Verhaal over Quickstep en winnen in De Morgen van zaterdag 24 feb 2018

Het geheim van het WOLVENPAK

 2017 was het vijfde jaar op rij dat QuickStep de meeste overwinningen behaalde en ook in 2018 neemt het de leiding. Soms wisselt de cosponsor en vertrekt het zegevierend personeel, maar de filosofie blijft: agressief rijden, altijd koersen.

Het was donderdag toch alweer een week geleden dat bij Patrick Lefevere die gelukzalige glimlach rond de mond was verschenen bij het overschouwen van de wieleruitslagen. Tot hij rond de middag zijn smartphone consulteerde en zag dat het weer eens goed was: Elia Viviani, de alleskunner overgekomen van Team Sky, had net de sprint in de Ronde van Abu Dhabi gewonnen.

Hij twitterde: ‘BAM @eliaviviani @quickstepteam #RidetoAbuDhabi.’ De teller stond voor het pas begonnen jaar op elf, voor Viviani alleen op vijf. Lefevere: “Vorig jaar won Marcel Kittel vier keer in Dubai. Kittel is weg, hij heeft nog niet gewonnen dit jaar.” Geen glimlach, geen leedvermaak, gewoon de feiten. Later kwam de ploeg met de mededeling dat Fernando Gaviria naast Niki Terpstra kopman zou worden voor het openingsweekend. Geen Vlaming, maar een Colombiaan en een Nederlander als speerpunt voor de eerste Vlaamse hoogdag. Typisch die ploeg: compromisloos en lak aan tradities.

Wilfried Peeters is al sinds 2002 ploegleider bij de teams van Lefevere. Hij reed in 1999 nog zelf voor Mapei-QuickStep, het eerste jaar dat het laminaatmerk in het peloton stapte, en hervond QuickStep in 2003 in combinatie met cosponsor Davitamon van Marc Coucke. Peeters weet waar de cultuur van het winnen in al die ploegen vandaan komt.

Peeters: “Dat is Patrick Lefevere. Als we tien keer hebben gewonnen, krijgen we onder onze voeten om ons scherp te houden. Als we niet hebben gewonnen, krijgen we ook onder onze voeten. Hij is kwaad als we hebben verloren en kwaad en ontgoocheld als we niet hebben gereden. Hij is alleen blij als we goed hebben gereden en gewonnen.”

Lefevere kan ook kwaad zijn als ze slecht rijden en met een ongelukje winnen. Lefevere: “Ik heb die wil om te winnen altijd al gehad. Als junior won ik 27 koersen en was ik vaak tweede of derde. Als liefhebber was dat al heel wat minder – daar moest je betalen om te winnen – en als prof won ik haast nooit. Ik ben dan maar gestopt.”

2017, premier grand cru classé

Met uitzondering van 2001 en 2002, de jaren van Domo-Farm Frites, heeft Lefevere in alle QuickStep-ploegen een sturende hand gehad, in het begin als sportdirecteur, later als teammanager. Koers maken, is zijn devies, altijd en overal. Niet op kop rijden om in beeld te komen en zoals de kleinere ploegen koketteren met de uren in beeld, maar met winst als finaliteit. “Dat kan evengoed door zelf aan te vallen als de boel gesloten te houden omdat we voor de overwinning willen spurten. Dan rijden wij de hele wedstrijd op kop. Maar rijden doen we altijd.”

Zo goed als 2017 was, kan hij zich niet al te veel jaren herinneren. Hij, de wijnkenner, noemt het een premier grand cru classé-jaar. Zijn ploeg won monumenten als de Ronde van Vlaanderen en de Amstel Gold Race, pakte tussendoor overal spurtoverwinningen mee, won 5 ritten in de Giro en de Tour, 6 in de Vuelta en klokte af op 56 overwinningen. Negenenvijftig volgens eigen telling, want hij telt er ook drie kermiskoersen bij. Dat is in aantal overwinningen het op één na beste jaar, maar in 2014 toen 60 keer werd gewonnen, zat daar maar 1 monument bij (Parijs-Roubaix) en maar 4 ritten in grote rondes.

Dokter Yvan Vanmol, al meer dan dertig jaar in het peloton waarvan meer dan twintig in de ploegen van Lefevere, ziet drie belangrijke hoekstenen in de filosofie van koers maken en winnen. “Onze ploeg heeft altijd sterke leidersfiguren gehad, naar wie de andere renners opkeken. Uiteraard zijn het de renners die rijden en winnen, maar ook het omkaderend personeel moet die cultuur uitdragen. Vervolgens willen wij altijd goeie sprinters. Als die vroeg in het seizoen winnen, komt een soort fierheid over de ploeg. Daarom winnen wij met zoveel verschillende renners.”

Lefevere: “Je wint koersen met sprinters, klimmers en tijdrijders. Liefst wil je twee verschillende types in de ploeg, of drie, maar dat is luxe. Ik wilde altijd in de eerste plaats sprinters, al van in de tijd van GB-MG en Mapei. Noem ze maar op: Mario Cipollini, Tom Steels, Jan Svorada, later Tom Boonen, Mark Cavendish, Marcel Kittel en nu Elia Viviani en Fernando Gaviria. Sterke renners die aan het eind pijlsnel zijn of pure sprinters.”

Vijftien van de dertig contractrenners van vorig jaar pakten minstens één overwinning. Elk veertien voor Fernando Gaviria en Marcel Kittel, zeven voor Matteo Trentin. Die laatste twee zijn weg, maar voorlopig houdt de ploeg gelijke tred inzake overwinningen.

Koersinzicht

De ploeg van vandaag is de erfenis van Mapei en daar was de leuze vincere insieme, samen winnen. Dat was ook nodig om de boel samen te houden, herinneren de betrokkenen als Peeters, Vanmol en Bramati zich. “We hadden toen naast een Vlaamse ook een Spaanse en Italiaanse kern. Drie verschillende culturen op één lijn krijgen, was niet makkelijk. Gelukkig hadden we altijd sterke en tegelijk genereuze leiders als Johan Museeuw en Tom Boonen, die de anderen ook wat gunden. Misschien dat we nu zo’n onbetwiste leider missen. De toekomst zal het uitwijzen.”

Wat de ploeg nooit heeft gehad, zijn potentiële winnaars voor grote rondes. Lefevere: “Maar we waren wel zesde in de vorige Tour met Daniel Martin, terwijl we vol voor ritoverwinningen gingen. En we hebben de Tour van 2015 ook niet gewonnen, maar wel beslist door die waaier naar Neeltje Jans. Quintana verloor daar de Tour en Sky draaide mee rond met ons en won hem.”

 

Getalenteerde ronderenners raken gefrustreerd bij hen, weet Vanmol. “Een ronderenner met ambitie kan zijn ding doen, maar wij gaan niet op reserve rijden in de tussenetappes. Ons devies is: zorg dat de anderen achter ons moeten rijden en niet omgekeerd.”

Renners die bij de QuickStep-formatie komen, weten waar ze terechtkomen: het is of meespringen met een gevaarlijke ontsnapping, of op kop rijden voor de sprintende kopman, of zelf aanvallen. Dat laatste komt minder en minder voor. Lefevere: “Als in een gevaarlijke ontsnapping blauw (de kleur van het shirt, HVDW) zit, hebben BMC en Lotto de opdracht om die terug te halen. Anders rijden ze een hele dag achter de feiten aan. Het omgekeerde is ook waar.”

Vanmol: “Wat ook het scenario is – op kop rijden, meespringen of aanvallen -, als je bij ons rijdt, vooraan rijdt dus, word je sterker. We vragen maar één ding van onze nieuwe renners: dat ze de koers kunnen lezen.”

Die huisstijl is sinds vorig jaar ook een verkoopargument geworden van de marketingdivisie onder leiding van de Italiaan Alessandro Tegner. Brian Holm, de Deense filosoof-sportdirecteur, kwam met een variant op de bekende frase van Ruyard Kipling. Die schreef ooit in Jungle Book: “For the strength of the pack is the wolf, and the strength of the wolf is the pack.” Holm sloot elke teambespreking af met: “We are the wolfpack, no prisoners will be taken.”

De renners vonden het schitterend en voorafgaand aan de Giro van vorig jaar vroeg de Luxemburger Bob Jungels om petten te maken met het opschrift #Wolfpack en een wolvenmuil. Gaviria won vier ritten en Jungels won de sprint na een bergetappe van een heel selecte groep.

Vlaamse volksaard

Tegner, de Noord-Italiaan die ook al meer dan vijftien jaar bij Lefevere werkt, weet hoe tegen QuickStep wordt aangekeken. “In de Italiaanse pers noemen ze ons la corazzata, het slagschip. Is het niet opgevallen bij de laatste ploegvoorstelling? Objectives: any race. We rijden elke race om te winnen.

“Het geheim van deze ploeg is hard werken, de Vlaamse volksaard, en dat apprecieert iedere Italiaan die zoals ik uit de provincie Veneto komt, want wij lijken erg op Vlamingen.

“Ik heb wel moeten leren hoe jullie met elkaar omgaan. Toen ik de eerste keer werd voorgesteld, zei Lefevere: ‘Dit is Alessandro Tegner, pers en pr’, en dan nog iets. Ik vroeg aan Dirk Nachtergaele (de illustere soigneur, HVDW) wat hij had gezegd. ‘Dat ze hem hadden gezegd dat je goed was maar dat hij dat nog moest zien.’ (lacht) Na vijftien jaar ken ik de Vlamingen en vooral Patrick Lefevere.

“We zaten in 2012 zoals elk jaar na Parijs-Roubaix in restaurant Nieuw Stadion in Gentbrugge en we hadden net vijf grote wedstrijden op rij gewonnen met Terpstra en vier keer Boonen. Patrick kwam bij mij en zei: ‘Ale, genieten hoor, maar pas op: dit maak je nooit meer mee.’ Zo is dat: de beste overwinning is de volgende. Ik heb Patrick toch datzelfde jaar nog eens echt uitgelaten gezien, toen we wereldkampioen ploegentijdrit werden in Valkenburg. Dat was het werk van een hele ploeg, renners, mekaniekers, staf. Dat was QuickStep, de wolvenroedel.”

 

 

Het geheim van het wolvenpak

Verhaal over Marc Coucke in De Morgen van zaterdag 24 feb 2018

Inleiding

TOPSCHAKER

Kent u de stripalbums van Lucky Luke? Om de zoveel tijd verschijnt in een westerndorp een huifkar met daarop een verkoper van wondermiddelen, rad van tong, innemend en ogenschijnlijk veel slimmer dan de dorpelingen. Even later zijn die allemaal mee met zijn praatjes en heeft hij zijn hele voorraad verkocht. Tot het dorp beseft dat het om gebakken lucht gaat: de verkoper wordt ontmaskerd als sjacheraar en met pek en veren verjaagd.

Marc Coucke is schaker, apotheker, investeerder, weldoener, sponsor, schlagerkoning, masterchef, durfal, voetbalvoorzitter, miljardair, eeuwige student, entertainer, opportunist, rekenaar en winnaar. Maar is hij ook een sjacheraar? De Amerikaanse overnemers van Perrigo die zijn Omega Pharma kochten, beweren van wel. Zij eisen 1,9 miljard euro terug. Deze jury is nog aan het delibereren.

Toen Patrick Lefevere hoorde van de overname van Royal Sporting Club Anderlecht, converseerde hij per direct message met zijn voormalige sponsor en wilde twitteraar.

Patrick: Genius
Marc: Thx, collega genius.
Patrick: Je hebt niks aan snelheid ingeboet. Marc: Eens Flandrien, altijd Flandrien.

