werd hij opgeslokt in de Bermudadriehoek van de journalistiek: hij wilde Mittspieler worden, mee aan de knoppen draaien.

Zijn eerste internationale toernooi is de fameuze World Cup in West-Duitsland in 1974. Hij verblijft zo vaak mogelijk in München, het epicentrum van dat WK. Daar lopen de belangrijke mensen rond, daar kan hij adreskaartjes scoren en contacten leggen en zal hij uiteindelijk ook in de finale een moedig Nederland zien verliezen van stugge Duitsers.

Vijf jaar later sluit hij zijn eerste deal, weze het door een stom toeval. Hij is dan nog steeds journalist en zal een perskaart blijven houden tot 1998 omdat die hem als passe-partout goed uitkomt. In de lente van 1979 ontmoet hij in een businesslounge op Heathrow Peter Robertson, een bestuurder van Liverpool FC die net als hij vastzit omdat de vliegtuigen door mistvorming niet kunnen opstijgen.

Ze raken aan de praat over de ploeg van Liverpool die na de winst in de Europacup voor Landskampioenen (tegen Club Brugge) toe is aan een make-over. De legende wil dat Pini Zahavi hem daar Avi Cohen aanraadde, een Israëli die voor Maccabi Tel Aviv speelt
en nog niet op de radar van Liverpool is verschenen. In een schaarse onthulling over hoe het allemaal begon, zegt hij: “Ik deed wat telefoontjes en ineens zat Avi in Liverpool en was het bedrag dat op mijn rekening stond vertienvoudigd. Liverpool had een fee gestort.”

Interessant, vond hij. Zijn eerste club wordt Liverpool. Ronny Rosenthal is zijn tweede Israëli die hij naar Engeland haalt. Rosenthal was in Brugge terechtgekomen (donderdag was hij nog te zien in Sporza Retro) en maakte het goede weer bij Club tot hij door het toen veel kapitaalkrachtiger Standard Luik werd weggehaald. Daar landde op een dag Pini Zahavi en Rocket Ronny was een Scouse.

De derde partij

Zijn derde grote transfer wordt zijn visitekaartje voor de club van de groten. De verhuis van Rio Ferdinand van Leeds naar Manchester United in de zomer van 2002 katapulteert hem heel even naar de pole van de makelaars. Wie 46 miljoen euro uit de zakken van Alex Ferguson kan schudden – een recordbedrag in de Premier League – voor een verdediger dan nog, verdient alle credits.

In augustus 2006 stunt Zahavi door twee top-Argentijnen bij het noodlijdende West Ham United onder te brengen. Carlos Tevez en Javier Mascherano zijn op dat moment eigendom van een consortium van onder meer enkele rijke Russen, Soccer Investments and Representations. Zahavi is voor die club de dealmaker achter de schermen. Die techniek waarbij behalve de club en de speler een derde partij economische (transfer)rechten heeft op de speler, heet third party ownership. TPO is tegenwoordig verboden, maar wordt nog toegepast door gebrek aan transparantie en controle.

Achter de schermen blijven lukt niet altijd voor Zahavi. Hij is zo high profile en de Engelse pers zit er zo dicht op dat ze hem ook kunnen linken aan de verkoop van Chelsea in juni 2003 aan Roman Abramovitsj. Zahavi zal na die deal een luxeappartement kopen in de buurt van Marble Arch in Londen en van daaruit zijn Europese business bestieren.

Die bestaat er de laatste jaren vooral in om de handel en wandel van middelgrote clubs te beheersen, deels door financiering, deels door het plaatsen van zijn mannetjes. Doel: de spelersverkoop controleren en aansturen met als voordeel cashen op elke beweging. Het maakt niet uit hoe groot de clubs zijn, als ze maar in interessante markten liggen waardoor hij met de spelers kan schuiven als met pionnen op een schaakbord.

Na 2006 is het zakenimperium van Pini Zahavi een kluwen van bedrijven geworden in wel twintig landen. Gol Football Malta, dat hij samen runt met de Macedonische Albanees Adbilgafar ‘Fali’ Ramadani (57), zit centraal in het web. Volgens insiders zou een financiële politie-eenheid er een jaar werk aan hebben om dat allemaal in kaart te brengen.

