Interview Tim Declercq-Yves Lampaert in De Morgen van zaterdag 29 sep 2019

‘Uren op kop rijden, dat is me te saai’ Yves Lampaert

‘Ik kan niks anders, dat is de realiteit’ Tim Declercq

Winnen? Zélf winnen? Dat wordt (erg) lastig. Maar welke Belg zondag ook wereldkampioen op de weg wordt in Yorkshire, hij zal de hardwerkende hardrijders Lampaert en Declercq om de nek vliegen. Een dubbelgesprek met de assistkoningen van het peloton.

Streekgenoten en ploegmaats al bijna tien jaar lang en altijd in de eerste loopgraven van het peloton te vinden, dat schept een band, maar die ene dag in de Vuelta in 2017 stormde het tussen de gezworen vrienden. Ze vertellen het met tranen in de ogen, van het lachen.

Tim Declercq: “Hij vond dat ik moest wachten met op kop te gaan rijden, maar de renners die weg waren, heetten niet voor niks Thomas De Gendt, Alessandro De Marchi en Silvan Dillier, machtig goeie coureurs. Nadat we waren gaan plassen, hadden ze twee minuten en zei ik tegen Yves: ‘Ik ga beginnen te rijden.’ Ik wilde die voorsprong binnen de perken houden. Hij werd woedend: ‘Och gij dommekloot, ge gaat weer alles alleen moeten doen.'”

Yves Lampaert: “Tim is altijd zenuwachtig en getiktakt om op kop te rijden. Ik werd kwaad: ‘Je weet niet wat het is om op kop te rijden. En ik kom je niet helpen.'”

Declercq: “En ik dan weer tegen hem: ‘Ik kan beter op kop rijden dan jij.’ Enfin, dat ging minutenlang door totdat Niki Terpstra naar voren kwam gereden. ‘Jongens, nu stoppen, het hele peloton lacht jullie uit.’ Maar hij voegde er wel aan toe: ‘Tim, jij hebt gelijk, we geven hun geen zeven minuten.'”

Vrienden zijn het, zoals gezegd, streekgenoten, én ploegmaats. Wij spraken hen afgelopen week in Yorkshire waar ze samen trainden – niet in hun vertrouwde Deceuninck-Quick-Step-uitrusting, maar in die van de Belgische nationale ploeg. Zondag wordt het WK hier afgesloten met de langverwachte wegrit, 285 aartsmoeilijke kilometers lang.

Het wordt zondag echt stormweer en het parcours is al niet het meest veilige.

Lampaert (bekijkt de beelden van de voorspellingen): “Liggen wij hier niet juist buiten? Het kan nog veranderen zeker? Goh ja…en dan nog. ’t Zal dan voor de Belgen zijn. Dat ik woensdag in de tijdrit ben gevallen, dat was niet de schuld van het parcours, maar van mij.”

Declercq: “Het asfalt ligt inderdaad wat onregelmatig, maar je hebt best nog wel wat grip, zolang het geen apocalyptische toestanden worden zoals dinsdag met die plassen op de weg. Het zijn soms heel smalle wegen en soms ook lange zware hellingen, maar allemaal nogal ver van de eindmeet. Hopelijk starten ze wat later. 8u40, dat ben ik niet gewend hoor, ik ben een slapertje.”

Lampaert: “We zijn hier al om vier uur binnen, dat is dan vijf uur in België. Ik denk dat het daarmee te maken heeft.” Hebben jullie dit jaar veel samen opgetrokken?

Lampaert: “Het voorjaar waren we wel veel samen, daarna niet meer. Ik heb toen nog gezegd, en het was gemeend: het zal dan op het WK zijn dat we weer samen rijden.”

Declercq: “Zodra het bekend was dat ik niet naar de Tour ging en hij wel, hadden we een totaal ander programma. Ik vond het jammer van de Tour, maar in mijn achterhoofd speelde het idee om mij in de Vuelta te tonen. Het viel wel mee, ik heb mij zonder Yves ook geamuseerd.”

Jullie trainen ook vaak samen.

Lampaert: “Ik woon in Hulste onder Ingelmunster, hij in Houthulst. We treffen elkaar aan het Kanaal Roeselare-Leie en dan doen we onze trainingsritten, zoveel mogelijk met de vaste groep van De Melkerie, met Stijn Steels, Bert Van Lerberghe, Jens Debusschere, Jonas Rickaert.”

Declercq: “Waar onze groepsnaam vandaan komt? Toen we nog allemaal bij Topsport Vlaanderen reden en Dwars door Vlaanderen verkenden, was Bert Van Lerberghe de hele tijd aan het melken of we toch niet te veel hellingen zouden doen. Het komt dus van het werkwoord melken, zeuren.”

Wat zijn de regels op training?

Lampaert: “Onze enige regel is de Strava-regel. (lacht) Als we thuiskomen, en we downloaden onze rit, willen we op het kaartje een schoon rondeke zien.”

Dat lijkt eerder een dwangneurose dan trainen.

Declercq: “Gelukkig zit niet iedereen op Strava, maar de mannen die het hebben, willen na afloop een proper toerke zien op hun laptop. Regel één: dezelfde weg heen en terug is een no-go. Regel twee: kruisingen zoveel mogelijk vermijden maar dat is moeilijk als iedereen van alle windrichtingen komt, dus is het zoeken om voor iedereen goed te doen.”

Lampaert: “Het is toch in de eerste plaats de Strava van Tim waarmee rekening wordt gehouden.”

Declercq: “Niet waar. Die van Rickie (Rickaert, HV) ook. Podium is trakteren, dat is regel drie.” Lampaert: “En dat is altijd voor dezelfde.”

Ja, net nog de Ronde van Slovakije gewonnen, mooi zo. Zes overwinningen dit jaar al.

Lampaert: “Dank u. De koers viel voor mij ook eens in de juiste plooi. Ik had een goeie tijdrit gereden en tweede gesprint op een technische aankomst. Toen Elia Viviani de bonificaties wegpakte in de laatste rit door Arnaud Démare te kloppen in de sprint, was het voor mij. Met één seconde, maar het was genoeg.

“Wat zei jij, zes overwinningen? (neemt de uitdraai van ProCyclingStats en trekt grote ogen) Ik heb maar vier keer gewonnen: twee UCI-overwinningen en twee kermiskoersen, Gullegem en Izegem, en Patrick Lefevere was altijd aanwezig én content.”

Declercq (kijkt mee): “Je hebt al 81 dagen gekoerst dit jaar, méér dan ik.”
Lampaert: “Ik heb een beetje opslag gehad, ik moet een beetje meer werken.”
Declercq: “Als dat het criterium zou zijn, dan moet je veel meer rijden dan ik.”

Niet dat ik het er extra wil inwrijven, maar jij hebt als prof nog nooit gewonnen, dat klopt?

Declercq: “Euh ja, ja, maar ik heb wel twee keer IWT Oetingen gewonnen…”

Lampaert: “Ik wist het, ik wist dat het ging komen. Hij is daar recordhouder.” (gelach)

Declercq: “Jaja, de Internationale Wielertrofee Oetingen, een 1.2 wedstrijd (eendagskoers van de tweede categorie, red.), maar wel met profs. Ik wil de top tien hier leggen hoor.”

Lampaert: “Doe maar…”

Declercq: “Er zitten wrede namen tussen: euh… Silvan Dillier, Loïc Vliegen, Mike Teunissen… Eén keer solo en één keer in de sprint met drie. Toen was ik nog rapper dan nu.”

Lampaert: “Je had ze gewoon karamel gereden, die mannen konden niet meer sprinten.”

Declercq: “Ik ben ooit getest aan de UGent onder de Dexa-scan en daaruit bleek dat ik vooral trage spiervezels heb. Al mijn trainingen en die lange stukken op kop rijden heeft dat nog versterkt. Yves heeft zijn explosiviteit beter behouden.”

Ik heb jullie leren kennen op de stages met Topsport Vlaanderen in Calpe…

Lampaert: “Een schone tijd. En toen konden we niet vermoeden dat we ooit bij de beste renners van het land zouden worden geselecteerd op een heel selectief parcours dan nog.”

Declercq: “Van jou had je dat nog eerder kunnen verwachten dan van mij.”

Lampaert: “Weet je dat wij al samen rijden van bij de beloften, bij Soenens-Constructglass, wat ook geen topploeg was? Met een jaar tussen zijn we allebei bij Topsport Vlaanderen terechtgekomen, een ideale tussenstap, en later bij Lefevere. Had jij niet nog meer dan ik een droom om prof te worden? Je was er toch al ernstiger mee bezig, ook door je studies.”

Declercq: “Totaal niet. Maar ik studeerde bewegingswetenschappen en wilde vooral goed trainen. Pas vanaf het vierde jaar beloften ben ik ervoor gaan leven, nadat ik zevende was geworden in Parijs-Roubaix.”

Tim is twee jaar ouder, komt later dan Yves bij de opleidingsploeg Topsport Vlaanderen, waar Yves al na twee jaar vertrekt en jij, Tim, moet nog een jaar langer wachten om door te stromen. Stak dat?

Declercq: “Ik heb heel veel slechte eigenschappen maar jaloezie is daar niet bij. Ik misjeunde hem Quick-Step niet, maar ik wilde het voor mijzelf ook wel natuurlijk. Voor hem was ik content, bovendien zat ik dat jaar fysiek in het sukkelstraatje.”

Lampaert: “Ik denk wel dat ik een beetje een voorbeeld was voor hem, zo van ‘ik moet dat ook kunnen’. Dat gevoel had ik.” Declercq: (ernstig) “Een voorbeeld wil ik hem nu niet noemen, dat kan tegen mij worden gebruikt.”
Lampaert: “Allee how.”

Declercq: “Het is altijd plezant geweest om met Yves te kunnen blijven trainen. Hij was gemotiveerd om te trainen en hij motiveerde mij ook om te blijven proberen. Ik heb vijf jaar bij Topsport Vlaanderen gezeten en ik dacht al dat ik deel ging uitmaken van het meubilair, maar toen kwam die kans.”

Die je zelf afdwong door een mail te sturen naar Patrick Lefevere: ‘Ik ga geen koersen winnen, maar ik kan wel iets betekenen voor je ploeg.’

Declercq: “Chique van Patrick dat hij inzag dat ik potentie had. Wat ik moet doen bij Deceuninck-Quick-Step, ligt mij beter dan koersen voor eigen rekening bij Topsport Vlaanderen. Ik heb geen explosiviteit: gaan we met vijf, zes of zeven naar de meet, dan ben ik vijfde, zesde of zevende.”

Lampaert: “Yvan Vanmol (ploegarts, HV) kwam op een dag bij mij op de kamer en vroeg naar Tim, hoe dat zat met zijn inhoud en zo. Ik zei: ‘Yvan, om op kop te rijden kun je geen betere hebben’. Begrijp mij goed, Tim heeft het aan zichzelf te danken.”

