De laatste kunstjes van Sir Wiggo
Op 12 april wil Bradley Wiggins (34) Parijs-Roubaix winnen, op 6 juni het werelduurrecord verpulveren en volgend jaar in Rio zijn vijfde en zesde olympisch goud winnen. Om het daarna op een nooit gezien zuipen te zetten? ‘Definitely, ik heb mij te lang moeten inhouden.’
Het is hoogst uitzonderlijk, maar zondag doet er nog eens een Tourwinnaar mee in Gent-Wevelgem en (als alles een beetje volgens plan verloopt) rijdt hij vooraan, zoals eerder dit seizoen in Gent-Gent, toen hij Ian Stannard mee aan de overwinning hielp. Sir Bradley Wiggins (35 eind volgende maand), die de Tour de France won in 2012, is begonnen aan een drietrapsmissie.
Doel nummer één is Parijs-Roubaix winnen, de wedstrijd die voor alle Angelsaksische renners – van Australië waar zijn roots liggen, en de VS tot Engeland waar hij opgroeide – het mythische van de wielersport belichaamt. Ter voorbereiding reed hij Gent-Gent, zondag Gent-Wevelgem, volgende week de Driedaagse van De Panne en zondag 5 april de Ronde van Vlaanderen. “Bedoeling is recht blijven, de cobbles verteren, tonen dat ik in die kopgroep thuishoor en dan als in een tijdrit een streep trekken richting Roubaix.”
Hij meent het en vier weken geleden, in de dagen voor Gent-Gent, was hij nauwelijks aanspreekbaar tot hij werd gewezen op zijn verleden in de Arteveldestad, waar hij haast drie jaar woonde samen met papa Gary en mama Linda. In zijn eerste biografie In Pursuit of Glory zit een foto met als onderschrift ‘samen eendjes voeren aan een vijver in Gent’. De vijver waarvan sprake is de kom van de roeibaan Watersportbaan.
“Honestly? Ik heb nooit goed geweten waar die foto is genomen. Ik ben er ooit eens naar op zoek gegaan toen ik de Six van Gent reed. Is dat in de buurt van de olympische wielerbaan in Gent? F*ck, daar hebben we vóór Peking getraind. Zo vaak dat we daar hebben rondgereden en ik heb dat nooit geweten.”
Gebroken gezin
Bradley Marc Wiggins, geboren in Gent op 28 april 1980, was niet voorbestemd voor grootse dingen. Toen eind 2012 na zijn zevende olympische medaille de koningin hem de titel van ridder had verleend, nadat hij in 2005 en 2009 al ‘Commander’ en ‘Officer of the British Empire’ was geworden, filosofeerde hij: “Asjeblieft, niet Sir Bradley Wiggins. Ik heb die titels aanvaard; had ik neen gezegd, mijn opa zou zich in zijn graf omdraaien. Noem mij maar Sir Wiggo van Kilburn, want kinderen uit Kilburn (een arbeiders- en migrantenwijk in Noordwest-Londen, HV) worden niet verondersteld ridder te worden.”
Ridder Wiggins was een moeilijke jongen, die opgroeide in een gebroken gezin: vader zoop een eind weg, moeder kreeg slaag en hartzeer. Zesdaagserenner Gary zou zijn vrouw en kind dumpen voor een andere vrouw en nog later terugkeren naar Australië. Hij trof zijn zoon voor het laatst in de buurt van Melbourne. “I was like: who is this guy? Hij was een wrak, getekend door de alcohol, maar deed niks anders dan opscheppen over hoe snel hij nog zou kunnen fietsen, véél sneller dan ik.”
In januari 2008 kreeg Bradley midden in de nacht telefoon. Zijn vader was opgenomen in een kliniek 100 kilometer boven Sydney. Een overval, een dronkemansruzie? Een staaf had zijn schedel vermorzeld en die nacht nog ging hij dood aan zijn verwondingen.
Het jaar begon triest – “zelfs mijn ma was aangedaan” – maar nadat Bradley Wiggins zijn vader was gaan begraven aan de andere kant van de wereld, zou 2008 zijn eerste jaar van glorie worden. Die zomer pakte hij dubbel olympisch goud in de achtervolgingsnummers op de wielerbaan.
Via de baan naar de weg
Wiggins is een product van het nieuwe Britse sportbeleid dat in de steigers werd gezet na de rampzalige Spelen van Atlanta in 1996, toen de Britten met hun ene, lamentabele gouden plak achter België eindigden in de medailletabel. In Atlanta won GBR geen enkele wielermedaille, in Sydney vier jaar later (brons voor Wiggins) en Athene 2004 waren dat er al vier.