Mistgordijn

In de periferie van dat kluwen, met als veel voorkomende draaischijf het Cypriotische Apollon Limassol, zit ook voetbalclub Royal Excelsior Mouscron, verworven in augustus 2015 door Gol Football Malta. Dat was hun omweg om na het verbod op third party ownership toch te kunnen doorgaan met het beheer van de economische rechten op spelers. België was dan weer extra interessant omwille van de hoge levensstandaard en de lage instapkosten voor niet EU-voetballers.

De Belgische licentiecommissie verbood in navolging van de Wereldvoetbalbond (FIFA) vanaf januari 2016 evenwel schimmige structuren met makelaars als eigenaars of investeerders. Zahavi en Ramadani verkochten daarop de aandelen van Gol aan Latimer, ook een Maltese vennootschap, als bij toeval eigendom van Adar Zahavi, de neef van Pini. Dat was het zoveelste mistgordijn.

Op 29 september 2016 had het doek eigenlijk al moeten vallen over Moeskroen, toen Pierre François, de CEO van de Pro League – de vereniging van profclubs – naar een geïnteresseerde overnemer voor Moeskroen mailde: “Ik kan u alleen maar aanraden om die gesprekken direct met P.Z. te voeren in plaats van met tussenpersonen”.

 

20200509_De-Morgen_p-66-67-mail

 

Column Nepsupporters in De Morgen van zaterdag 9 mei 2020

Nepsupporters

Dus: wij voetballen niet tot 31 juli, ook niet zonder publiek. De competitie is stopgezet. Dat is duidelijk. Nu nog die reeds betaalde tv-rechten voor de niet-gespeelde wedstrijden vrijwaren, een beetje solidair zijn – of doen alsof – en de clubbestuurders kunnen met welverdiende vakantie.

Nederland voetbalt niet tot 1 september. Frankrijk heeft ook zijn competitie gestopt.

Maar dan. Engeland hoopt te herbeginnen op 8 juni. Duitsland op 16 mei, dat is volgende week zaterdag al. Portugal begint op 30 mei, Spanje denkt eraan tussen 15 en 28 juni. In Italië overweegt men collectieve trainingen vanaf 18 mei.

Iets verder van onze interessesfeer: Kroatië begint op 6 juni, Servië op 30 mei, Oekraïne op 13 juni, Turkije op 12 juni en Griekenland begin juni, maar de Grieken weten nog niet juist wanneer. Rusland denkt aan 21 of 28 juni. Wit-Rusland herbegint niet want nooit gestopt. Daar doen ze het zelfs nog met publiek.

In de landen waar de onderbroken voetbalcompetitie alsnog wordt afgewerkt, zal zonder publiek worden gespeeld. De Bundesliga is als eerste aan de beurt – als alles verloopt volgens plan tenminste – en op zaterdag staat al meteen de Revierderby tussen Borussia Dortmund en Schalke 04 op het programma. In Dortmund, in het gigantische Signal Iduna Park waar gemiddeld meer dan 80.000 toeschouwers de wedstrijden bijwonen, zullen maximaal 322 mensen zitten. In de tribunes staan nog eens 10.000 plastieken afdrukken van de fans, een initiatief van Borussia Mönchengladbach dat snel door Dortmund werd gekopieerd.

Zonder publiek en met plastieken fans, ik heb het nooit eerder meegemaakt. Wel eens de combinatie van een voor een kwart gevuld stadion en een bovenste ring met daarop supporters van bordkarton. Dat was in Bangkok in 1998 op de Asian Games. Ik ging naar het voetbal kijken, Iran tegen een ander land, en de perstribune in het stadion van de universiteit was ook in de bovenste ring. Naast ons liep een echte Thai dat hele vak af om elke omgevallen landgenoot van bordkarton – er was storm op komst en het waaide fel – weer recht te zetten. Naar het schijnt hebben de fakefans bij Borussia wel elk hun eigen foto, maar in 1998 was daar geen sprake van. De hele tribune was gekloond uit dezelfde Thai, een breedlachende dertiger waar niet het minste piepje uit kwam.

We zouden moeten gruwelen bij de gedachte aan sport zonder publiek. Geen sfeer, geen respons uit de tribune, geen gezang, niks. Alleen doodse stilte, onderbroken door een gil van een speler, een vloek van een coach, een fluitje van een ref en een schaarse reactie van een bestuurder. Maar na veertig jaar in dit vak zie ik ook de voordelen van geen publiek.

