Marijn de Vries is in Nederland gekend als achtereenvolgens journaliste, wielrenster (ooit bij Lotto-Belisol) en nu columniste van Trouw. Marijn schreef van de week een column over hoe ze hoopte dat Nederland zou gespaard blijven van een lockdown op Italiaanse, Franse of Spaanse wijze. De angst slaat haar om het hart als ze er maar aan denkt dat het straks misschien afgelopen is met haar trainingstochtjes. ‘Maak het leven niet onleefbaar’ was de kop van haar column waarin ze pleitte voor een Belgische aanpak in het geval verstrenging in Nederland aan de orde zou zijn.
De reacties op haar column waren doorgaans positief, maar een enkeling vond het asociaal dat ze ging fietsen want ze zou eens kunnen vallen en in een kliniek belanden alwaar ze een bed van een coronapatiënt zou kunnen innemen. Een andere reactie – nog onnozeler en ook gemeend, zo leek het toch – vond dat ze zo niet moest zeuren want Anne Frank had wel twee jaar op een zolder gewoond.
Marijn antwoordde niet maar het had gekund, bijvoorbeeld met: “Ja, dat weet ik, dat Anne Frank zich twee jaar aan haar lockdown heeft gehouden, maar een groot succes was dat nu ook weer niet.” Marijn heeft niet zo gereageerd, even voor de duidelijkheid, en ik ook niet. Je wilt het niet meemaken: in deze barre tijden ook nog worden achternagezeten door Freilich en co(vid).
Nu we per ongeluk in de sfeer van de Tweede Wereldoorlog zijn beland, toen waren er ook Belgische politiediensten die om heel duidelijke richtlijnen vroegen aan de bezetter en die richtlijnen vervolgens overijverig en plichtbewust uitvoerden. Dat de geschiedenis zich herhaalt, daar moest ik aan denken toen ik donderdag ene Paelinck – een superflik van de lokale polities – hoorde smeken om een Sperrgebiet. Duidelijke richtlijnen over hoe ver en waarvoor mensen zich van hun huis mochten begeven per fiets, dat wilde hij.
Niemand stelde de vraag: waar is dat goed voor? Behalve dan om te dienen als stok achter de deur, om mensen te kunnen pesten, of willekeurig wielertoeristen om hun Passierschein te kunnen vragen en desgevallend te kunnen verbaliseren. In alle geval niet om het leven van de bewegende medemens in deze tijden wat draaglijker te maken. En al helemaal niet om te beschermen tegen Covid-19.
Marijn, kom niet naar België want het gaat hier van kwaad naar erger. Niet met de doden en gehospitaliseerden, dat lijkt binnen de verwachtingen en de mogelijkheden van de klinieken, wel met de notie niet-essentiële verplaatsingen. Dat begrip gaat niet meer weg want, zo vond men op Radio 1, daar bestaat veel onduidelijkheid over en dus terecht discussie.
Van stemmingmakerij gesproken. Een non-issue wordt opgeschaald tot een probleem waardoor we straks allemaal aan een denkbeeldige leiband moeten en gecontroleerd kunnen worden of we niet te ver van ons huis zijn gereden of gewandeld. Alsof het in een straal van 1 of 2 kilometer zoveel gezonder is dan pakweg 20, 30, 40, 50 of 100 kilometer verder.
De 1-1-1 van Frankrijk beviel onze superflik wel want dat was tenminste duidelijk: één uur, één persoon, maximaal één kilometer van huis. Dat is niet hoe ik beweeg, daar kan ik mijn lichaam niet mee op orde houden, het spijt mij zeer. De experts zijn tegen die 1-1-1 en haalden gisteren hun slag thuis, maar ik vertrouw de politiek alvast voor geen haar.
Ik wil elke dag bewegen en een aantal dagen per week gedurende een paar uur. Behalve afgunst van niet-sporters op sporters is er geen enkele objectieve reden om afstanden per fiets of lopend te beperken. Minister van Binnenlandse Zaken Pieter De Crem vindt fietstochten van 50 kilometer niet meer kunnen. Dat vind ik ook. Eind maart moet je toch al aan 100 zitten. Onzinnige maatregelen smeken om burgerlijke ongehoorzaamheid.
Er wordt ons door Radio Maria (Radio 1 van 9 tot 12) ingepeperd dat we vooral moeten blijven bewegen en blijven sporten. Helemaal mee eens, want als we niet werken, thuis zitten, meer eten en minder bewegen dan anders betalen we dat over afzienbare tijd met nieuwe obesen, hartlijders, diabeten en wat al niet meer. En als volgend jaar Covid-20 en -21 langskomen hebben die dan weer prijs.
Alle gekheid: wat bedoelde De Crem met ‘de speeltijd is voorbij’? Voetballen is spelen, fietsen niet. Fietsen is een manier van leven. Laten we hier en nu duidelijkheid scheppen: of je nu 1 dan wel 100 kilometer van huis bent op twee wielen, dat is een essentiële verplaatsing. De logische afgeleide daarvan: niet-essentiële verplaatsingen per fiets of op loopschoenen bestaan niet.
Pas beslist: niets. Over vier weken zullen we meer weten over hoe en vooral wanneer de Olympische Spelen zullen doorgaan. Elke bond, tot de skateboardfederatie van Kiribati toe, die iets riep over en bij voorkeur tégen Olympische Spelen in Tokio op 24 juli, kreeg airtime en dus stond het IOC onder druk om iets te doen of ten minste iets te zeggen. Zo gaat dat al decennialang. Olympisch nieuws vooraf moet slecht zijn of het is geen nieuws.
U zal van mij niet lezen dat het IOC de non-profitorganisatie is waarvoor ze graag wil doorgaan. Het IOC is eigenaar van de Olympische Spelen die ze tweejaarlijks (zomer en winterspelen) uitbesteedt en die Spelen zijn de grootste geldmachines die de sport ooit heeft gezien.
U zal van mij ook niet lezen dat Thomas Bach helemaal zuiver op de graat is en niet gedoemd is tot hand- en spandiensten aan Wladi Poetin en de Arabieren. Daarvoor zit te veel ruis op deze man, al heeft hij tot nog toe een goed parcours gereden.
U zal van mij evenmin lezen dat de Olympische Spelen er zijn voor de atleten. Eerder voor de sportbonden, of de sponsors, of de lokale organisatoren, of het IOC en Bach zo u wil, maar echt niet voor de atleten. U kan dat cynisme ten top vinden, het is altijd zo geweest, van in de Oudheid. Atleten zijn een essentieel onderdeel, zonder Spelen geen atleten, maar het geheel – het Olympisch concept – is sterker dan de delen.
Ik wil en kan ten slotte niet voorspellen of de Spelen op 24 juli van start gaan, omdat ik niet weet hoezeer dat Covid-19 in andere werelddelen zal doorpakken. Het is wel onzin om vier maanden voor het begin al verregaande conclusies te trekken waar we ter zijner tijd heel veel spijt zouden van kunnen krijgen. Zoals de situatie in Azië en vooral in Japan evolueert, lijkt de kans reëel dat we op 24 juli of later die zomer van start gaan. Met wie en in welke omstandigheden, dat valt nog te bezien. In geval van uitstel zouden de Paralympische Spelen – niet vergeten: géén organisatie van het IOC – wel eens de dupe kunnen zijn.
De druk op het IOC komt heus niet alleen van de Westerse media. Als China het zaakje onder controle heeft op vier maanden voor de Spelen, als ook Zuid-Korea grip krijgt op Covid-19 en als Japan het steady houdt op 35 doden, dan mag dat virus in de rest van de wereld huishouden wat het wil, de Japanners gaan hun feestje van 11 miljard niet zomaar over de balk gooien.
Hun houding zal er één zijn van: wie er bij wil zijn, en er bij mag zijn, met tickets of met een kwalificatie als atleet, is welkom. Weze het dat ze alle buitenlanders eerst even zullen testen voor ze het land binnen kunnen waarna die zich aan hun regels zullen houden. Een verbroedering van naties wordt het alvast niet, maar dat is het ook nooit geweest.
Dat atleten uit getroffen gebieden zich niet terdege kunnen voorbereiden is een non-argument. Het is alvast nooit gebruikt voor of door atleten uit pakweg ebola-landen. Dat was ook de insteek van de KNWU, die gisteren nog om uitstel vroegen. Zij hadden gehoopt in het baanwielrennen voor medailles te gaan maar zien nu hun trainingscentra gesloten. Die sluiting was een beslissing van Maurits Hendriks, de technisch directeur van sportkoepel NOC*NSF. Die heeft daar nu al lang spijt van. Voor één keer hebben we dat in België beter gedaan: bij ons ging de horeca sneller op slot, en werd de social distancing een gebod, maar gingen de trainingsplekken voor topsporters al snel weer open. Er was en er is geen enkele objectieve reden om dat niet te doen.
Hendriks vroeg zelfs dat alle atleten van de hele wereld het voorbeeld van Nederland zouden volgen en niet meer trainen. Keep on dreaming, beste man, en begin alstublieft niet over level playing field, want dat is een illusie in de topsport. Niets is level in de topsport, niet bij de start, niet onderweg en niet aan de meet. En de gezondheid van de atleten die in gevaar komt? Ook onzin natuurlijk.
Atleten zijn geen superverspreiders die altijd al voorzichtig zijn en als ze het al oplopen zullen ze dit Covid-19 als een verkoudheidje verwerken.
Overigens is de belangrijkste organisatie in de olympische wereld – na het IOC – nog steeds voorstander van Tokio 2020 in 2020 maar daar hoort u haast niets over. Het Amerikaans olympisch comité USOC vindt dat het nog te vroeg is om een beslissing te nemen, al is die houding wel ingegeven door eigenbelang. Omdat een kwart van al de olympische inkomsten van Amerikaanse origine is, vangt het USOC in deze olympiade van vier jaar 500 miljoen dollar. Alle andere 206 olympische comités in de wereld krijgen samen 750 miljoen dollar. De dag dat de Amerikanen massaal moeten uitzieken en/of sterven, dan pas is Tokio 2020 in gevaar.