Jijzelf kon ook naar Trek.

Lampaert: “Ik weet het en ik heb lang getwijfeld of dat niet beter zou zijn voor mij. Quickstep, man, man, wie daar allemaal rondreed toen ik er bijkwam: Boonen, Kwiatkowski, Cavendish, Martin, al mijn helden. Maar mijn moeder heeft altijd gebabysit op de dochter van Luc Maes van onze sponsor Latexco en hij heeft mij richting zijn ploeg geduwd. ‘Jij gaat dat goed doen,’ zei hij en dan heb ik bij Lefevere getekend.”

Wat is jullie status op dit WK?

Declercq: “Die van mij is duidelijker dan die van Yves: 100 procent helper, mij wegcijferen voor de ploeg. Wat voor werk ik precies zal moeten opknappen, dat zal de koers uitwijzen. Het ideaal is dat er een Belg mee voorop is, dan moet ik niet rijden. Maar je zou de teambesprekingen bij Nederland, Frankrijk en Italië moeten kunnen horen. Daar is regel één: géén Belg in de vroege vlucht.”

Remco Evenepoel, gedreven door zijn tijdritzilver, die op één van die hellingen wegknalt, is dat geen mooi scenario?

Declercq: “Dat zullen die andere landen niet toelaten, tenzij inderdaad op een straffe helling, maar dan is het nog ver. Iedereen mag wegrijden, maar als er een van óns aanzet, dan hoor je tak-tak-tak. Dat is het peloton dat massaal bijschakelt omdat we niet zouden wegraken.”

Lampaert: “Dat gebeurt ook tijdens het jaar met onze ploeg. Wij mogen niet mee in de vroege vlucht.”

Welke rol wil jij?

Lampaert: “We hebben twee absoute kopmannen met Philippe Gilbert en Greg Van Avermaet, daarna kom ik met nog wat anderen. Ik zal wellicht ook momenten hard op kop moeten rijden, ik ben daar niet te goed voor. Als het gaat om de koers openbreken, zijn Oliver Naesen en ik wel de geschikte gasten.”

Leg uit alstublieft: de kunst van het op kop rijden.

Declercq: “Je kijkt wie mee is in de vlucht en je schat in wat ze kunnen. Vervolgens kijk je wie komt helpen. Daarna is het simpel: rijden, maar zorgen dat je wat overhoudt, dus checken met de vermogensmeter. Rijden ze niet snel, dan is de vraag: kunnen ze niet harder, of spelen ze ermee? Het gevaarlijkste is een vlucht die twee minuten heeft op twintig kilometer van de finish en ineens vol gas gaat rijden, waarop die info bij ons te laat binnenkomt.”

Lampaert: “Achter Tim zit je goed, hoor. Ik kan mij goed klein maken. Eigenlijk schelen wij niet zoveel in gewicht, maar ik ben aerodynamischer dan Tim en daardoor moet hij veel meer vermogen leveren.”

Declercq: “Toen ik als nieuweling ging testen, zei de prof dat als ik zou gaan roeien, hij mij meteen wilde begeleiden. Ik ben toch blij dat ik in het wielrennen ben gebleven. Het is altijd mijn droom geweest om op kop te kunnen rijden bij Deceuninck-Quick-step.”

Lampaert: “Bij mij was het ook een droom die uitkwam, maar dat urenlang op kop rijden, neen, daar houd ik niet van. Het is mij te saai. Ik maak liever een praatje in het peloton. In de Tour heb ik veel op kop moeten rijden en dat waren hele lange dagen.”

Declercq: “Ik kan niks anders, het is de realiteit. Bij mijn eerste wedstrijd met de ploeg moesten we naar Argentinië en ik reed zo lang en zo hard op kop dat de kranten mij daar ‘El Tractor’ noemden. Dat had wel wat: het past ook beter bij mij dan ‘El Ferrari’.”

Lampaert: “Ik heb een trucje als ik toch op kop moet rijden: ik kan dat niet zo lang en zo hard als Tim, maar ik rij dan een korte tijd zó hard dat ze het geweten zullen hebben. Daar wordt het peloton erg zenuwachtig van en dan komen ze over me en moet ik niet meer op kop. (lacht)”

Declercq: “Onze grootste stunt dit jaar was die waaierrit in de Vuelta. Vanaf kilometer nul. Primoz Roglic was niet mee, die zat toen achterin. Dat was geen plan, we wilden met de ploeg vooraan zitten, er was rugwind en we zijn vol gas gaan rijden. 220 kilometer verder, na 2.800 hoogtemeters en tegen 50 gemiddeld, waren we binnen en winnen dan ook nog eens de etappe met Gilbert.”

In die Vuelta is Timmeke Declercq ook even de grote Alejandro Valverde de les gaan lezen.

Lampaert: “Daar zit Tim niet mee. Voor hem is iedereen gelijk. Het was wel lastig, denk ik, want die Spanjaarden spreken geen Engels. Wat zei jij nu weer: zero class?”

Declercq: “Zero class, ja. Kijk, als iemand valt tijdens volle koers, moet je niet wachten, maar je begint ook niet vol te rijden omdat er is gevallen. Dat ben ik even gaan zeggen, toen Roglic achterop was geraakt en de Movistars begonnen te rijden. Hij protesteerde en stak zich weg achter zijn sportdirecteur. Ik zei hem: ‘Nee neen, jij bént Movistar, dit doe je niet.’ Hij heeft dan ingehouden. ’s Avonds is Jumbo-Visma van Roglic ons komen bedanken.

Lampaert: “Eigenlijk is dat wel een chique type, die Valverde. Altijd vriendelijk, heb je nooit miserie mee. Alleen spreekt hij geen Engels en mijn Spaans beperkt zich tot ‘Todos bien?’ en ‘Caliente hé?’.”

Onder een grote pet van het eigen kledingmerk R.EV passeert Remco Evenepoel onze tafel en zegt slaapwel. Zijn twee DCQS-maats zwaaien en wensen hem een even goeie nacht. Hij heeft die middag de wereld verbaasd door als tweede te eindigen in de tijdrit, de jongste ooit die dat voor elkaar kreeg.

International in het voetbal en international in het wielrennen, en prijzen pakken, dat heeft niemand hem voorgedaan. Zijn lichaamstaal is wel nog steeds die van een voetballer.

Lampaert: “Ja, maar hij heeft de beroepsernst van een triatleet. Zijn schema volgt hij nauwgezet, hij leeft totaal voor zijn sport. Alles is met een bedoeling: de beste worden. Zo’n attitude, zo’n persoonlijkheid, dat wordt een leider: ik was van dag één onder de indruk. Geen druppel alcohol ook.”

Declercq: “Toen we daarnet zijn medaille met een druppelglaasje bubbels vierden, schonk hij in, maar bleef er zelf af.”

Lampaert: “Toen op de eerste stage het glas toch tot aan zijn lippen werd gebracht en de groepsdruk groot was, bleef hij neen zeggen. Tim heeft toen gezegd ‘stop’.”

Declercq: “Hij wilde niet en een mens heeft toch het recht om geen alcohol te drinken? Hij liet zich niet intimideren. Chapeau.”

Lampaert: “Zijn overwinning in San Sebastián, pfff, nooit gezien. Allee, goed gedaan Remco, mee tot op 30 kilometer en moeten lossen, normaal jongen. Olala, hij komt nog eens terug, mooi zo. Wablief, hij brengt ook nog bidons? Klasse hoor, koers geslaagd. Watteuh? Hij is zelf gaan aanvallen. Zot, ze pakken hem wel terug. Neen dus. Wreed manneke.”

En wat met die andere Poel?

Lampaert: “Een fenomeen, Mathieu van der Poel. Zo’n machtsmens, die sprinten in de Ronde van Engeland, jongens. Het is te hopen dat hij nog veel gaat mountainbiken en crossen en een beetje minder bij ons komt rondrijden (lacht).”

Declercq: “Talent is soms universeel. Mathieu heeft dat. Die kan wellicht alles goed. Pingpongen zal hij ook winnen. Net als Julian Alaphilippe: hij koerst als de beste, maar laat hem drummen, de beste, dansen, de beste, bowlen, de beste. In Livigno zijn we op een boksbal gaan slaan voor punten: daar was hij ook de beste in.”

Oké, en nu de vraag van tien miljoen: je raakt voorop met Alaphilippe, Van der Poel, Trentin, en jullie ploegmaat Alaphilippe rijdt van jullie weg. Wat doe je?

Lampaert: “Als ik kan meespringen, dan spring ik mee. Herinner je je het WK in Bergen in 2017 nog? Toen reden Gilbert, Alaphilippe en Terpstra, allemaal van onze ploeg, ook achter elkaar aan. Dat is even lastig, maar dat is niet blijven hangen. Die ene zondag zitten we niet in dezelfde ploeg. Je kunt er enerzijds alles aan doen om iemand van de Belgen te laten winnen en anderzijds toch vermijden dat je iemand van de ploeg die jou betaalt in het verlies rijdt. Dus, als Alaphilippe wegspringt, is het aan die twee anderen om te reageren want die weten ook dat wij ploegmaats zijn. Dat kan in mijn voordeel uitdraaien.”

Declercq (droog): “Ik ben al lang blij dat mij dit niet zal overkomen.”

 

Yves Lampaert-Tim Declercq

Column R.EV 1703 in De Morgen van zaterdag 28 sep 2019

R.EV 1703

Woensdag in de mixed zone – de tijdrit voor de profs was volop aan de gang – slaakte een deel van de media een zucht van opluchting toen de eerste tussentijd van Rohan Dennis op het scherm verscheen. Een collega zei droog: “Remco mag wereldkampioen worden, maar niet als ik moet werken.” Dat kan als toppunt van cynisme overkomen voor wie niet in het vak zit. Dat is het niet en dat leg ik even uit.

Eerst dit: nogal wat journalisten vereenzelvigen zich met hun onderwerp, laten elke relativering varen en krijgen een natte broek, c.q. vallen in katzwijm als ze hun action heroes mogen aanschouwen. Sommigen sportjournalisten hebben daar ook last van, maar na een tijd in het vak mindert dat al snel. Althans bij de meesten onder ons. De gewaardeerde collega die ons aan het lachen kreeg woensdag, behoort zelfs tot de jonge garde, die heeft het dus snel begrepen.

Zijn achterliggende redenering was deze: bij een eventuele titel van Evenepoel zou het thuisfront van nieuwsmanagers, adjuncten, halve en hele hoofdredacteurs tot en met de voltallige eindredactie prompt zijn gaan samenzitten om hele katernen vrij te maken om de nieuwe held van alle zijden te belichten. Waarbij de reporters ten velde alles van a tot z over de held zouden moeten neerpennen en ook iedere Belg in Harrogate en daarbuiten vragen wat hij/zij ervan vond.

