Column over Remco Evenepoel in De Morgen van maandag 25 april 2022

Het godenkind

Hijzelf was het ettertje en zijn ploeg was het kneusje van het peloton geworden en het Belgische wielrennen kon geen grote koers meer winnen. Dat was de balans na drie voorjaarsmonumenten. Dat beeld is gisteren tussen vier en vijf in de namiddag helemaal omgedraaid. Door één man, een jongen nog, in één wedstrijd, met één fenomenale ontsnapping. Remco Evenepoel heeft zijn eigen seizoen de glans voor heel 2022 gegeven, zijn ploeg en het Belgische wielrennen van een blamage gered.

Patrick Lefevere heeft gelijk gekregen. Weer eens gelijk gekregen, moet dat zijn. Telkens als een goede ziel hem wees op de belabberde resultaten van zijn QuickStep-Alpha Vinyl vroeg hij, knarsetandend, te wachten tot na Luik-Bastenaken-Luik. Een meewarige glimlach was zijn lot.

Wie zou dat dan moeten winnen? Bob Jungels in 2018, ja, maar waar zat die nu? Paolo Bettini in 2002, dat was lang geleden. QuickStep had niet de ploeg om de zwaarste eendagswedstrijd op deze planeet te winnen. Ochot ja, er was Julian Alaphilippe, maar die geraakte niet in vorm en misschien, heel misschien zou Evenepoel iets kunnen betekenen, maar daar geloofden weinigen in.

Evenepoel zelf bleef verkondigen dat hij mikte op Luik-Bastenaken-Luik. De analisten wezen op La Roche-aux-Faucons. Misschien te zwaar (lees: te steil) voor hem. Of La Redoute, ook wel buiten zijn capaciteiten. En dan nog, hij kon niet sprinten in een kopgroep met andere kleppers. Evenepoel hield het hoofd koel en herhaalde dat hij het parcours inmiddels uit zijn hoofd kende, dat hij veel had getraind op de specifieke klimmen. De ploeg geloofde in hem.

In de Waalse Pijl was hij nog superhelper voor Alaphilippe, maar in Luik-Bastenaken-Luik startten ze met gelijke wapens. Vooraf was er wat meeval, als je dat zo mag noemen. Tadej Pogacar bleef in Slovenië bij zijn treurende vrouw. Onderweg crashte ook nog eens zijn maat en ploegmaat Alaphilippe. Ineens berustte alle hoop op de schouders van een 22-jarige. Die was ooit als een komeet aan het wielerfirmament verschenen maar leek te plafonneren. Zijn favoriete werkveld zouden de kleine rondes worden. Daar waar de echt grote jongens het serieuze werk voorbereiden, zou hij kunnen schitteren.

Dat was buiten het godenkind Remco gerekend. Zijn demarrage op de uitlopers van La Redoute was bepaald indrukwekkend. Ze zagen hem vertrekken, ze zagen hem komen, sommigen probeerden hem bij te halen, anderen dachten ‘we laten hem die chasse- patate’. Maar dit was de Evenepoel van destijds in San Sebastian. Compleet in the zone reed hij naar La Roche-aux-Faucons, trippelde in een mooi tempo naar boven, verloor op de uitloper wel tien seconden, maar stortte zich dan naar Luik als een tijdrijder.

Tegenwind, daar was ook voor gewaarschuwd. Tegenslag in de bochten ook. Evenepoel in zijn aerodynamische stijl kon het niet deren. Met nog drie kilometer te gaan balde hij voor het eerst de vuist, nog voor de rode vod wist hij dat het binnen was.

In een voorjaar waarin de Belgen geen enkele grote wedstrijd wonnen, stonden ineens bij de zwaarste wedstrijd van het seizoen, dé referentieklassieker, drie landgenoten op het podium. Twee crossers en een voetballer op het hoogste schavotje, hoe gek is dat?

Ineens ziet het belabberde wielervoorjaar er helemaal anders uit. Naast Luik hebben de Vlaamse renners in de WorldTour de Omloop Het Nieuwsblad (Wout van Aert), Classic BruggeDe Panne (Tim Merlier), E3 Harelbeke (Wout van Aert) en Waalse Pijl (Dylan Teuns) gewonnen.

Wat Teuns deed in Hoei was grote klasse, maar Van Aert was toch voor het weekend de Vlaamse/Belgische kanjer van het voorjaar. Zijn podiumplek in Roubaix, zijn demonstraties in Parijs-Nice, zijn overwinningen: 2022 was geen premier grand cru maar kwam in de buurt. Tot gisteren, tot de ontbolstering van Evenepoel, de man die antwoordt met de pedalen en die het wielerlandschap herschrijft. Heren Van Aert, Van der Poel, Pidcock, Pogacar en anderen: Evenepoel is voortaan een klassieke renner.

Voor de Vlaamse revelatie van het wielerseizoen 2022 komen naast Teuns en Van Aert ook het nieuw samengesteld commentaargezin Karl Vannieuw- kerke-José De Cauwer in aanmerking. De vreugde elkaar te hebben gevonden op latere leeftijd spat van het scherm af. De grappen en grollen gaan heen en weer, en ze laten elkaar in hun eer. Zou er nog iemand zijn die Michel Wuyts mist? De Cauwer alvast niet.

Column Cycling Vlaanderen in De Morgen van 23 april 2022

Cycling Vlaanderen

Vanuit het kabinet van de Vlaamse minister van Sport, Ben Weyts, kwam gisteren een mededeling dat de inspectie financiën van de Vlaamse overheid de geldstromen in het wielrennen en meer in het bijzonder rond de door Vlaanderen gesubsidieerde bond Cycling Vlaanderen gaat onderzoeken.