Nu de maatschappij even de pauzeknop indrukt door het coronavirus komen veel sportorganisaties in de problemen. Dringt een herprogrammering van het verdienmodel zich op?
Voor wie last heeft met afkicken, er is nog voetbal: de Turkse Süper Lig doet verder alsof er niks aan de hand is. Zo stond het donderdag zwart op wit getikt, maar diezelfde avond trok de Turkse voetbalbond er alsnog de stekker uit. Tot grote ergernis van Trabzonspor, dat aan de leiding gaat. Zonder Turks voetbal zit er niks anders op dan u in te werken in de ongetwijfeld erg spannende Wit-Russische handbalcompetitie die vooralsnog van geen ophouden weet.
Nog een optie, iets verder af van onze sportieve comfortzone, is een illegale stream zoeken van het Japanse sumoworstelen, zoals het Grote Lentetoernooi in Osaka. Voor de veiligheid zijn daar geen toeschouwers bij toegelaten. Om u even bij te praten, met dank aan de Japan Times: Aoiyama staat na twaalf dagen competitie aan de leiding nadat Hakuho op zijn doos kreeg van Shodai.
Dat het hier obese vleesmassa’s (heel vaak rokers) betreft die tegen elkaar opbeuken en zo elkaar aansteken, daar moet Ignaas Devisch zich dringend over buigen. Zal dat doorwegen bij de triage op intensieve? Overigens, zelfs in de hardst getroffen Japanse regio’s herneemt stilaan het normale leven, wat een iets ander licht werpt op het Japanse optimisme in verband met de Olympische Spelen.
Samen met toerisme is sport, de zesde economie van de wereld, de zwaarst getroffen sector. Naar schatting 90 procent van de wereldsport ligt op zijn gat. Alle grote sportlanden en alle grote sportcompetities hebben een lockdown afgekondigd.
In de best betalende competitie van deze planeet – de National Basketbal Association in de VS met een gemiddeld en minimumsalaris van 7,5 miljoen en 1 miljoen euro – zullen de atleten, de franchises (teams in de VS) en de zalen dat makkelijk overleven. Die hebben ook al lockouts overleefd ten gevolge van sociale conflicten die soms een heel seizoen duurden.
Wonden likken
Veel andere sportmilieus zitten met de handen in het haar. Deze lockdowntijden mogen dan voor een boost van het ongedwongen bewegen zorgen – in de bossen waren nooit meer lopers en wandelaars te zien -, de recreatieve sportsector heeft zwaar te lijden onder deze crisis. Organisatoren kunnen niet meer organiseren. De opbrengst om later een heel jaar werking te financieren is tot nul herleid.
Het besmettende effect van het droogleggen van die sportbasis is niet te onderschatten. Clubs zonder inkomsten zullen aankopen uitstellen, net als recreatieve sporters, in de eerste plaats omdat de winkels gewoon dicht zijn. Wie niet gewend is om online te shoppen, zal geen nieuwe schoenen durven te bestellen.
Golazo, marktleider in recreatief sporten in West-Europa, likt nu zijn wonden. Gisteren kwamen ze nog met een initiatief. Keepmoving.eu stelt recreanten in staat om een bepaald event zelf te fietsen, wandelen of lopen. Wie daarin slaagt en dat via een app laat registreren, kan zo een zorgverlener steunen. Mooi en goed gevonden, maar een pleister op een houten been.
Als de recreatieve sport onder druk komt, dan ook de professionele sector. Het economisch model van de sport is aan de uitgavenzijde eenvoudig: enerzijds zijn er de verdiensten van de atleten, de acteurs; anderzijds zijn er de algemene kosten. In sommige modellen krijgen de atleten tot 70 procent van de inkomsten, in andere (meer gezonde, vaak Amerikaanse modellen) wordt dat beperkt tot iets meer dan de helft. In veel competities blijven de algemene kosten om sport te organiseren en om stadions te onderhouden gewoon doorlopen. Idem voor de salarissen, hoewel het voetbal daar een uitzondering op is met zijn premiestelsels.
Een heel apart model dat deze crisis makkelijk zal overleven is de Amerikaanse universitaire sport. March Madness, de finalemaand van het Amerikaanse studentenbasketbal, is doorgaans het meest bekeken sportevent in de VS na de Super Bowl (American football). Ook dat gaat niet door. De studenten krijgen in dat model evenwel geen salaris. Ze kunnen zich nu geheel aan hun studies wijden, een voordeel bij een nadeel.
Aan de inkomstenzijde van de professionele sporteconomie is het verhaal veel ingewikkelder. Er zijn drie grote inkomstenbronnen: tv-rechten, ticketing en sponsoring. Algemeen wordt aangenomen dat tv-rechten voor het grootste deel van de inkomsten instaan. Of die onder druk komen door het stilleggen van de competities is niet de vraag, wel hoe en of dat is voorzien in de contracten. Sowieso haken adverteerders af en zullen tv-sponsors budgetten bevriezen en/of terugschroeven.
Het is een illusie om te denken dat dit op korte termijn weer helemaal zal opveren. De belastingbetaler zal nog wel via zijn belastingen de openbare zenders financieren, maar wat met de abonnees van Telenet of Proximus? Als die worden vergoed, met verlengde abonnementen, hoe vertaalt zich dat dan in de televisierechten? Eleven heeft voor volgend seizoen de mediarechten op het Belgisch profvoetbal gekocht. Dat bedrijf zat niet bepaald op een oorlogskas, zo bleek uit de financiële analyse.
Als straks blijkt dat het voetbal niet op dezelfde basis kan hernemen, wordt dat een enorm probleem, niet alleen voor de rechtenhouders die ook sponsoring zullen moeten missen. Zullen de toeschouwers blijven komen naar de stadions? Betere vraag: zullen de toeschouwers straks nog zo massaal mogen en durven komen? Ticketinginkomsten vertegenwoordigen in het voetbal vaak maar 20 procent van de geldstromen, maar heel wat andere sporten leven van de bezoekers.
Denk in dat verband ook aan de zogeheten hospitality, de luxetickets waarmee catering in alle vormen en formules is verbonden. Nog een afgeleide: de hele business van merchandising.
De grootste problemen situeren zich evenwel bij de sponsors. Rechtstreekse sponsoring is voor voetbal niet de voornaamste inkomstenbron, maar wel voor vele promotoren of organisatoren van events. Wat de Franse Open in het tennis, beter bekend als Roland Garros, van de week uitvrat en waar ze veel kritiek voor kregen, die elk-voor-zijn-velhouding, zullen we in de toekomst nog zien.
Roland Garros is een organisatie van de Franse tennisfederatie FFT. Die kan niet zonder een toernooi en de bijbehorende inkomsten, al helemaal niet nadat in het complex aan de Porte d’Auteuil in Parijs voor 380 miljoen euro is geïnvesteerd. Daarom besloot de FFT zonder ook maar iemand te horen, tenzij dan Rafael Nadal, het toernooi te verplaatsen naar september. Kleinere toernooien komen daardoor in de verdrukking of zullen het moeten stellen met derderangspelers. Gevolg: sponsors die afhaken, publiek dat niet komt opdagen en financiële drama’s.
Zoals altijd zullen de problemen het grootst zijn onder aan de voedselketen. De Jupiler Pro League zal een deukje krijgen, maar de grote clubs zullen het minder voelen dan de kleine. De redding van Lokeren en KV Oostende? Jammer maar helaas: hopeloos in deze context.
Flanders Classics zal deze storm ook doorstaan; de Ronde van Vlaanderen en aanverwanten vinden wel hun weg terug naar de sportconsument. Maar wat met Nokere Koerse? Die wedstrijd leeft van ticketing, catering en sponsoring en rekende zich al rijk na de afgelasting van veel buitenlandse wedstrijden. Van rijk naar arm, door een virus te veel.
Japan leeft op hoop
De zwaarst getroffen sport in onze contreien wordt ongetwijfeld het zo al armlastige wielrennen. Organisaties die draaiden op honderd middenstanders-sponsors die elk 100 euro gaven kunnen het straks wel schudden. Voetbal in lagere reeksen zal zich ook moeten aanpassen, maar heeft nog een buffer: de betalingen boven en onder tafel aan spelers zullen door deze crisis opdrogen.
Twee grote sportevents die ons nauw aan het hart liggen blijven volhouden dat ze zullen doorgaan. Dichter bij ons is dat de Tour de France en omdat de hele wielerwereld denkt dat een jaar zonder Tour een verloren jaar is, komt daar geen kritiek op. Nochtans is de situatie in Frankrijk eind maart op drie maanden voor de Tour-start vele malen slechter dan die in Japan, dat hoopt over vier maanden de Olympische Spelen alsnog te organiseren.
In Frankrijk hinkt men nu op twee gedachten: geen Tour is ondenkbaar, maar nog beter geen Tour dan een met Franse renners die
er als halve zolen tussen rijden. De Mouvement Pour un Cyclisme Crédible, een vanuit Franse ploegen gestuurde organisatie, heeft zijn leden-renners opgeroepen om solidair te zijn met de renners uit Frankrijk en Spanje en niet buiten te trainen. “Het is er niet veilig”, aldus de voorzitter van de MPCC. Onzin natuurlijk en woensdag reed Oliver Naesen van AG2R La Mondiale, lid van de MPCC, vrolijk de Oost-Vlaamse grens af: 350 kilometer met 30 gemiddeld. Dat heet doortrainen.