Ik neem u even mee naar een normale voetbalwedstrijd in onze pintjesliga. Is het Club in Jan Breydel (17 kilometer), dan moet ik anderhalf uur van tevoren weg en ik ken nog wel alle sluipwegen door Tillegembos. Is het AA Gent in de Ghelamco (40 kilometer) dan moet ik pas een uur voor de wedstrijd weg. De parkeerplaats is iets verder van het stadion dan in Brugge en toch kan ik later vertrekken. Heeft te maken met de ligging van het stadion aan een kruising van autowegen en mijn eigen uitgebreide studie van het meest efficiënte aanrijtraject in functie van aanvangsuur/dag.

Maar dan. Een wedstrijd op het EK voetbal: vertrek drie uur voor aftrap voor hooguit tien kilometer afstand. World Cup 2018 in Rusland: vertrek drie uur voor de aftrap. Waanzin, maar het is niet anders. Olympische Spelen, openingsceremonie. Bericht van de organisatoren: kom a.u.b. drie uur van tevoren naar het stadion.

De Tour: die hebben iets speciaals en dat heet de PPO (point de passage obligatoire), een controlepunt waarlangs alleen geaccrediteerden worden toegelaten, waarna het makkelijk rijden is tot de persparking. Niettemin is het aan te raden een paar uur op voorhand ter plekke te zijn. Het wegrijden bij evenementen met veel publiek is vaak veel lastiger dan er geraken. Allemaal omdat er ook mensen komen kijken, veel mensen.

En nu, zonder publiek. Club: twintig minuten zouden volstaan. Gent: een dik halfuur nog wel, komt door de afstand. Een EK-wedstrijd: een halfuurtje. World Cup: idem. De olympische openingsceremonie: afhankelijk van waar je logeert, maar tien minuutjes voor het begin je bij de controle aanbieden, moet volstaan. De Tour: geen publiek is geen village de départ, dus waarom zou je nog naar de start rijden? Een uur vóór de renners over het verkeersvrije parcours naar de aankomstplaats razen, heerlijk.

U zult begrijpen dat ik voor mijn fin de carrière dit virologische experiment van sportcompetities zonder publiek alle kansen wil geven. Dat ze nog maar een beetje wachten met dat vaccin.

 

20200509_De-Morgen_p-19-mail

Column ‘Hallo, met Allaerts’ in De Morgen van maandag 4 mei 2020

Hallo, met Allaerts…

Deze week moeten knopen worden doorgehakt, zoals de afhandeling van de lopende competitie, de competitie voor 2020-’21 en de verdeling van de Europese tickets en inkomsten. Gisteren werd nog maar eens beslist om de stemming daarover uit te stellen.

Nog belangrijker dan dat hanengevecht is de vraag welke trucs de clubs die deze week voor het Belgisch Arbitragehof voor de Sport (BAS) zullen proberen alsnog een licentie te krijgen voor het profvoetbal uit hun hoge hoeden zullen toveren. Alle ogen zijn gericht op Standard. Hoewel er even sprake zou zijn geweest van lichte paniek bij zijn bestuur om voldoende financiële backing te hebben voor zijn stadion- en clubconstructies, lijkt dat nu toch in orde te komen.

Voor Moeskroen liggen de kaarten helemaal anders. Op 8 april raakte bekend dat de club, net als zes andere clubs, geen proflicentie kreeg en naar eerste amateurklasse moest zakken. Geen geld genoeg en vooral onduidelijkheid over de aandeelhouders en eigenaars van de club. Inmiddels zou weer geld zijn gevonden. Welk geld? En vooral van wie?

Moeskroen is voor het zesde opeenvolgende jaar voorwerp van discussie bij het BAS. Dit wordt naar alle waarschijnlijkheid de zitting te veel. Inmiddels zijn er zoveel bewijzen over de echte eigenaars van Moeskroen – het makelaarsduo Zahavi-Rautenberg – dat er geen ontsnappen meer aan is.

Volgens het ene medium zou een klacht van KV Mechelen in 2018 de bal aan het rollen hebben gebracht. Volgens een ander medium zou Moeskroen in nauwe schoentjes zitten door een onbetaalde factuur van 80.000 euro. Nu blijkt dat Operatie Zero (soms Propere Handen genoemd), het onderzoek naar de handel en wandel van makelaar Dejan Veljkovic, Moeskroen de das heeft omgedaan.