Waar gaat dit over? Een maand of zo terug heeft de zittende CEO van Cycling Vlaanderen zijn ontslag ingediend. Vertegenwoordigers van de nationale koepel Belgian Cycling (vroeger Koninklijke Belgische Wielrijdersbond) hadden in de raad van bestuur de begroting van Cycling Vlaanderen afgekeurd. Ondertussen hadden dezelfde bestuurders een audit afgeblokt toen die dieper wilde ingaan op de financiële transfers tussen Vlaanderen en de nationale bond.

CEO Frank Glorieux was na vijf en een half jaar al die bemoeienissen vanuit de nationale koepel beu. Het personeel én drie externe bestuurders schaarden zich achter hem. Het personeel werd al snel het zwijgen opgelegd en werd bedreigd met ontslag. Glorieux is in zijn opzegperiode en mag vertrekken als hij een geheimhoudingsclausule ondertekent en niks lost over het reilen en zeilen binnen Cycling Vlaanderen, Belgian Cycling en aanverwante vzw’s.

Dat reilen en zeilen binnen de wielerbonden is eigenlijk vrij simpel en ik kan het weten, want ik was ook CEO (toen heette dat nog algemeen directeur) van wat dan nog Wielerbond Vlaanderen was. Ik ben ontslagen in 2014. De aanleiding was een column in De Standaard over snowboarders, echt waar. Mijn hoofd lag al op het kapblok kort na mijn aanstelling in 2011 omdat ik had aangedurfd de topsportwerking (betaald met Vlaams geld) op te eisen als bevoegdheid voor de Vlaamse bond. (Men kan daar voor of tegen zijn, de staatshervorming is nu eenmaal wat ze is.)

Mijn situatie zou er niet op beteren toen ik erachter kwam dat onze Vlaamse bond voor zijn ledenrenners 250.000 euro te veel betaalde aan verzekeringen en dat bedrag precies overeenkwam met wat de verzekeraar betaalde aan sponsoring aan de nationale koepel. Ik schreef een nieuwe tender uit en dezelfde verzekeraar en zijn makelaar haalden de tender met een bod van 300.000 euro lager. De sponsoring bleef dezelfde. Of het percentage veranderde dat werd afgeroomd van die sponsoring via de cvba van één topfiguur van de nationale koepel is mij nooit duidelijk geworden.

Waar gaat dit nu echt over? Dit gaat over de rol van nationale koepels en hun Vlaamse en Franstalige vleugels en wie wat doet. De volledige Belgische sport heeft zich geconfirmeerd aan de staatshervorming en stuurt de sport aan vanuit de regionale vleugels. Samen bemannen die de nationale bond, die voor de grote kampioenschappen als een soort uitzendbureau fungeert.

Logisch, gezien de overweldigende Vlaamse dominantie in de topsport en al helemaal in het wielrennen. De voetbalbond en het boven alle wetten verheven voetbal is daarop de enige uitzondering. De nationale wielerbond wil graag een minivoetbalbondje zijn. Het is meer dan symbolisch dat de KBWB op de terreinen van de KBVB in Tubeke een nieuw opzichtig bondsgebouw heeft gebouwd.

Dat uitgerekend de Vlaamse inspectie financiën onderzoek zal voeren naar wat met het subsidiegeld voor Cycling Vlaanderen is gebeurd, spreekt boekdelen. Het komt geen moment te vroeg. Al jaren weten Sport Vlaanderen (toen Bloso) en het ministerie van Sport wat er gaande is. Al jaren weten ze hoe Vlaams belastinggeld wordt doorgesluisd naar de nationale koepel om daar een zogezegde topsportwerking op poten te zetten.

Sport Vlaanderen had al veel langer aan de alarmbel kunnen trekken en meer controle eisen op de 1,3 miljoen euro van het Vlaamse geld dat door de nationale koepel wordt uitgegeven. Bij het personeel van de nationale ploegen zijn meer dan tien creditcards in omloop die zomaar geld afhalen van de Vlaamse rekeningen. De technische sportwerking binnen de nationale koepel, waar hardwerkende en capabele mensen zitten, is evenwel ondergeschikt aan de eerste opdracht van de KBWB: enkele topfiguren verrijken en optreden als veredeld reisbureau voor zijn bestuurders en zijn sponsors.

Het is te hopen dat de Vlaamse inspecteurs diep gaan. Als ik een tip mag geven: bevraag ook de sponsors hoe en waar ze dat sponsorgeld storten. Bekijk de rekeningen van de vzw Be Cycling. Bekijk de vzw’s die nog steeds in sommige provincies worden gebruikt en misbruikt. Verplicht een Chinese muur tussen de Vlaamse en nationale wielerstructuren. Zet Cycling Vlaanderen onder curatele en zorg ervoor dat Glorieux kan terugkeren, want hij en zijn team hebben de laatste jaren prima werk geleverd.

Column Tubeless in De Morgen van dinsdag 19 april 2022

Tubeless

Je zou nu toch verwachten dat na de uitvinding van de derailleur – geleden van tussen de twee wereldoorlogen – een aantal kwantumsprongen zijn gemaakt met betrekking tot het materiaal. Neen dus.

De fysiologie heeft men al redelijk onder de knie, maar het valt wel op dat de meest recente inzichten in training gelieerd zijn aan baanbrekend onderzoek van een Belg (Jan Olbrecht) uit de jaren tachtig en dus eigenlijk geleend zijn van het zwemmen.

Inzake materiaal blijft wielrennen een sport van grootmoederwijsheden. Wetenschappelijk onderzoek beperkt zich tot “we hebben het uitgeprobeerd” en we hebben gekozen voor… Het beste voorbeeld van dat nattevingerwerk zijn de banden. Op mijn eerste koersfiets – gekocht bij Plum met geld van mijn studentenjob bij de Gentse Jaarbeurs (8.000 frank) – lagen bandjes van 19 millimeter breed. Goed hard oppompen, zei de verkoper, dan rijd je minder snel lek. Eén Sint-Kwintensberg naar boven – toen nog kasseien – en mijn ballen zaten in mijn keel.