Drie weken fietsen door Frankrijk kost een paar honderd miljoen. Twee weken met drie weekends Olympische Spelen kost 11 miljard en dat de Japanners weinig voelen om nu al te roepen dat de Spelen kunnen worden afgelast of verplaatst is begrijpelijk. De toestand in Azië verbetert zienderogen en ook hier zal wellicht het eigenbelang primeren. Tant pis dat de westerlingen het wat lastig hebben met trainen in de aanloop naar de Spelen, de Aziaten kunnen er maar wel bij varen. Net als de Japanse economie: als de Spelen niet doorgaan, zou dat hun bruto nationaal product minstens 1 procent kosten.
Bij al dat optimisme toch één negatieve noot: de Japanners mogen dan denken dat zij de Spelen organiseren, het Internationaal Olympisch Comité (IOC) beslist. Die weten als geen ander wie wikt en beschikt. Dat zijn NBC en bij uitbreiding de Verenigde Staten. NBC is met de tv-rechten en de sponsoring van General Electric verantwoordelijk voor een kwart van de olympische inkomsten.
Stel dat het coronavirus alsnog zwaar doorpakt in de VS en de bevolking tegen de zomer nog in quarantaine zit, met als gevolg een reisverbod van alle Amerikanen (en NBC), wat denkt u, zal het IOC dan beslissen?
Sporting Lokeren heeft weer hoop. Ze krijgen uitstel om de rekening rond te krijgen, met dank aan corona. Er moet 5 miljoen euro worden gevonden om de club die onder in 1B staat weer tot leven te wekken. Lokeren moet ook nog aan de bak tegen Roeselare om degradatie naar de amateurreeksen te vermijden. Of dat nog doorgaat en hoe dat dan moet gaan, toch maar even afwachten.
Nu duidelijk is dat op 3 april geen twee keer elf jongens in korte broek zullen worden toegestaan om samen achter een bal te lopen, laat staan dat wij weer met zijn allen naar het voetbal trekken, gaan steeds meer stemmen op om niemand te laten zakken
en promoveren en de competities 1A en 1B gewoon af te blazen. Dat zou een sportieve redding betekenen voor Lokeren. Als ze vervolgens door dat corona-uitstel nog eens het broodnodige geld bij elkaar kunnen krijgen, is dat een Houdini-waardige ontsnapping.
Roeselare heeft al in een opvallend moedige ontboezeming aangegeven dat voor hen in het profvoetbal geen plaats is. Een Roeselarenaar gaat naar Club Brugge kijken, weten ze daar. Wordt het geen tijd dat ze na Roeselare ook in Oostende tot het besef komen dat profvoetbal net iets te zwaar om dragen is? Dat een Oostendenaar als puntje bij paaltje komt toch in de eerste plaats fan is van de meest succesvolle club uit de regio, Club dus? Dat er met andere woorden niet genoeg markt is, achterban zo u wilt, voor een stabiele basis waarop een eersteklasser kan gedijen?
In Oostende is Marc Coucke nu de boosdoener. Dat klopt, maar slechts ten dele. Marc Coucke is niet verantwoordelijk voor de ligging van Oostende, in een uithoek van het land. Marc Coucke is ook niet verantwoordelijk voor de wel heel bijzondere demografie van de stad. Oostende heeft zoals elke kuststad een fel verouderde bevolking, maar kampt ook met een grote kansarme bevolking.
Marc Coucke is wel verantwoordelijk voor het creëren van een voetbalzeepbel in Oostende, voor het op het verkeerde spoor zetten van investeerders, voor het bedriegen van trouwe supporters en niet het minst het lokale bestuur, voor het creëren van een hype die nergens op was gebaseerd. KV Oostende was een fata morgana zoals we die zelden in het Belgisch voetbal hebben gezien.
Wie zoals hier durfde te beweren dat Coucke aan overinvestering deed, de Belgische voetbalmarkt op kosten joeg en bijna ontwrichtte met zijn hoge salarissen, werd uitgelachen en uitgescholden. Wat een hoogtepunt kon worden, werd een dieptepunt toen KVO de bekerfinale verloor van Zulte Waregem. Nooit was een uitslag eerlijker dan die avond: een club die de tering naar de nering had gezet, die jarenlang met dezelfde trainer naarstig aan succesjes had gebouwd, klopte de nieuwe rijken.
De 2,7 miljoen die KV Oostende vandaag nodig heeft om een licentie te behalen is nog niet vrijgemaakt door de Amerikaanse overnemer. Dat bedrag is te overzien. Vorig jaar bood AA Gent nog 2 miljoen om Fernando Canesin over te nemen, maar Frank Dierckens met zijn nieuw verworven voorzittersarrogantie besloot dat ze Canesin beter zelf konden houden en aan de man brengen. Canesin is deze winter voor een appel en een ei – 100.000 euro volgens Transfermarkt, dat zijn waarde op 1,4 miljoen schat – teruggekeerd naar Brazilië.
Er zijn in het dossier-KV Oostende haast alleen fouten gemaakt. Maar de grootste fout waarmee alles is begonnen, is de overinvestering van Marc Coucke toen die in 2014 volledig eigenaar werd van KV Oostende. In datzelfde jaar verkocht hij Omega Pharma aan Amerikanen.
Heel even was hij 1,4 miljard euro waard. Vandaag is dat een stuk onder het miljard en hangt hem een gigantische schadeclaim van meer dan 1 miljard euro boven het hoofd. Reden: bedrieglijke verkoop. Klager: Perrigo. Advocaat van Coucke: meester Walter. Oei.
In dat gezegende jaar 2014 is Marc Coucke begonnen met geld te pompen in de bodemloze put KV Oostende. Van dat geld wil hij nu 6,2 miljoen recupereren, en op korte termijn, heeft hij de Amerikaanse overnemer laten weten. Die dacht eerder aan een gespreide heronderhandelde terugbetaling, maar Coucke is onverbiddelijk tegenover KV Oostende.
Als hij voet bij stuk houdt, rijdt hij zijn grote irrationele liefde (eigen woorden) in de vernieling. Als het niet tot een vergelijk komt tussen Coucke en de Amerikanen schiet Coucke er 6,2 miljoen bij in, verliest hij het stadion aan de stad Oostende en gaat KV Oostende overkop. Voor de jeugd van KVO zou dat een drama betekenen. Voor de profsectie een terugzetting naar het niveau dat ze waard zijn: amateurliga. Een verscheurende keuze.
Gisteren had een hele spannende sportnamiddag en -avond moeten worden: de ontknoping van het degradatiedebat, de ultieme kwalificatie voor play-off 1 van Anderlecht (of niet) en in de aanloop daarnaartoe de laatste rit van Parijs-Nice. Tussendoor had Sportweekend ons beelden geserveerd van het olympisch kwalificatietoernooi in het boksen, hadden we iets gezien van de F1 die in Melbourne was van start gegaan, een streepje rally had er ook nog bij gekund.
Alleen van wielrennen en boksen hebben we nog een laatste glimp kunnen opvangen. Voor wie denkt ‘toeval’, neen, dat is het niet. Meer dan welke andere sport ook dragen boksen en wielrennen het recht van de sterkste hoog in het vaandel. Wat is een onbekende griep vergeleken bij een slag op de hersens waarbij heel wat lichten uitgaan en misschien uitblijven? Wat is een onbekende griep vergeleken bij een duik in het ravijn? Dat er in Engeland publiek bij aanwezig was, is dan weer te gek voor woorden en kan alleen maar te wijten zijn aan die crazy Boris and his brexiteers.
Nooit sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog heeft de wereld minder gesport dan in het weekend van 14 en 15 maart 2020. En niet voor het laatst: de weekends van 21 en 22 maart en die van 28 en 29 maart worden nog sportarmer. Voor een sportliefhebber en een sportjournalist – dat zijn niet altijd synoniemen – is dit een keiharde ontwenningskuur na decennialang drugsmisbruik. Dit is cold turkey gaan en niet weten waar je uitkomt.
De volleybalcompetitie zal na 3 april niet meer herbeginnen. Voor het oorlogsjaar 2019-’20 wordt geen kampioen aangeduid. De basketbalcompetitie zal na 3 april ook niet meer herbeginnen. Daar hebben ze wel een kampioen aangeduid: Oostende, omdat dat nu op één staat. Vreemd, want daar zijn ze het gewend door te gaan tot begin juni met allerhande eindrondes. De officiële mededeling luidde dat ze die beslissing hebben genomen met bijstand van juristen en medici. Nonsens. Ze hebben gewoon hun rekening gemaakt. Net als voor het volleybal was er voor het basketbal nog tijd zat in om in april, desgevallend mei een eindronde in elkaar te boksen. De reden dat beide competities nu zijn stopgezet is puur en simpel te wijten aan de exodus van buitenlanders die terug naar huis zijn of zo snel mogelijk terug willen.
Zowel ons volleybal als basketbal draait competities op een handvol goeie Belgen – samen met moeite één volwaardige eersteklasser – en hele horden buitenlanders. Die in België houden, verder moeten betalen en onderhouden, is in ons inflatoire businessmodel van de zaalsporten je reinste zelfmoord. Wat we nu meemaken zou ons aan het denken moeten zetten om de instapdrempel voor niet-EU-sporters gevoelig op te trekken. De toekomst zal het uitwijzen, maar het vermoeden bestaat dat ze in Nederland, waar veel buitenlanders spelen, dit seizoen wel nog competitief zullen volleyballen en basketballen.
De sportieve lockdown is niet meer dan terecht. Voetballen zonder publiek is geen optie. Of een keer bij grote uitzondering, maar een wedstrijd zonder publiek staat haaks op de verbondenheid die hoort bij spektakelsport. Alleen in Engeland hadden ze een iets andere opinie en daar was tot midden vorige week de officiële mantra dat de fans maar een beetje op afstand moesten blijven.