Coucke een genie, zowaar? Peter Callant, aan wie hij zijn KV Oostende verpatste (of niet), noemt hem een topschaker, die altijd meedogenloos en keihard toeslaat. Even talrijk zijn de signalen dat Marc Coucke naast een onmiskenbare timing voor zaken ook onwaarschijnlijk veel geluk heeft gehad. Aan de Amerikanen om hem te ontmaskeren, maar hier te lande zijn er geen bewijzen dat Coucke die kwakzalver in zijn huifkar is.

Marc Coucke gaat zich nu bekommeren om FC De Kampioenen, officieel RSC Anderlecht, houder van vierendertig titels waarvan negen alleen al deze eeuw, boegbeeld van het Belgisch voetbal maar een financiële, sportieve en emotionele puinhoop zonder gelijke.

Als de verhalen over het non-management van KV Oostende onder het bewind van Marc Coucke waar zijn, dan zijn ze bij Anderlecht nog lang niet thuis. Coucke kan en is veel, maar geen crisismanager en al helemaal geen puinruimer. Het kan twee richtingen uit: of hij krijgt zijn club op de juiste rails en krijgt een standbeeld, of hij wordt met pek en veren verjaagd.

VERHAAL

‘Marc heeft geen vrienden, maar investeringen’

Hij was al Club-supporter, sponsor van twee wielerploegen en passionario van KV Oostende. Vandaag neemt Marc Coucke RSC Anderlecht over. Een impulsaankoop gedreven door revanche, én een ultieme poging om mee te tellen in de sport.

Coucke is een entertainer en een verleider, maar ook een topschaker, denkt supersnel en ongelooflijk ver vooruit.” De sms kwam van een zakenrelatie. De vraag was: wie is Marc Coucke?

“Coucke is een rekenaar en een winnaar met een enorm gevoel voor timing. Zo heb ik ooit de praesesverkiezing van de farmacie aan de UGent van hem verloren en ik dacht nog zo dat ik ging winnen.” Aldus Filip Demyttenaere, vanaf 1983 eerst studiegenoot van Marc Coucke en vanaf 1990 negentien jaar werknemer bij Omega Pharma en medeaandeelhouder. “Ik schrok ook toen ik het hoorde van Anderlecht, maar van mij ga je geen kwaad woord horen over Marc. Investeerders en collega’s van het eerste uur zoals ik hebben veel aan hem te danken.”

Rallyen met oldtimers deed hij recent nog, maar schaken was de eerste sport van Coucke. Op z’n 16de was hij kampioen van België. Coucke daarover in 2014 tegen ondergetekende: “Eigenlijk ben ik overal en altijd schaker. Eerst in de beursgang, dan weg van de beurs, vervolgens bij de overnames en de groeistrategie. Ben ik altijd juist? Neen, ik was fout toen ik in Enfinity investeerde en de zonnepanelenbusiness in elkaar klapte. You win some, you lose some.”

Er zijn wel meer mislukkingen in het sprookje van de ondernemer Coucke, die eind 2014 door de verkoop van Omega Pharma aan Perrigo (voor 3,6 miljard euro, inclusief schulden) ineens euromiljardair werd. Een sticker die zogezegd gsm-straling ging tegenhouden, bezorgde hem in 2011 tijdelijk de reputatie van kwakzalver. Een collega bij Omega Pharma uit die tijd: “Om de beurs tevreden te stellen, moest hij aan het eind van 2010 nog een gat dichtrijden en we hebben dat product gepromoot dat het geen naam had. In mei raakte bekend dat het niks deed, en moesten we alles terugnemen. Maar ondertussen waren de cijfers wel gepimpt.”

Later zocht hij nog wel eens de rand van het toelaatbare op, zoals bij zijn ogenschijnlijk onbaatzuchtige inzet voor het darmkankeronderzoek. Ludwig Verduyn van de site derijkstebelgen.be wees als eerste op een belangenvermenging. “Marc Coucke is een fervent promotor van dr. Luc Colemont, de kruisvaarder van darmkankerpreventie. Nieuw daarbij is dat de Fecotest, een diagnostische zelftest, vrij te koop is in de apotheek. De Fecotest wordt gemaakt en verkocht door Pharco Innovations, opgericht door Marc Couckes holding Alychlo in oktober 2015.”

Dubbele liefde

Ondernemen is risico nemen en ondernemen zit hem in het bloed. Zoals in 1995, toen de zonnecrème Bergasol negatief in het nieuws kwam. Een apotheker: “Coucke had ook zonnecrème, maar dat was een moeilijk verhaal. Toen niemand nog Bergasol wilde omdat het zogezegd gevaarlijke producten bevatte, kregen wij bezoek van hun vertegenwoordigers met een aanbieding: wij nemen al uw Bergasol terug en u neemt voor elke Bergasol vier van onze producten. Op slag zaten de apotheken met een grote stock zonnecrème. Coucke verkocht zijn stock Bergasol in het buitenland. Finaal kocht hij Bergasol dan maar zelf.”

KV Oostende was ook een risico, maar anders, eerder een irrationele jeugdliefde. Coucke trok als kind met zijn ouders elk weekend naar Oostende en bracht hele namiddagen door bij de plaatselijke clubs AS en VG. In 1993 zat hij al een tijdje in het bestuur, samen met zijn latere opvolger Peter Callant, en in 1998 werd hij met Bodysol shirtsponsor van de fusieclub KV Oostende.

Zoals nu met KVO en RSCA, had hij ook toen twee voetballiefdes. Er was al KVO én hij trad ook toe tot de business community van Club Brugge. Later zetelde hij in de raad van bestuur van de vzw Club Brugge.

“Dat Coucke het bij Club Brugge nooit verder heeft geschopt dan de eretribune, komt omdat Bart Verhaeghe eerst was”, zegt een medestander in die vzw. “In 2012 had hij nog schulden. Zijn we drie jaar later, dan koopt Coucke en niet Verhaeghe zich bij Club naar binnen. En dan staat het stadion er al, want Marc kan mensen samenbrengen en enthousiasmeren.”

Het omgekeerde is ook waar: spreek hem niet tegen als hij er vol voor gaat en stel geen vervelende vragen of je krijgt alle mogelijke verwensingen naar je kop. Desgevallend ook de pen die hij toevallig vast heeft. Zijn personeel weet dat in hun kleine grote baas een eeuwige positivo schuilt, maar evengoed een kolerieke controlefreak.

Een van zijn uitspraken is dat winst de finaliteit moet zijn van ondernemen, maar in februari 2016 zei hij in deze krant dat winst maken “lastig wordt in het voetbal”. Dat bewees hij omstandig met KV Oostende, een ploeg die zoveel verlies maakte (meer dan 15 miljoen euro nettoschuld) en tegelijk de Belgische voetbalmarkt verziekte met hoge salarissen en transfersommen dat de hogere voetbalinstanties vorige zomer inderhaast een Financial Fair Play-reglement voor België opstelden.

Een voetbalmakelaar die te maken had met Coucke: “In de voetbalzaken is hij het die beslist, niet zijn sportief manager Luc Devroe. Daarom neemt hij hem mee naar Anderlecht: Devroe luistert.

“Hij doet soms gekke dingen. Neem nu Adam Maruši#, in 2016 weggehaald bij KV Kortrijk voor de neus van Gent. Hij gaf hem zomaar een salaris van 650.000 euro, 200.000 euro meer dan Gent. Sommige spelers dragen hem op handen. Tot ze niet doen wat hij wil en dan vliegen ze naar de B-kern.

Copyright © 2017 gopress. Alle rechten voorbehouden

“Yves Vanderhaeghe (de vorige trainer van KVO die hij ontsloeg, HV) kreeg dwingende adviezen over welke spelers hij moest opstellen. Zinho Gano, Nicolas Lombaerts… als hij vond dat ze moesten spelen, dan volgde er een sms, of meer dan één, en speelden ze.”

Concurrerende ploegen

Een bekende quote van Coucke: “In voetbal ben je drie minuten eigenaar van een club en iedereen spreekt je aan met ‘voorzitter’. In de koers mag je nog alle ploegen bezitten, als je niet hebt gekoerst, tel je niet mee.”

Toen Patrick Lefevere in 2000 bij hem kwam aankloppen om wielersponsor te worden, liet hij de kelk aan zich voorbijgaan. Lefevere: “Hij zei: ‘Later, als we groter zijn.’ In 2002 heeft hij mij dan zelf opgebeld. ‘Hoe zie je je nieuwe ploeg? Met wie? Ik bel je ’s nachts na onze volgende raad van bestuur.’ Om 3u30 ging de telefoon. ”t Is hier Marc Coucke, Patrick, wij doen mee.'”

Quick Step-Davitamon-Latexco was geboren. Twee jaar zou Quick-Step hoofdsponsor worden, daarna twee jaar Davitamon. Toen bleek dat een sponsorverhoging nodig was, weigerde Coucke.

Lefevere: “Hij wilde niet mee, maar tegelijk wilde hij wel de tweede Belgische licentie voor de Pro Tour, samen met Lotto. Hij wilde dus twee concurrerende ploegen sponsoren: één met Davitamon en een andere met een ander merk uit zijn stal. Dat was ethisch op het randje of erover, en Quick Step heeft daar een stokje voor gestoken. Er kwam een proces van dat wij hebben gewonnen.”

In 2005 en 2006 bemoeide Coucke zich bij Lotto-Davitamon met alles waar hij zich met Lefevere als teammanager niet mee mocht bemoeien. “Ik doe de salarisonderhandelingen met de renners omdat ik daar het meeste van afweet.”

In 2007 kwam dan dat andere merk op de truien: Predictor-Lotto, een avontuur dat duurde tot de leiding van Lotto Coucke eruit werkte. Weer kwam er juridische heibel van.

In 2011 liep Lefevere zijn vroegere sponsor nog maar eens tegen het lijf en ze besloten opnieuw in zee te gaan. Omega Pharma-Quick Step vanaf 2012, in 2015 omgedoopt in Etixx-Quick Step, waren erg succesvolle teams.

Lefevere: “In het begin van onze samenwerking had hij mij gewaarschuwd. Hij zei: ‘Patrick, ik ben een kleine etter. Als ik mij te veel bemoei, moet je mij dat zeggen.’ Dat viel best mee. Hij had vooral visie. ‘Geef Tom Boonen een lang contract’, zei hij. Dat was zo’n goed advies.

“De tweede keer als sponsor had hij net Omega Pharma van de beurs gehaald en vloog als een razende de wereld rond. Eén keer per maand zaten we samen. Op een dag zei hij: ‘Voor mij is dit niet leuk. Ik heb hier niks te zeggen.’ Er klonk wat frustratie in wat hij zei.”

Het drama Etixx

Eind 2014 verkocht Coucke Omega Pharma aan het Amerikaanse Perrigo. De Etixx-sponsoring van de wielerploeg zou in 2016 stoppen, een jaar te vroeg. Het management – of beter mismanagament – van het sportvoedingsbedrijf Etixx is opzienbarend in zijn megalomanie. Etixx was in 2009 opgestart door de familie Gerard. In België werd Etixx exclusief verkocht via de apotheken, toevallig ook de favoriete afzetmarkt van Coucke en Omega Pharma voor hun voorschriftvrije producten.

De omzet van Etixx bedroeg eind 2012 een respectabele 1,2 miljoen euro, inclusief ploegensponsoring. Coucke kende Etixx en had hun businessmodel een paar jaar eerder nog als een kansloze missie bestempeld. Eind 2012 deed hij de Gerards een niet te weigeren aanbieding. Coucke was een over the counter-gamma rijker.