In Athene won Wiggins zijn eerste gouden plak, op de individuele achtervolging, een nummer dat is opgegaan in de omnium. In Peking 2008 en Londen 2012 gingen zeven van de tien te winnen gouden medailles op de wielerbaan naar Britten, waarvan in Peking twee voor Bradley Wiggins.
In Londen reed de man met de retrobakkebaarden niet langer op het houten ovaal, maar op de weg. Hij zette zich in de wegwedstrijd 150 kilometer op kop, maar het mocht niet baten. De ontsnapte groep bleef weg en zijn maat Mark Cavendish kon inpakken. Twee dagen later – met die flinke training en een gewonnen Tour in de benen – klopte hij Tony Martin met 42 seconden en pakte goud in de tijdrit.
Het Britse recept staat compleet haaks op het Vlaamse wielrennen dat het moet hebben van veel wedstrijdjes op de weg, liefst op typisch Vlaamse wegen en hellingen. Britse talenten worden anders ontwikkeld: via de wielerbaan zoekt men naar grote motoren en die krijgen de nodige wielersoftware opgeladen via een uitgekiend trainings- en wedstrijdprogramma om in de diverse wieleronderdelen uit te blinken.
De baan als tussentijds objectief, maar ook als middel voor het uiteindelijk doel: de weg. In Peking liet Wiggins een eerste ballonnetje op: “Ik denk dat ik het eens ga proberen in een grote ronde.” Een jaar later eindigde hij als derde in de Tour de France.
Meteen na zijn eerste olympische medaille in 2004 in Athene reed Bradley Wiggins al voor een wegploeg, maar hij was tot 2008 vooral bekend als een uitgesproken proloogspecialist.
Na zijn begin bij het team van Linda McCartney deed hij alle Franse ploegen van die tijd aan: Française des Jeux, Crédit Agricole en Cofidis, met wie hij voor het eerst naar de Tour mocht. Later zouden vooral Angelsaksische teams volgen.
In de vijftien jaar als prof reed de moeilijke jongen Wiggins voor maar liefst zeven ploegen. Na Parijs-Roubaix start hij zelf team nummer acht op, het continentale Team Wiggins, een spin-off van Team Sky waar hij nu al vijf jaar op de payroll staat.
100.000 hoogtemeters
Team Sky kwam als zelfverklaard powerhouse in het wegwielrennen in 2010. Vanuit een knowhow wars van alle traditionele invloeden op en onder de wielerbaan van Manchester bij elkaar gezocht, werd een ambitie geformuleerd: binnen de vijf jaar een Tour de France winnen. Het liep even anders: twee jaar later waren ze al aan de beurt en ze wonnen er twee op rij.
Van Sky kun je zeggen wat je wilt en in dat jaar van de opstart is de spot gedreven met al hun speciallekes – ze hadden zelfs Jaguars als volgwagen, godbetert – maar zij hebben de velorution, zoals de Britse machtsgreep in het wielrennen aangeduid wordt, naar de weg vertaald.
Wiggins: “Ik had Frankrijk meegemaakt, waar renners wedstrijden rijden om te trainen. Wij deden het anders: wij gingen meer trainen en we reden minder wedstrijden. Als we reden, was het om te winnen. Train hard, ride hard.”
De trainingen van Bradley Wiggins worden sinds 2010 overzien door een zwemtrainer, Tim Kerrison, een van de Australiërs die de Britten down under gingen halen omdat ze niet genoeg kennis op het eigen eiland hadden.
Het begin was niet optimaal. Na de derde plek in de Tour met Team Garmin-Slipstream, was Bradley Wiggins naar Sky verkast, maar die lente had hij zijn voorlopig laatste flinke dip. De Australische Vlaming Scott Sunderland was toen zijn directe baas en die kon al tijdens de Driedaagse in maart 2010 met spijt in het hart melden dat Wiggins tijdelijk verloren was voor de goede zaak. “We hebben hem vier weken niet gevonden en toen hij eindelijk zijn telefoon opnam, was hij stomdronken. Conditie nul. Game over voor dit jaar.”
Het jaar 2010 werd niks en 2011 was niet veel beter, met een opgave na een zware val in de negende etappe van de Tour.
In 2012 stond zijn hoofd goed en de Tour had meer dan 100 kilometer tijdrijden op het programma. Het was de editie waarin al snel duidelijk was dat er aan de Sky’s niks te doen viel. In het meervoud, want het was ook de Tour waarin Chris Froome zich maar heel moeilijk kon schikken in zijn rol als meester-helper en verschillende keren ostentatief zijn kopman bergop in verlegenheid bracht.