Bij tussentijd twee was het ongeveer duidelijk dat bij een normaal verloop zonder calamiteiten Remco Evenepoel niet zou winnen. Bij elke bocht van Dennis zag je collega’s denken: wees verstandig Rohan. Bijna ging het toch nog mis. Hij deed op een haar na een Van Aertje, scheerde langs de dranghekken, maar het liep goed af. Remco werd tweede en niet pechvogel Campenaerts, die ook zonder die pech een kwaaie klant had gehad aan zijn veel jongere collega.

Het is nu officieel: er zijn geen goede excuses meer om Remco Evenepoel niet in de categorie fenomenen in te delen. Of aliens in de sport, dat mag ook. Vergeet de “ja, maar”, gevolgd door “die was er niet”, “het was niet de juiste periode van het jaar” en wat al niet meer. Die jongen tart alle wetten van de sport en daarmee gepast omgaan, is een beetje lastig. Dat geldt voor de pers, maar ook voor de entourage. Zowel zijn ploegbaas Patrick Lefevere als papa Patrick vonden het geen slechte zaak dat Rohan Dennis er nog een niveautje boven uitstak. Of ze dat menen? Misschien wel. Diep van binnen? Ik denk het niet.

Remco Evenpoel ís een fenomeen. Noem mij één andere die zowel voor nationale selecties van het voetbal als het wielrennen is opgeroepen. En die prijzen heeft gepakt. Noem mij één andere die op die jonge leeftijd al die prestaties levert, die branie tentoonspreidt, die teksten debiteert. “We gaan nog wat meemaken met dat gastje”, zei een collega. Ook daarmee kan je alle kanten uit.

Dat hij nog veel zal winnen. Eind vorig jaar was het nog gissen hoeveel progressie nog in hem zat, omdat hij op jonge leeftijd al zwaar had getraind. Dat is achterhaald. Deze jongen zal nog progressie maken, hoeveel is onduidelijk maar ook onbelangrijk. Wie in San Sebastian met het peloton speelt, kan veel koersen winnen.

Dat hij sterallures zal krijgen en dat hij overal lak aan heeft. Neem dat gedoe met die sokken. Hij prutste net na de start halfweg zijn scheenbeen en kwam daarna met een uitleg dat zijn BOA-sluiting haperde. Onzin, dacht ik direct. BOA-sluitingen zitten op de koersschoenen en niet op je scheenbeen. Later gaf hij toe dat hij de sok die hij verplicht had moeten laten zakken, weer optrok. Dat is dus lak hebben aan alles, want daardoor flirtte hij met de uitschakeling.

Dat hij een voetballer is die toevallig is beginnen te koersen (wat helemaal klopt) en zodoende ook een andere attitude in de koers heeft geïntroduceerd. Als je hem door het hotel ziet sloffen onder zijn grote pet van het eigen kledingmerk R.EV 1703, dan denk je spontaan aan een voetballer. Zelfs de jonge VDB had niet de branie en de guts van Remco Evenepoel. Wel een kledingmerk, maar dat kwam te laat.

Denk nu maar niet dat Remco Evenepoel is gekomen om morgen mee te rijden en tot in de finale nog wat bidons te brengen. Misschien dat de anderen dat van hem verwachten, ten slotte is de koers een milieu met een strenge hiërarchie, maar ook daar heeft hij lak aan. Ik denk dat hij morgen op de lastigste van de hellingen nog voor ze terug zijn in Harrogate een zware cartouche zal afschieten. Dat hij zal voorop geraken, alleen of met nog een paar, en dat hij vervolgens zal rijden om voorop te blijven en dat de andere landen lang zullen mogen jagen om hem terug te halen. Morgen blijft hij niet voorop. Nog niet. Hoewel.

 

Remco R.EV 1703-mail

Column Gendergedoe in De Morgen van maandag 23 sep 2019

Gendergedoe

Gisteren hebben drie jongens in lycra achter elkaar aan gereden in noord-oost Engeland. Ze deden dat om ter hardst tegen negen andere groepjes van drie jongens. Toen de tweede jongen was aangekomen, mochten drie meisjes in lycra vertrekken en achter elkaar aan rijden, ook om ter hardst. De tijden van de jongens en de meisjes werden opgeteld om een klassering op te maken. Zowel de jongens als de meisjes reden in hun nationale kleuren. Er viel 167.000 euro prijzengeld mee te verdienen. 58.500 voor de eerste en dat was Nederland, maar dat was ver van tevoren aangekondigd.

Tien landen hebben zich ingeschreven voor ongein die door het leven gaat als Team Time Trial Mixed Relay. Tien is minder dan vorig jaar merkenploegen hadden ingetekend op de Team Time Trial. Die is afgevoerd met als officiële reden, althans volgens de UCI: ‘de gebrekkige belangstelling’. Had dan de merkenploegen verplicht, maar neen.

Bovendien is dat niet de echte reden. De UCI is een verzameling van bondsvoorzitters en andere bobo’s. Zij dienen de belangen van hun nationale selecties die soms haaks staan op die van de merkenploegen. Dat is bijvoorbeeld heel duidelijk geworden in de aanpak van het baanwielrennen waarbij privé-initiatieven als Beat Cycling aan banden werden gelegd. Het eindresultaat is een non-event waarvoor België bij de mannen Jan Bakelants, Frederik Frison en Senne Leysen heeft ingeschreven, zonder uitzondering B- of C- renners als het op tijdrijden aankomt. Bij de vrouwen was van de Belgische selectie die knap vierde werd op het EK deze zomer enkel Sofie De Vuyst overgebleven. Zij reed samen met Valerie Demey en Julie Van de Velde.

Nu vraagt u zich ongetwijfeld af, waarom, waarom, waarom? Eén woord: gendergelijkheid. Jawel, I kid you not, altijd weer dat gendergedoe. Genderneutrale toiletten zijn ridicuul. Nooit begrepen dat vrouwen zich evenwaardig willen voelen aan mannen door in hun pis te trappelen/zitten. Voor genderfluïditeit tot en met het al of niet ombouwen van man naar vrouw (of omgekeerd) heb ik begrip, zolang een ex-man maar niet bij de vrouwen gaat sporten en zolang het geen modeverschijnsel wordt.

Terug naar de genderneutraliteit, wat een lovenswaardig streven is. Behalve in sport. Als er nu één microkosmos is, waarin de vrouw tot in de eeuwigheid haar meerdere zal moeten erkennen in de man, dan wel de topsport. (Laat ik de voorzet zelf binnenkoppen: juist, dáárom ben ik al heel mijn leven sportjournalist.)

Wat kreeg je? Drie jongens die redelijk hard reden en daarna drie meisjes – neen uw afstandsbediening was niet onverhoeds op slow motion gesprongen – die minder hard reden, veel minder hard. Van begin tot eind: topsport op zijn kop gezet. Naar het schijnt wordt het olympisch in 2024 in Parijs. Het zou mij niet verbazen als die voorspelling uitkomt. Alsof het niet volstaat met skateboarden dat volgend jaar in Tokio al van de partij is, willen ze in Parijs ook onnozeliteiten als breakdance op het programma. Het is te hopen dat het Internationaal Olympisch Comité als ze in december 2020 hun groen licht moeten geven voor de nieuwe sporten van 2024, een paar keer het licht op rood zetten.

Van die mixed events raken we voorlopig niet verlost. Volgend jaar komen er maar liefst negen nieuwe bij. In totaal kunnen in Tokio in achttien events medailles worden verdiend door een goede samenwerking van man en vrouw. Een beetje zoals in het huishouden, precies, met dien verstande dat in de sport de mannen het meeste werk doen.

Het IOC zegt dat het daardoor jongere kijkers zal aantrekken. O ja? Door gemengd met de boog en het pistool/karabijn te schieten, gemengd (achter elkaar) te zwemmen en te lopen, mannen- en vrouwenkampen in het judo op te tellen, gemengd te tafeltennissen en mannen en vrouwen in een aflossing te laten triatlonnen?

Mannen en vrouwen die samen of achter elkaar sporten, dat boeit niet. Mannen- en vrouwensport zijn twee verschillende werelden met een eigen publiek, dynamiek, logica, tactiek en psychologie. Welke sportvrouw zit te wachten op het optellen van resultaten van vrouwen en mannen of op gendergelijke aflossingen waarbij vooral de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen extra in de verf wordt gezet?

Vrouwensport bij de haren bij mannensport sleuren is paternalisme. Vrouwensport heeft nood aan positieve discriminatie, maar dan onder de vorm van airtime, respect voor het aparte vrouwenspektakel, deftige salarissen, voldoende werkingsmiddelen, verplichte vrouwenploegen, en dat alles betaald met een luxetaks op de (mannen)sport/salarissen.

 

Gendergedoe-mail

Column Joepie, rugby in De Morgen van zaterdag 21 september 2019

Joepie, rugby

U hebt nog maar één dag gemist. Bedoeld wordt de worldcup rugby. Die hebben ze gisteren afgetrapt in Tokio met Japan-Rusland (30-10). Ik hou van rugby, in de eerste plaats omwille van de keurige omgangsvormen, wat je niet zou verwachten van een sport waarin de ene de andere openlijk wil verscheuren en de spelers eruitzien alsof ze zijn weggelopen uit het Colosseum van antiek Rome.

Ik hou van sporten met traditie. Met hetzelfde gemak zal ik over afzienbare tijd elke dag het WK atletiek tot mij nemen, hoewel die sport dan weer door een onwaarschijnlijk diep dal gaat en bol staat van de doping. Traditie mag, neen, móét worden gekoesterd.

Het zijn steeds weer ontdekkingsreizen door de wondermooie wereld van de topsport, te vergelijken met eten in vreemde landen. Wonderlijk, die nieuwe gewoontes, andere etiquette, nieuwe smaken, andere geuren. Ik tik dit stukje in afwachting van mijn vertrek richting voetbal, de McDonald’s van de sport. (Wielrennen is het frietkot van de sport, frieten smaken altijd.)

Naar FCB-RSCA van morgenavond kijk ik uit, maar hét hoogtepunt van het sportweekend is vanmiddag (uurverschil, opletten dus) als om 11.45 uur in Yokohama Nieuw-Zeeland tegen Zuid-Afrika wordt gespeeld, een primeur in de poulefase en niet te missen.

Weet u bijvoorbeeld dat de worldcup rugby maar 20 ploegen telt, in 12 verschillende stadions wordt gespeeld en 44 dagen duurt? Dat is niet het langste WK. De worldcup cricket, die van de zomer werd gespeeld in Engeland (en gewonnen door Engeland), duurt bijvoorbeeld 46 dagen en dat met maar tien deelnemende landen. Na zware wedstrijden krijgen rugbyteams meer dan een week rust, kwestie van de ledematen weer aan de rompen te kunnen vijzen en de door elkaar geklutste hoofden op orde te krijgen.