Een Etixx-personeelslid van het eerste uur: “Coucke riep meteen dat hij tegen 2020 100 miljoen omzet zou draaien. Het buitenland moest worden veroverd. Er werd gesponsord dat het een lust was. Tevergeefs, alleen in Spanje (Contador was daar het uithangbord, HV) hebben we wat verkocht.”

In Engeland ging Etixx de concurrentie aan met gigant Powerbar van de Nestlé Groep en het Britse SiS. Er werd 650.000 pond uitgetrokken voor promotie. De verkoop bedroeg op zijn top 65.000 pond in één jaar. Etixx was synoniem voor waanzin. De top verdiende gigantische salarissen en de CEO verwende zijn maîtresse-ploegleidster met een mooi sponsorcontract, tot de twee in onmin kwamen en de zaak vorig jaar voor de rechter zijn beslag kreeg.

“Er werd ook een Etixx-vipbus besteld. Ze zouden gaan rondrijden in de Tour, de Giro en alle grote wedstrijden, wat natuurlijk niet kon want daar waren ze geen sponsor. Dat ding kostte 300.000 euro, maar het heeft meer dan een half jaar stilgestaan omdat ze niemand hadden met het juiste rijbewijs om ermee te rijden.”

In 2015, bij de verkoop van Omega Pharma aan Perrigo, bedroeg de zwaar gepimpte omzet 5,7 miljoen euro. Daarvan ging 1,1 miljoen naar sponsoring van wielerploegen, de helft in cash en de helft in producten. De 4,5 miljoen euro cash voor de naamsponsoring van Etixx-Quick Step van Lefevere was voor ‘corporate’, dus voor Omega Pharma. De sponsoring door Etixx bedroeg evenveel als de verkoop. Geen wonder dat Perrigo Etixx meteen afstootte. Marc Coucke, net een goed miljard rijker, kocht begin 2016 Etixx terug van de overnemer die hem achtervolgt met een miljardenclaim.

‘Die trek ik een kloot af’

Na Anderlecht te hebben gekocht eind 2017, verkocht Coucke begin dit jaar KV Oostende aan Peter Callant van het gelijknamig verzekeringskantoor, bij wie wordt getwijfeld of hij de nodige miljoenen op tafel kan leggen. Vreemd trouwens dat uitgerekend de verzekeringsmakelaar die vorige zomer nog de wacht werd aangezegd op KVO, en daar niet om kon lachen, daar nu ineens terugkeert als voorzitter. Een vriendendienst om een andere koper te vinden, zo wordt vermoed.

 

Een voormalig medewerker van Coucke: “Marc heeft geen vrienden, maar investeringen. Al komt zijn relatie met Bart Versluys (ontwikkelaar van appartementen en bouwer/mede-eigenaar van het stadion van Oostende, HV) misschien wel in de buurt van vriendschap. Marc heeft tenslotte zijn leven gered toen Bart een jetski-ongeval kreeg.”

Bij Anderlecht kijken ze uit naar de nieuwe mecenas. Ze vragen zich ook nog steeds af waarom hij hen heeft gekocht. Wil hij een grote entertainmentgroep maken en daarmee op termijn naar de beurs? De dierentuin Pairi Daiza past daar in, net als het avonturenpark in Durbuy, maar ook Royal Sporting Club Anderlecht en nog andere recente acquisities zoals die 70 procent in SnowWorld, het bedrijf achter de grootste indoorskipistes ter wereld. In december kocht Coucke meteen de skipiste in Neerpede, naast het oefencomplex van Anderlecht.

Een andere optie is een grondige sanering van RSCA, de enige echt nationale voetbalclub, en een snelle verkoop aan het buitenland. Een medestander van Coucke die hem goed kan inschatten, denkt dat het dossier-Anderlecht een impulsaankoop was, een vereffening van oude Knokse rekeningen.

“Hij hoorde wie in poleposition stond en hij dacht: die trek ik een kloot af.” ‘Die’ slaat op Paul Gheysens, topman van Ghelamco en kandidaat-bouwer van grote complexen en stadions. Gheysens bezat al Antwerp FC, maar wilde ineens ook Anderlecht.

Tussen Gheysens en het duo Coucke-Versluys, zakenpartners in de Versluys Bouwgroep, botert het niet meer sinds Gheysens het exclusieve One Carlton-project van Versluys in Knokke heeft geboycot. Gheysens kocht in alle stilte twee van de af te breken appartementen aan het Albertplein en ging daarna dwarsliggen. Gheysens had eerder al Joris Ide (vennoot van Coucke in de overname van Anderlecht) tegen zich in het harnas gejaagd in de strijd om een boerenhof in de Knokse polders. Gheysens sloot de gronden van Joris Ide volledig in door alles daaromheen aan te kopen.

Ten slotte is er ook nog Barbara De Saedeleer, jarenlang de financiële rechterhand van Coucke bij Omega Pharma die mee in zijn nieuwe vennootschap Alychlo stapte. Door insiders wordt zij als de zwakke flank van Coucke bestempeld in de zaak die Perrigo tegen Coucke heeft aangespannen. Zoals bekend menen die te zijn bedrogen en vorderen ze 1,9 miljard euro van Coucke en Waterland, de vorige hoofdaandeelhouders.

Net als Coucke kreeg ook De Saedeleer geen vrijstelling van haar verantwoordelijkheid als bestuurder van Perrigo. Die molensteen om de nek zou haar volgens insiders vorig jaar in augustus hebben aangezet om de banden met Coucke te verbreken. Coucke was boos toen ze vertrok. Hij werd pas echt razend toen ze weer boven water kwam als chief investment and operations officer bij Ghelamco van Paul Gheysens en ineens ook bestuurder werd bij diens Antwerp FC.

Het zijn erg discutabele beweegredenen om een club over te nemen, maar een Coucke-kenner denkt dat dit ook een voordeel kan zijn. “Coucke is een ontsnappingskoning. Die claim van Perrigo zal nooit het geblokkeerd bedrag van 248 miljoen overstijgen en dan is hij op zijn gemak. Een nijdige Coucke is op z’n best. Gheysens was hij te vlug af zoals eerder Bart Verhaeghe hem te vlug af was bij Club Brugge. Die twee zijn nog niet klaar met de revanchard Coucke.”

 

Coucke feb2018

Topschaker

Column Captains of Cycling in De Morgen van zaterdag 24 feb 2018

Captains of Cycling

Lotto-Soudal meldde in een persbericht dat Tiesj Benoot en Tim Wellens vandaag de speerpunten zijn in de Omloop Het Nieuwsblad. Bijna stond hier Gent-Gent, maar die hersenkronkel moet eruit want ze rijden dit jaar van Gent naar – met excuses aan wie daar nooit is weggeraakt – fucking Meerbeke. Hoe verzinnen ze het?

Het persbericht was een beetje gelogen want hét speerpunt, zo bleek donderdag, is Tom Boonen. Door zijn optreden werd het perspraatje van de B-speerpunten achteruitgeschoven. Boonen was dan ook het nieuws van de dag. Die gaat voor Lotto-Soudal allerlei dingen doen die hem ongetwijfeld een goeie cent opbrengen, waarvoor hij niet te veel moeite moet doen en die zijn hobby (rondjes rijden in rappe auto’s) niet dwarsboomt. Hij noemde dat laatste zijn carrière. Vreemd hoe vaak sporters woorden gebruiken die ze ergens hebben opgepikt maar waarvan ze de betekenis niet goed kennen.

Wat raar. Boonen is net gestopt na vijftien jaar Patrick Lefevere en QuickStep in allerlei vormen, heeft alleen maar varianten van blauw en wit op het schap met koerskleren liggen, en nu gaat die ineens in het rood en wit paraderen. Een beetje zoals het Club-monument Timmy Simons plots het uithangbord zou worden van Anderlecht en zijn blauw-zwart ruilt voor paars.

Boonen-Simons is geen onterechte vergelijking: beiden hebben de laatste jaren vooral uitgebold. Simons op het grasveld achter Jan Breydel, Boonen zo’n beetje overal in de wereld sinds zijn superjaar 2012. Het uitbollen van Boonen duurde wel vijf jaar en het lijkt erop dat hij Lefevere al die tijd een aardige cent heeft gekost voor weinig prestaties.

Toen bleek dat ‘Tommeke’ voortaan het liefst hele weekends met flashy auto’s wilde rijden en de fiets alleen nog maar van ver had gezien, ging het dagen bij Lefevere: hij zou zijn geld anders besteden. Van de week konden we al een voorafname op dat nieuws lezen, toen Lefevere samen met een krant per helikopter bij Boonen in de tuin landde. Dezelfde krant die Lefevere ooit in een dading een half miljoen euro schadevergoeding had toegekend voor bewezen leugens, uit schrik dat er nog meer rare dingen boven water zouden komen. Ik dacht: kan het nog gekker, kan het nog hypocrieter?

Zeker, Boonen gaat naar de vijand. Vijand, zo zal Lefevere dat zien, want de boekhouder in hem heeft een gruwelijke hekel aan de marktverstorende werking van een overheidsploeg als Lotto-Soudal. “Ik doe het omdat onze pa dan ook content is”, zei Boonen. ‘Onze pa’ werkt als vertegenwoordiger bij fietsenproducent Ridley. Alleen gaat Boonen niet mee de baan op om pakweg het nieuwe Merckx- gamma aan de man te brengen en de overstap van Boonen is ook niet aangekondigd door Ridley, maar wel door Paul De Geyter. Dat is dan weer zijn voormalige manager, die een halfjaar geleden CEO is geworden van Lotto-Soudal.

Tom Boonen wordt adviseur van de ploeg. Ik las iets over “zorgen dat ze als ploeg rijden”. O ja, dan kan hij vandaag in de bus vertellen over die keer in 2015 in Gent-toen-nog-Gent: Boonen en twee ploegmaats mee op kop met Ian Stannard en Stannard die won omdat de ploeg niet als ploeg reed.

Hij gaat ook Captains of Cycling trekken. Dat kent u vast niet. Ik wel, maar ik had er al zo lang niks meer van gehoord dat ik mijn geheugen even moest opfrissen. Het is een crowdfundingproject dat de ambitie had om een miljoen euro op te halen bij supporters, bedrijven en mensen met te veel geld en een te groot hart voor de koers. Je kon instappen voor 50, 250, 1.000 of 5.000 euro; silver, gold, platinum en diamond geheten. Vijftig is de meest interessante formule: ook afzetterij, maar je krijgt een bon voor 25 euro goodies in de fanshop.

Captains of Cycling was het zoveelste waanidee van wijlen marketingdirecteur Mark Frederix, de ultieme apparatsjik van de Nationale Loterij die daar in september met een flinke parachute is vertrokken. Hoeveel zijn Captains of Cycling heeft opgehaald, is een goed bewaard geheim, maar alvast een schijntje vergeleken bij hoe hij het had voorgesteld. Een complete sof is het en Tom Boonen moet nu Captains of Cycling redden en in het verlengde daarvan de Lotto-ploeg in het wielrennen houden, niet meer en niet minder. De Franstalige voogdijminister en alle Franstaligen bij La Loterie Nationale stellen zich al jaren de vraag of al dat marketinggeld wel naar die ene, ook nog eens exclusief Vlaamse sport moet gaan. Een behoorlijk legitieme vraag.

 

Captains of Cycling

Column over Coaches in De Morgen van maandag 19 feb 2018

“Het gevoel bij het zoveelste trainersdiscours over teamprocessen? Man, jij doet maar wat”

Volleybalcoach Dominique Baeyens heeft een boek uit over coachen. Het heet Coachen met gezond verstand en verscheen op Valentijnsdag, hopelijk is dat toeval. Gisteren signeerde hij tussen de bekerfinales van de mannen en vrouwen.