Of hoe je enerzijds de bevolking vraagt thuis te blijven en contact te mijden, om dan alsnog voetbal te organiseren met publiek. Ze mogen daar van geluk spreken dat een T1 van een topclub – Mikel Arteta van Arsenal – positief testte, waarna de geldfabriek Premier League in arren moede ook maar de deuren dicht deed.
Bij al die terechte maatregelen hoort ook het sluiten van alle sportfaciliteiten. Een uitzonderingsmaatregel voor topsporters die moeten trainen in functie van wat komt zou wel op zijn plaats zijn. Het sluiten van topsportcentra is geen goed idee. Je kan een atleet niet even stilleggen zoals een lopende band. De atleet is ook geen superverspreider; de kans dat die zich niet zal beschermen tegen het virus is te verwaarlozen. Ze worden ook verondersteld minder vatbaar te zijn voor aandoeningen of althans de effecten ervan minder te voelen en sneller te herstellen.
Een heel interessante case, zeker voor de Italianen, is het gevolg van deze verplichte sabbat midden in een seizoen dat geheel in functie staat van de Olympische Spelen. Volgens zowel IOC-baas Thomas Bach als premier Shinzo Abe van Japan gaan die overigens gewoon door. Optimisme is een morele plicht, aldus virologisch baken Marc Van Ranst. Ik geloof ook nog steeds in Tokio 2020.
Dinsdag trapt België het olympisch jaar 2020 af met 100 jaar Spelen in Antwerpen, zonder sportpaus Thomas Bach die wegblijft door corona. De Morgen ging dan maar zelf op audiëntie. ‘Wel of geen Tokio 2020 door corona, al of niet met Russen door doping? Maak u geen zorgen, dat doe ik ook niet.’
Adembenemend. Klasse. Niet pompeus, maar een en al majestueuze uitstraling. Het Internationaal Olympisch Comité (IOC) heeft zich met zijn nieuwe hoofdzetel aan de boorden van het Meer van Genève definitief in de 21ste eeuw gekatapulteerd. Deze achterstand maakt de wereldvoetbalbond FIFA niet meer goed.
Vorige maandag. Drie Belgen staan bovenaan op de centrale wenteltrap die bestaat uit de vijf olympische ringen en hebben net
de executive boardroom bezocht. Onze Belgische gastheer en gids praat honderduit en kijkt met een mix van geamuseerdheid
en trots hoe we foto’s nemen. Dit gebouw was zijn project. Zijn voormalige baas Jacques Rogge had gezegd: “Oké voor de haalbaarheidsstudie, maar ik ga dit niet meer beslissen. Dat is voor mijn opvolger.” De nieuwe, Thomas Bach, had gelachen: “Hmmm. Toevallig één van de agendapunten van mijn voorzitterschap. Doen.”
Afgelopen maandag was een klassiek dagje Lausanne. Er ging veel mailverkeer aan vooraf, zoals de items voor het interview met The President, de codes voor het internet en de toegang tot de ondergrondse parking. Op plaats 123 stond een rood kegeltje. Aan de muur een blad: Messieurs Vandeweghe et Vandeweyer. Die laatste is de collega van Le Soir met wie de missie ‘terug naar het sport- Vaticaan, bezoek aan het IOC, interview Bach’ was opgezet. Een man van de security – in battle dress en boots – loodste ons door de poortjes.
Het IOC mag dan een beetje op het Pentagon zijn gaan lijken, de balie werd zoals tijdens de jaren onder Rogge bemand door een oude bekende: Annie Inchauspé. Annie was ooit de personal assistant van wijlen Juan Antonio Samaranch en de vrouw bij wie ik niks meer fout kan doen sinds de dag – il y a 25 ans, herinnerde ze zich nog – dat ik tijdens een trip langs de nieuwe Russische republieken die hele zware tas die ze overal met zich meezeulde, van haar overnam. Wat daar dan in zat, vroeg ik in een stoute bui toen we in Minsk in het paleis van Lukasjenko onze intrek hadden genomen. “Prullaria om uit te delen et les haltères du président.”
Samaranch leeft niet meer, jammer, hij had het nieuwe gebouw moeten zien. En vooral dan de state-of-the-artfitnessruimte. Geen sprake meer van overal zijn gewichtjes mee te sleuren, van Lausanne Palace naar kantoor en vliegtuig op, vliegtuig af. Hier had hij elke dag om zeven uur zijn oefeningetjes kunnen doen, zeker weten. Maar Samaranch is niet meer en zijn opvolger Jacques Rogge, die mij bevoorrecht deelgenoot maakte van zijn eigen bestaan als sportpaus, is na zijn maximale termijn van twaalf jaar ook alweer zes jaar vrijwillig in het verborgene getreden.
Dertig jaar geleden was ik hier voor het eerst voor de ontmaagding in de wondere wereld van de olympische bobo’s, een one on one met Juan Antonio Markies de Samaranch. Na de steile opgang van Jacques Rogge – in 1991 het nieuwste en al snel meest prominente Belgische IOC-lid ooit – kwam ik er elk jaar wel een keer. Toen de voormalige chirurg in Moskou in 2001 de hoogste sportinstantie ging leiden, werd dat zelfs een bevoorrechte rol van waarnemer met geregeld een trip samen en jaarlijks één lang bezoek met lunch en interview.
De laatste keer was 2013, voor een finaal afrondend gesprek met de bijna uittredende Rogge. In 2016 stond opnieuw een tripje naar Genève/Lausanne gepland. De EasyJet van 8.30 uur is die dag nooit vertrokken omdat die 22ste maart aanslagplegers de vertrekhal waar ik een half uur eerder was doorgelopen hadden uitgekozen om dood en vernieling te zaaien. De eerste bezorgde ‘alles oké?’ kwam toen vanuit Zwitserland.
Sommige dingen zijn veranderd, zoals het imposante nieuwe gebouw, maar niet de man die ons rondleidt in zijn project en die ook het gesprek met Thomas Bach heeft geregeld. U heeft zijn naam nog te goed: Christophe De Kepper, de belangrijkste Belg in de sport van wie u vast nog nooit heeft gehoord. Dat komt door zijn tweede voornaam: Discretie.
De Kepper was de kabinetschef van Rogge en toen diens afscheid nabij kwam, werd hij, zoals in de politiek, door zijn baas gepromoveerd naar een minder volatiele baan. De Kepper is sinds 2011 directeur-generaal van het IOC, de hoogste in rang in vaste dienst, zeg maar de CEO. In afwachting van onze audiëntie bij de allergrootste baas worden we bijgepraat. Over corona en de Spelen, over het immer vervelende Canadese IOC-lid Dick Pound die nog steeds niet heeft verwerkt dat hij in 2001 door Rogge werd geklopt in de race om het voorzitterschap, ten slotte ook over de columns van ondergetekende die hem vanuit het thuisland worden doorgestuurd en fel becommentarieerd.
Over het verschil tussen Bach en Rogge zegt Christophe De Kepper: “Rogge is een Belg van wie je verwacht: aha, een bourgondiër. Bach is een Duitser van wie je verwacht: altijd ernstig. Welnu, Bach is meer bourgondiër dan Rogge.”
Hij hangt er geen waardeoordeel aan vast, maar je merkt dat hij, net als Rogge, ook zijn nieuwe baas hoog heeft zitten. Dat staat in schril contrast tot de algemene perceptie die de buitenwereld en vooral de media van de kleine Duitser hebben.
Als het moet, pakt De Kepper ook de kogel. “De kwestie Rusland en de doping en dat we hen niet als land hebben uitgesloten voor de Spelen van Rio en later Pyeongchang? Dat was vooral mijn dossier en mijn advies was: geen totale uitsluiting. De voorzitter is mij daarin gevolgd. Ik wil dat gerust op mij nemen en ik sta daar nog steeds achter.”
De espresso bij het antichambreren in afwachting van het interview wordt verrassend door de IOC-voorzitter zelf gebracht. “Let’s work, u begrijpt dat het een beetje druk is nu.” Een uur later zal woordvoerder Mark Adams de klassieke woorden ‘last question’ spreken.
Beginnen we met de coronacrisis en hoe het IOC daarop reageert met het oog op de Olympische Spelen deze zomer in Tokio?
Thomas Bach (glimlach): “O, die vraag had ik niet verwacht. Corona schept een probleem. Op korte termijn zitten we met de kwalificatietoernooien die her en der op stapel staan. Aanvankelijk volstond het om toernooien te verhuizen, maar nu kunnen ze soms nergens meer gehouden worden door reisbeperkingen. Atleten moeten het land uit kunnen, maar ook nog kunnen terugkeren.
“Ik ben zeer te spreken over de solidariteit van de olympische beweging: sportbonden en olympische comités zoeken samen naar oplossingen om die toernooien te kunnen afwerken. Maar niet alleen dat. Atleten uit getroffen gebieden zijn nu over de hele wereld opgevangen en werken daar hun training af. Niet ideaal, maar toch beter dan in quarantaine zitten.
“We hebben voor een aantal sporten de kwalificatieperiode verlengd en voor een aantal andere sporten zullen we misschien het aantal toegelaten atleten moeten verhogen, maar dan alleen in samenspraak met de organisatoren in Japan. Het gaat niet over een paar duizend atleten extra, eerder een paar honderd.”
Wat is uw grootste zorg?
“Dat zou kunnen zijn dat de Spelen in gevaar komen, maar met wat we vandaag weten en met de maatregelen die internationaal zijn genomen, gaan we ervan uit dat we op 24 juli beginnen met de Olympische Spelen. Tegelijk zijn wij geen onverantwoorde organisatie en hebben we al van eind januari een task force opgezet samen met de organisatie, de Wereldgezondheidsorganisatie en de bonden. Neen, we hebben geen plan B, maar we bestuderen wel verschillende scenario’s.”