Weet u dat de gezondheid van de spelers het meest heikele probleem van het moment is in rugby? Er is een discussie gaande over de tackle. Voor leken lijkt dat soms op een ad-hoconthoofding en inmiddels zijn ook de specialisten het erover eens dat de hoge tackle te veel gevaar op hersenschuddingen inhoudt. Hele debatten worden hierover opgezet in de rugbylanden, heel belangrijk, naast het antwoord op die andere vraag: worden de All Blacks positief gediscrimineerd en krijgen ze minder bestraffingen dan de andere landen?

Weet u dat World Rugby de enige wereldbond is die de finale autoriteit van het Arbitragetribunaal voor de Sport (TAS) in Lausanne niet aanvaardt? Het is te zeggen, alleen voor het spelletje in de versie met vijftien. Niet als het om rugby sevens gaat, want dat is olympisch en daar moeten ze wel. Daarom gelden onder meer op deze worldcup aparte nationaliteitsregels dan in veel andere sporten. Een speler kan worden opgesteld door een land waarvan hij geen staatsburger is. Het volstaat dat hij of zijn ouders en zelfs zijn grootouders er zijn geboren of dat hij drie jaar onafgebroken in dat land heeft gewoond (vijf jaar vanaf 2021) en nooit was geselecteerd voor een ander land.

In totaal is één op de vier (138) spelers op de worldcup in dat geval. Recordhouder is Japan met zestien spelers die in een andere sport nooit voor Japan zouden mogen uitkomen. Speciaal geval zijn de teams uit Tonga en Samoa met respectievelijk negentien en achttien importspelers, vaak uit Nieuw-Zeeland. Die eilanden(groepen) zijn zo klein dat elk Tongaans of Samoaans antecedent in rekening wordt genomen om aan een team te geraken. De clou: het is een gepassioneerde (de Fransman Olivier Vidal) die van elke speler de antecedenten opzoekt en de misbruiken ongevraagd meldt aan de wereldbond, waardoor al landen van de worldcup zijn gebannen.

Kent u de grootste bekommernis van de All Blacks, winnaar van de laatste twee WK’s? Dat ze hun tatoeages moeten afdekken als ze in Japan een blokje omlopen of voor ze gaan plonzen in de onsen (de natuurlijke baden). Voor de Maori’s zijn tattoos een tribale uiting en een teken van macht. De alledaagse Japanner is dan weer bang van tattoos want die doen hem denken aan de yakuza, de Japanse maffia.

Ten slotte nog een tip: Nigel Owens is voor de laatste keer van de partij als ref. Achtenveertig jaar al, de beste ref ooit en rolmodel- homo. Zijn bekentenis dat hij ooit dacht aan chemische castratie voor hij uit de kast kwam, is een hit op YouTube. Minder expliciet en ronduit grappig is ‘Nigel Owens’ best moments’. Nu bent u helemaal mee.

O ja, nog iets, de wedstrijden van de poulefase zijn door ons Belgen voorlopig te bekijken op TF1. Vanaf de knock-outs, die beginnen op 19 oktober, ook op Telenet.

 

 

Joepie Rugby-mail

 

 

 

 

Over Kompany en Anderlecht in De Morgen van zaterdag 22 sep 2019

De prins op het paars-witte puin

Er waaide een nieuwe maar vooral bloedhete wind door Neerpede op 25 juni. Op de eerste warme dag van de voorbije zomer stelde Anderlecht de nieuwste aanwinst voor, in een witte tent in de volle zon. Een man met een lange staat van dienst in het paars-witte huis keek het lachend aan. “Alleen omdat Coucke ons stadion haat, zitten jullie hier in een pop-upsauna. Enfin, nu met Vincent die komt, dat is een goeie zaak. Wij zijn ineens weer allemaal believers. Hij zal ons redden, wie weet zelfs van Coucke.” Niet bekend of de man daar nog werkt, want dat is de laatste tijd niet bij te houden.

Vincent Kompany was de enige die middag om niet uit zijn kleren te zweten en sprak eloquent, zoals altijd. “Ik ben niet naar hier gekomen om tweede te eindigen. Kampioen spelen mét mooi voetbal. Dat is Anderlecht.” En verder veel over Pep Guardiola en Manchester City. De toehoorders hingen aan zijn lippen. Onder het persheir toen al twee stromingen: de positivo’s – ‘fantastisch voor het Belgisch voetbal’ – en de sceptici – ‘afwachten of dit meer wordt dan een marketingverhaal’.

Bijna drie maanden later wentelen de sceptici zich in hun grote gelijk en beleven de fans van historische cijfertjes gouden tijden. De kranten van 19 augustus: Anderlecht (2 op 12) kent slechtste start in 21 jaar.

De kranten van 23 augustus: als Anderlecht verliest van Standard, kent het de slechtste start ooit. Anderlecht won. Het had 5 op 18 en de ban leek gebroken.

De kranten van 16 september, maandag laatstleden: 5 op 21 is de slechtste competitiestart in 92 jaar. Anderlecht verloor afgelopen zondag weer, thuis nog wel, van Antwerp.

Het goede nieuws hierbij is: aan alles komt een eind, zowel aan een negatieve reeks als aan de lol van de statistici. Het kan onmogelijk slechter. Tenzij… in 1927-’28 degradeerde SC Anderlechtois na zo’n start. Het kreeg er dat jaar 82 binnen, in 26 wedstrijden. Hoe de tijden zijn veranderd: de tweede degradant – na play-offs, toen al – was RFC Brugeois, het huidige Club.

Hinken op twee gedachten

Tot een degradatie zal deze desastreuze start niet leiden; daarvoor is het voetbal te veel een voorspelbare economie geworden. In Extra Time knikten ze maandagavond allen bevestigend toen werd gesteld dat Anderlecht moeiteloos play-off 1 haalt. Dat is een stoute voorspelling, want tot de wintermercato zijn de teerlingen zo goed als geworpen: een kwetsbare manager/speler/aandeelhouder en een even getalenteerde als labiele spelersgroep omringd door een staf met de hakbijl van ontslag boven het hoofd, zullen vanaf nu een onwaarschijnlijk mooi parcours moeten rijden.

Als dit verhaal verschijnt, maakt paars-wit zich op voor de trip naar Jan Breydel. Daar is men ook niet onverdeeld tevreden over de eigen gang van zaken en de ongelukkige 0-0 tegen Galatasaray bevestigt dat het beter moet. Alleen staat Club Brugge wel al op de tweede plaats met nog een wedstrijd te goed die hen bij winst boven Standard kan tillen. Reken maar op een even agressieve als originele en bijtende blauw-zwarte spionkop om de aartsvijand nóg dieper onder de GrassMaster-mat te stoppen.

De laatste paars-witte signalen wijzen erop dat Guardiola en Man City het Grote Voorbeeld blijven, maar ook dat ze voortaan hinken op twee gedachten: de schoonheid van het spel, de driehoekjes, de verzorgde opbouw, het tikitaka, uiteindelijk willen ze daar ooit bij uitkomen, maar op korte termijn speelt Machiavelli ook mee. Winnen is het enige wat telt in voetbal, en dat doel heiligt af en toe de middelen. Wat meer realisme is heden ten dage welkom, te beginnen met het advies om een bal ook maar eens lukraak weg te trappen of te kiezen voor de occasionele lange bal. In Brugge zal dat wellicht resulteren in terugplooien en counteren en let op, dit jonge Anderlecht heeft meer snelheid dan conditie op overschot.

Vincent Kompany, nog steeds geblesseerd, maakte zich na de wanprestatie tegen Antwerp afgelopen zondag behoorlijk boos. Hij is niet het type dat makkelijk zijn ongelijk bekent, maar ooit komt de dag dat hij toegeeft de situatie niet een beetje maar volledig fout te hebben ingeschat, dat hij zich heeft verkeken op het Belgisch voetbal.

Dwepen met het voetbal van Guardiola is één, houden van de opbouw van Manchester City is twee, maar dat moeilijke A-spel zomaar kopiëren met C-spelers, is een beginnersfout. Eerste regel in de les tactiek: speel geen spel dat je spelers niet aankunnen.

Sneller dan dit besef bij Kompany indaalt, is het bij Marc Coucke, Michael Verschueren, Frank Arnesen, Pär Zetterberg en die arme Simon Davies, die niemand serieus neemt als head coach, gaan dagen dat ze misschien te ver zijn meegegaan in het voluntarisme van Vincent Kompany. De eerste wedstrijden werden soms nog verloren door tegenslag, maar het recente verlies tegen Antwerp was een serieuze eyeopener. Op eigen veld in de tweede helft zoek worden gespeeld, dat is geleden van toen AA Gent in de gouden jaren daar kwam demonstreren. Toen werd het nog een gelijkspel, op ervaring en kracht, nu kansloos verlies, door onervarenheid.

Het Project Kompany heeft afgelopen zondag een ferme knauw gekregen. Er zit geen stabiliteit in het elftal en vooral geen intelligentie. Voorin loopt iedereen voor iedereen de gaten dicht en in het middenveld en achterin wordt om de haverklap dodelijk balverlies geleden. Na het eerste kwart in de reguliere competitie zijn adjectieven als charmant en ontwapenend bij het Anderlecht-voetbal vervangen door inefficiënt en naïef.

Copyright © 2019 Belga. Alle rechten voorbehouden

Vergelijkingen met hoe Ajax er met een identieke zienswijze bovenop is geraakt en vorig jaar haast de Champions League-finale speelde, slaan de bal compleet mis. De Ajax-jeugd was echt goed, beter opgeleid. Daarnaast investeerde de club in ervaren spelers en haalde ze meer dan één Kompany die de jeugd op het veld kon sturen. Komt daar nog eens bij dat het Nederlands voetbal een betere kweekschool is voor opbouwend voetbal dan de Jupiler Pro League en zijn loopgravenoorlogen. In België is voetbal in de eerste plaats een loopsport, negentig minuten lang. Wie positiespel beheerst, zal minder moeten lopen. Wie het niet beheerst, zoals dit Anderlecht, zal méér moeten lopen.

Mirakel

Gelukkig is het krediet van Kompany schier eindeloos. Anderlecht is die weg, zíjn weg ingeslagen en kan niet terug. Vincent Kompany is de enige die de revolte van de tribunes kan tegenhouden en is de buffer tussen de fans en Coucke. Was Kompany er niet, dan belegerden de Anderlecht-fans de voorbije week het kasteel Mijl Eke in Merelbeke om de kasteelheer te lynchen. Dat is ook voorlopig de grootste verdienste van Kompany voor de club: hij weet de rust te bewaren.

Een ex-werknemer: “Bij Anderlecht moet worden gewonnen, hoor je al vijftig jaar. Net als: er is altijd druk. Ineens is er geen druk en winnen hoeft ook niet, alles met dank aan Vincent Kompany. Als hij nu nog een mirakel verwezenlijkt, volgt de zaligverklaring vanuit Rome.