In de vroege lente van 2018 werd ook Paul Allaerts, algemeen directeur van Royal Excel Mouscron, het lijdend voorwerp van een telefoontap. Wellicht om de rol van Moeskroen in het degradatiedebat te monitoren. Ter herinnering: Moeskroen zou op de laatste speeldag van de reguliere competitie (11 maart 2018) op miraculeuze wijze in Eupen met 4-0 gaan verliezen, waardoor KV Mechelen (dat Waasland-Beveren had proberen om te kopen) alsnog zou zakken.

Op maandag 17 september 2018 voegden twee rechercheurs PV 007902/2018 toe aan het dossier-Zero. Leest u mee.

Op 6 maart 2018 belt Paul Allaerts met Eric Deleu, de keeperstrainer van Moeskroen. Of de troepen nog gemotiveerd zijn? Deleu antwoordt “dat er daar toch een paar jongens bij zijn die euh…” Allaerts repliceert dat hij, noch de coach of het bestuur wil dat ze met 4-0 de boot ingaan in Eupen (precies wat er zal gebeuren).

Op 8 maart 2018 belt Allaerts met ene Marc Rautenberg, voormalig bestuurslid van Moeskroen. Die zegt dat het geld (bedoeld wordt het geld dat nodig zal zijn om de licentie te halen) eerst via zijn zoon en dan via een andere privérekening bij Moeskroen zal terechtkomen, zodat niemand kan achterhalen waar het vandaan komt.

Ondertussen belt Allaerts met Johan Timmermans van KV Mechelen en belooft dat hij zijn spelers zal toespreken. Op 9 maart belt hij met de CEO van de Pro League, Pierre François. Die zegt dat hij acht camera’s heeft laten plaatsen in plaats van vijf. Zodat de VAR alle fases kan zien.

Op 12 maart, een dag na de 4-0 in Eupen, belt Allaerts nog met makelaar Mogi Bayat en vraagt hem om eens met zijn hoogst ongelukkige trainer Frank Defays te spreken.

Op 14 maart belt Allaerts opnieuw met Rautenberg. Die vraagt hem of de club ten belope van het eerder overgekomen bedrag een leenovereenkomst kan opstellen waarin staat dat Pairoj Piempongsant aandeelhouder is van Moeskroen en een lening toestaat aan Moeskroen om de continuïteit te garanderen. Zodat de bank geen argwaan krijgt over de herkomst van het geld.

De voetbalbond vroeg op 26 februari 2019 35 stukken uit het dossier van Operatie Zero. Op 14 maart 2019 werden die aan de voetbalbond overgemaakt. Of die pv’s al in het bezit waren van de voetbalbond en waren gelezen toen in diezelfde maand over de licenties werd beslist, is niet duidelijk, evenmin of het pv met de telefoontap van Allaerts daarbij zat.

Uit dat alles blijkt nu wat iedereen al wist, maar blijkbaar niemand kon of wilde bewijzen: niet de Thaise stroman Piempongsant was eigenaar van Moeskroen toen het in 2018 en 2019 alsnog een licentie kreeg. Wél nog steeds de makelaars Marc Rautenberg en Pini Zahavi (die in de telefoontaps niet voorkomt), die zogezegd eind 2015 hun club aan de Thai hadden verkocht. Moeskroen zal pleiten dat de pv’s in het kader van Operatie Zero niet mogen worden gebruikt voor andere procedures. Wordt vervolgd.

 

 

20200504_De-Morgen_p-21-mail

Column De kont van ASO in De Morgen van zaterdag 2 mei 2020

De kont van ASO

De Container Cup van Woestijnvis – te zien op Vier en Play Sports – is een mooie afsluiter van de dag. Het gaat nergens om, het is mooi verpakte onzin, sportief is het ook nog eens op het randje van het gekke en zelfs onverantwoorde, maar: het is zo plezant om naar te kijken. Aan het eind van een dag nadat de zoveelste epidemio- of viroloog ons heeft gewaarschuwd dat de apocalyps heel nabij is als we ons de komende maanden niet verplaatsen als schichtige schimmen voorzien van mondmaskers, mag wel eens worden gelachen. Toch?

Bijvoorbeeld om de stommiteiten die presentatoren Wesley Sonck en Pedro Elias uitkramen.