Mijn tweede koersfiets, zelf opgehaald bij Eddy Merckx, was een titaniumkader dat hij nog liggen had voor zijn (gestopte) zoon Axel. Dat was bijna een kwarteeuw geleden. De bandjes waren 21 millimeter breed. Acht bar, zei Eddy, zeven als het kasseien zijn. Eén Stationsberg en… u raadt het al.

Vijf jaar geleden en twee fietsen verder lagen er 23 millimeters op. Niet meer dan zeven bar, zei de verkoper. En hij fluisterde mij toe dat vijf genoeg was voor kasseien, maar dat ik moest oppassen voor een doorstuik. Stuuk, want ik woonde toen al in West-Vlaanderen.

Vijf jaar geleden las ik over tubelessbanden ontwikkeld door Schwalbe. Dat was de toekomst, geen binnenband, dus geen doorstuik, en tenslotte waren autobanden al decennia tubeless. Mountainbikers hadden ze ook al. Ik probeerde de combo uit. Derde rit met de groep, vergeten dat tubelessbanden vaker moeten worden opgepompt en ik stond aan de kant met een burp, een fenomeen waarbij de band in een bocht ineens heel wat lucht laat ontsnappen. Dat gaat gepaard met verlies van de latexmelk die kleine gaatjes moet stoppen. Fietsmaten lachten: er komt sperma uit zijn banden.

Zondag reden haast alle ploegen tubeless. Her en der waren er nog met gewone tubes, vaak ook met latexmelk in het binnenbandje. Grootmoeders aan het werk. Enkele merken hadden hun nieuwste fiets van de stal gehaald. Zaterdag won een vier keer duurder prototype van mijn Trek Domane bij de vrouwen. Zondag niet. Toen won een Pinarello Dogma F – de aeroversie nog wel – voorzien van een dubbel stuurlint en tubelessbanden. De man die met de fiets reed, werd ook al tweede twee weken geleden in de Ronde van Vlaanderen. Het zal dus wel een goede set-up zijn geweest.

Je zou nu toch verwachten dat het inmiddels zo klaar als een klontje is wat het beste materiaal is om die vijftig kilometer helse kasseien te trotseren. Inmiddels worden in gewone wedstrijden steeds vaker 28-millimeterbanden gemonteerd – met vijf tot zes bar druk – en voor Roubaix tot en met 32 millimeter. Niet te geloven dat men er pas deze eeuw is achter gekomen dat een breder oppervlak niet noodzakelijk tot meer rolweerstand leidt en dat comfort even belangrijk is om energie te sparen.

Van het zelfverklaarde epicentrum van het wielrennen zal het niet komen. Vlaanderen eet, drinkt en slaapt koers, maar heeft nagelaten de sport te claimen op technologisch vlak. Ja goed, Tom Boonen mag dan te pas en te onpas reclame maken voor zijn versnellingsnaaf die de voorste derailleur op termijn moet vervangen. Ook die beloftevolle innovatie zal zich voorbij de scepsis van de mechaniekers en oud-coureurs moeten wringen om ingang te krijgen.

Zoals wel vaker zal innovatie komen van buitenlandse ploegen die geen last hebben van op traditie gebaseerde aannames, maar alles opnieuw in vraag stellen. Vlaanderen loopt achterop. Op alle vlakken. Het enige Belgische aan de winnaar van de kasseiklassieker was zijn kledij, ontwikkeld door het Limburgse Bioracer. Laat dat even doordringen: zowel de Ronde van Vlaanderen als Parijs-Roubaix zijn gewonnen door Nederlanders.

Wout van Aert kwam zoals wel vaker het dichtst in de buurt, maar niet dicht genoeg. Dylan van Baarle reed in zijn eentje weg van twee van de sterkste tijdrijders ter wereld. Die Nederlanders: veel beter in de grote rondes en zeven monumenten gewonnen in de laatste tien jaar, tegenover vijf voor België, drie voor Vlaanderen als je Philippe Gilbert vergeet.

Wij claimen dat de koers van ons is. Misschien afgemeten aan het aantal gekken langs het parcours die desgevallend hun eigen renners van de fiets trekken, maar niet op de weg.

Column over Kim Clijsters in De Morgen van zaterdag 16 april 2022

Talent volstaat niet langer

Ooit is een Belgische opgevoerd in een verhaal over niet al te fitte tennisspeelsters. Niet al te fit, heette toen (tien jaar geleden) nog gewoon te dik. Om precies te zijn, de journaliste had die speelster niet in haar verhaal gezet, maar toen de eindredacteur in het fotoaanbod keek, zag hij die bewuste tennisster, mét kennelijk overgewicht. Die foto paste, want het was een Belgische. Hoe dichter bij huis hoe beter, zo denken krantenmakers, en dus schreef de eindredacteur die ene speelster in het verhaal.

De journaliste schrok zich nog geen klein hoedje toen ze de volgende dag de krant zag. De foto werd groot afgedrukt. Het verhaal ook. De tennisspecialist van het medium was met vakantie, maar die was te bellen. Had men dat maar gedaan, dan had die vast gewaarschuwd voor een onvergeeflijke blunder.

Vooral de speelster was not amused. Op het moment van de foto kampte ze met een schildklierprobleem, waardoor ze water ophield en tijdelijk pafferig was, men kan het niet anders uitdrukken. De speelster had bovendien een reputatie van een harde werker met minstens evenveel conditie als talent, dus een beetje hoger inzicht en clementie was welkom geweest.

Moraal van het verhaal: in sportverslaggeving moet men oppassen met kwalificaties als ‘te dik’ of ‘niet fit’. Dat ontslaat ons niet van de journalistieke plicht om de dingen te benoemen zoals ze zich voordoen. Neem nu Kim Clijsters. Ze stopt haar comeback. Een eerste reactie zou kunnen zijn: welke comeback? Dat is de waarheid (en Clijsters) onrecht aandoen.