Ik ben geen coach, maar ik koel al mijn hele leven mijn pap met coaches. Eerst als speler en met een aantal coaches (die toen nog trainers heetten) heb ik veel discussies gehad. Ze werden daarna kaal, of grijs, en ik ben nog steeds geen van beide. Later als journalist. Het gevoel bij het zoveelste trainersdiscours over complexe teamprocessen? Man, jij doet maar wat en je weet in de verste verte niet of het goed uitpakt, hou op met dat gebazel. Bazelen heeft Baeyens, begiftigd met de Pajotse nuchterheid, nooit gedaan dus hij hoeft zich niet aangesproken te voelen. Toch kon ik bij het lezen van de wervende tekst voor zijn boek een glimlach niet onderdrukken.

“… Een coach moet altijd zoeken naar innovatie, hoe klein ook, alleen al om je spelers alert te houden. Een coach moet nieuwsgierig blijven. Steeds op zoek gaan naar een nieuwe aanpak, nieuwe methodes om zijn spelers, zijn team beter te maken…”

Dat geldt voor iedereen die vooruit wil. Neem nu een friturist: als plots frieten met satékruiden in zijn, moet hij mee.

“… Dominique Baeyens werkte gedurende zijn hele carrière met topteams. Zijn jarenlange ervaring leidde tot een specifieke visie op leiderschap, samenwerking en teamprocessen…”

Oké, maar Dominique Baeyens is/was een topcoach in de sjablonensport volleybal. Dat is een opeenvolging van standaardsituaties, waarbij nog meer analyse en tactiek dan psychologie komt kijken.

Maar dan: “… Zijn expertise uit de sportwereld is rechtstreeks toepasbaar op de interne werking en de teamprocessen in organisaties en bedrijven…”

Daar gaan mijn tenen van krullen. Er Is Geen Verband Tussen Topsport en de Bedrijfswereld, en zet daar maar drie uitroeptekens achterna. Het verband wordt kunstmatig opgeklopt om een bredere verkoopbasis te creëren en de bedrijfswereld gaat daar graag in mee want die schurkt graag aan tegen de topsport.

Samson en Gert versus Macbeth

Gisteren was Baeyens op de radio en werd hem gevraagd welke raad hij Anderlecht-coach Hein Vanhaezebrouck zou meegeven. Ik zag hem spotlachen, hij aarzelde even, sprak slim van niet alles te weten wat er speelt, maar zei toen toch dat hijzelf nooit spelers in het openbaar zou afvallen. Kortom, hij hield zich op de vlakte en terecht, want je kunt volleybal, een bijna wiskundig spel, niet vergelijken met voetbal, de toevalssport bij uitstek.

Daarbij is volleybal een hogere beschaving vergeleken bij de jungle voetbal. In het volleybal gaan spelers en coaches onheus met elkaar om als ze elkaar één keer kwaad aankijken. Het volleybal is Samson en Gert; het voetbal is Macbeth, in elke donkere hoek staat er één met een mes.

Neem nu onze eerste klasse, inmiddels de bananenrepubliek van het Europees voetbal. Tien ontslagen en één vrijwillige wissel (Philippe Clement), dat moet een Europees record zijn, al is het niet duidelijk hoe dat in Griekenland dit jaar precies zit. Na het ontslag van Mircea Rednic bij Moeskroen doen vijf van de zestien teams in de eerste klasse van het Belgisch voetbal het nog met hun eerste trainer: Charleroi, Antwerp, Club Brugge, Standard en Zulte Waregem.

Moedig Essevee

Charleroi en Antwerp mogen nog alles verliezen, hun trainer blijft allicht zitten na een knap seizoensbegin. Club Brugge had eerst niet te veel vertrouwen in Ivan Leko, maar die deed het prima. Uitleggen waarom het na een desastreuze start ineens wel begon te lopen, dat is hem tot nog toe niet gelukt, zoals hij ook niet weet waarom het nu al een aantal weken net iets minder gaat. Nog een paar verlieswedstrijden en in dat huisje aan de Olympialaan zal een lijstje met kandidaat-vervangers worden bovengehaald.

Als één trainer verdiende ontslagen te worden, maar dan op basis van onbehoorlijk gedrag, dan wel Ricardo Sá Pinto van Standard. Ze lieten hem zitten. Zulte Waregem is het moedigst geweest door Francky Dury aan boord te houden. Van hem wil ik nog wel eens een boek lezen of een lezing bijwonen. Al die andere trainers blijven beter weg van de computer: met gekruiste vingers tikken is lastig.

Column Nederland Schaatsland in De Morgen van zat 17 feb 2018

Nederland schaatsland

 

Katie Couric van NBC heeft zich van de week geëxcuseerd bij het Nederlandse volk voor haar ‘beledigend’ commentaar tijdens de openingsceremonie. Daar legde ze uit hoe het kwam dat de Nederlanders zo goed zijn in schaatsen. Ik vertaal het even snel door de bocht: “Nederlanders hebben veel kanalen en die werden van oudsher gebruikt om naar elkaar toe te schaatsen, maar ook om lol te maken. En daarom kunnen ze dat zo goed.”

Ik zie niet in waarom Katie zich moest excuseren. Jaren aan een stuk, en echt niet in de laatste ijstijd, moest ik geregeld in Amsterdam zijn en toen liep ik ook wel eens over een bevroren Amstel de wallen op. Niet naar de hoeren, die zaten een wal verder, maar naar onze hoofdzetel van Weekbladpers.

Nederland hééft meer water dan België, het ís er doorgaans (zeker in het noorden) enkele graden kouder en zodoende ís schaatsen daar een deel van het (verenigings)leven geworden. Wie zich in de zomer in Friesland of het noorden (voor de Belgen: dat is niet hetzelfde) verbaast over die grote vijvers met lichtpalen die je haast in elk dorp ziet, dat zijn plassen die behoren dicht te vriezen om vervolgens te kunnen schaatsen op natuurijs. Later kwamen de grote hallen, gigantische ijskasten, 7 in een land van 17 miljoen inwoners (en 19 als de half-overdekte worden meegeteld).

En zo zit schaatsen in het DNA van heel wat Nederlanders en is de schaats van een transport- een sportmiddel geworden.

Jaloerse kut-Belg

Couric had dus geen ongelijk, maar je hebt als allochtoon beter geen mening over het Nederlandse schaatsen of je wordt tot de orde geroepen. Dat overkwam mij vier jaar geleden na de Spelen van Sotsji, toen ik na het lezen van een interview met de stofjesingenieur van het Nederlandse pak durfde te poneren dat de Nederlanders een technologisch voordeel hadden.

Ik werd naar Hilversum gechauffeerd en vervolgens gegrild. “U beschuldigt Nederland van technologische doping?”, stelde de interviewer. Ik zei: “Niet van doping, maar wel van een technologisch voordeel door innovatie en als dat binnen de reglementen blijft, is daar geen probleem mee. Goed gedaan, Nederland.” Het kwaad was geschied: ik kreeg mails dat ik een jaloerse kut-Belg was.

De les? Nederlanders hebben het alleenrecht van het dubbel gevoel bij hun massale successen in het schaatsen en geen ander – al helemaal geen buitenlander – mag zich daarmee bemoeien. Voortschrijdend inzicht, onder meer na gesprekken met Bart Swings, heeft mij doen inzien dat die pakken zeker hebben geholpen, maar dat er nog wel meer aan de hand was dan een stofje dat 3 procent (aldus de uitvinder) sneller was.

Ze zullen het nooit toegeven, maar wedden dat donderdag bij de Nederlandse schaatsbond een beetje opgelucht werd gereageerd? Na zes dagen schaatsen was de 10.000 meter de eerste race waarin de gouden medaille niet naar Nederland ging. De winnaar was een Canadees, TJ Bloemen. Detail: TJ staat voor Ted-Jan en jawel, hij spreekt een aardig mondje Engels, maar nog veel beter Nederlands.

De 10 kilometer is dus gewonnen door een Nederlander, die leerde schaatsen bij Schaatsclub Gouda en sinds 2014 een ander paspoort heeft. Hij wordt getraind door een Nederlandse coach, Bart Schouten. Woensdag waren bij de vrouwen twee Japansen op twee en drie geëindigd op de 1.000 meter, achter de Nederlandse Jorien ter Mors. De bronzen medaille Miho Takagi wordt getraind door een Nederlander, ene Johan de Wit.

Gisteren ging de favoriete en Tsjechische minder hard dan verwacht, maar ook de Nederlandse schaduwfavorieten lieten het wat afweten. Geen nood, er ging een nieuw blik open en daaruit sprong een jong ding van 1,70 meter: Esmee Visser, olympisch goud in haar tweede internationale race.

Al 11 van de 21 medailles

Nederland is schaatsen en schaatsen is Nederland. En toch is de vergelijking schaatsen/ Nederland en veldrijden/Vlaanderen onzinnig. Veldrijden blijft beperkt tot twee landen, de occasionele Tsjechische uitschieter en een exoot uit een ander land.

Schaatsen dan. In Sotsji wonnen de Nederlanders 23 van de 36 medailles. Dat is belachelijk veel. Drieëntwintig landen schreven schaatsers in, ondanks de relatief scherpe kwalificatiecriteria want schaatsen wordt niet verwend inzake deelnemersaantallen. Die bestaan in het veldrijden niet. Iedere Afrikaan met een crossfiets die Valkenburg had gehaald, had zo een startbewijs gekregen voor het WK.

De kanshebbers op de schaatspodia komen uit West-Europa (Nederland, Noorwegen, Italië), Rusland, de VS, Canada, Japan, China, Zuid-Korea en Nieuw-Zeeland. Welnu, dat doet zelfs de eerste wereldsport voetbal het schaatsen niet na. Schaatsen is een van de meest universele sporten, Winter- en Zomerspelen, op het olympisch programma.

In Pyeongchang zijn we nog even zoet met medailles tellen, maar we kunnen nu al voorspellen dat Nederland die 23 medailles niet haalt. Ze hebben er nu 11 van de 21. Ik gok op achttien. Nog steeds verbazingwekkend.

In die kleine wereldsport heeft het beste kleine sportland van de planeet de wet van de remmende voorsprong aan zijn laars gelapt en profiteert het van het exponentieel voordeel. Meer atleten, meer concurrentie, meer technologie, meer geld, betere atleten, betere trainingsleer, betere technologie: de voorsprong van Nederland is inmiddels haast niet meer te overzien. Dat viel al op in Sotsji, waar de Russen de hele boel belazerden met hun geflikte dopingtests maar er in het schaatsen toch niet aan te pas kwamen.

De 1.000 meter voor vrouwen van de week was dé eyeopener. Dat is het snelste nummer van het hele langebaanschaatsen met gemiddeld 49,9 kilometer per uur bij de vrouwen en 54,2 bij de mannen. Op de 1.000 is de centrifugaalkracht het grootst en bijgevolg – zo dacht men vroeger – ben je op dat nummer gebaat bij een laag zwaartepunt en dus een kleine gestalte.

De winnares van de 1.000 meter in Pyeongchang combineert shorttrack (nog extremere centrifugaalkracht) met langebaanschaatsen. Ze heet Jorien ter Mors, ze is 1,81 meter lang en heeft lange benen. Een land dat zoiets voor mekaar krijgt, heeft zijn dominantie niet gestolen maar dubbel en dik verdiend.