Evengoed om Dirk Van Tichelt die golfen verwarde met een boom omhakken, maar toch 116 meter haalde. Of om Erik Van Looy die zichzelf terug in elkaar zette nadat zijn schouder uit de kom was geraakt bij de monkey bars. Als u niet weet wat monkey bars zijn, kijk gewoon maandagavond als gewichthefster Nina Sterckx en wielrenner Yves Lampaert aan de beurt zijn.

De Container Cup loopt tot eind mei. Veertig sporters komen aan de beurt en tussenin proberen ook wat BV’s zich niet belachelijk te maken, wat niet lukt. Twee van de veertig zijn voetballers, Hans Vanaken en Simon Mignolet komen nog aan de beurt. Hulde voor die twee, maar twee op veertig zegt veel over voetballers. Op 27 mei neemt het laatste duo het tegen elkaar op: Wout van Aert tegen Mathieu van der Poel. Elf wielrenners zullen dan de revu zijn gepasseerd. Dat zegt veel over wielrenners.

Voetbal kreunt onder de coronacrisis, zegt het voetbal. Geloof dat maar niet. Voetbal heeft veel vet op de soep en het hangt er ook nog eens vol laaghangend fruit. Een sector die gemiddeld 211.000 euro betaalt aan meer dan duizend voetbalprofs, heeft wel wat marge. Van alle (ins ons land) populaire sporten is wielrennen wellicht het zwaarst getroffen door de coronacrisis. Sven Nys maakte zich van de week zorgen over het veldrijden, maar hij kan op beide oren slapen. Als er nu één discipline op twee wielen hooguit tijdelijk zal lijden onder de effecten van de coronastop, dan wel de cross. In de eerste plaats omdat het crossverhaal economisch en logistiek klopt.

Misschien dat we een tijdlang niet met tweeduizend vips in een tent pinten zullen staan hijsen. Misschien dat het een tijdelijke terugval voor de crosseconomie zal betekenen. Misschien dat sponsors hun euro nog eens zullen omdraaien voor ze deze winter een spandoek kopen om op te hangen in de bossen van Gavere. Misschien dat een deel van de toeschouwers zal wegblijven, maar er zal worden gecrosst en daar zal naar gekeken worden

2020-21 wordt een moeilijke crosswinter, ga daar maar van uit. Minder publiek, minder sponsors en de twee beste veldrijders ooit – Wout van Aert en Mathieu van der Poel – die zich eerst op het drukke wegprogramma zullen richten en misschien pas in december de eerste crossjes zullen rijden. Eens het leven herneemt – en we mogen ervan uitgaan dat dit ten laatste in de herfst van 2021 is – zal het veldrijden floreren als vanouds.

Veel lastiger wordt het om het wegwielrennen gezond te houden. Veldrijden is een circus in een vaste tent, wegwielrennen is een rondtrekkend acrobatisch gezelschap dat om de zoveel kilometer zijn kunstjes opvoert. Volgens John Lelangue van Lotto-Soudal is er niets mis met het businessmodel. Van een vergissing gesproken: ongeveer alles is mis het businessmodel van de koers. Wie wegwielrennen economisch analyseert, vindt alleen maar manco’s.

Ticketing is haast onbestaande, tv-rechten zijn verwaarloosbaar vergeleken met voetbal en productiekosten voor een live van een wegwedstrijd zijn gruwelijk duur. Sponsoring is het enige waar die sport min of meer op steunt. Bijkomend probleem: de grote economische spelers zijn al jaren niet meer actief in het wielrennen, Ineos uitgezonderd.

Om de zoveel tijd wordt de mantra gelanceerd dat de televisierechten nu wel eens eerlijk zouden moeten worden verdeeld en dat de ploegen ook een deel van de taart verdienen. Dat verdienen ze zeer zeker, alleen moeten ze wel beseffen dat mediarechten in het wielrennen geen taart zijn maar een koekje. Als je een koekje verdeelt, hou je kruimels over. De hele economie van het wielrennen – alle disciplines – is minder waard dan één topclub in het voetbal. Pas als koers en co die realiteit onder ogen zien, kan aan iets nieuws worden gedacht. De coronacrisis en de stilstand die daarop volgde bood kansen, bijvoorbeeld om de almacht van ASO en de Tour de France te breken. Jammer maar helaas, bij de eerste gil vanuit Parijs likten het peloton en de internationale wielerbond UCI toch weer de kont van ASO.

 

20200502_De-Morgen_p-19-mail