Wiggins won de Tour, maar was zo pissed dat hij het deel van de premie waar Froome recht op had, nooit betaalde. Tot hij er veertien maanden na datum lucht van kreeg dat het hele verhaal in een boek zou verschijnen. Ineens stortte hij de beloofde 40.000 euro wel door, maar toen had Froome zelf al een Tour gewonnen. Zonder Wiggins, die hij er niet bij wilde.
Het recept van Wiggins en Froome was identiek: tussen maart en juni 100.000 hoogtemeters halen op training en tussendoor ook nog wat wedstrijden afwerken. Bedoeling was het vermogen te verhogen, vooral op grote hoogte.
Andere factor was het gewicht, vooral dan bij het klimmen en daar had Wiggins het moeilijker mee dan Froome. In zijn tweede biografie My Time over zijn boerenjaar 2012, schrijft hij aan het eind letterlijk: “Het is zwaar geweest met al die opofferingen. Ik denk niet dat ik dit nog een jaar kan.”
Dat waren profetische woorden en hij zette het, jawel, op een zuipen. Niet zo erg als tussen 2004 en 2008, toen hij ontgoocheld door het gebrek aan belangstelling voor zijn exploten uit verveling een obsessie ontwikkelde voor Belgische bieren. “Ik zal er op een goeie dag wel 800 verschillende in huis hebben gehad.”
De bedoeling was elke dag een ander bier nuttigen en daartoe reed hij geregeld met een camionette naar Brussel voor inkopen. Op een dag kwam zijn vrouw thuis en had hij twaalf Belgische streekbieren op. Er volgde een scheldpartij en bezinning. Hij wist wat er scheelde: “Het zijn die Australische genen die mij vatbaar maken voor verslaving”.
“De Tour was een lange, verre reis. Ik ben er geweest en ik hoef niet terug. Ik hoop de komende drie jaar stilaan thuis te kunnen komen.” Dat zei hij eind 2012 tegen The Guardian, waar hij voor het eerst het ballonnetje opliet van Parijs-Roubaix. “Ik heb pavés gereden in Frankrijk als jonge renner and I was quite good at it. Later, toen ik 69 kilo woog om die bergen omhoog te vliegen, kon ik geen oneffenheid meer aan. Maar nu zit ik weer rond de 80 en dat is veel, véél beter.”
Werelduurrecord
Meer nog dan Roubaix, dat eindigt op een wielerbaan die hij ook al heeft verkend – “laag blijven in de sprint en je wint” – zit hij met het werelduurrecord in zijn hoofd. Hij sprak er ooit over met zijn vader, die Eddy Merckx nog persoonlijk had gekend. “Dat zei hij tenminste, ik weet niet of het waar is. Waarschijnlijk probeer ik het op 6 juni op de olympische baan in Londen. Waarschijnlijk, maar niet zeker. Ik heb acht weken na Roubaix. Het record staat op een degelijke 52,5. Nu, 54 of 55 was al wat problematischer geweest. Men zegt dat ik 55 zou kunnen halen, maar ik heb met Chris Boardman gesproken die mij de raad geeft dat record al eens op een training aan te vallen, al was het maar een half uur, om te weten wat nodig is om het een uur vol te houden. Ik heb één voordeel. Ik weet nog wat het is om laag in de baan op de zwarte lijn te rijden. De wielerbaan blijft mijn biotoop.”
Terug naar de roots
Dat zal ook nodig zijn als hij wil slagen in het derde deel van zijn missie waarmee hij de cirkel rond wil maken: zijn terugkeer naar het British track team en dan meer in het bijzonder de ploegenachtervolging. De vier van Londen 2012 die de fabelachtige 3.52,499 neerzetten zijn Ed Clancy, Geraint Thomas, Steven Burke en Peter Kennaugh.
Alleen Clancy rijdt niet voor Sky of Team Wiggins, maar wat maakt het uit? Baanwielrennen is de eerlijkste discipline in het wielrennen die er is. Geen sprake van favoritisme, afspraken of ‘resultaten be-haald in het verleden. Zoals baancoach Shane Sutton eerder al zei: “Hij was ooit mijn project en hij is nog steeds mijn vriend, maar zonder Wiggo reden we een seconde sneller in Londen dan in Peking. The times will tell.”
Waarop Sir Wiggo repliceerde: “Ik reed in Peking op de individuele achtervolging helemaal alleen 4.16, vier seconden sneller dan Burke (die brons won, HV). Ik ben niet bang voor die tijden. Het is het liefste wat ik ooit heb gedaan: op kop, alleen tegen de luchtmassa, niemand vóór mij en sneller rijden dan alle anderen achter mij. That’s what I’m good at. Dat heeft mij al die medailles opgeleverd en zelfs de Tour heb ik zo gewonnen.”