 

Nederland-Schaatsland

Column Olympische spaarkas in De Morgen van zaterdag 11 feb 2018

Olympische spaarkas

De tegenvaller van de week in de Belgische sport is niet de Gouden Schoen van Ruud Vormer, de blunder van Kenneth Vermeer of de overname van KV Oostende, maar het vertrek van Vital Heynen (48) als bondscoach van de nationale mannenploeg van het volleybal. Dat is de ploeg die in 2017 op een haar na een medaille miste op het Europees kampioenschap. Ze werden vierde en dat is het beste resultaat ooit voor een mannenploeg in het volleybal, behaald tegen sterke tegenstanders en met verbazend goed spel.

Vital Heynen was maar een goed jaar bondscoach en is alweer weg. Polen roept en hij verbreekt met plezier zijn contract. Hij is van de week zijn kandidatuur gaan verdedigen tegen twee Poolse kandidaten en heeft het gehaald. Ik las ergens iets over een chocolade medaille die hij meehad voor de Poolse bondsvoorzitter. Jammer.

Heynen heb ik nog gekend als speler en in die rol was hij maar zo en zo: veel praatjes en een dik gat, maar wel vista. Uit die heel gewone spelverdeler is een absolute topcoach gegroeid. Daar hebben we er te weinig van in dit land en nu is hij weg. Zonde. Een contract verbreken is niet 100 procent netjes, ook al betaal je de afkoopsom, maar anderzijds is Polen de wereldkampioen en een medaillekandidaat op het aanstaande WK.

Heynen argumenteert dat trainers worden buitengegooid als de resultaten tegenvallen en hij daarom ook eerder mag vertrekken. Hij leek anders niet bepaald op de wip te zitten. Heynen gaat ook niet voor het geld naar Polen. Zegt hij.

Hij had een parttimecontract als bondscoach bij de Vlaamse Volleybalbond, die voor dat salaris subsidies krijgen van Sport Vlaanderen. Topvolleybal is een haast exclusief Vlaamse aangelegenheid en dat is makkelijk voor de besluitvorming, maar minder gunstig als het om financiering gaat. Hoe het komt dat de Franstalige Belgen niet kunnen volleyballen, op enkele verdwaalde uitzonderingen na, dat is al vijftig jaar een mysterie.

BOIC voor het blok zetten

Behalve Belgisch bondscoach was Vital Heynen ook clubcoach in de Duitse competitie, bij Friedrichshafen. Het is niet duidelijk of hij dat zal blijven combineren, maar mijn gok is dat hij na dit seizoen fulltime bij de Polen aan de slag gaat. Een prima operatie voor zijn bankrekening en voor zijn privéleven en dat is hem gegund.

Verdomd jammer dat wij in België niet die ideale voorwaarden kunnen creëren om een toptrainer als Heynen aan ons te binden. Al te vaak luidt de uitleg: er is niet genoeg geld (voor topsport). Dat hoorde ik ook laatst bij de snowboarders, toen ik mij erover verbaasde dat ze geen permanente kinesitherapeut bij zich hadden in de aanloop naar de Olympische Spelen. “Onze bond doet wat hij kan, maar er is geen geld voor.”

Misschien niet bij die bond, maar wordt het niet eens de tijd dat die sportbonden en de gemeenschappen het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC) voor het blok zetten? De nationale ploegen en de directe voorbereiding op de Olympische Spelen zijn zo’n beetje de corebusiness van het BOIC, maar als het erop aankomt de portemonnee te trekken, wijzen ze naar de overheid.

Uit een studie van de jaarrekeningen van deze koepelbond blijkt dat ze eind 2016 op een reserve van 15 miljoen euro zaten. De laatste drie olympische jaren (2008, 2012 en 2016), maar ook in de tussenliggende jaren, is zelfs telkens winst gemaakt: 325.000 euro voor Beijing, 1.447.000 voor Londen en 1.902.000 voor Rio.

Vijftien miljoen euro reserves en bestemde fondsen is absurd. Het is een gigantische olympische spaarkas, waar de meeste leden van de raad van bestuur niet van weten en die louter en alleen de eigen structuur dient. Die 15 miljoen staat alvast niet ten dienste van de topsport, want dan had Heynen een contract waar hij niet onderuit zou willen en hadden de snowboarders een vaste kine. Die vaststelling heeft er vorig jaar al toe geleid dat het BOIC onder druk van de overheden zijn bijdrage aan het jongerenproject BeGold heeft moeten verdubbelen van 375.000 naar 750.000 euro, maar daar mag het niet ophouden.

Het wordt hoog tijd dat er meer controle komt op deze zogeheten vereniging zonder winstoogmerk, die meer weg heeft van een fondsenbeheerder dan van een sportbond.

 

 

Olympische spaarkas-mail

Verhaal over de winterspelen in De Morgen van zaterdag 10 feb 2018

Sneller en gevaarlijker,

kleiner en corrupter

 

Voor doden moet je bij de Winterspelen zijn, of voor een smeuïg verhaal over doping of omkoping. En dat zijn lang niet de enige problemen waarmee de olympische beweging te kampen heeft.

Kolonel en ridder Raoul Mollet, voormalig voorzitter van het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC), was een man van aanzien in olympische middens. Toch schopte hij het nooit tot lid van het Internationaal Olympisch Comité (IOC) omdat hij eentalig Frans was en vooral omdat hij het hart wel heel erg op de tong had.

Hij introduceerde mij in de internationale sportpolitiek. Enkele statements: “Ecoute, mon grand, drie van de vier IOC-leden sont des cons en weten niet waarover ze het hebben. En die Winterspelen, daar moeten we zo snel mogelijk van af. Dat is voor toeristen.”

We schrijven 1993, een jaar na de wintereditie in Albertville en de Zomerspelen in Barcelona. Albertville had klauwen vol geld gekost, maar effende wel de weg voor de ontwikkeling van tal van nieuwe skigebieden. Barcelona transformeerde van een gore havenstad tot sexy citytripbestemming. De olympische wereld was in die jaren op haar sterkst en had in 1986 een visionaire beslissing genomen.

In wat leek op een bui van overmoed, had Juan Antonio Samaranch, de sportpaus vóór Jacques Rogge, zijn IOC zover gekregen dat ze de Winterspelen zouden weghalen uit het jaar van de Zomerspelen. Zijn oorspronkelijk bedoeling met die move was de sponsors twee keer waar voor hun geld te geven, gespreid over de olympische cyclus van vier jaar, en tegelijk de wereldvoetbalbond FIFA stokken in de wielen te steken. Voortaan zou in het jaar van de worldcup het eerste mondiaal sportevenement de Olympische Spelen zijn. En zo kregen we twee jaar na Albertville (1992) alweer Winterspelen, in Lillehammer in Noorwegen deze keer.

Daar was ook een verhaal aan verbonden. Samaranch was na de democratisering van Zuid-Korea, waar de junta de macht had afgestaan en verkiezingen uitgeschreven, ervan overtuigd dat zijn Olympische Spelen van 1988 in Seoel de trigger waren geweest van die politieke shift. Het IOC verdiende daarvoor de Nobelprijs voor de Vrede, vond de kleine Spanjaard.

Om Noorwegen, dat de Nobelprijs uitreikt, ter wille te zijn, werd niet toevallig het kansloos geachte Lillehammer gekozen boven het Zweedse Östersund. Die Nobelprijs ging niet door omdat de Noorse pers erachter kwam. Vanaf Lillehammer zouden de Winterspelen tot meer ellende leiden dan de olympische familie lief was en haar tot aan de afgrond duwen.

U denkt allicht dat we een wintersportland zijn geworden met onze 22 atleten onder de 3.000 die in Pyeongchang vanaf vandaag zullen optreden. In Chamonix, bij de eerste Internationale Wintersportweek, postuum tot eerste Olympische Winterspelen omgedoopt, waren we ook al met 18 Belgen op slechts 258 deelnemers.

We brachten in het bobsleeën een bronzen medaille mee naar huis. We, dat waren Charles Mulder, René Mortiaux, Paul Van den Broeck, Victor Verschueren en Henri Willems. Toen mocht je nog kiezen: bobben met vijf of vier.

Probleemspelen

Chamonix 1924 was een folietje van enkele leden van het Internationaal Olympisch Comité. Het dient gezegd dat Antwerpen 1920 het proces had versneld door te allen prijze ijshockey en kunstschaatsen in het programma van de Zomerspelen te willen opnemen. Ook al vonden die wedstrijden in april plaats, ze werden gigantische mislukkingen. Als er al werd geschaatst in het Palais de Glace (later de garage Leopold in de Henri Van Heurckstraat, afgebroken in 2016), was dat op erg koud water maar niet echt op ijs.

In juni 1921 stemde het IOC in met wintercompetities en koos voor Chamonix, gevolgd door zomercompetities in Parijs. 1924 was een succes en werd postuum gepromoveerd van Winterfestival tot de Olympische Spelen-status.

De wintereditie van 1928 kreeg meteen te maken met een fenomeen dat we vandaag ook kennen: het was warm in Sankt-Moritz en heel wat sporten konden niet doorgaan. Van sneeuwkanonnen en sneeuwstockage was nog geen sprake.

Winterspelen stond van dan af gelijk met probleemspelen. In 1936 zou skiën op het programma komen, maar het IOC sloot beroepsskiërs zoals skileraars uit. Sport was volksverheffing voor amateurs, vond het IOC, en heel lang bleven Winterspelen het toneel van de beter begoede toerist met een passie voor snelheid op ijs of sneeuw. Die moeilijke relatie met profsport werd op de spits gedreven in 1972, toen zelfs de Oostenrijkse sterskiër Karl Schranz werd geweigerd omdat hij ooit ergens een keertje startgeld had gekregen.

Inmiddels kregen de Winterspelen steeds meer kritiek omdat ze te gevaarlijk zouden zijn. In Innsbruck in 1964 waren twee doden gevallen op training, een skiër en een Britse rodelaar. Rodelen (sleerijden op de rug) was net toegevoegd aan het programma. Voor de Spelen van 1976 was Denver gekozen, maar die moesten het event teruggeven na een negatief uitgevallen bevraging van de bevolking.

Verzet van de locals zou een constante worden, in zoverre dat voor de Spelen van 2022 alle kandidaat-steden onderweg afhaakten, op Almaty in Kazachstan en Beijing in China na. Uit armoede blijft het olympisch wintercircus na Pyeongchang gewoon in Azië en trekt zowaar voor het eerst in de geschiedenis in de winter naar een stad die ook al eens de Zomerspelen (2008) heeft georganiseerd.

Er is wel nog één klein probleempje: in Beijing ligt haast nooit sneeuw en ook daarbuiten in de heuvels, waar zal worden geskied, valt weinig neerslag. Dat de bergen niet hoog genoeg zijn om een afdaling te organiseren, daar passen de Chinezen straks een mouw aan. De bergen krijgen een verhoging.

 

Klimaat wordt een van de grote uitdagingen om nog goede wintercompetitieplaatsen te vinden. Een ijshal krijg je zelfs in de woestijn koud, maar voor outdoorskicompetities zijn temperaturen rond of onder het vriespunt nodig. Volgens een Canadese studie zou de helft van de locaties waar ooit het wintercircus zijn tenten opsloeg tegen 2050 te warm zijn.

Beijing 2022 zullen pas de tweede Spelen zijn die in een communistisch land worden georganiseerd. Wintersport was/is van de elite en hoorde (net als tennis en golf) niet thuis in een volksrepubliek. De eerste editie achter het toen nog IJzeren Gordijn vond plaats in 1984 in Sarajevo en daar werd de bevolking een decennium later pijnlijk aan herinnerd. Op de olympische pistes werd zwaar gevochten tussen Serviërs en Bosniërs en de heuvel Trebevic naast Sarajevo werd gebruikt om de stad onder schot te houden.