“Ik vind dat geduld van de media zowel ongeloofwaardig als geweldig, maar dan hebben andere trainers daar ook recht op als het eens wat minder gaat. De naïviteit waarmee Het Project wordt benaderd en aanbeden, is stuitend. Alsof niet meer trainers willen uitvoetballen, combinerend voorin willen geraken, toppers willen aantrekken en ook jongeren brengen. Anderlecht had er zo een met Vanhaezebrouck, maar die moest dan weer weg van Coucke.”

Die observatie is correct. Dat geen enkele analist vernietigend uithaalt naar de paars-witte chaos, oké, dat ligt niet in onze volksaard. De guardiolaanse geometrie is een gordiaanse knoop geworden. Dat niemand met kennis van zaken opstaat en zegt: hou op met die onzin, zet wat vechters in de ploeg omringd door een mix van ervaren en jonge voetballers en ga voetballen. De altijd wel heftige noorderburen van Veronica Inside hadden minder clementie. “Ze willen opbouwen van achteruit. Nou, ze bouwen zich de tering en komen niet verder dan de zestien”, aldus René van der Gijp. “Kompany is opgehemeld alsof hij Onze Lieve Heer in een Ferrari was”, vond Hans Kraay jr.

Het is momenteel een puinhoop bij Anderlecht, zoveel is duidelijk, en echt lang mag het niet meer duren. In een ploegsport draait veel, zo niet alles om teamdynamiek. Zodra daar de klad in komt en de NV’tjes in de kleedkamer de eigen belangen gaan veiligstellen, krijg je de machine echt niet meer aan de praat.

Lijken (uit de kast)

Zijn naam is al een paar keer gevallen, maar waar zit de grote baas/eigenaar/voorzitter eigenlijk? We zien hem op het kleine scherm afzien, ongewild bekken trekken, zijn kas opvreten, maar op zijn favoriete platform Twitter is hij spoorloos of toch zo goed als. Zijn laatste passage was een tweet van Sven Ornelis die hem om zijn favoriete gerecht vroeg. Het antwoord was: biefstuk, saignant, met handgesneden frietjes en bearnaise. Daarvoor alleen retweets van berichten van Pairi Daiza (zijn eigendom), SnowWorld (ook zijn eigendom), Durbuy (ongeveer alles is daar van hem) en ook de rivier de Ourthe die niet van hem is en die hij wil zuiveren.

Voorts enthousiaste voetbalberichten over de vrouwenploeg van Anderlecht, die hij aanvankelijk euthanaseerde maar na protest weer tot leven wekte. Niks over zijn kroonjuweel, de mannen van RSC Anderlecht. We moeten al meer dan een maand terug, dan nog voor retweets over contracten van beloftevolle jeugd, want eigen productie is al geleden van 9 augustus. Die dag reageerde hij als door een wespennest gestoken op het Vanden Stock-interview in deze krant en de column van Hein Vanhaezebrouck in Het Nieuwsblad.

Dat ging toen zo: “… Beste RSCA-fans, wees gerust dat we ons niet laten doen door alle negatieve krachten die de mooiste club van het land weer aanvallen. Zakken gevuld, lijken of belangenvermenging weggemoffeld en nu maar columns schrijven, interviews geven en geruchten/leugens verspreiden.”

Hij heeft wel een beetje gelijk gekregen, althans wat die zakkenvullerij betreft. Met het oppakken van makelaar Christophe Henrotay en in diens slipstream RSCA’s voormalig manager en tegenwoordig ook makelaar Herman Van Holsbeeck, is een paars-witte beerput opengegaan.

De lijken uit de kasten van het oude bewind zijn misschien van een groter soortelijk gewicht, maar ze zijn nog altijd in de minderheid vergeleken bij de lijken die het nieuwe bewind op zijn conto mag schrijven. Er zát veel vet op de soep ten tijde van Roger Vanden Stock – met heel wat ‘medewerkers’ op de payroll die van alles deden behalve werken – en in een eerste ontslaggolf heeft het nieuwe management daar komaf mee gemaakt.

Maar er is die regel: ontsla, desnoods massaal, de korte pijn. Niet bij Anderlecht. Daar gooien ze elke maand wel een aantal getrouwen aan de deur en is de hakbijl een vast stuk in het decor van ‘Neerpede’. Vorige week nog moest teammanager Gunter Van Handenhoven zijn bureau leegmaken en werd een trouwe materiaalman bedankt.

In november van 2018 kwam Marie Verbeke van de Brusselse politie David Steegen vervangen als perschef. Tien maanden later werd ook zij vervangen, door… David Steegen die van zijn zijspoor werd gehaald. En zo gaat het daar maar door.

Benieuwd wie het volgende slachtoffer wordt. Simon Davies maakt geen sterke indruk als handpop van Vincent Kompany, maar de meningen zijn netjes verdeeld: de helft meent dat hij op ontslag afstevent bij zijn eerstvolgende foutje en de andere helft gelooft dat hij hooguit een stap opzij zal moeten zetten als Coucke het op zijn heupen krijgt en een andere hoofdcoach haalt. Davies zit in de inner circle van Kompany. Die heeft hij weggehaald bij Manchester City en hij zal nooit dulden dat wordt geraakt aan de werkzekerheid van wie hem loyaal is.

Die inner circle werkt inmiddels meer dan één Anderlecht-getrouwe op de zenuwen. Floribert Ngalula – ex-jeugdinternational, betrokken bij het jeugdproject BX Brussels van Kompany – à la limite kon die er nog door, al is zijn status van assistent-trainer misschien niet in verhouding tot zijn capaciteiten. Toen Rodyse Munienge tijdens de eerste training midden in het veld tussen de staf stond, werden evenwel heel grote ogen getrokken en niet alleen omwille van zijn corpulente lichaam dat uit zijn te kleine Joma-outfit barstte. Ex-para Rodyse was al langer de bodyguard, personal assistant, shopper en fixer van Kompany die hij kent van toen ze samen opgroeiden in de Noordwijk in Brussel.

Ook hij is inmiddels in dienst van Anderlecht. De reünie van de Congolese homies van de Noordwijk is bijna compleet: Anthony Vanden Borre mag terug meetrainen bij de U21 op dwingend advies van Vincent Kompany. Niet iedereen is daarmee opgetogen: “Misschien moeten we Vincent eens uitleggen dat zijn andere club BX Brussels dat sociaal-sportief project is en niet Anderlecht.”

Nog 44 punten

Is een ommekeer mogelijk? Lastig te zeggen. Als het niet snel beter gaat en de ploeg niet in zichzelf begint te geloven, wordt dit seizoen er een zonder play-off 1-voetbal. Dat zou een nieuwe primeur zijn, na een seizoen zonder Europees voetbal.

De cut off voor de eerste zes plaatsen draait altijd rond de 49 punten en dat zou dit seizoen nog meer kunnen zijn door de dominantie van de topploegen met Antwerp als nieuwkomer.

Als Anderlecht dit weekend logischerwijs op Club verliest, heeft het 5 op 24 en moet het in de komende 22 wedstrijden twee punten per wedstrijd halen. Tot nog toe heeft maar één team en één coach zo’n inhaalrace tot een goed einde gebracht: KAA Gent in het seizoen 2017-’18 toen Yves Vanderhaeghe overnam van Hein Vanhaezebrouck en 44 punten puurde uit 20 wedstrijden.

Pas in januari kan de ploeg worden versterkt, maar dan zijn nog slechts negen wedstrijden te spelen. Wat zakgeld volstaat voor Coucke om enkele zeer goede spelers te halen, zo wordt geredeneerd, want hij is een van de rijkste Belgen. Juist, maar wat hij in Durbuy of Pairi Daiza mag, ongebreideld investeren, mag niet in het voetbal door de Financial Fair Play.

Die houdt in dat over de laatste drie seizoenen het verlies maximaal 5 miljoen euro mag bedragen. Of 30 miljoen, als het verlies wordt gedekt door een kapitaalsverhoging. Die 30 miljoen kapitaalsverhoging heeft Coucke in februari van dit jaar al doorgevoerd en zo’n trucje mag maar één keer in de drie jaar. Zonder transfers leidt Anderlecht overigens nog steeds flink structureel verlies, zeker in een jaar zonder Europees voetbal.

Het is een vreemde speling van het lot waarmee Coucke en Anderlecht nu te maken hebben. Toen de Pro League in de zomer van 2017 de Financial Fair Play invoerde, was dat als tegenzet om KV Oostende en de zotte investeringen van ene Marc Coucke af te stoppen. Die vertrok bij Oostende, kocht Anderlecht en wordt nu weer geconfronteerd met dezelfde voorzorgsmaatregel bedoeld om hem aan te zetten tot financiële voorzichtigheid. Coucke heeft dan wel erg diepe zakken, die van Anderlecht zijn dichtgenaaid.

 

Kompany:RSCA-mail

Column Feit-Foutje-Wissewasje in De Morgen van maandag 16 september 2019

Feitje-foutje-wissewasje

In de week dat hun oud-manager werd opgepakt, ondervraagd, een nacht in de cel moest, weer werd ondervraagd en ten slotte in staat van beschuldiging werd gesteld, verloor Anderlecht. Opnieuw. Nu van Antwerp. Nog een matchke verliezen in het begin van het seizoen kan er wel bij: hoe slechter nu, des te beter kan het straks gaan. Het imagoverlies van het ooit zo prestigieuze voetbalinstituut als gevolg van dat nieuwe schandaal daarentegen is gi-gan-tisch.

Als blijkt dat paars-wit de laatste vijftien jaar is geleid door een sjoemelaar, is dat niet meer te repareren en is Herman Van Holsbeeck geen lijk dat uit de kast valt maar een heel massagraf. Hijzelf tilt niet zo zwaar aan de feiten die hem ten laste worden gelegd, maar er is niettemin één feitje-foutje-wissewasje dat hij eventueel wil toegeven en waarvoor hij zijn spijt heeft betuigd. Dat zullen we dan te zijner tijd wel vernemen.

Dat verhaaltje van die gepersonaliseerde hemden die Van Holsbeeck cadeau zou hebben gekregen van Dejan Veljkovic (met een bijpassend horlogeke of twee) is op zich wellicht niet strafbaar, maar wel kenschetsend voor de normvervaging. Op maat gemaakte hemden en kostuums met initialen zijn wel geen impulsaankoop of je laten overhalen. Ook al is het gratis, als het op maat wordt gemaakt moet je toch een keer of drie naar de winkel.