Alle vijf haar officiële wedstrijden verloor ze, onder meer tegen de nummers 9, 15 en 29 van de wereld. Geen enkele keer weggespeeld en zelfs kansen op winst. Dat was in 2020. Haar twee wedstrijden in 2021 waren tegen mindere godinnen en die verloor ze ook.

Clijsters heeft in haar tweede comeback laten zien dat haar talent immens is. Daar kan geen discussie over zijn. Jammer genoeg voor haar heeft ze ook bewezen en ondervonden dat talent niet langer volstaat in topsport. Elke sport die zichzelf respecteert is een mix van talent, tactiek, fysiek en mentaliteit, waarbij per sport het ene dan wel het andere domein overheerst.

Clijsters heeft haar comeback gemist door haar eigen schuld en dat was jammer genoeg te voorspellen. Haar grootste fout was dat ze van bij de aankondiging de volgorde niet juist had. Ze zou opnieuw beginnen te trainen en tennissen en zo fitter worden. Zo werkt het niet in topsport.

Grote sterren kondigen hun comeback pas aan na een tijdje hard werken. Clijsters riep de pers en liet ongeveer optekenen dat ze weer zou gaan bewegen en snel gaan spelen. Dat was vragen om miserie met dat gehavende lichaam en dat is ook uitgekomen. De ene na de andere blessure gooide roet in het eten.

De Belgische sportmedia hebben zich bij die aankondiging collectief laten inpakken en wierpen zich aan de voeten van de voormalige nummer één. Ze hadden van in het begin Clijsters (en hun lezers, luisteraars en kijkers) moeten wijzen op haar zichtbaar niet al te fitte toestand. Daar was niks mis mee geweest, want dat hebben we in het verleden ook gedaan met Eden Hazard en Romelu Lukaku.

Vreemd genoeg bleven de Belgische sportmedia al die tijd aan haar voeten liggen en bij de laatste check liggen ze daar nog altijd. Alles wat Clijsters zegt, is heilig. Ze haalt nu corona aan als reden voor haar geflipte comeback. Dat is de wereld op zijn kop. De coronastop was juist een godsgeschenk voor iemand die bij haar eerste twee wedstrijden had gemerkt dat ze tennistiek voor de wereldtop nog steeds niet moest onderdoen, maar dat er fysiek nog werk aan de winkel was.

Die 6-7 tegen Garbiñe Muguruza en die 5-7 tegen Johanna Konta net voor de lockdown hadden haar moeten aanzetten om in de luwte van corona aan haar fysieke comeback te werken, maar dat gebeurde niet. In de herfst van 2020 hield ze de schijn nog op, maar in 2021 ging het bergaf. In 2022 gooide ze de handdoek.

De (on)journalistieke benadering van Clijsters bewijst hoe sportmedia worstelen met fysiek, uiterlijk en gewicht en hoe ze onder druk van de tijdgeest het toch maar vooral niet over het lichaam van de atleet willen hebben. Vreemd, want gewicht is nochtans een essentiële fysieke parameter in veel sporten.

Over parameters gesproken, binnenkort worden de namen bekendgemaakt voor de nationale selectie van de Red Flames, de voetbalvrouwen die in juli het EK spelen in Engeland. Zo ziet het ernaar uit dat één of meerdere certitudes de cut zullen missen. Reden: ze voldoen niet aan de fysieke parameters die horen bij topvoetbal. Reken maar dat daar gedoe van komt.

Column Financial Fair Play in De Morgen van maandag 11 april 2022

Financial Fair Play

Afgelopen week koffie gedronken op een terras in Cassis. Le Bistrot de Nino, zo heette het etablissement. Op een miniterrasje, alsof het voor hem en zijn gevolg alleen was geconcipieerd, zat een oudere man ook koffie te drinken. Hij zat er al voor ik de koffie bestelde, zat er nog toen ik de koffie afrekende, en toen ik na anderhalf uur wandelen terugkeerde om te lunchen zat hij er nog, maar nu samen met een vrouw.

Nino was mij aangeraden. Noblesse oblige. Een plek voor de beau monde van Cassis. Aan de muur hing een grote foto van dezelfde oudere man van op het terras toen hij nog in betere doen was, dertig jaar en evenveel kilo’s geleden. Hij stond in de druilregen op een voetbalveld. Sokken half opgetrokken. Hij droeg die mythische zwart-witte streepjes van Juventus. “Est-ce que c’est lui?,” had ik de ober bij die eerste koffie al gevraagd. Je wist maar nooit. Oui, had die geantwoord.

Michel Platini is wat dikker geworden. Hij zag er niet bepaald ongelukkig uit, terwijl dat wel had gekund na al die jaren in verplicht ballingschap. Het was de week dat zijn geesteskind, de Financial Fair Play, ten grave werd gedragen. Het doet Platini oneer aan dat hij de geschiedenis zal ingaan als de man die geld heeft ontvangen van FIFA-baas Sepp Blatter om zich geen tegenkandidaat te stellen voor het voorzitterschap. Platini was toen al voorzitter van de UEFA, maar hij wilde nog hoger en daarvoor had hij alle troeven in huis.

Die afspraak en het (smeer)geld dat daarmee gepaard ging was een gigantische blunder en heeft Platini de kop gekost. Als ik het had gedurfd hem aan te spreken – bijvoorbeeld als hij mij had herkend als de interviewer van twintig jaar geleden namens European Sports Magazines, quod non – dan had ik mijn ongetwijfeld indrukwekkend openingsstatement alvast klaar. Ik had hem gezegd dat het jammer was dat hij zich in de val had laten lokken. Maar dat hij verder alleen maar de juiste beslissingen heeft genomen in die acht jaar Europees voorzitterschap. En dat zijn opvolger, in tegenstelling tot hijzelf, een handpop is van de rijke clubs.

Platini was de man die heeft geprobeerd om de grote clubs met hun puissant rijke eigenaars en hun in steen gebeitelde almacht aan de ketting te leggen. Zo zorgde hij ervoor dat niet langer de helft van het te verdienen geld van de Champions League automatisch bij de rijkste clubs uit de rijkste landen terechtkwam, maar slechts 40 procent. Die andere 60 procent werd op het veld verdiend.