Het absolute dieptepunt was 5 februari 1994, toen de olympische bobbaan werd gebruikt als lanceerplatform voor een Servische mortier die op de groentenmarkt werd afgeschoten: er vielen 67 doden. Het was de opgestoken vinger van de Serviërs als antwoord op het verzoek van het IOC om de olympische vrede – een gebruik dat uit de oudheid stamt – te eerbiedigen.

Speeltuin voor ontwikkelaars

Binnen de familie van mondiale sportevents zijn de Winterspelen het achterkomertje met leer- en gedragsproblemen. Toch kandideerden ooit tot wel tien steden of regio’s om het witte circus over de vloer krijgen. Amerikaans senator John McCain, het voorbije jaar de nagel aan de doodskist van zijn Republikeinse partijgenoot Donald Trump, analyseerde destijds de olympische facelift die zijn buurstaat Utah onderging. Zijn conclusie: “De Winterspelen zijn ideaal om waardeloos land in te ruilen tegen waardevol land, een pracht van een speeltuin voor ontwikkelaars. Ze hebben alles te maken met het rijker maken van miljardairs.”

Die miljardairs, zo blijkt uit de reconstructie, zorgden voor minimaal twee gearrangeerde verkiezingen. De editie van 1998 werd verrassend toegewezen aan Nagano op de olympische sessie in Birmingham in 1991. De IOC-leden kwamen handen en taxi’s tekort om hun Japanse vazen en andere geschenken naar hun holen te slepen.

Grote verliezers van die verkiezingen waren de mormonen van Salt Lake City. Ze hadden hun ogen de kost gegeven, maar openlijk cadeaus uitdelen kon na Birmingham niet meer omdat de wereldvreemde asceet en Opus Dei-lid Samaranch het ervan op zijn heupen had gekregen. Salt Lake nodigde bijgevolg alle leden uit zo vaak ze wilden en peilde tussen vier muren naar hun verzuchtingen. Die tactiek loonde: in 1995 kreeg het de Winterspelen van 2002.

Vier jaar later bleek hoe het er in die één-op-ééngesprekken was aan toe gegaan. Salt Lake had opnieuw het beste dossier en kon rekenen op heel wat steun, maar kon zich geen verlies veroorloven. Het kocht veiligheidshalve een twintigtal IOC-leden om. Het SLC- schandaal kostte de kop van tien onder hen; vier stapten zelf op en zes werden uitgesloten.

Al bij al was het grappig, zoals de Afrikaanse IOC-leden die zich tot twee keer toe lieten uitnodigen om te leren skiën en zich en passant ook een nieuwe knieprothese lieten aanmeten of een studiebeurs voor hun kinderen regelden. Jean-Claude Ganga uit de Republiek Congo (Brazzaville) was het inhaligst. Hij kocht en verkocht ter plekke villa’s, met winst, kreeg geld op zijn rekening om de Afrikaanse sport te ontwikkelen en was zich van geen kwaad bewust.

Die SLC-affaire zweerde uit in 1999 omdat een Zwitsers IOC-lid het niet langer kon aanzien. De olympische beweging stond aan de rand van de afgrond, maar de dopingperikelen na de Festina-Tour een jaar eerder waren net iets acuter en zorgden op tijd voor afleiding.

De Spelen van Salt Lake 2002 zelf waren prima georganiseerd, maar werden om totaal andere redenen de meest controversiële, al hadden we toen Sotsji 2014 nog niet gehad. Voor het eerst – niet toevallig onder het pas verworven voorzitterschap van Jacques Rogge – werden gouden medailles afgenomen nog tijdens de Spelen zelf. Nog wel vijf: drie van de Duitse Spanjaard Johan Mühlegg en twee van de Russinnen Larisa Lazoetina en Olga Danilova. Drie langlaufers, drie keer positief op Aranesp, de lang werkende vorm van de bloeddoping epo.

Poetin bemoeit zich

Het dieptepunt beleefde de kersverse IOC-voorzitter in Salt Lake met het kunstschaatsen, toen een Frans jurylid bekende dat ze zich had laten omkopen door een Russische zakenman om het Russische paar ten nadele van de Canadese favorieten op één te zetten. De Canadezen Jamie Salé en David Pelletier kregen later die week alsnog hun goud. Het werd de eerste maar niet de laatste keer dat Vladimir Vladimirovitsj Poetin zich met het IOC zou bemoeien, toen hij zijn telefoon nam en zijn “ongerustheid” over de anti-Russische houding in de wereldsport aan Rogge kenbaar maakte.

Het schandaal van Salt Lake in 2002 was een akkefietje vergeleken bij Sotsji, vier jaar geleden, toen de olympische beweging door het diepste dal ooit moest. Nooit in de geschiedenis van de sport werden uitslagen op een dergelijke massale schaal vervalst en zijn achteraf zoveel medailles afgenomen. In een fel verbeterd dopingklimaat fraudeerden de Russen er duchtig op los met de hulp van de geheime dienst en het sportministerie. Ze wonnen een recordaantal medailles, maar van die 33 moesten ze er al 13 teruggeven. Na een recente uitspraak van het Arbitragetribunaal voor de Sport (TAS) ontsnapt een aantal atleten aan de straf, maar er is nog beroep mogelijk door de sportbonden.

Toch is doping een minder groot probleem dan het belabberde imago van die Winterspelen. Salt Lake bleek achteraf een eyeopener, vooral dan voor het IOC zelf, dat na analyse van de kijkcijfers in zijn grootste (thuis)markt, de VS, had vastgesteld dat de interesse tanend was. Huiszender NBC schreeuwde al langer om meer spektakel en een moderner programma. Skeleton mag dan gevaarlijk zijn voor wie met 135 kilometer per uur met het hoofd vooruit veilig en snel naar beneden probeert te komen, stokstijf op een plank liggen sprak de Amerikaanse jeugd niet aan. De concurrerende X Games van ESPN daarentegen postten kijkcijfers die de Spelen degradeerden tot een soort live Keno vanuit het bejaardenhome.

In 1992 werd shorttrack toegevoegd aan het programma en in 1998, onder druk van NBC, snowboarden. Beide sporten hebben zich al grenzeloos belachelijk gemaakt. Het shorttrack in Salt Lake werd gewonnen door een Australiër, Steven Bradbury, die in de halve finale was gesukkeld omdat andere deelnemers waren gediskwalificeerd. Vervolgens overleefde hij de halve finale omdat drie andere atleten voor hem vielen en hij als laatste toch tweede werd. In de finale kon hij uiteraard niet volgen, maar omdat deze keer alle vier de andere finalisten vielen, werd hij olympisch kampioen. En in het snowboarden vier jaar later in Turijn deed de gedoodverfde winnares met de eindstreep in het zicht nog een showjump en crashte. Weg goud.

In Vancouver in 2010 kwamen nog twee nummers de jonge kijker plezieren: snowboardcross en skicross. Vier mannen of vrouwen die elkaar in een smalle pijp de loef proberen af te steken en in een rotvaart naar beneden zoeven. Spektakel en valpartijen gegarandeerd. In Vancouver crashte een Canadees zo zwaar dat men aan het ergste dacht. Er kwam maar een beetje kliniek aan te pas.

Dood van een rodelaar

Vancouver had het genoegen de laatste dode van de Winterspelen in het eindrapport te mogen opnemen. De Georgische rodelaar Nodar Koemaritasjvili stierf tijdens een trainingsrun op de dag van de openingsceremonie. In de 41 Zomerspelen vielen maar twee doden: een loper in 1912 kreeg het aan zijn hart en de Deen Knud Enemark Jensen viel van uitdroging van zijn fiets in 1960 en stierf aan een hersentrauma. In veertien Winterspelen sinds 1964 vielen vijf doden.

Winterspelen draaien meestal om snelheid, vaak ook gevaar. Bij ijshockey komt daar nog eens geweld bij. Sinds Sotsji staan ook de slopestyle en halfpipe op het programma en bij deze editie viert de big air zijn entree, weer drie uiterst gevaarlijke disciplines. De Winterspelen herdoopten de olympische leuze in hoger, sneller, gevaarlijker. De enige uitzondering is curling, schaken op glad ijs. Geen sport, dat klopt, maar van het spannendste en veiligste dat er de volgende twee weken te zien is.

 

 

Winterspelen, sneller, gev…, kl…, corr…-mail

Interview Seppe Smits in De Morgen van vrijdag 9 feb 2018

‘Mijn sport is een levensstijl’

Of het een goed idee was om vanavond de openingsceremonie niet te skippen en ook nog eens de vlag te dragen, zal morgen moeten blijken. Dan begint freestyle snowboarder Seppe Smits aan de slopestyle. Herkansing volgt op 21 februari in de big air.

Voor de avonturen van de jonge shorttrackers Jens Almey en Ward Pétré zult u moeten wachten tot de lunch, maar het allereerste wat u zaterdagmorgen in de ochtendshow van de VRT zult kunnen zien van onze Belgen zijn de prestaties van Seppe Smits, Sebbe De Buck en de jonge Stef Vandeweyer in de kwalificaties van de slopestyle.

Om 2 uur ’s nachts Belgische tijd werken die hun runs in de kwalificatie slopestyle af. Seppe Smits, de enige ervaringsdeskundige in het gezelschap, kreeg vier jaar geleden ongewild de hoofdrol in een horrorscenario. Als grootste kanshebber op de eerste Belgische wintersportmedaille sinds de genaturaliseerde Bart Veldkamp was hij al vóór de lunch op de eerste dag van de Spelen klaar. “De grootste ontgoocheling in mijn carrière. Ik moet dit mijzelf aanrekenen, maar het meest frustrerende is de vaststelling dat we slecht hadden ingeschat wat de jury verwachtte.”

Ben je toen uitleg gaan vragen bij de jury?

Smits: “Jeanval (Jean-Valère Demard, bondscoach, HV) is gegaan. De trainers hebben het contact met de jury. Met die uitleg konden we niet veel. Het was een en al frustratie, want de runs die ik in gedachten had, heb ik haast perfect uitgevoerd. Ik geef niet graag de jury de schuld, want ik heb ook al geprofiteerd van een goede jurering, maar ik weet nog steeds niet wat ze toen in Sotsji hadden willen zien.”

Jurysporten zijn gebaat bij strenge afspraken zoals in het gymnastiek: hoe een beweging of een trick moet worden uitgevoerd en hoeveel dat waard is.

“Ze krijgen het blijkbaar niet voor mekaar om dat te standaardiseren. Dat ongedwongen karakter is tegelijk de charme van de sport, maar het moet niet te ver doorschieten. Als topsporter weet je graag wat je kunt verwachten als je een bepaalde oefening goed uitvoert. Bij ons is dat lang niet zeker.

“Er is ook behoefte aan een andere manier van jurering die de evolutie naar meer en gevaarlijker tegenwerkt. Wij zijn vragende partij om een andere richting in te slaan: beter uitgevoerde tricks of combinaties in plaats van meer rotaties. Freestyle snowboard is geen acrogym. Als we dat kunnen verwezenlijken, kan ik misschien tot mijn dertigste doorgaan.

“Slopestyle is al de goeie richting ingeslagen. Je kunt dan wel een quad (vier rotaties, HV)springen, maar als de rest van de sprongen en de rails niet goed is, of je neemt je board verkeerd vast in de lucht, kun je het vergeten. Ik ben vorig jaar wereldkampioen geworden zonder triple cork, dat is het beste bewijs.”