Slag om de arm houden evenwel: volgens de ene bron ging hij hemden halen samen met Veljkovic in Antwerpen en volgens een andere bron was dat in de Louizalaan in Brussel. Hemden met HVH op zowaar. Ik heb een T-shirt en een trainingspak met HV op, van toen een trainer met de mooiste initialen van de wereld ergens weg moest. Niks voor betaald, niks voor terug moeten doen. Was een geschenk van iemand die tot bij de wasmand met overbodig materiaal was geraakt en die man zit niet meer in het voetbal. Gedegouteerd, zoals zovelen.

Voorlopig is de tenlastelegging van HVH het enige waarmee we het moeten doen en die is niet min: valsheid in geschrifte, witwassen, private corruptie en vereniging van misdadigers. Is dat laatste wat ze vroeger bendevorming noemden? Hoe ook, het klinkt allebei even zwaar en tot overmaat van ramp moet hij wegblijven uit het voetbal.

Onschuldig tot de schuld is bewezen, jawel, dat moeten we voor ogen houden. Maar al van bij zijn aantreden vijftien jaar geleden waren er twijfels over het functioneren van Van Holsbeeck. Een makelaar zei mij toen onomwonden: Van Holsbeeck is corrupt, hij heeft Lierse kapot gemaakt en nu gaat Anderlecht kapot. Laatst kwam ik die man nog eens tegen en ik herinnerde hem aan die voorspelling. Hij glimlachte.

Van Holsbeeck ken ik ook persoonlijk: charmante, innemende man, zonder meer, hoewel Michel Verschueren mij herhaaldelijk heeft gewaarschuwd voor zijn opvolger. Omgekeerd wilde de opvolger ‘Mister Michel’ zo ver mogelijk weghouden van Neerpede om hem in zijn bureautje in het toen nog Vanden Stockstadion als een mummie te balsemen en uit te drogen. Tot de kleine Verschueren zich actief ging bezighouden met het beheer van de club waarvan hij aandeelhouder was en in Neerpede zijn intrek nam. Michael was een spion, te wantrouwen, aldus de Van Holsbeeck-getrouwen. Leuk sfeertje daar.

Voorlopig hebben de Verschuerens hun slag thuisgehaald. Hun ervaringen met betrekking tot alles wat niet klopte, werd versterkt door wat het duo Coucke-Devroe meemaakte toen ze met KV Oostende met Anderlecht transfers afsloten. Eén plus één werd drie: Herman Van Holsbeeck moest weg.

De val van Van Holsbeeck, Bayat, Veljkovic en alle anderen is exemplarisch. Idem voor hun comebacks. Het Belgisch voetbal is één immorele en amorele microkosmos die wordt gesponsord door de gokmaffia en waarvan de business draait om mensenhandel. Heel wat correcte mensen proberen binnen die wereld het rechte pad te bewandelen, maar veel anderen bedienen zich van praktijken als zwart geld en witwassen.

Lees dat laatste paragraafje nog eens terug, laat het eens inzinken en bedenk dan dat de overheid daar per seizoen 120 miljoen euro gunsten aan verleent. Alsof de uithalers van de Antwerpse haven verlaagde sociale lasten en belastingen zouden genieten omdat ze zo’n lastige job hebben.

En als u zich nu afvraagt waarom de sportmedia hun grote kanonnen niet laten schrijven over de meest disfunctionele periode in hun favoriete sport, zoek dan eens op ‘Van Holsbeeck 60’ en kijk waar dat verjaardagsfeestje destijds heeft plaatsgevonden. Juist, op een krantenredactie. Onder de genodigden heel wat kritische journalisten.

 

20190916_De-Morgen_p-19_Feitje-foutje-wissewasje-mail

Verhaal over de achtergrond bij de opgang van Club Brugge tot nr1 in België in De Morgen van zaterdag 14 sep 2019

Van FC Boeregem tot modelclub

120 miljoen omzet, een state-of-the-art trainingscentrum, (veel) topspelers, een uitgekiende commerciële strategie, sterk management en straks dat nieuwe stadion.

Vrijdagavond 16 augustus, Club Brugge-Eupen eindigt op 0-0. Uit de vier tribunes stijgt een mix op van gejoel en rauwe ontgoocheling. Club hád een strafschop verdiend, maar de onmondigheid voorin tegen het Eupens beton was opvallend. Vincent Mannaert, CEO van Club Brugge: “We misten een breekijzer om het voorin te forceren.” Op maandag overlopen staf en management hun opties. Twee weken later zullen die resulteren in een plotwending, illustratief voor de veranderde machtsverhoudingen in het Belgisch voetbal.

Op de radar van het sportdepartement van FCB stond al langer ene Mbaye Diagne, Senegalees van Galatasaray. Met een kostprijs van 13 miljoen euro geen spek voor de bek van Club. Tot de voorzitter van Galatasaray stunt met de aanschaf van Radamel Falcao. Gevolg: Diagne is plots op overschot bij de Turken. In het gloednieuwe Belfius Basecamp in Westkapelle gaat een lichtje knipperen: een huur is ineens mogelijk.

Er wordt druk overlegd, die en die club zitten op dat dossier én ook oude bekende Anderlecht. “Wagen we onze kans? We wagen onze kans.” Carl Hoefkens, assistent van Philippe Clement, wordt gevraagd met Diagne te bellen. Hij kent hem nog van zijn passage bij Lierse. Ook Krépin Diatta als ploegmaat bij de nationale elf van Senegal neemt deel aan het instantcallcenter.

Er is hoop: Diagne zegt niet neen. Hij wordt wel door Anderlecht in Brussel verwacht, zegt hij, maar een deal is er nog niet. Bevestiging door de zaakwaarnemer: er is geen deal. Bevestiging door de club: geen deal, nog niet. Finaal kiest Diagne voor Club, voor spelen in de Champions League.

Mannaert: “Hebben wij hem gekaapt van Anderlecht? Wij waren sneller en konden hem overtuigen om voor ons te kiezen. Ik heb dat vorige week ook zo uitgelegd aan Michael Verschueren.”

De rest van het verhaal is gekend. Diagne arriveert met de hst in Brussel-Zuid, waar Club hem met een handigheidje weghaalt
vóór de neus van Anderlecht, dat tevergeefs blijft wachten op zijn nieuwe spits. De onervarenheid van Michael Verschueren als aankoper/verkoper tegenover Vincent Mannaert, met twaalf jaar als clubmanager en dubbel zoveel mercato’s op de teller, het speelde ongetwijfeld mee. Toch is meer aan de hand.

Mignolet #firstnight

Tot voor een paar jaar was Anderlecht automatisch de eerste gegadigde voor een buitenlander die in België de clubs voor het uitkiezen had. Anderlecht haalde tegelijk de betere spelers bij andere Belgische clubs weg, desnoods ook de succestrainers: Aad de Mos bij KV Mechelen (en een paar spelers), later Aimé Anthuenis die bij Racing Genk kampioen was geworden.

Een parallel met vandaag? Twintig jaar na die eerste titel werd Genk nog eens kampioen en weer vertrok de trainer. Niet naar Anderlecht maar naar Club Brugge, het nieuwe sterke merk van het Belgisch voetbal waar de salarissen de exponentieel gestegen omzet zijn gevolgd tot bedragen waarvoor ook een alom gegeerde buitenlander maar al te graag wil voetballen.

Clement wist dat zijn Genkse kampioenenploeg zou leeglopen en koos lang vóór de titel voor de uiteindelijke vicekampioen Club. Daar ging ook een halve basisploeg weg, maar de aanwinsten overtroffen de vertrekkers; op de transferbalans stond nóg 35 miljoen euro in de plus en de daadkracht droop er in Brugge van af. Beste voorbeeld: David Okereke stond al op de verlanglijst van Clement bij Genk, maar Club speelde sneller op de bal dan Genk en haalde hem weg uit Italië.

Okereke kostte een recordsom, 8 miljoen euro. Enkele weken later betaalde Club nog eens 7 miljoen voor doelman Simon Mignolet van Liverpool. Een minstens even grote marketingstunt als de terugkeer van Vincent Kompany naar Anderlecht en een grotere garantie op sportief succes.

Alles klopte aan die deal: de timing, de speler en bovenal de manier waarop die kenbaar werd gemaakt. Zoek maar eens in de filmpjes op internet naar Simon Mignolet #firstnight of #welkomSimon: professioneel, snel en hartverwarmend voor de fans.

Chief commercial officer Bob Madou: “We hadden twee man aan de luchthaven, twee man aan het kasteel van Bever (kantoor van Club-voorzitter Bart Verhaeghe, HVDW) en twee man hier in Westkapelle. Om halfzeven ’s ochtends waren we klaar met monteren, om acht uur kregen onze fans de eerste nacht van Simon Mignolet te zien.”

Goede marketing

Madou, een Bruggeling van 38 en al jong Club-fan, stuurt onder meer Club Media House aan, de entiteit die al enkele jaren intensief converseert met de fans via sociale media, de commerciële partners, de traditionele media en vooral de haast ontelbare voetbalsites, die worden overstelpt met content opdat ze niks meer uit hun duim zouden zuigen.

Madou verdiende zijn sporen bij de Belgische voetbalbond – remember de Duivelse uitdagingen. Toen hij kort na het EK van 2016 als een offer aan de Waalse ondervoorzitter Gérard Linard moest vertrekken, werd hij al snel opgepikt door een andere ondervoorzitter van de voetbalbond. Na een tussenperiode als marketingdirecteur bij VRT haalde Bart Verhaeghe Madou eerst binnen als marketingadviseur bij Club en later als chief commercial officer.

Als hij in zijn kantoor met uitzicht op de gloednieuwe oefenvelden de vraag krijgt om zijn strategie uit de doeken te doen, drukt hij op een paar toetsen van zijn MacBook Pro en projecteert op de wand voor ons de nieuwste resultaten van een bevraging door Insites Consulting. Het tekent de innovatieve manier waarop Club naar zijn marktpositie kijkt. De specialiteit van Insites is merkenvorming en het bevorderen van de relaties tussen ondernemingen en consumenten. Blauw-zwart als nieuwe paars-wit is ten dele een marketingverhaal.

Madou: “Winnen blijft natuurlijk de beste marketing, maar ook toen we niet wonnen groeide onze fanbase. Wij zitten vanaf 2011 op de sociale media met een conversation manager. Die verbondenheid tussen de fans is nergens groter dan bij Club. Anderzijds willen wij als club zo geliefd mogelijk zijn bij onze fans en zo min mogelijk gehaat bij het brede voetbalpubliek, en de cijfers gaan in die richting.”

De meest recente Insites-cijfers tonen dat 87 procent van alle Belgen Club Brugge kent. Opvallend: de club meet zich op dat vlak met andere merken op de Belgische markt zoals Netflix (82 procent) of Tomorrowland (86 procent). In de doelgroep voetballiefhebbers spiegelt Club zich aan ploegen zoals Borussia Dortmund in Duitsland, met als focus zo veel mogelijk fans die hen ‘liken’ (met 51 procent de hoogste score onder de voetbalclubs) en zo min mogelijk (14 procent) die hen ‘disliken’, haten zo je wilt. Daarmee scoort Club op vandaag het op één na beste, na Racing Genk, de minst gehate ploeg van het land.