Zoals later in 2020 of zelfs in 2022 organiseren, zoals vanuit Japan werd geopperd?
(zucht) “Ach, daar is zo veel om te doen geweest en vervolgens zo veel over gespeculeerd. Of ik verrast was door die uitspraken? Laten we zeggen – hoe moet ik nu diplomatiek blijven? – dat ik ze niet had verwacht. Of het überhaupt kan, uitstel, dat is niet aan bod gekomen. Om eerlijk te zijn, ik heb als hoofd van de juridische commissie zes jaar geleden het contract met het organisatiecomité onderhandeld namens het IOC, maar dat ding is zo dik en ik zou niet weten wat daar precies in staat. We bereiden op het IOC de Spelen voor zoals een atleet: we hebben een doel en daar gaan we voor en alles wat ons zou kunnen afleiden van dat doel, proberen we te vermijden. ‘Als’ en ‘indien’ leiden zelden tot succes.”
Laten we ervan uitgaan dat de Spelen doorgaan. Wat verwachten we van Tokio 2020? De editie 1964 was alvast op technologisch vlak baanbrekend.
“Ik denk dat dit opnieuw een mijlpaal wordt. Niet alleen op technologisch vlak, zoals virtuele realiteit, 8K-televisie en artificiële intelligentie voor de toeschouwers. Dit zijn de Spelen van de vierde industriële revolutie, maar evengoed urbane Spelen. Desondanks zullen ze CO-neutraal zijn. Daarnaast zijn er vijf totaal nieuwe sporten, de grootste hervorming in meer dan vijftig jaar van het olympisch programma. Ten slotte streven we nu naar evenveel vrouwen als mannen. We zullen in Tokio 49 procent vrouwen hebben.”
Het was voordien al zes keer makkelijker voor een vrouw om een medaille te halen dan voor een man. Dat is wel een heel erg positieve discriminatie.
(lacht) “Het is nooit makkelijker om een medaille te halen. Neen, en ook niet minder moeilijk. Die vergelijkingen, daar houd ik niet van. Dan moet je ook sporten vergelijken met veel en met minder deelnemers. We hebben het over de top van de top en daar is een prijs halen altijd zwaar.”
Wat is uw opinie over gender X? Mannen die zeggen dat ze een vrouw of geslacht-neutraal zijn en willen meedoen met de vrouwen?
“Dit stelt ons voor problemen en het gaat niet alleen over transgenders. Een sportorganisatie moet inclusief zijn, maar ook eerlijke competitie kunnen organiseren. Daar moeten de regels op geënt zijn en dat is het probleem: men kan in deze problematiek niet voor iedereen goed doen.
“Neem nu Caster Semenya (Zuid-Afrikaanse hyperandrogene atlete met mannelijke testosteronwaarden, HV). Niet eens als jurist, maar puur vanuit menselijk standpunt heb ik alle begrip voor haar ergernis. Beeld je in dat je in haar plaats bent: de hele wereld is op de hoogte van je meest persoonlijke biologische kenmerken. Dat moet vreselijk zijn.
“Tegelijk is het de taak van haar internationale bond World Athletics dat er een eerlijke competitie wordt georganiseerd en daarom is er nu die regel over de maximale hoeveelheid testosteron aangenomen. Maar nogmaals: als mens bewonder ik haar om haar moed en de manier waarop ze hiermee omgaat.”
Zonder corona zou u naar België zijn gekomen voor de viering van 100 jaar Olympische Spelen in Antwerpen. Een gemiste kans om de eerste Duitser te zijn die iets te maken zou hebben gehad met de Spelen van 1920.
(lacht) “Ik weet dat in Antwerpen, net na de Eerste Wereldoorlog, Duitsers niet welkom waren, maar ik ben niet zo oud dat ik toen had kunnen meedoen. Het belang van 1920 kan niet worden overschat. Volkeren die het voordien niet altijd goed met elkaar konden vinden, samenbrengen om te sporten niet eens twee jaar na die vreselijke oorlog: dat was het unieke van deze Spelen in Antwerpen. In 1920 hing echt de geest van baron Pierre de Coubertin (stichter van de olympische beweging, HV) over de stad: de wil om te reconciliëren, de hunker naar vrede en een betere wereld, die waren heel sterk aanwezig.
“Antwerpen 1920 was ook zeer belangrijk voor de grote rol die België zou gaan spelen in de olympische beweging. Het is geen toeval dat jullie in 1925 met Henri de Baillet-Latour de opvolger van De Coubertin leverden als IOC-voorzitter en dat zeventien jaar lang. Ik heb altijd belangrijke Belgen gekend in de olympische beweging. De grote Raoul Mollet (legerkolonel en voorzitter van het Belgisch Olympisch Comité, HV) heeft bijvoorbeeld een grote indruk op mij gemaakt. Later is Jacques (Rogge, HV) ook nog gekomen, de tweede Belg die het IOC ging leiden, maar ook een discipel van Mollet.”
U bent de opvolger van Rogge. Hoe heeft hij u beïnvloed?
“Nog voor hij voorzitter werd in 2001 hebben Jacques en ik vaak samengewerkt. Hij in de strijd tegen doping en ik op juridisch vlak. Met hem als voorzitter werd doping een van onze prioriteiten. Zijn idee om de atleet centraal te stellen in de olympische beweging, is ook dat van mij. We zijn beiden atleet geweest en hebben ons in 1980 allebei verzet tegen de boycot van de Spelen door het Westen (België zou deelnemen, West-Duitsland niet, HV), nog iets wat ons bindt.
“We horen elkaar nog af en toe. Meestal per telefoon. Ik heb gevraagd dat hij een rol zou blijven spelen in het beheer van het Olympisch Museum. Om de zoveel tijd bellen we, mailen of treffen we elkaar hier voor een lunch.”
Rogge wilde absoluut de Spelen op 28 sporten houden en 10.500 atleten. U vindt dat er nog wat bij kan. In Tokio hebben we 33 sporten en 11.100 atleten.
“Dat was inderdaad een aspect waarover wij van mening konden verschillen. Vooral over het aantal sporten en medailledisciplines. Ik was het met hem eens over het aantal atleten en in Parijs 2024 zullen we terug aan die 10.500 zitten. Nu in Tokio gaan we naar 11.000 of in die buurt omdat het nu even moet voor de transformatie van het programma. Gelukkig kan Tokio dat aan.
“Wat het aantal sporten betreft: die vijf extra disciplines zijn niet echt een probleem, zolang er geen extra competitieplaatsen moeten worden ingericht – 310 gouden medailles uitreiken of 339 zoals in Tokio, dat maakt geen verschil als je geen nieuwe infrastructuur moet bouwen.”
Er is wat te doen geweest, vooral gevoed vanuit uw thuisland Duitsland, over Regel 40, de commerciële belangen van atleten die tijdens de Spelen worden ingeperkt. Sommige atleten eisen nu een deel van de koek.
“De atleten krijgen nu al een mooi deel van de inkomsten van de Spelen.”
Weten ze dat wel?
“Exactly. Dat is het hele probleem. Dat weten ze niet. Wij herverdelen 90 procent van de inkomsten terug naar de basis. Dat is bekend, dat staat in ons jaarrapport en toch… In vele gevallen is goed nieuws geen nieuws.
“Wat is de situatie? De atleten zijn lid van hun olympische ploeg en wat dat betreft is er geen verschil met een voetballer in de Champions League of in de World Cup. Het team van de voetballer of de atleet krijgt geld en het team kan dat geld verdelen naar de atleet of daar iets anders mee doen. In het geval van olympische sporten, die minder geld genereren dan voetbal, wordt daar vaak iets anders mee gedaan, zoals training financieren, infrastructuur voorzien, jeugd opleiden.
“Het grootste deel van de olympische inkomsten gaat naar de nationale olympische comités, internationale sportbonden en solidariteitsprogramma’s. Uiteraard storten wij ook een aanzienlijk deel (meer dan een kwart, HV) van onze inkomsten (om en nabij de 7,5 miljard euro per vier jaar, HV) naar de organisatie van zomer- en winterspelen, maar dat is normaal.
“Er is natuurlijk wel dat verschil met voetbal: in de olympische sporten gaat minder geld om. Een olympische atleet komt niet uit de hemel gevallen. Als hij of zij klaar is om te presteren, zit daar een heel traject achter. Al die jaren is die atleet mee gesteund geworden in zijn ontwikkeling. Zijn coach, zijn zwembad of sporthal, zijn stages, dat is allemaal betaald uit de olympische pot. Atleten die zeggen dat ze rechtstreeks geld willen verdienen aan de Olympische Spelen, zeggen niks minder dan ‘geef dat nu maar aan mij en ik trek mij van wie na mij komt, niks aan’.”
Is er een gevaar dat het conflict ontspoort?
“Niet direct, op voorwaarde dat we dat beter uitleggen aan de atleten. Het voorbeeld van het voetbal steekt natuurlijk de ogen uit en daarom moeten we wijzen op het verschil tussen een waardengedreven organisatie als het IOC en een door winst gedreven eventorganisator.
“De Olympische Spelen hebben waarden als universaliteit en solidariteit. Vooral de nationale olympische comités en de internationale bonden moeten dat uitleggen. In sommige landen gebeurt dat al en is er ook geen discussie over Rule 40. Neem nu Australië. Daar hebben we een contract met de atleet: dit krijg je en dit moet je doen. En is er geen protest.”
Regel 50 zegt dan weer dat het olympische stadion geen podium mag zijn voor uitingen van niet-sportieve meningen. Dus de zwarte mensenrechtenactivisten Tommie Smith en John Carlos van Mexico 1968 zouden opnieuw worden uitgesloten?
“Daar ga ik niet over speculeren, maar de atletencommissie heeft heel duidelijk gesteld dat een vorm van protest in het stadion een gebrek aan respect is voor de andere atleten en ook ingaat tegen de verbindende kracht van de Spelen. Er zijn genoeg momenten, ook op de Spelen, om een punt te maken. Ik denk maar aan persconferenties.”