Hoe zijn de laatste weken verlopen qua training?

“Slecht, maar dat geldt voor elke slopestyler. We hebben sinds de kerstvakantie echt de dagen eruit moeten pikken om te gaan springen. Wekenlang hadden we hooguit twee halve dagen redelijk weer. De rest van de tijd zaten we in de fitness of deden we rails. We hebben heel zelden kunnen springen. Laax (Zwitserland), waar ik op het laatst voor afreizen naar Korea verbleef, was prachtig met al die sneeuw, maar wij hadden er niks aan. Gelukkig geldt dat voor elke concurrent.

“De Amerikanen die waren teruggekeerd hadden in hun gebieden dan weer geen sneeuw. Daar zijn zelfs competities afgelast. Ideaal was het niet voor ons. We hebben geen enkele referentie met betrekking tot wie wat kan en in welke vorm is.”

Heb je al een idee wat je wilt doen en hoe je de jury wilt verleiden?

“Ik heb enkele opties, maar alles zal afhangen van hoe ik het parcours ervaar. Het is wel vooraf bepaald hoe dat moet worden gebouwd, maar elk park is anders. Van dag tot dag kan het afhankelijk van het weer verschillen. Pas als je weet hoe het park erbij ligt, beslis je over de beste tricks. Ik heb het plan opgevat om in mijn runs altijd één moeilijke en één zware techniek en tussendoor creativiteit te steken. Daar kunnen ze dan alle kanten mee uit.”

Deze extreem belastende sport kun je niet eeuwig blijven doen en je ingenieursstudies heb je stopgezet. Wat zijn de opties voor hierna?

(lacht) “Dat weet ik niet onmiddellijk. Snowboarden is mijn lang leven. Het hoeft niet altijd met triple corks en andere waaghalzerij te zijn. Gewoon glijden van een helling is ook al mooi. Mijn sport is een levensstijl, dat klopt, maar het is wel topsport.

“Ik heb een vriendin, maar die is fotografe en is al even graag in de bergen, dus dat treft. En ik heb een flat gekocht in Gent. In Gent, omdat ik dat de meest aangename stad in Vlaanderen vind om in te leven. We zijn verhuisd met kerst en ik heb er misschien vijf keer geslapen.

“Wat ik hierna wil doen? De job van Jeanval heeft wel wat. We hebben een hele lichting jonge snowboarders die via de topsportschool worden klaargestoomd en dat is best uniek voor een laagland als Vlaanderen. Die jonge talenten naar de top brengen, dat lijkt mij wel wat.”

 

Die vlag dragen aan de vooravond van je belangrijkste competitie, dat is eigenlijk not done in de Belgische ploeg. Als dat maar goed afloopt de dag nadien.

“Ik denk dat het kan. We hebben het scenario bekeken met de chef de mission Gert Van Looy en hij ziet geen probleem. Ik moest het natuurlijk ook zelf willen, maar dit vind ik zo’n eer dat ik het wel wil doen. Het stadion ligt naast het olympisch dorp, waar ik verblijf, dus ik schat dat we hooguit anderhalf uur in de weer zijn. Dat kan ik wel hebben en de boost die ik ervan zal krijgen, is ook niet min.”

 

20180209_De-Morgen_p-22

Column Vluchtgedrag over Mathieu VDP in De Morgen van 5 feb 2018

Vluchtgedrag

Adrie: “Van Aert ademde niet na een halve ronde. Hij reed gewoon rond. Het verschil was vandaag gigantisch groot. Dat het gat vrij snel twee minuten was, is ook niet normaal. Dan mag je nog iets slechter zijn.”

Met dat ‘hij ademde niet’ kun je alle kanten uit. Met dat ‘niet normaal’ ook. Adrie van der Poel is dan ook van het oude wielrennen, van het achterste van de tong niet laten zien, eerst de ander zijn bord leegeten, wat niet weet niet deert en wat al niet meer. Ik weet niet of hij vermoedt dat er in het Van Aert-kamp iets onoorbaars is gebeurd, maar het zou kunnen dat hij dat bedoelt. Hij ademt niet was alvast in zijn tijd – het begin van de epo – een regelrechte beschuldiging. Als hij dat niet heeft bedoeld, even goeie vrienden, maar gelieve in het vervolg iets minder cryptisch te zijn.

Van Aert-Van der Poel van gisteren leek een beetje op Cancellara-Boonen op de Muur in de Ronde van Vlaanderen in 2010. De eerste reed toen zo hard weg van de tweede dat de entourage van de tweede het nog steeds niet kan verkroppen en al die tijd tot vandaag de geruchten over een motortje heeft warm gehouden. Objectieve waarnemers hebben toen die fase geanalyseerd. Ze kwamen tot de vaststelling dat Fabian Cancellara niet uitzonderlijk hard de Muur opreed, maar wel dat Tom Boonen beduidend trager was.

Diezelfde objectieve waarnemers zouden gisteren hebben kunnen concluderen dat Wout van Aert niet slecht reed – dat zou er nog aan mankeren wanneer je als rasatleet wereldkampioen wordt – maar wellicht ook niet uitzonderlijk goed, al sprak hij zelf wel over een van zijn beste dagen op de fiets. Kan best dat hij dat gevoel had, maar er is meer aan de hand dan zelf een goeie dag hebben als Mathieu van der Poel wordt geklopt door Michael Vanthourenhout godbetert. De jongen die hij normaal goeiedag zegt bij de start en pas terugziet als hij in de tent is opgefrist, eindigde nu voor hem.

Tijd om man en paard te noemen: in het veldrijden wordt al langer gesuggereerd dat de clan Van Aert-Albert niet vies zou zijn van corticosteroïden. Was Mathieu van der Poel met een dikke minuut voorsprong op het hele veld gearriveerd en dáárvoor nog eens Wout van Aert met een extra minuut op Van der Poel, dan was wantrouwen op zijn plaats geweest. Met Mathieu derde, vechtend tegen kneusjes als Vanthourenhout en Aerts om dat bronsje te pakken, heeft niemand een poot om op te staan.

Wat als geen wondermiddel maar de psyche de doorslag heeft gegeven? Alles lijkt erop te wijzen dat Wout van Aert bijzonder goed naar een kampioenschap kan toeleven, in elk geval beter dan Mathieu van der Poel, die tegen een paaltje reed en vervolgens niet meer vooruit geraakte. We stellen het allemaal erg op prijs dat hij zich overal en altijd wil amuseren op de fiets en dat hij presteren er maar bij neemt, maar dat is een pose. Mathieu van der Poel doet er echt alles aan om te winnen, misschien zelfs te veel.

Zijn interviews vooraf gaven al aan hoe groot de druk was om als allerbeste veldrijder ooit – daar bestaat geen twijfel over – een tweede wereldtitel te pakken. Een evenaring van Wout van Aert, die hij al een heel jaar van het kastje naar de muur rijdt. Maar die wereldtitel hoefde niet, want hij was dit jaar toch liever overal de beste. Of nog: het kan dat ik een mindere dag heb en hij een goede dag. Dat is precies wat er gebeurde en dat moet te denken geven bij de clan-Van der Poel.

Mathieu wil geen trainer hebben, wil niet te veel testen en ook aan schema’s heeft hij een broertje dood. Hij wil zich amuseren als hij een wedstrijdje rijdt, hij wil spelen, maar wat als dat zorgvuldig gecultiveerd imago van speelvogel gewoon een excuus is voor als het misgaat? Vluchtgedrag, heet dat. Misschien heeft Mathieu van der Poel gewoon last van faalangst. Hij is daarmee helemaal geen uitzondering in de topsport. Alle begrip dat hij geen trainer, geen professor of geen coach in zijn buurt wil, maar misschien moet hij eens een sportpsycholoog proberen.

 

Vluchtgedrag

Verhaal over Mathieu VDP in De Morgen van zaterdag 3 feb 2018

De speelvogel van de fiets

Vraag hem niet de wereld te verbeteren. Of waarom hij wat, wanneer doet. Vraag hem niks, geef hem twee wielen en een fietskader om zichzelf en ons te vermaken. Mathieu van der Poel (23) is misschien het grootste wielertalent sinds Eddy.

Voor een mening fris en fijn, moet je op de wielerfora zijn.

De eeuwige Ronny C. was met congé. Geen nood, André V. kon na de generale repetitie in Hoogerheide evenmin zijn ergernis verbergen. ‘Zou men niet eens zijn apparatuur nazien ? Ik vind dit alles niet meer normaal ……! Ge kunt er bovenuit steken, maar zo ??????’

En Linda, geen fan van leestekens, hoofdletters of de dt-regel, hield het ook niet meer: ‘is daar nog iets spannends aan die VDP maakt alles kapot zoals die rond rijd”.

Hij of VDP, dat is dezelfde: Mathieu van der Poel. Hij is Hij of Hem, 23 jaar oud geworden op 19 januari, de godheid onder de crossers, de maat der dingen in de kleinste wielerniche en als eerste van dat wereldje ook ver daarbuiten. Als Wout van Aert gevraagd wordt door sportjournalist Christophe Vandegoor hoe zijn wedstrijd is verlopen, luidt de vraag: “Hij reed snel weg, je zag hem rijden, (en dan nog wat…)” Wout antwoordde met: “Hij was sterk, maar ik was ook niet slecht”. Of zoiets. Maar altijd ‘hij’.

In Hoogerheide zijn vorig weekend de laatste teerlingen geworpen. Crossminnend België zal zich moeten optrekken aan de relatief kleine voorsprong, althans vergeleken bij eerdere wedstrijden, van Mathieu van der Poel op zijn eeuwige rivaal Wout van Aert.
Ter herinnering, vorig jaar daar op die Grote Prijs van zijn vader werd Van der Poel maar 24ste, en dat op een week voor het wereldkampioenschap in Bieles.

Voor dat WK werd hij door de grote Sven Nys zelf getipt als kanshebber buiten categorie en dat leek hij ook te gaan waarmaken, tot hij vier keer lek reed en Wout van Aert op een stel hele oude maar lekbestendige tubes vlot naar de overwinning snelde. Het werd het WK van het mysterie van de groene tubes, van het parcours dat was aangelegd door pa Van der Poel (ook dit jaar in Valkenburg) en een beetje van het mysterie van de slechte knie van Wout en – aldus kwatongen – de daarbij horende corticosteroïdebehandeling.

Een jaar eerder in Zolder had Mathieu van der Poel – die op zijn 20ste in Tabor wereldkampioen bij de profs was geworden – ook al Wout van Aert moeten laten voorgaan. Het mysterie van de tubes speelde toen niet, wat niet belet dat er wel animo was. Toen beide protagonisten vroeg in de wedstrijd in elkaar haakten, werd Mathieu na het ontwarren van de knoop de hele wedstrijd lang uitgescholden. “Opeens was ik een vuile Hollander.” Hij, geboren en getogen in de Kempense bossen boven Antwerpen en gezegend met het lokale Vlaamse accent, was er van aangedaan en zijn moeder nog meer. Vader Adrie, gepokt en gemazeld in de koers in Vlaanderen en zelf een wereldkampioen en winnaar van klassiekers, trok de schouders op. “Daar moet je door.”

Vervanging voor Albert

En zo staat Wout van Aert, de man die nog dit voorjaar zijn ambities op de weg wil uittesten, op twee tegen één in de wereldtitels tegen Mathieu van der Poel, de man met als enige ambitie overal en altijd lol maken op twee wielen. Alles wijst erop dat op deze editie in Valkenburg de sportieve hiërarchie zich wel zal doorzetten, hoewel mechanische pech altijd een factor kan zijn.