Met het verdwijnen van Platini hebben de grote clubs de klok kunnen terugdraaien: sinds 2018 is 70 procent van wat een club verdient in de Champions League niet gerelateerd aan prestaties maar aan historische resultaten en de grootte van de thuismarkt in mediarechten. Rijk werd slapend rijker.

Platini is ook de man die de Financial Fair Play (FFP) liet uittekenen. Hij ging daarmee in tegen de trend om een club te kopen, gekke investeringen te doen en vervolgens de club met schulden beladen van de hand te doen. Of een club kopen en zoveel investeren dat de thuismarkt ontwricht werd.

Het principe van de FFP was nobel: voetbalgerelateerde uitgaven moesten worden gedekt door voetbalgerelateerde inkomsten. Een beetje verlies mocht: 5 miljoen euro over drie seizoenen, of 30 miljoen over drie seizoenen als daar een kapitaalsverhoging tegenover stond. Nobel, zoals gezegd, maar het heeft niet gewerkt. De FFP werd in de markt gezet als een instrument om de pariteit tussen de clubs te bevorderen, maar dat was het helemaal niet. Waar de Amerikaanse profsporten zes instrumenten hebben om competitief evenwicht te bevorderen zou Europa het klaren met een tipje op te lichten van de donkere financiële sluiers van het voetbal? Kom nou. Blijven dromen.

Zelfs die FFP is nu op de schop gegaan. De grote clubs hebben verkregen dat ze 70 procent van hun inkomsten mogen uitgeven aan salarissen. Dat is veel, heel veel zelfs, te veel. In de efficiënter beheerde Amerikaanse competities draait de ratio omzetsalarismassa rond de 55 procent. Ex-premier Yves Leterme maakte zich daar afgelopen zaterdag in een gesprek met Het Laatste Nieuws zorgen over. Dat is nergens voor nodig want het systeem dat hij met hard en ziel heeft bewaakt als chief investigator van de onderzoekskamer van de Financial Fair Play werkte ook niet.

Dat had ik Platini ook nog willen zeggen. Dat de FFP een amechtige poging was om een markt te reguleren die niet gereguleerd wil worden. En dat we ooit in Europa het Amerikaans model krijgen. En dat die Superleague onvermijdbaar is.

Column Bende straathonden in De Morgen van zaterdag 9 april 2022

Bende straathonden

Wetende dat we in wat nog volgt doorgaans weinig in de pap te brokken hebben, berust de hoop van deze wielerregio om dit voorjaar nog een monument te winnen op Wout van Aert. Alleen heeft Wout een probleem. Hij is ziek geworden. Kan gebeuren. Corona nog wel. Kan ook gebeuren, maar met dat strenge gezondheidsprotocol van Team Jumbo-Visma blijft dat toch vreemd.

Waar en hoe heeft Van Aert het beestje opgelopen? Als we dat nu eens wisten. Voor een griepje en een koutje zou je niet ver moeten zoeken. Peuters zijn wandelende virusbommen en Georgeske zal daar geen uitzondering op zijn. Maar corona?

Inmiddels hebben minstens drie doktoren in de media hun licht laten schijnen over de kansen van Van Aert om alsnog in Compiègne aan de start te staan van Paris-Roubaix en daar een rol van betekenis te kunnen spelen. Geen van de drie werkt bij de ploeg en één van de drie is inspanningsfysioloog en heeft ook niks te maken met Van Aert en co. Het zijn stuk voor stuk slimme mannen die lang kunnen praten zonder iets (verkeerds) te zeggen en van de ja’s, nee’s en in theorie’s een mooie misschienmix maken. En zo zijn de gazetten en de sites weer gevuld.

Marc Lamberts heb ik nog nergens gelezen. Dat is de trainer van Van Aert. Idem voor Mathieu Heijboer, de grote baas van de wielerwetenschap bij Jumbo-Visma. Ze doen er bij TJV het zwijgen toe. Weten ze het niet, of willen ze niks zeggen over de staat van hun kopman? Ik denk het eerste.

Nu we het over winnen hebben, gisteren stond Patrick Lefevere in de krant. Zijn ploeg, die de voorbije jaren het hele voorjaar, een stuk van de zomer en een groot deel van het najaar aan het feest was, kan voorlopig niet meer winnen. Tenminste, daar lijkt het op. En de wolvenroedel, altijd klaar om aan te vallen, wordt nu weggezet als een bende straathonden, altijd klaar om weg te lopen. Dat is de perceptie die door de media is gecreëerd. Lefevere panikeert niet. De realiteit is ook anders. Op de site ProCyclingStats staat QuickStep-Alpha Vinyl nog steeds netjes tweede met achttien seizoensoverwinningen in 2022, zes meer dan Jumbo-Visma en vier minder dan UAE Team Emirates.

Oké, de kwaliteit kan beter. Klassieke overwinningen zaten er nog niet in – één semiklassieker met Kuurne-Brussel-Kuurne, dat wel – maar bij elke niet-winst van QuickStep-Alpha Vinyl het mes nog wat dieper in de wonde draaien, is er dat er niet wat over? QuickStep is in het verleden voor grote overwinning afhankelijk geweest van een supertopper en sidekicks. Die geven voorlopig niet thuis. Als steunberen als Yves Lampaert en Tim Declercq ook nog eens in de lappenmand liggen heb je voor je het weet ‘maar’ achttien keer gewonnen.

Wat zal steken bij Lefevere is het gemak waarmee andere Belgische ploegen winnen. Niet Lotto-Soudal, want daar is het na de blitzstart stilgevallen en wordt de degradatie vermijden een lastig verhaal. Alpecin-Fenix en Intermarché-Wanty-Gobert doen het stukken beter. Alpecin zag Mathieu van der Poel vervroegd terugkeren en meteen waren ze drie overwinningen rijker, waaronder de semiklassieker Dwars door Vaanderen en het monument Ronde van Vlaanderen. Intermarché-Wanty-Gobert won met Biniam Girmay Gent-Wevelgem en met Alexander Kristoff de Scheldeprijs.