Een ander conflict dat in de verte als een wolk boven het olympisme hangt, is de Russische kwestie na de opeenvolgende dopingbeschuldigingen en de vier jaar schorsing door het Wereldantidopingagentschap.
“Dat is een makkelijke: dat dossier is in handen van het Arbitragetribunaal voor de Sport (TAS) hier in Lausanne, want de Russen zijn tegen hun schorsing in beroep gegaan. Afwachten wat die beslissen.”
Ik noem een paar namen: Lamine Diack, voorzitter atletiek in de gevangenis, Sepp Blatter, voorzitter FIFA en afgezet, Ahmad al- Sabah, IOC-lid en geroyeerd, Tamas Ayan, geschorst als voorzitter van de gewichtheffersbond. De bobo’s liggen onder vuur.
“Misschien moeten we eerst eens nagaan wanneer de feiten zich hebben voorgedaan die deze mensen ten laste worden gelegd. U laat het toch niet uitschijnen alsof dat te maken heeft met mijn voorzitterschap? ”
Neen, dat is eerder een kwestie van toevallige timing, maar hun problemen zijn wel begonnen na uw aantreden in 2013 als voorzitter, dus kreeg u ermee te maken.
“Ik ben blij dat u dat zo stelt. We hebben ondergaan wat er in het verleden is misgegaan en we hebben nieuwe regels opgesteld. Met de Olympic Agenda 2020 hebben we een pagina omgedraaid. Ons systeem van corporate governance zowel op het niveau van het IOC als op dat van de sportbonden is veranderd.”
U bent in 1991 samen met Rogge lid geworden van het IOC. U moet toch hebben gezien dat het niet allemaal koosjer verliep?
“U zei daarnet dat ik niet verantwoordelijk was, zegt u nu iets anders? (lacht) De namen die u noemt, zaten in hun sportbonden en wat binnen die bonden allemaal gebeurde, was een interne aangelegenheid waar ik en mijn collega’s in het IOC geen zicht op hadden.
“Toen we vernamen wat Lamine Diack had gedaan in die dopingzaken (Russen werden niet positief verklaard als ze de atletiekvoorzitter betaalden, HV), ben ik erg geschrokken.”
Wat doen we in Tokio met Iran dat zijn atleten belet tegen Israëlische atleten uit te komen?
“Zoals we nu hebben gedaan, simpel: elke discriminatie om welke reden ook, is verboden. De Iraanse judoka die niet tegen een Israëli mocht vechten op het voorbije WK, heeft onderdak gekregen in Mongolië en die hebben we de toestemming gegeven om meteen voor Mongolië uit te komen in Tokio.
“Die zaak zit ook nog voor het Arbitragetribunaal voor de Sport (TAS) omdat Iran dwars ligt, dus daarvan moeten we nog het resultaat afwachten. Het is in dit geval een beetje zoals met de Russen. Men vraagt nu om de hele Iraanse ploeg uit te sluiten, maar daar ben ik tegen. We moeten zoeken naar de gepaste sanctie zonder dat atleten die geen schuld treft sportief in gevaar komen.”
Kan u ook eens uitleggen wat de Duitse pers tegen u heeft? Zoals u wordt aangepakt, dat is nogal wat. Wij waren milder met Rogge, hoor.
(zucht) “Ik weet niet hoe dat komt. Voor een aantal onder de Duitse journalisten – niet allemaal, gelukkig – heb ik de laatste vijftien, twintig jaar geen enkele correcte beslissing genomen. Dat is natuurlijk belachelijk en daarom zal ik mij pas zorgen maken als ze ooit vinden dat ik iets góéd heb gedaan.
“Ze doen maar. De tijd dat ik daar mee zat, is gelukkig voorbij.”
U heeft nu al 20 miljard dollar vast door sponsoring en tv-gelden voor de komende jaren. Dat is een mooie basis voor een herverkiezing in 2021.
“De beslissing – of ik voor nog eens vier jaar ga – zal ik tegen het einde van dit jaar moeten nemen, zes maanden voor de verkiezingen.”
Het ergste wat mij ooit is overkomen dat in de buurt komt van technisch werkloos zijn, zoals nu, is vastzitten op Lanzarote ten tijde van die IJslandse vulkaan met die rare naam. Een dag of vijf extra vakantie, extra trainingen, extra zon. Een olympisch zwembad voor ons alleen, de wegen vrij om te fietsen, restaurants die blij waren ons te zien want de klassieke toerist durfde zijn hotellobby niet meer uit, vijf dagen was al bij al aan de korte kant. De voorjaarsconditie is dat jaar nooit zo goed geweest. De professionele moraal was minder want ik heb toen ook Flat Earth News van Nick Davies uitgelezen.
Dit is anders dan wat vulkaanstof dat moet gaan liggen vooraleer vliegtuigen kunnen vliegen. Dit lijkt op oorlog. Denk ik. Ik zou het niet weten. Ik ben wel ooit op een plek geweest waar oorlog woedde en later ben ik daar teruggegaan toen de oorlog gedaan was. Dat was Sarajevo en een plaatselijke collega zei: “Het eerste wat stopt in tijden van oorlog is sport. Het eerste wat opnieuw begint, dat is ook sport.” Zullen we daar maar op hopen dan?
Er zijn wel nog zekerheden. De olympische vlam is donderdag in brand gestoken op Olympia, dat is op de Peloponnesos. In aanwezigheid van de voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité, Thomas Bach, nog wel. Die heb ik maandag nog gezien samen met een Franstalige collega (zie het verhaal in Zeno). Moeilijk is dat niet: ze rijden van Lausanne in een busje naar Genève, wassen hun handen, gaan aan boord van een ontsmette privéjet en landen in Athene of Kalamata en rijden dan in een konvooi naar de plek waar voor het eerst georganiseerd werd gesport. Noblesse oblige.
Na het interview maandag heb ik toch nog de hand uitgestoken met de melding: “Ik ben een Belg, het valt bij ons reuze mee en we hebben nog geen doden.” Hij aarzelde geen moment en er volgde een ferme handdruk. Een goeie kennis die ik op het vliegtuig trof, was al minder happig.
Daarna ging het snel. Woensdag kreeg ik een berichtje dat mijn afspraak voor donderdag met een speler van een bekerfinalist (verhaal voor volgend weekend) niet doorging. Alle externe contacten worden vermeden. Eergisteren dan het mailtje over de benefietrit voor Kom op tegen Kanker waaraan ik zou deelnemen: afgelast. Niet duidelijk of dat te maken had met de schrik die bij deelnemers in de darmen is geslagen om in een pelotonnetje te rijden met in ons midden misschien wel een superverspreider, dan wel met het levensgevaar verbonden aan het eten van stoofvlees met frieten achteraf. Gisteren werd een Nachtwacht opgenomen over de uitwassen van het voetbal: opgenomen, maar nog niet uitgezonden, dat wordt 3 april. Misschien.
Dit zijn interessante tijden voor studenten die nog verlegen zitten om een thesisonderwerp. Afgezien van de voor de hand liggende mediagerelateerde werktitels zoals ‘welke wetenschapper heeft het meest uit zijn nek geluld?’ of ook ‘hoe de verschillende media de risico’s hebben (over/onder)belicht’ denk ik dat er voor sportwetenschappers een hele mooie opportuniteit in zit: een bevraging van de topsporters naar hun trainingsarbeid met als titel ‘trainen in tijden van corona’.
Zwemmers moeten vrezen voor hun trainingen. Als ze besluiten ook de Wezenberg in Antwerpen te sluiten voor de elites, moeten we vrezen voor het Belgisch zwemmen op de Olympische Spelen. Nu het hier zo zwart op wit staat: als ze die niet sluiten ook. Voor de fysiologische (buiten)sporten is er in principe geen probleem. Lopers kunnen hun schoenen aantrekken en zonder een mens tegen te komen zich in het ontluikende lentegroen klaarstomen voor wat dan ook. Idem voor fietsers, zolang ze niet aangestoken zijn of in quarantaine zitten op een kamer zoals die arme renners in Abu Dhabi.
Boeiend is hoe ze deze weken die trainingsarbeid invullen, hoe ze wedstrijdintensiteit simuleren, of ze korte dan wel lange blokken trainen, veel uren traag rijden afwisselend met bijzonder intensieve trainingen. Wie in de buurt van bergen woont, heeft alvast een voordeel. Als ik een wielerteam was, ik liet mijn renners screenen op het virus en ik zorgde voor een virusvrije centrale stageplek. De wielerteams hebben net het omgekeerde gedaan en halen iedereen terug.
Competitie simuleren zonder oefenduels en toch klaar zijn voor als de competitie weer op gang komt, dat is dé uitdaging van teamsporten. Voor een voetbalteam – weer op voorwaarde zonder besmette speler in het midden – is deze coronacrisis na de winter het ideale moment om de conditie bij te spijkeren, de pijntjes te verzorgen en zich op en top klaar te stomen voor de play-offs. Als die tenminste doorgaan. Zo niet voor het nieuwe seizoen.
De opstand van de kop: activisme of nieuw hooliganisme?
Een deel van de Bayern München-aanhang toont een beledigend spandoek gericht aan Hoffenheim-eigenaar Dietmar Hopp.Beeld AFP
Elkaar de hersens inslaan in het stadion? Te veel camera’s en te veel stadionverboden. Daar buiten? Zo jaren tachtig, maar het kan nog wel een enkele keer. De nieuwe vijanden van supporters zijn het clubbestuur, de voetbalbond en het systeem.