Op de dominantie van de Nederlander uit Kapellen staat dit jaar geen maat. Pech, lek, materiaalpost gemist, gevallen, niet tijdig in de pedalen, niks kan hem deren. Een gat van een halve minuut rijdt hij zo dicht om er in één moeite een halve in zijn voordeel achteraan te plakken. Ter verschoning van Van Aert: diens lange duurtrainingen met het oog op de klassiekers hebben zijn vermogen om in het rood te gaan afgebot. Anderzijds is het geen toeval dat we nu pas echt het wonderkind in Mathieu van der Poel zien. De zomers van 2015 en 2016 gingen op aan knieoperaties; 2017 was de eerste keer dat hij als prof zonder ongemak een volledige zomerbasis kon leggen.

Mathieu van der Poel rijdt voor Corendon-Circus, het commercieel samengaan van een Nederlands-Turkse touroperator en een gokkantoor, gemanaged door de broers Christoph en Philip Roodhooft, twee intelligente, non-conformistische gamechangers in dat wereldje van modderlaarzen en verschaald bier.

De broers waren op zoek naar vervanging voor hun door hartproblemen afgehaakte Niels Albert toen ze besloten al hun eieren in het mandje van hun jonge Nederlandse belofte te leggen. Het werd het begin van een intense samenwerking die de jonge renner in 2016 al het tweede duurste contract uit het veldrijden opleverde (toen na Sven Nys). Dat contract is eind vorig jaar opengebroken en verlengd tot 2020, voor een niet nader genoemd bedrag, maar dat gaat richting het miljoen euro.

Christoph Roodhooft kende vader Adrie van in het café van Roland Liboton, waar hij als junior trainingsschema’s kwam halen. De crosser op retour Adrie kwam daar ook en stond hem met raad en daad bij. Jaren later kwamen ze elkaar tegen in Gieten en zag Christoph David van der Poel aan het werk. “Ik heb hem toen materiaal gegeven en Adrie zei: ‘Ik heb er nog een rondlopen en die wordt nog beter’.”

Sindsdien werkt Adrie voor de jeugdploeg van de Roodhoofts en worden zijn zonen David (25) en Mathieu (23) in de watten gelegd bij de profs. Mathieu, dat wist iedereen, was het zondagskind. Startte hij bij de profs, hij legde hen het vuur aan de schenen. Twee keer reed hij tegen de ongenaakbare Niels Albert als eerstejaarsbelofte. Hij eindigde op vijf seconden in Antwerpen en de week daarna in Sint-Niklaas moest Albert er al om sprinten.

 

De verstandhouding met broerlief David is optimaal en dat ligt niet voor de hand. David was thuis de norm, tot Mathieu doorbrak in het seizoen 2012-’13 met 30 crossoverwinningen op 30 starts en in september 2013 ook nog eens een wereldtitel op de weg in Firenze, behaald op een lastig parcours. “Ik heb nooit van Mathieu kunnen winnen”, geeft David toe. “Ik heb altijd geweten dat hij zeer jong al beter was dan ik ooit zou worden.” Mathieu is het mannetje, thuis en in de ploeg, en dat is hij graag.

Vermogensmeters

Te goed voor het incestueuze, navelstaarderige veldrijden luidde al snel de conclusie, ook in deze krant. Terwijl Wout van Aert dat beledigd afzwoer, trok Mathieu van der Poel de schouders op. Anderen, met eieren in het crossmandje, formuleerden het voorzichtiger maar ook mooi, zoals VRT-analist Paul Herygers: “Geef hem lucht in zijn tubes en een ketting en hij rijdt er iedereen af.”

De prima website cyclingtips.com omschreef hem als het grootste wielertalent van het moment. Cyclingtips is een Australische site nota bene. Ze overdrijven geenszins. Het potentieel van deze jongen op zijn fiets is fenomenaal. Fysiologische waarden kennen we niet of nauwelijks, omdat hij dat niet wil. Er wordt ook gegrapt dat hij niet weet hoe hij moet trainen en dat hij een broertje dood heeft aan testen. Dat is deel van het imago, maar de realiteit is anders. Mathieu is als Peter Sagan, wat je ziet is allesbehalve wat je krijgt.

Philip Roodhooft zei het twee jaar geleden zo tegen deze krant: “Nu traint hij gestructureerder. De tijd is voorbij dat hij mocht doen wat hij wilde en toch won. Het overleg tussen hemzelf, de dokter, Christoph en zijn vader is nu optimaal.”

Christoph: “Denk je nu dat hij dat niveau kan halen door zomaar wat rond te rijden? Natuurlijk zit er structuur in. Wij werken ook met de software TrainingPeaks en op al zijn fietsen staan vermogensmeters. Stationaire testen doen we wat minder, omdat hij daar een broertje dood aan heeft. We proberen zijn trainingszones te bepalen in het bos.

“Er zijn dagen dat ik zeg: ‘Als je in de buurt van die tijden en waarden komt, is het al goed’. Hij doet meer als hij voelt dat het kan en minder als hij voelt dat het zijn dagje niet is. Dat vind ik slim.

“Ik hoop dat hij geen pech heeft en dan wordt hij wereldkampioen. Hij weegt nu 74 kilo in plaats van 76, met 8 procent vet, minder hoeft ook niet. Hij zegt wel dat hij elke zondag frieten eet, maar ik ben zeker dat hij dat de laatste zes weken niet meer heeft gedaan. Zijn watts per kilogram lichaamsgewicht waren nooit beter. Zijn hartslag nooit lager in verhouding tot het geleverde vermogen.”

Futur gagnant du Tour

De broers Roodhooft schermen hun wonderkind af. Christoph: “Ik weet dat er veel zijn die Mathieu graag naar de weg willen halen, maar daar zijn wij niet bang voor.”

Philip: “Omdat geen van die ploegen hem betaalt wat wij hem betalen.”

Christoph: “Er was nooit een echte aanbieding. Servais Knaven van Sky zei wel eens wat en toen heb ik Sky-manager Dave Brailsford gebeld. Ik vroeg hem wat het plan was en hij zou terugbellen. Niks meer gehoord. Mathieu wil helemaal niet naar de weg. Die amuseert zich rot in het veld. Het is een speelvogel.

“Crossen is zijn lange leven en niet zeven uur op een racefiets zitten door berg en dal in een wedstrijd waarin niks gebeurt. Ik denk ook dat die jongen gewoon graag thuis is. Adrie reed ook altijd graag in het veld.”

Adrie deed het wel andersom: eerst de weg en later het veld. Eerst de Ronde van Vlaanderen, de Amstel en Luik-Bastenaken- Luik winnen en vervolgens op zijn 36ste wereldkampioen veldrijden worden. Mathieu komt nog niet aan de enkels van Adrie, hoe blasfemisch is het dan wel niet om hem in één adem te vernoemen met Eddy Merckx, de nulmeridiaan van het cyclisme?

De kans dat Mathieu van der Poel een tiende van het palmares van Merckx bij elkaar rijdt, is klein, maar er is iets aan deze jongen op zijn fiets dat stoute voorspellingen uitlokt. Zijn papi Raymond Poulidor (vader Adrie is getrouwd met de dochter van de ‘eeuwige tweede’) ziet in hem un futur gagnant du Tour. Mathieu verslikte zich, een van de weinige keren dat hem dat overkwam. “Nou, papi vergist zich. Ik denk toch dat ik meer een eendagsrenner ben.”

Dat heet zelfonderschatting. Mathieu van der Poel is een alleskunner. Wie zou in één seizoen in drie verschillende wielerdisciplines kunnen winnen? De ex-crosser en zelfverklaarde mountainbiker Peter Sagan? Zelfs die niet.

Dat bodemloze vat passe-partouttalent demonstreerde Van der Poel vorig jaar. Daags na de laatste cross pakte hij een paar dagen vakantie, haalde nog snel een BMW M op, zijn derde al, en begon dan aan het zomerprogramma. In mei reed hij voor het eerst wat op de mountainbike. “Ik trainde een week of twee om die specifieke houding gewend te worden.”

Hij startte in de World Cup in Nove Mesto als 93ste en eindigde als 8ste. In de eerste ronde reden ze zijn derailleur nog in de prak en die moest nog worden gerepareerd voor hij aan zijn inhaalrace begon. En dat op een parcours met heel veel single tracks waarop inhalen lastig is. Kenners trokken grote ogen.

Christoph Roodhooft: “Het is het strafste wat ik hem ooit heb zien doen. Zo hard dat hij die dag rondreed, niet normaal.”

Daarop startte hij in de Belgium Baloise Tour op de weg en vier dagen na Nove Mesto raakte hij met dertien man voorop in een erg lastige rit. Hij won de sprint en Wout van Aert was derde. De tweede op de foto was Philippe Gilbert: een van de meest dodelijke finishers van het wegpeloton had de duimen moeten leggen.

“Echt waar, dat had hij voorspeld”, zegt zijn manager. “Hij zou die rit op donderdag winnen, dan zouden ze het niet zo erg vinden dat hij uitstapte om naar Albstadt te gaan.” Waarop de kleine Van der Poel het wegpeloton gedag zegde en naar zijn tweede World Cup mountainbike afreisde. Op zondag 28 mei toonde hij zijn grote klasse door na een val in de eerste ronde de ongenaakbare Nino Schurter – de Mathieu van de mountainbike zeg maar – op de hielen te zitten. Weinigen eindigden dichter bij Schurter in 2017 dan

 

Mathieu van der Poel in Albstadt op die 28ste mei, de dag dat hij zijn toekomst uitgetekend zag. “Ik wil in 2020 als mountainbiker naar de Spelen van Tokio. Daarna ga ik naar de weg. Misschien.”

Die voorwaardelijkheid hangt af van zijn eigen ingesteldheid. Zondagskinderen zien geen donkere wolken, al hangen die er. Zo is er geen jaar voorbijgegaan of er ging iets serieus mis. Als junior reed hij eens vol op een boom en had hij dood kunnen zijn: hij kneusde zijn borstbeen. Hij brak een sleutelbeen, maar welke renner niet? Daarnaast kwam hij veelvuldig ten val op zijn beide knieën, wat hem een abonnement bij dokter Toon Claes in Herentals opleverde.

In 2015 werd daar een ontsteking weggenomen boven de kniepees na een zware val en een jaar later crashte hij een paar keer met de mountainbike – een technischer onderdeel dan de cross. Dat koste hem ook een dubbele knieoperatie. Op 12 november vorig jaar leek het weer van dat na een val in Gavere, maar het kon volstaan met het uitzuiveren van de wonde en dichtnaaien. Een week later reed hij zonder training weer naar de overwinning.

Vol gas

Is hij na 2020 nog steeds de speelvogel die op een rustdag met een dirt bike de waaghals uithangt, dan is de kans groot dat offroad zijn kernactiviteit blijft. Zijn manager zou er niet rouwig om zijn. “Mountainbike is mondialer en groter dan wegwielrennen, maar dat beseffen we hier niet.”

Mathieu zelf heeft ook zo zijn redenen om de weg als noodzakelijk kwaad te zien. “Liever een goed uur knallen dan zeven uur in het zadel zitten met een groepje dat voorop rijdt en waarvan iedereen weet dat ze op vijf kilometer voor het einde worden ingelopen. Laat mij maar vol gas gaan, van bij het begin. Geen beter gevoel dan alleen voorop raken en de rest afhouden. Als ik sport, wil ik dat de beste wint. In het veld-rijden en mountainbiken is dat vaker dan op de weg.”

20180203_De-Morgen_p-48_De-speelvogel-van-de-fiets-all-mail