Wat ook nog uit de lucht komt vallen in de Amstel Gold Race en Paris-Roubaix, de Waalse Pijl en Luik-Bastenaken-Luik, Lefevere is slim genoeg en nog niet zó oud om te beseffen dat zijn ploeg volgend jaar met de komst van sponsor Soudal aan een facelift toe is. Voor het eerst in jaren loopt hij wat achter de feiten aan. Dat is de aloude wet van de remmende voorsprong.

Door veel eieren in het mandje van Remco Evenepoel te leggen koos hij twee jaar geleden voor de hotste renner van het peloton. Evenepoel kon voorlopig alleen in het kleinere rondewerk winnen (al vat hij als leider de slotrit in de Ronde van het Baskenland aan) en wordt overschaduwd door Tadej Pogacar, Wout van Aert en Mathieu van der Poel.

Dat zijn drie toppers waar Lefevere naast greep en dat kan hij zich aanrekenen. Zijn eigen talentscout Joxean Matxin, bij wie Pogacar al op de radar stond, liet hij nogal makkelijk vertrekken naar UAE. Kan gebeuren. Met Van Aert had hij een babbel, maar die wilde nog wat crossen en Lefevere dacht ‘pff, laat maar’. Dat was dom. Met Van der Poel, Corendon-Circus en met de broers Roodhooft kwam het tot gesprekken. Dat de partijen onverrichter zake de tafel verlieten kan Lefevere zich aanrekenen.

Column Vlaamse masochisme in De Morgen van 4 april 2022

Vlaams masochisme

We weten wie de Ronde van Vlaanderen 2022 heeft gewonnen. Dat is Mathieu van der Poel, voor de tweede keer in drie jaar tijd. Voor de derde keer in drie jaar op het podium. Dat is uitzonderlijk. Alleen Johan Museeuw en Eddy Merckx hebben hem dat voorgedaan.

We weten ook hoe Mathieu van der Poel dat heeft klaargespeeld. Dat ging zo: er reden er een paar voorop en Mathieu van der Poel, Tadej Pogacar en Valentin Madouas reden er naar toe. Vervolgens schudde Pogacar op de laatste Kwaremont zo hard aan de boom dat alleen Van der Poel kon volgen. Hij herhaalde dat op de laatste keer Paterberg, maar Van der Poel bleef er ternauwernood aan hangen.

En zo trokken ze samen naar het lieflijke Oudenaarde aan de Schelde. Van der Poel kent die weg inmiddels en weet ook dat je kan en moet recupereren voor die laatste sprint. Zo hard rijden als met Kasper Asgreen vorig jaar en uitgewoond aan de streep komen, dat zou hem niet meer overkomen. En zo gebeurde het dat achtervolgers die tussen hun kader hingen, ineens seconden bij tientallen konden goedmaken.

Van der Poel was misschien niet de sterkste in koers – hij zei zelf dat Pogacar dat was – maar wel de sterkste pokeraar toen hij Tadej Pogacar in een bijna sur place met twee lokte. Dat is Pogacar niet gewend. Waar hij wint, gaat het meestal flink bergop en rijdt hij aan het eind iedereen uit het wiel. Of heeft hij eerder al iedereen uit het wiel of choco gereden. Keuze zat, die jongen.

Nu hing hij zelf in het wiel bij zijn vluchtgezel Mathieu, een geboren winnaar, die weet wat het is om moeilijke koersen naar zijn hand te zetten. Plots werd het een sprint met vier. Pogacar schrok zich een hoedje toen Madouas en Dylan van Baarle op volle snelheid van achteren uit kwamen. Hij werd koud gepakt. Van der Poel zag met minder dan 250 meter het gevaar en haalde zijn raketlanceerder boven: de versnelling – zijn hoog wattage in zeer korte inspanningen – waarmee hij Wout van Aert klopte in Oudenaarde in 2020 en Julian Alaphilippe uit de wielen reed in Siena in 2021.

Is u niets opgevallen in de paragrafen hierboven? Geen enkele keer viel de naam van een Belgische renner. Eén en twee waren Nederlanders. Belgen en meer in het bijzonder Vlamingen zijn compleet weggereden in hun eigen wielerhoogmis. Nog maar eens.

Dat Wout van Aert er niet bij was? Praat na de vaak en doet er niet toe. Van Aert is in 2020 een keertje tweede geworden. Het was met centimeters, maar tweede is niet eerste. Clementie gevraagd voor Tiesj Benoot en Dylan Teuns die de regionale eer hoog hielden. Een pleister op een houten been. De Ronde van Vlaanderen is nu al tien jaar op rij niet door een Vlaming gewonnen.

Verbazingwekkend toch die wielerhysterie in ons landsgedeelte. Complete absurditeit en waarlijk nergens op gebaseerd. Erger nog, die wielerfestivalitis is randje gênant en heeft verdacht veel weg van onterechte culturele toe-eigening. Populaire sporten mogen nationale obsessies worden – daar is niets mis mee – maar het moet tenminste gepaard gaan met sportief overwicht. Met wielrennen in deze contreien is dat net andersom gegaan. Naarmate Vlaanderen wielergekker en een Absurdistan op twee wielen werd, gingen de uitslagen er steeds verder op achteruit.

Door de overwinning van Van der Poel in de Ronde van Vlaanderen heeft nu al vijf jaar op rij geen Belg gewonnen. De laatste was Philippe Gilbert. De laatste Vlaming die won? Dat was Tom Boonen in 2012, de eerste keer in Oudenaarde.