Vandaag om halfvier speelt Schalke 04 thuis. De bezoekende club is TSG 1899 Hoffenheim. Voor beide ploegen zijn titel of degradatie ver weg en Europees voetbal zit er ook niet meer in, toch is dit geen eindeseizoenswedstrijd. Als Hoffenheims teameigenaar Dietmar Hopp opnieuw voor ein Hurensohn wordt versleten, stappen de Schalke-spelers van het veld, zo hebben ze laten weten. Bij de Deutscher Fussbal-Bund houden ze hun hart vast want net als die van Hoffenheim-Bayern vorig weekend zullen ook die beelden de wereld rond gaan. Wat de uiteindelijke bedoeling is.
De fans in Gelsenkirchen hebben een reputatie als het gaat om nietsontziende harde acties. Vorig jaar nog in de gewonnen derby tegen Dortmund vroegen ze om de vrijlating van Sergej Wenergold. ‘Eine Bombenidee’, stond er op het spandoek, laat Wenergold vrij. Wenergold was de aanslagpleger (met bommen) op de bus van Borussia Dortmund die in april 2017 op weg was naar het stadion voor de kwartfinale van de Champions League. Niet eens een Borussen-hater van een andere club maar gewoon een gast die opties had gekocht en hoopte dat het aandeel van de BvB uit Dortmund zou kelderen na de aanslag. Er hadden toen doden kunnen vallen. Wenergold kreeg veertien jaar.
Spelers die het oneens zijn met hun harde kern, het is nog al gebeurd. Maar de eigen fans het voetbal afnemen, dus hun klanten het product ontzeggen waarvoor ze hebben betaald, is zelden of nooit vertoond. Toen op de vorige speeldag Hopp door de Bayern-aanhang in schrift en gezang werd uitgemaakt, waarop de wedstrijd twee keer werd gestaakt en de spelers bij een 0-6 stand weer op het veld kwamen, speelden ze uit protest de bal naar elkaar, dertien minuten lang. Al die tijd stonden de golfbuddy’s en clubvoorzitters Dietmar Hopp (Hoffenheim) en Karl-Heinz Rummenigge (Bayern) schouder aan schouder aan de rand van het veld naast elkaar, verenigd tegen de vijandige fans in de tribune. Rummenigge wilde zelfs het handje vasthouden van Hopp, maar de zevende rijkste Duitser leek dat net iets te melig te vinden. Hopp was zichtbaar geëmotioneerd door de solidariteit. Rummenigge was nadien hard voor zijn fans: “Die idioten zijn het lelijke gezicht van Bayern. Dit moet ophouden.”
Een omhelzing tussen Dietmar Hopp (links, Hoffenheim) en Karl-Heinz Rummenigge (Bayern).Beeld Revierfoto/dpa
Die strenge veroordeling vanuit het bestuur heeft een achterliggende reden. De actie van de Bayern-aanhang – en naar wordt gevreesd ook van de andere harde kernen dit weekend – is een zelden geziene solidariteit tussen de ultra’s van het Duitse voetbal. De directe aanleiding was de collectieve straf voor de fans van Dortmund voor identieke beledigingen aan het adres van Hopp. Na een eerste voorwaardelijke straf werd die na nieuwe spreekkoren omgezet in effectief: drie keer op rij mag Borussia geen fans meenemen naar Hoffenheim. De verontwaardiging over die collectieve bestraffing – een extreme belediging voor ultra’s en andere harde voetbalfans – overstijgt nu de onderlinge voetbalhaat. Plots is het solidaire gevecht tegen het voetbalbestel belangrijker dan de wederzijdse haat.
Dit gaat voorlopig niet weg. Eintracht Frankfurt speelde woensdag de kwartfinale voor de Duitse beker tegen Werder Bremen en de fans van de Nordwestkurve hadden een originele banner. Eerst ontrolden ze de tekst ‘Dietmar Hopp du Sohn einer…’ en toen iedereen het vervolg hoer verwachtte, kwam er ‘Mutter’.
50+1-REGEL
Dit Duitse verhaal past in een bredere Europese beweging met uitlopers tot in onze pintjesliga, maar is binnen de Duitse context in eerste instantie terug te voeren op de harde supporterskernen die hun macht niet beknot willen zien door externe investeerders. Die macht van de fans in Duitsland is eerder symbolisch verankerd in het 50+1-principe. In voetbalclubs, hoe groot en hoe rijk ook, moet de meerderheid van de aandelen worden gecontroleerd door de clubleden.
Uitzonderingen daarop zijn de traditionele fabrieksclubs zoals Bayer Leverkusen en VfL Wolfsburg, dat in handen is van Volkswagen. Maar ook – en daar knijpt het schoentje – 1899 Hoffenheim. Die club is als een komeet door de Duitse voetbalafdelingen naar omhoog geschoten met dank aan het grote geld van softwaremiljardair Dietmar Hopp. Dat hij een uitzondering kreeg op de 50+1-regel had te maken met zijn verleden als jeugdspeler en zijn reputatie als ethisch bedrijfsleider en mecenas in de lokale gemeenschap.
Critici zeggen dat hij via het voetbal zijn familieverleden wil compenseren. Vader Hopp was een Duitse militair die in de Tweede Wereldoorlog overijverig tekeer ging in de opsporing en deportatie van Joden in Hoffenheim. Of dat is gelukt, is niet helemaal duidelijk. Op een totaal ander vlak is het alvast een hele verwezenlijking dat de club Hoffenheim niet langer afhankelijk is van het geld van Hopp. Vorig jaar hadden ze 50 miljoen euro over op de transferbalans.
Wat er ook van aan is, de fans van de Traditionsvereinen zoals Bayern, Borussia of Schalke 04 willen van dat kunstmatige Hoffenheim en hun Dietmar Hopp niet weten. Ook van RB Leipzig trouwens niet, want die club is in handen van Red Bull en eigenaar Dietrich Mateschitz. Hoewel de 50+1-traditieclubs evengoed worden gefinancierd door multinationals en nog actiever zijn in het miljoenenspel van de spelershandel, zien hun fans in Hopp en Mateschitz de verpersoonlijking van het moderne voetbal waarin geld een allesbepalende rol speelt.
AMF
Het Duitse voorbeeld is een illustratie van de steeds grotere kloof en de daaruit volgende machtsstrijd tussen de fans enerzijds en clubeigenaars en -besturen anderzijds. Het is voor alle duidelijkheid de fan die ongelukkig is, niet het clubbestuur. Die zijn zich van geen kwaad bewust, behalve dat ze in hun maag zitten met de onvoorspelbaarheid en koppigheid van hun harde kernen.
De Schickeria’s, de bekendste ultra’s in de Südkurve van Bayern met wie Rummenigge nu in een conflict is verzeild, zijn overigens een buitenbeentje. Waar nogal wat Italiaanse en enkele Duitse ultragroepen een uitgesproken rechtse signatuur hebben, manifesteren veel andere Duitse ultra’s (onder wie de Schickeria’s) zich als antiracistisch, antifascistisch, pro een menselijke opvang van vluchtelingen, maar zijn ze evengoed gekant tegen het afbouwen van de 50+1-regel. En zeker tegen Hopp. Hun laatste actie was het kapittelen van het Bayern-bestuur toen bekend raakte dat het team op winterstage zou gaan naar Qatar.
Ze passen perfect onder de noemer against modern football of AMF. Ryan Kelly vat die soms naïeve stroming op goal.com zo samen: “AMF is een een breed gedragen internationale beweging tegen de vermarkting van voetbal waardoor supporters consumenten zijn geworden en het spel een product. Tegen het moderne voetbal betekent tegen een verhoging van de ticketprijzen, tegen stadions met alleen zitjes, tegen de gentrificatie en de daarmee gepaard gaande verdrijving van de lagere klassen en eigenlijk tegen alle beperkingen die fans krijgen opgelegd.”
Supportersprotest bij PSV Eindhoven.Beeld ANP/VI Images
Een van die beperkingen betreft de pyrotechniek, alles wat een stadion letterlijk in vuur en vlam kan zetten, zoals Bengaals vuur, rookbommen, fakkels en vuurpijlen. Die worden steeds vaker verboden en kunnen leiden tot zware straffen. No pyro, no partyis de bijpassende slogan.
Stadionverboden vinden ze bij AMF ook maar niks. Nieuwlichterijen als de VAR worden gezien als een aanslag op hun fandom en als zelfverklaarde laatste hoeders van het echte voetbal eisen ze te worden geraadpleegd in het beslissingsproces. In Nederland was begin dit seizoen het hevigste protest te horen tegen 20 uur als aanvangsuur op zondagavond. ‘Tegen zondag 20.00 uur, Against Modern Football’, zo stond het op een spandoek in het PSV-stadion, waar de fans de eerste twintig minuten stil bleven.
DE ULTRA’S
Ultra’s zijn niet te verwarren met hooligans. Die laatsten zijn bekend van de wilde jaren tachtig en negentig, toen terreininvasies en vechtpartijen in de tribunes schering en inslag waren.
Het begrip ultra is voor het eerst gebruikt in 1969, toen de harde kern van Sampdoria Genua zichzelf tot de Ultras Tito Cucchiaroni omdoopten, gevolgd door de fans van Torino die de Ultras Granata werden. Ultra’s zijn overal en zijn altijd bekend voor hun pyrotechniek, tifo’s (spandoeken soms over een hele tribune), gezangen, trommels, en andere sfeerelementen. Overal in het voetbal, behalve in een stadion in de Premier League, waar vlaggen, vlaggenstokken, vuur en aanverwanten helemaal verboden zijn en een opgestoken vinger of een scheldwoord al heeft geleid tot een stadionverbod wegens ‘aanzetten tot haat’.