 

De derde belangrijke parameter voor Club is de grootte van zijn community. Het criterium is daarbij om bij de favoriete drie ploegen van een voetballiefhebber te horen. Club scoort met 34 procent vandaag 5 procent beter dan Anderlecht en 9 procent beter dan Standard Luik. De historische cijfers geven ook aan dat Club in 2014 op dat vlak na Anderlecht en Standard nog de derde ploeg van het land was. Het gevolg van dat alles is een zelfbewustzijn dat hoort bij het sterkste sportmerk in België.

Madou: “Traditioneel kreeg Anderlecht 50 procent meer dan Club Brugge van dezelfde sponsor. Dat is gedaan. Als ik nu bij een potentiële partner ga, kan ik met een gerust gemoed vragen dat ze ons het grootste deel van hun sponsorkoek geven.”

FCB consumeren

Vandaag domineert Club Brugge het Belgische voetbal economisch en inzake uitstraling als nooit tevoren, zelfs niet onder Ernst Happel (1975-1978) en Trond Sollied (2000-2005) toen respectievelijk drie en twee titels werden gehaald en Europees knap werd gepresteerd. Toen stond FCB nog voor een omhooggevallen provinciale club, FC Boeregem volgens de niet-Club-fans. Niet langer. Ook zij keken bewonderend hoe Club Media House vorig jaar na de cruciale verloren wedstrijd in Genk onder de hashtag #Weneverwalkalone de tirade van trainer Ivan Leko tijdens de rust in een filmpje goot en postte.

Madou: “Onze concurrenten zijn natuurlijk Anderlecht en Standard en die andere clubs, maar onze concurrenten zijn misschien nog meer alle andere media die kunnen worden geconsumeerd. Mensen van mijn generatie moeten gin-tonic drinken met de vrienden, barbecues aflopen, met vrouw en kinderen leuke dingen doen, zelf zaalvoetballen, citytrippen en Netflix kijken.

“Er zijn maar zoveel uren in een dag. Wij willen dat ze ook FCB consumeren, te beginnen met die kleine schermpjes, maar ook naar het stadion komen en daar eten en drinken of iets kopen in de fanshop. Dus moeten we opvallen in hun tijdslijn want als je niet opvalt, word je irrelevant.”

Dit verhaal, zeg maar succesverhaal inmiddels, begon in 2011 toen de vzw achter Club Brugge KV werd verkocht aan Bart Verhaeghe voor een vriendenprijsje. De toenmalige leden, die buitenspel werden gezet door onder meer Jean-Luc Dehaene die campagne had gevoerd voor Verhaeghe, hebben lang gefulmineerd tegen die gang van zaken. Vandaag zijn ze om. Woensdag bij de opening van het Belfius Basecamp en de spelersvoorstelling, kirde er nog een. “Ik was lang tegen, maar wat Verhaeghe en Mannaert hebben verwezenlijkt: chapeau. En dan moet dat nieuwe stadion er nog komen.” Net op dat moment passeerde de fles Pommery en werden de fluitjes nog eens gevuld. Alles klopt tegenwoordig bij ‘De Club’.

Dat stadion zal nog even op zich laten wachten, maar zelfs in de bunker Jan Breydel oogt de directe toekomst bepaald florissant. Mannaert: “Onze recurrente omzet bedraagt 65 miljoen euro, zonder transfers en Europees voetbal. Dit seizoen draaien we dus meer dan 125 miljoen.” Even in perspectief: dat is het dubbele van om het even welke Belgische club in zijn beste jaren.

Toch hanteert Club nog steeds die zuinigheid die het gevolg is van die penibele jaren 70, toen de lokale politiek de club moest redden. Club Brugge was in juni 2017 ook een van de initiatiefnemers achter de Belgische Financial Fair Play, toen nog bedoeld om Marc Coucke en zijn zottigheden in Oostende een halt toe te roepen, een beperking waar hij vandaag ook in Anderlecht mee wordt geconfronteerd.

Mannaert: “Ik heb niks tegen investeringen in het voetbal als ze leiden tot meer business. Zaaien naar de zak is hier het devies. Waar we nu staan is ook een lang, voorzichtig proces geweest, te beginnen met eerst de juiste mensen op de juiste plek te zetten. Sportief kenden we een doorbraak met de komst van Michel Preud’homme, die voor stabiliteit zorgde en geleidelijk aan hebben we daarop verder gebouwd.”

Vandaag werken meer dan honderd mensen fulltime voor Club Brugge, meer dan tweehonderd met de freelancers meegerekend. Het management trok jonge competente profielen aan, onder wie Katrien Meire (ooit bij de clubs van Roland Duchâtelet actief) als chief operations.

Mannaert: “Bij alle stappen hadden we één doel voor ogen: we willen winnen, de beste zijn. Sportief zijn we dat al over de laatste vijf jaar, budgettair en economisch ook. We wisten dat er van de concurrentie weinig dynamiek uitging en dat onze beste jaren eraan kwamen, als we de juiste dingen zouden doen. We zijn de uitdager die marktleider is geworden. Nu is de opdracht onszelf blijvend heruitvinden.”

 

 

 

Van FCB tot FCB

Column over comeback Kim Clijsters in De Morgen van zaterdag 14 sep 2019

Kimback

 

Kimback maakt iedereen blij.

Welkom terug, Kim.

Experts geloven dat ze weer wereldtop kan worden.

Kim wordt weer wereldtop.

Enzovoort en zo verder.

Dat was een greep uit de koppen in de populaire pers, die zelfs hun hoofdeditoriaal aan de tweede comeback van Kim Clijsters wijdden. Mijn titel gisteren in de krant: ‘Nooit vertoond, maar is het slim?’

Ik ken die andere redacties. Reken maar dat hun eerste reactie er een was van ‘Hein, wablief? Zoooot!’ tot ‘Gaat het slecht thuis met den Brian misschien?’. Dat lees je niet terug in de verhalen want tussen het uitgelekte nieuws en het schrijven zitten nogal wat overlegmomenten, onder meer met nieuwsmanagers en andere cheffen die de teneur sturen. Dat gaat dan zo.

“Jamaarja, we gaan Clijsters toch niet afbreken?”

“Neen chef. Maar allee, zeg nu zelf, 36 en na zeven jaar nog een tweede comeback en ze liep in 2012 al op haar laatste benen.”

Waarop chef: “’t Zal allemaal wel, maar Vlaanderen is laaiend en wij zijn dat ook.”

Vandaar die koppen en die artikels. Van de geraadpleegde experts had ik iets meer bezwaren to the point verwacht, maar ook die zijn blijkbaar bang voor de wasmachine van de sociale media. Mijn excuses voor wie het niet met mij eens is, maar zoals Kim Clijsters en co. het recht hebben om in haar keuzes te geloven, mag ik die in vraag stellen.

Neem nu de timing. De clan-Clijsters heeft destijds de gespeelde spontaneïteit naar een next level verheven en daar gaan ze nu nog eens doorheen. Officieel ging het zo: na een gesprek met Brian, die had gezegd “als je wilt terugkeren dan is het nu het moment”. Ondertussen werd wel al zes maanden gefilmd door productiehuis De Mensen. Ze weten wel nog niet goed aan wie dat zal worden verkocht. Netflix kan, de VRT ook.

Andere vraag: hoe denkt ze dat geteisterde lichaam aan de gang te houden op het circuit? Dat is nog wat anders dan elke dag naar je Tennis Academy rijden, daar wat yoga en krachttraining doen en als er een goeie speelster langskomt wat sparren, waarna die zegt: “Goh Kim, wat speel jij nog goed.”

De meest penibele vraag is deze: is de WTA (Women’s Tennis Association) echt gediend met een 36-jarige die na zeven jaar rondhossen op de bejaardentour besluit opnieuw de echte wereldtop te bestormen? Nooit was de bloedarmoede in het vrouwentennis acuter, maar of Clijsters III de oplossing is? Officieel zijn ze razend enthousiast, maar hoe had de WTA anders kunnen reageren?

Op korte termijn zullen alle partijen er garen bij spinnen: zowel de vrouwentoernooien waarvoor Clijsters zich aanmeldt en waar de laatste jaren geen kat meer komt kijken, als de bankrekening van Clijsters. Op lange termijn kan dit nefast zijn voor het vrouwentennis, dat nu al de toernooien aan de straatstenen niet kwijt geraakt en smeekt om nieuwe gezichten. Dat Serena Williams en nog oudere zus Venus daar ook nog rondlopen is geen argument. Idem voor Federer en Nadal. Dat is hun eigen verdienste, die zijn geen zeven jaar even wat anders gaan doen.

Een generatiegenote van de Williamsen die zichzelf recycleert en een beperkt programma speelt op basis van vooral wildcards kun je bezwaarlijk een positieve evolutie noemen voor het vrouwentennis. Stel dat Clijsters straks het opkomend talent Cori Gauff klopt, dan zal ze daar ongetwijfeld hard voor hebben gewerkt en die overwinning niet hebben gestolen, maar bij de WTA zullen ze zich de haren uitrukken.

Er werden die rare vergelijkingen gemaakt met Alejandro Valverde en Tiger Woods. Je kunt een puur fysiologische sport (wielrennen) en een louter technische sport (golf) niet vergelijken met een complexe sport als tennis. Tennis is een combinatie van techniek (die ze nauwelijks zal zijn verleerd, maar die er ook niet beter op is geworden, denk aan de service), mentale sterkte (aanvankelijk haar zwakte, later haar sterkte), maar evengoed snelheid en kracht (waar ze ongetwijfeld aan zal hebben ingeboet), oog-handcoördinatie (wordt minder met de jaren) en fysieke fitheid (die er onmogelijk beter is op geworden).

Als vrouwentennis de voorbije jaren de progressie heeft doorgemaakt van andere sporten, haalt Clijsters volgend jaar met moeite de top honderd. Doet ze beter, dan heeft die sport een groot probleem want dan is de tijd blijven stilstaan. De morele boost van een comeback is Kim Clijsters gegund en moeten we haar ook niet willen afnemen, maar het is te hopen voor het vrouwentennis dat die maar half of helemaal niet lukt. Je kunt een sport niet serieus nemen als iemand die al in haar laatste jaar met haken en ogen aan elkaar hing na zeven (7!) jaar afwezigheid in 2020 op haar zevenendertigste (37!) weer vlotjes meedraait.

 

Kimback

Verhaal over come back Kim Clijsters in De Morgen van donderdag/vrijdag 12/13 sep 2019

De comeback van Kim Clijsters: waanzin, wanhoop of weldoordacht?

Is de aangekondigde comeback van Kim Clijsters als proftennisspeelster waanzin, wanhoop of weldoordacht? Het is nooit vertoond, wat niet wil zeggen dat het niet kan lukken. Maar of het verstandig is? Antwoord in beraad.