Philippe Gilbert is met afstand de beste Belgische renner van de laatste jaren. Hij is onze laatste winnaar in Luik-Bastenaken-Luik. Dat gebeurde in 2011, zijn wonderjaar waarin hij ook de Ronde van Lombardije won als laatste Belg. Parijs-Roubaix won hij in 2019. Jawel, als laatste Belg. Dertig jaar geleden heeft een Vlaming de laatste keer Luik-Bastenaken-Luik gewonnen (Dirk De Wolf in 1992) en voor de Ronde van Lombardije moet je 42 jaar terug gaan (Fons De Wolf in 1980).

De laatste Vlaming die Parijs-Roubaix won is Greg Van Avermaet in 2017. Milaan-Sanremo: Wout van Aert in 2020 en Jasper Stuyven in 2021. De regio Vlaanderen is hofleverancier van de meeste profrenners van de hele wereld en heeft in de laatste tien jaar drie van de vijftig verreden monumenten gewonnen. Wij zijn met afstand de slechtst presterende onder de grote wielerregio’s.

Dat uit zich nog meer in de grote wielerrondes. Laatste Ronde van Frankrijk: Lucien Van Impe in 1976. Laatste Vuelta: Freddy Maertens in 1977. Laatste Giro: Johan De Muynck in 1978. Geen gekte die in de buurt komt van het masochisme dat Vlaanderen overvalt zodra een peloton mannen in lycra op een koersfiets over bergjes rijden die geen bergjes zijn.

Column over Afrikaanse wielrenners in De Morgen van zaterdag 2 april 2022

De witte Afrikaan

Die tienduizenden die Biniam Girmay eerder deze week verwelkomden in Asmara, hoofdstad van Eritrea, die stonden er niet. De fotografen hadden het geluk dat er kleurige schoolklasjes in schattige uniformpjes naar buiten waren gekomen – gestuurd? – om hun nieuwe held en de bevrijder van het Afrikaans wielrennen te begroeten.

‘Bini’ maakt ons ook blaasjes wijs als hij beweert dat wielrennen in Eritrea, een harde dictatuur van nog geen dertig jaar oud, sport nummer één is. Dat is voetbal, zoals overal in de wereld (behalve in Noord-Amerika). Maar zoals in elk land wordt een andere sporter bij internationaal succes tijdelijk aan de borst gedrukt als nationale held. Dat is hem van harte gegund.

De Eritreeër Girmay heeft vorige zondag Gent-Wevelgem gewonnen. Dat ging niet zonder slag of stoot, dat was verdiend, dat was erg mooi om te zien, dat was alles wat sport zo beklijvend maakt. Maar dit was géén mijlpaal in de wielerhistorie en nog minder een dijkbreuk voor koers in Afrika.

Girmay is een zeer getalenteerde Afrikaan – waarvan er al meer waren, maar die hadden minder geluk – die toevallig een grote wedstrijd won. Wielrennen als sport is erg gesloten. Hoe minder toegankelijk een sport, hoe groter het genetisch potentieel dat ze onbenut laat.

Er zijn weinig continenten met meer fietsen in omloop dan Afrika, alleen zijn dat meestal van die goedkope Indiase stalen transportmiddelen. Uiteraard kunnen Afrikanen fietsen, en niet alleen Afrikanen. Een heel groot deel van de wereldbevolking blijft verstoken van deze sport en dat zal niet snel veranderen. Wielrennen kan nog progressie boeken omdat een deel van de ideale combinatie van sportgenen op deze aardbol niet wordt gebruikt.

Denk aan Afrikanen die op hoogte leven (en geen fiets hebben), maar ook de bewoners van de Andes, Tibetanen, Nepalezen, Ladakhi, Pakistanen, zolang ze maar op hoogte leven en hun systeem veel rode bloedcellen produceert. Sherpa’s die hun uithouding combineren met gerichte krachttraining op de fiets, dat zou een schitterend experiment zijn.

Hoogte is de meest in het oog springende factor. Sportfysiologen hebben het ook weleens over pygmeeën met hun 45 à 50 kilo en die enorme spiermassa in hun benen. Zet die op de fiets en je krijgt een ras klimmers waar Quintana en Froome niet tegenop kunnen. Of misschien wel baanwielrenners, wie weet? Wonen pygmeeën soms op grote hoogte? Stel je voor wat dat zou geven. Overigens geldt de theorie van het onaangeroerd genetisch potentieel voor alle sporten in de wereld, behalve basketbal. Zelfs voetbal mist een deel talent omdat het in Noord-Amerika maar de vijfde sport is voor mannen.

Atletenmanager Jos Hermens en zijn Global Sports Communication, zo las u deze week in deze krant, willen zich op het wielrennen in Afrika storten zoals ze met veel succes de langeafstandslopers hebben begeleid. De boutade luidt dan al snel: als Afrikanen kunnen doorbreken in het voetbal en het afstandslopen, waarom dan in het wielrennen niet?

Het antwoord daarop is erg simpel: lopen in Kenia gebeurt op de aardewegen blootsvoets, voetballen op achterafveldjes met een bal gemaakt van afval en touwen. Wielrenners hebben een fiets nodig en liefst geen model uit India met een terugtraprem. Lopen en voetballen zijn van de goedkoopste sporten om in te stappen, sportief fietsen is van de duurste, duurder dan golf.

Om renners in Afrika op te leiden heb je een model nodig zoals in Kenia en Ethiopië. Een loopkamp is evenwel een investering van niks vergeleken bij de logistieke en financiële hocuspocus van een wielercentrum. De kans dat Girmay als een toevallige anekdote in het Grote Koersboek wordt opgenomen, is dus veel groter dan dat hij historie zal hebben geschreven en we na hem een golf van Eritreese, Keniase, Ethiopische of Soedanese klassieke overwinningen mogen noteren. Bovendien, wat heet historisch? Er zijn al grotere prijzen gewonnen door een Afrikaan dan Gent-Wevelgem. Chris Froome was nog Keniaan toen hij als belofte voor het eerst op een WK verscheen. Dat was in 2006 in Salzburg en in de tijdrit reed hij een suppoost omver in zijn eerste bocht.

Froome nam later voor het gemak een Brits paspoort, maar was verder een echte Afrikaan, geboren en getogen op hoogte, ook niet bepaald opgegroeid in rijkdom, maar wel in het bezit van een degelijke mountainbike. Hij begon te fietsen in de sloppenwijk Kibera bij de fietsclub Safari Simbaz. Later zou hij zeven grote rondes winnen. Alleen Merckx, Hinault en Anquetil deden beter. De beste ronderenner van deze eeuw is dus een Afrikaan. Alleen geen zwarte, maar doet dat ertoe?

Column over F1 in De Morgen van 27 maart 2022

F1 is geen sport

Een spel, een bezigheid, een tijdverdrijf moet aan een aantal criteria voldoen om als sport te kunnen doorgaan. Die is destijds in Keulen aan de Sporthoch-schule in een zomercursus met een groep journalisten gedefinieerd. Er moet ten eerste sprake zijn van een fysieke activiteit, met een effect op de bloedsomloop. Een hartslag die omhoog gaat van de spanning alleen, dat telt niet. Denk in dat verband aan gamen. Of hengelen. Of biljarten. Of schieten.

Ten tweede moet er sprake zijn van vooraf opgestelde, afgesproken en algemeen geldende regels. Ten derde: de regelgebonden inspanning moet onder de vorm van een competitie tegen een tijd, volgens een score of om ter eerst.

Er is een vierde criterium nodig om van volwaardige sport te kunnen spreken: het moet een beetje eerlijk verlopen en de beste sporter (m/v/x) moet de meeste kans hebben op winst. Oké, voetbal heeft af en toe weinig vandoen met eerlijkheid. Het verschil tussen voetbal en toeval is de letter b van bal, ook deze wijsheid van deze rubriek vol wijsheden moet u inmiddels kennen. Desalniettemin haalt door de competitievorm van opeenvolgende wedstrijden ook in voetbal de kunde het vaker van geluk dan omgekeerd.

De meest oneerlijke sport ter wereld, en dus geen sport, dat moet formule 1 zijn. Er is sprake van een inspanning, dat zeker. De rijders zijn topatleten, getraind tot en met. Er is sprake van regels, meer dan ons en de rijders lief is. Om alle regels te kennen moet je burgerlijk ingenieur in bijstudie hebben gedaan. En er is uiteraard sprake van competitie, te beginnen met de strijd om in leven te blijven terwijl je strijdt tegen andere rijders. En tegen andere auto’s. Maar de F1 is geen eerlijke sport.

De laatste keer dat ik naar de F1 keek, was vorig jaar ergens in het Midden-Oosten waar de laatste wedstrijd van het jaar werd gereden en die werd gehypet als de ultieme showdown tussen de twee beste rijders van het lot: Max Verstappen en Lewis Hamilton. De laatste keer dat het in deze rubriek over de F1 ging was dan ook in de eerstvolgende column na die race. Dat resulteerde in de verwondering van iemand die al zijn hele leven professioneel naar sport kijkt en tot zijn niet geringe verbazing ziet hoe een voorsprong wordt afgepakt door een externe factor.

Die factor was het ongeval van een andere collega. En daardoor won niet de rijder die een comfortabele voorsprong had en zou gaan winnen, maar wel een andere rijder en een andere auto. Correctie en nog erger: het waren de nieuwste banden die wonnen. Hoe Max Verstappen won van Lewis Hamilton, dat was oneerlijk naar de standaarden van 99,999 procent van de sporten. Dat onze Nederlandse vriend (met Belgische moeder, dat moet er ook altijd bij) wellicht intrinsiek de beste stuurman is van het hele veld, dat deed niets ter zake.

Lewis Hamilton is deze winter van de beste en vervolgens op één na beste ineens een hele slechte rijder geworden. Gisteren moest hij op de zestiende plek starten nadat hij in de oefensessies niet eens een bocht deftig kon nemen. Was hij een wielrenner geweest, dan lagen de vragen voor de hand. Corona gehad? Te laat beginnen trainen? Te veel gezopen in november en december? Voor een voetballer waren die vragen gelijklopend, denk maar aan de pudding Eden Hazard, hoe die in Madrid in elkaar is gezakt.

Sporza kwam met antwoorden opgetekend uit de mond van hun analist Sam Dejonghe, die zelf in een onderklasse van een autocompetitie rijdt. In het voetbal zou het raar zijn als een spits uit tweede provinciale analist zou zijn voor de Champions League, maar in de supertechnische F1 is dat niet erg. Nu, die Dejonghe kent er wat van. Hij had het over porpoising, het op en neer wiebelen als een bruinvis (a porpoise is een bruinvis, jawel) van de wagen. Die bruinvis in het chassis van Lewis is een hoofdpijndossier bij Mercedes.

Ik citeer verder: “Ze hebben geprobeerd om veel aan de vloer van de auto te veranderen. Dat ging de goede richting uit, maar in de F1 zit het in zulke kleine dingen… Misschien ligt het zwaartepunt nu weer iets te hoog. Elke gewijzigde millimeter kan een enorme impact hebben.” Of nog: “Het zou kunnen dat ze bij Mercedes het aspect van de nieuwe benzine onderschat hebben.”

Porpoising. Zwaartepunt. Nieuw benzine. WTF? In echte sport mag dat er allemaal niet toe doen. In formule 1 wint niet de beste rijder, maar de rijder die de beste auto onder zijn kont heeft. F1-fanaten vinden dat heel erg oké, zelfs deel van de sport, maar dat is het niet en F1-fanaten zijn derhalve geen echte sportliefhebbers. F1 zal pas echte sport zijn als ze allemaal aan de start komen met dezelfde auto, bij voorkeur een elektrische. Zelfde carrosserie, zelfde PK’s. Tot dan, geen woord meer over de ongein F1.