Kim Clijsters postte een filmpje op Instagram waarin ze haar comeback aankondigde. Het eerste zinnetje in dat filmpje zou kunnen wijzen op een vroege midlifecrisis die zich meester van haar heeft gemaakt. “Wat wil ik echt van het leven? De laatste jaren was ik een fulltime mama en daar hou ik van, echt waar.”

Dan volgen stukjes ten huize van Lynch-Clijsters, met onder meer kinderen die uit bed worden gelicht en aan het ontbijt zitten. Het is geen onverhoeds gemaakt filmpje, dat is duidelijk. Hier is over nagedacht.

Maar dan komt het hoge woord eruit: “Ik hou er ook van om proftennisster te zijn.” Gevolgd door een beeld van de Australian Open. “Ik mis dat gevoel. Dus wat als ik het allebei zou proberen?”

Waarna er een stukje komt met John McEnroe die haar vraagt of ze comebackplannen heeft, wat ze weglacht. Dan volgt de finale, met het meest melige zinnetje van de hele reclamespot, gemonteerd over beelden van een reeks bootcampoefeningen: “Kan ik tegelijk een liefhebbende moeder zijn voor mijn drie kinderen en de best mogelijke tennisspeelster?”

Maar natuurlijk kan dat, Kim. De vraag is alleen wat je van jezelf verwacht, en meer nog, wat de buitenwereld van jou verwacht en of je daarmee kunt omgaan, afgezien van hoe dat frêle lichaam van jou op die hernieuwde belasting zal reageren.

Ali, Jordan

Toen Clijsters in december 2012 stopte, was ze 29, winnares van vier grand slams en moeder van één dochter. Haar lichaam rammelde aan alle kanten, en het laatste jaar was er eigenlijk te veel aan. Het is bekend dat zwangerschappen een vrouwenlichaam hormonaal min of meer kunnen resetten, maar of daarmee ook slijtage wordt hersteld, is maar de vraag. Er zijn alvast geen vrouwen bekend die kraakbeen extra hebben overgehouden aan een zwangerschap en ook niet aan twee.

Comebacks van voormalige nummers één in het tennis zijn nog al vertoond, door Billie Jean King, Monica Seles, Jennifer Capriati, Martina Hingis en Serena Williams onder anderen. Een tweevoudige comeback is sowieso erg zeldzaam. De grootste sportmannen aller tijden hebben het aangedurfd: Ali in 1970 en 1980 en Michael Jordan in 1995 en 2001. In beide gevallen was de tweede comeback er te veel aan.

Dat dit trisnummer van Clijsters – de eerste comeback was in 2009 – geen bevlieging is, bewijst niet alleen het filmpje, dat prima in elkaar steekt met zorgvuldig uitgekozen beelden, maar ook de timing en de tactiek achter dit bericht. Vroege namiddag in West-Europa is ideaal voor de media over de hele wereld. De Amerikanen worden er wakker mee en de Aziaten gaan ermee slapen.

Dat ze ook een pr-agentschap onder de arm heeft genomen, wijst erop dat ze er al langer mee bezig is. Rond vijf uur in de namiddag konden de media op een gratis nummer inbellen voor een conferencecall. De pr-vrouw die Clijsters begeleidt, is een Engelse oud-journaliste die vroeger voor de WTA werkte en nu vanuit Canada haar ding doet. De WTA kreeg trouwens het eerste interview, wat wijst op een strakke regie vanuit kamp-Clijsters.

Mijn marathon

Kan Kim Clijsters zich in haar derde carrière, na zeven jaar vriendschappelijk te hebben getikt op de oudeknarrentour, nog meten met de jeugd? Volgens insiders traint ze nog geregeld met onder meer Elise Mertens, maar ook met andere speelsters die haar pad kruisen in haar Tennis Academy. Dat bevestigde ze in die conferencecall. “Ik tennis steeds meer en het ging steeds beter.” Tot nog toe was dat in de beslotenheid van haar eigen tennisclub. Straks wordt ze verwacht rond de wereld te vliegen en soms dagen na elkaar te tennissen, terwijl de kids thuis naar school moeten.

Daar heeft ze ook andere dingen om handen. Dit jaar kondigde Sport.be aan dat Clijsters zich behalve om de KC Tennis Academy persoonlijk ook meer zou bekommeren om de Kim Clijsters Tennis Club, gericht op het brede publiek. Iedereen moest zich in haar club thuis voelen. Hoe die ambitie zal worden gecombineerd met al dat reizen, is nog de vraag.

Clijsters is zoekende, en het is niet duidelijk wat ze wil en zal vinden. Een tennisinsider verwoordde het zo: “De meesten onder ons die voelen dat het wat minder wordt met het lijf nemen een personal trainer. Zij kan het verpakken als een comeback in de WTA Tour.” Haar eigen verwachtingen zijn duidelijk: kijken waar het schip strandt. “Anderen lopen een marathon. Dit is mijn marathon, ik wil kijken wat ik er nog van bak.”

Ze kan zichzelf een prima dienst bewijzen, een morele boost waar ze jaren mee verder kan, maar tegelijk zou een winnende Kim Clijsters een belediging zijn voor het huidige vrouwentennis. Stel dat na Serena Williams ook Kim Clijsters weer finales begint te spelen. Die twee tegen elkaar, met in hun players boxnanny’s om de kinderen koest te houden, daar zit je als WTA toch niet op te wachten?

 

 

 

Column De Cross in De Morgen van maandag 9 september 2019

De Cross

Voor we overgaan naar de belangrijker dingen van de wereldwijde sportplaneet, nog heel even over Serena. Wat een sof zeg.
Eén set in het verlies en op 5-1 een matchbal tegen, terugkomen tot 5-5, met een stadion dat zelfs de eerste servicefout van de tegenstandster bejubelt, en dan nog met 7-5 verliezen? Na vier verloren finales op rij is Serena Williams klaar voor een abonnement bij de sportpsycholoog. Of voor sportieve euthanasie.

Dit weekend is de NFL weer begonnen, eigenlijk afgelopen donderdag al met de Green Bay Packers tegen de Chicago Bears. Het enige Amerikaanse profteam waarvan alle aandelen in handen zijn van de fans, van wie niemand meer dan vier procent mag bezitten, won van de Chicago Bears.

Het zal ons worst wezen natuurlijk. Het epicentrum van onze sportbeleving lag niet in New York of in Wisconsin maar in Eeklo. Daar ging zaterdag het veldritseizoen van start met de eerste Ethias-cross. Dat is een serie van acht crossen gesponsord door Ethias, maar dat had u wel al door. Organisator is Golazo. Die hebben ook nog de Soudal Classics en dat is een serietje van vijf crossen. En de DVV-verzekeringentrofee, nog eens acht crossen met als bekendste de Koppenbergcross, ook wel eens de Parijs-Tours van Mathieu van der Poel genoemd omdat hij daar nog maar één keer heeft gewonnen. Samen éénentwintig crossen.

Daarnaast zijn er nog negen crossen over de hele wereld die onder de noemer Telenet Cyclo Cross UCI World Cup doorgaan. Ik ben fan van Telenet maar het is een raadsel wat die te zoeken hebben in Iowa City, Waterloo-in-de-VS, Bern, Tabor, Nommay en Hoogerheide terwijl ze niet eens een abonnee kunnen/mogen werven in Brussel. Het doet een beetje veel denken aan al die Nederlandse bedrijven die bij de World Cup schaatsen van Calgary tot in Tomaszow Mazowiecki op de boarding staan.

We zitten al aan dertig crossen. Tel daarbij de niet onbelangrijke acht manches van de Telenet Superprestige, enkele wedstrijden die nergens toe behoren en je komt met het BK en WK makkelijk aan vijfenveertig wedstrijden.

Veldrijden moet de enige sport ter wereld zijn met meer camera’s per wedstrijd en een veelvoud aan wedstrijden vergeleken met het totale aantal profs dat meerijdt. Dat zegt niets over het businessmodel, want ook daar: geen event genereert zoveel geld voor zo weinig sport als De Cross, deze Vlaamse heilige graal.

Dit seizoen waagt De Cross zich aan een experiment. Nadat kort op elkaar de absolute publiekstrekkers Niels Albert en Sven Nys al waren gestopt, moet het na amper enkele mooie jaren ook al verder zonder Mathieu van der Poel, Wout van Aert en niet te vergeten Kevin Pauwels (grapje).

Van der Poel keert terug in het veld op 1 november, als alles normaal verloopt maar wat heet normaal bij deze kwiet. Als Wout van Aert terugkeert, lijkt dat niet vóór nieuwjaar te zijn. Gisteren reed hij een rondje van 7,5 kilometer op een elektrische fiets bij hem in de buurt. Daar moet nog wat bij, behalve dan bij zijn maximale snelheid van 57 km/u. Het is een raadsel hoe hij op een elektrische fiets aan die topsnelheid is geraakt.

Kan een discipline overleven zonder zijn twee grootste kampioenen, met andere woorden, is de sport groter dan de atleten? En is de disruptieve Mathieu van der Poel niet tegelijk een zegen en een gevaar voor het wielrennen?

Je kan af en toe de dingen anders zien en ook doen, maar hij zet alles op zijn kop. Hij komt af en toe veldrijden, maar de klassementen interesseren hem niet. Wereldkampioen veldrijden wil hij wel worden. Dat moet dan in Dübendorf gebeuren, in Zwitserland. Daar zal wat klimwerk aan te pas komen, dus hij maakt een kans. Ook als het vlak zou zijn, overigens.

Zwitserland is het land van meervoudig wereldkampioen mountainbiken Nino Schürter, die recent in Canada de wereldtitel pakte bij de gratie van een afwezige Mathieu van der Poel. Die heeft Schürter in haast alle mountainbikewedstrijden alle hoeken van het circuit laten zien, maar toen het WK er aan kwam, sprong Mathieu ineens op een andere fiets.

Hij wil eind deze maand wereldkampioen op de weg worden in Yorkshire en daartoe maakt hij veel kans. Daarna verandert hij weer van fiets of gaat wellicht eerst wat vakantie nemen. Dan neemt hij de crossfiets ter hand, gaat wat wedstrijden rijden, maar niet te veel, om te eindigen met het WK cross. Vervolgens haalt hij weer de wegfiets van stal en gaat zich voorbereiden op de voorjaarsklassiekers. Parijs-Roubaix rijdt hij wel, de Ronde van Vlaanderen waarin hij vorig jaar demonstreerde laat hij dan weer schieten. Na de Amstel Gold race is het weer één en al mountainbiken om in Tokio olympisch kampioen te worden. Als het wielrennen – op de weg, in het veld of in de mountains – deze Mathieu van der Poel maar overleeft.

 

20190909_De-Morgen_p-19-mail