De eerste Belgische ultragroep dateert van 1996: de Ultras Inferno op Sclessin, de thuishaven van Standard de Liège. Die zijn berucht van de tifo in januari 2015 met de onthoofde Steven Defour, toen hun ex-speler met Anderlecht op bezoek kwam. In Vlaanderen was Genk eerst in 2002 met de Drughi Genk. Zelfs STVV en Eupen zouden tegenwoordig ultra’s hebben. Een kenner van het Belgische supporterslandschap is niet overtuigd: “Met uitzondering van Standard gaat het om copycatgedrag, na-apen wat in de grote landen gebeurt. Er zit niet echt een maatschappijkritische boodschap achter.”
Over de subcultuur van de ultra’s in de Lage Landen en daarbuiten lees je op de Nederlandse site indehekken.net. Kort na de gebeurtenissen in Duitsland van afgelopen weekend hadden ze al een prima geschreven en goed gedocumenteerd achtergrondverhaal.
Hun mantra is ‘Start de normalisatie’, een ietwat cryptische en alleen door insiders begrepen eis om als normaal te worden behandeld en niet langer voor het minste vergrijp en zeker niet collectief te worden bestraft. In België kregen ze trouwens een medestander in advocaat en Beerschot-ondervoorzitter Walter Damen. Waar de meeste bezoekers van voetbalstadions vinden dat niet streng genoeg kan worden opgetreden tegen misdragingen, pleitte Damen in een open brief het omgekeerde: “De supporter moet moeder Teresa en Gandhi in één persoon zijn. Het wordt tijd de supporter te respecteren in zijn emotionaliteit.”
Een standpunt dat lijkt op dat van de Inter-fans die hun eigen spits Romelu Lukaku ter verantwoording riepen toen hij de oerwoudgeluiden bij Cagliari als racistisch bestempelde. “Neen, Romelu, in Italië is dat geen racisme. Dat is destabilisatie.”
De Ultras Inferno op Sclessin, de thuishaven van Standard, kwamen in opspraak met deze tifo over oud-speler Steven Defour.Beeld AP
Bij KAA Gent weten ze nu ook beter. In de hoop de sporthalsfeer in de Ghelamco Arena wat meer des voetbals te maken en op vraag van de harde jongens (en meisjes) van Ultras Ghent, Buffalo Indians en Banlieue Gantoise werd in samenspraak met de supporterskoepel Armada Ganda een sfeervak gecreëerd in het midden van Tribune 2. Er kwamen vergaderingen aan te pas. Waar de club had verwacht dat de fans met inspraakideeën zouden komen, bleef de inbreng beperkt tot ‘we willen de Buffalomars terug’ (en de Gentse versie van ‘Nessun Dorma’ in de vuilbak) en ‘we willen katrollen om tifo’s te kunnen uitrollen’. Sinds dit jaar lijkt het centrale gedeelte van Tribune 2 in de Ghelamco op alle andere vakken of bochten met harde kernen: zwarte kledij en vooral geen clubkleuren want dat is niet zoals het hoort. Wie een sjaal van een club koopt, aldus het verhaal, steunt de commercialisering.
Dat je met harde kernen dreigt een hand kwijt te spelen als je hun een vinger geeft, heeft KAA Gent inmiddels ook geleerd. Op zowat alles werd toegegeven en de enige eis daartegenover was: gedraag jullie te allen tijde conform de voetbalwet. In Mechelen op 1 februari ging het mis toen vuurpijlen vanuit het Gentse uitvak op het veld belandden. De club strafte de overtreders, waarop verontwaardigd werd gereageerd. De reactie liet niet op zich wachten: op 7 februari, toen Anderlecht op bezoek kwam, bleef het sfeervak met harde jongens de eerste twintig minuten muisstil en stonden de hardste kernen met de rug naar het veld. Het leidde tot een ietwat akelige sfeer. De spelers misten iets en in Tribune 2 keerden de andere fans zich tegen de saboteurs. Ze zongen: “En laat uw ploeg maar in de steek”, wat verhitte discussies en opstootjes veroorzaakte.
Het copycatgedrag waarvan eerder sprake, manifesteerde zich in een spandoek met daarop ‘Start de normalisatie’. Niemand in het hele stadion begreep waar het over ging. Om het clubbestuur helemaal hoorndol te maken en erop te wijzen dat zij de club zijn en zich aan geen regels houden, werd vorige week bij het bezoek van AS Roma een straatgevecht tegen de Italianen uitgelokt. De geëigende socialemediakanalen deden de rest: de Gentse ultra’s, tot dan niet voor echt aanzien, bestaan.
Waarschuwing aan de bevolking, meer in het bijzonder de sportfans/sportjournalisten, en speciale aandacht voor topsporters op rust: er is een nieuw, zeer krachtig en uiterst besmettelijk virus op ronde. Het wordt niet alleen overgedragen door druppels die vrijkomen bij niezen, zoenen, handjes schudden en/of onoordeelkundig snuiten van de neus. Ook te veel naar het tv-nieuws kijken of te veel gazetten lezen is gevaarlijk voor de verspreiding.
Hysterie loert om de hoek, maar het goeie nieuws is: je gaat er niet van dood. Sporters op rust die zijn aangetast door het CB-virus beginnen onder hoge koorts te geloven in het waanidee van een comeback op late leeftijd en riskeren hun imago en carrière te compromitteren. Sportjournalisten die besmet raken, krijgen last van een onweerstaanbare drang om over die comeback te berichten. Zij steken op hun beurt de sportfans aan, die in extase geraken.
Patiënt zero was Kim Clijsters. Haar incubatie dateert al van vorige zomer. Ze is niet doodgegaan, maar ze is ook niet bepaald springlevend, toch niet als tennisspeelster. Van de week moest ze in Monterrey tegen iemand die door blessures een hele tijd niet had gespeeld en die haar laatste wedstrijd had gewonnen in september van vorig jaar. Kansloos verloren. De journalisten die erbij waren, hielden zich een beetje in. Proxy bias heet dat. Hoe dichter bij je onderwerp, hoe groter het mededogen. Journalisten meesturen met een tennisspeelster zonder ranking en na twee kleine toernooien nog steeds zonder was misschien niet de meest correcte sportjournalistieke inschatting.
Iedereen heeft recht op een comeback. Muhammad Ali zijn eerste was meteen raak. Zijn tweede was al minder geslaagd. Zelf kreeg ik ooit kippenvel van die van Johan Cruijff, die op 34-jarige leeftijd een wereldgoal scoorde in Ajax tegen Haarlem, een boogbal over het hoofd van Edward Metgod. Op 19 maart 1995 was ik erbij in de Market Square Arena in Indianapolis, toen de 31-jarige Michael Jordan na anderhalf jaar honkballen zijn comeback vierde in de NBA. “Hoewel het nog even te gaan is tot Pasen, is dit de grootste verrijzenis sinds Jezus Christus”, schreef ik toen, en daar was geen woord van gelogen. Later heb ik ook de derde comeback van Jordan in Washington aanschouwd. Af en toe deed het pijn aan de ogen.
Daarom geloof ik niet in Kim III. En ook niet in Tom II. Voor wie deze week onder een steen zat, bij Studio Brussel zei Tom Boonen onomwonden dat als hij terug wil komen, hij niet te lang moet wachten want hij wordt dit jaar 40. Getrouwen van weleer hebben het gerucht bevestigd: hij wil weer koersen. Die getrouwen hebben hem dat afgeraden.
Er is een wet in de sport: hoe groter het belang van de fysiologie, des te kleiner de kans op een succesvolle comeback. Omgekeerd: des te meer een sport berust op techniek, tactiek en skills, hoe groter de kans op succes bij een terugkeer. Tennis is een skillsport. Was Clijsters een wielrenster, ze zou op de eerste brug worden gelost en daar hoeft geen verdere uitleg bij. Ze tennist evenwel en ze raakt, naar men zegt, de bal nog af en toe zoals vroeger. Dat volstaat om spelletjes te winnen.
Wielrennen heeft niks vandoen met spelletjes en skills. Wielrennen is een fysiologische afrekening. Als Boonen weer wil koersen, kan dat ten vroegste volgend voorjaar. Een renner van 40 hoeft niet versleten te zijn, maar een burger van 40 die op 36,5 stopte nadat hij het laatste jaar meer viel dan won en die vervolgens niet bleef trainen zoals een wielrenner, dat is een ander verhaal.
De voormalige entourage van Tom Boonen is er alvast niet gerust op. Boonen heeft al meermaals laten verstaan dat het hem zwaar valt, dat gemis aan aandacht, dat niet langer het centrum van de wereld zijn, dat al te rustige leventje met het gezinnetje in de week en die racekarretjes in het weekend. Als deze comeback doorgaat, lijkt hij net als die andere sterk op aandachtszoekerij, wat vreemd is voor iemand die zich in de laatste jaren van zijn wielerbestaan behoorlijk afschermde. Ongetwijfeld volgt nu al een productiehuis zijn Spaceride, zoals de Spacewalk van Clijsters.
Een comeback in het wielrennen is om nog een reden anders dan in het tennis. Wielrennen is de gevaarlijkste sport en is Boonen dan vergeten dat hij op het laatst meer viel dan won, met een schedelbasisfractuur in de herfst van 2015 erbovenop? Stel je voor dat dit niet goed afloopt. Dat wens je geen mens toe. Al is het wel goed voor de aandacht. Voor je het weet staat er weer een ander productiehuis klaar voor een beklijvende serie, docu en bijpassend boek.
Antwerpse Ghanees had gekund. Of Belg met Ghanese roots. Dan hadden we ook al veel geweten en daaruit veel kunnen afleiden, zoals zijn huidskleur, als die er al toe doet. Maar neen, een pipo/pipa schreef zaterdagavond in een wedstrijdverslag van Waasland- Beveren tegen Anderlecht doodleuk “de kleine kleurling” toen hij het over de prestatie van de getalenteerde buitenspeler van Anderlecht had die, toeval of niet, een behoorlijk donkere huid heeft.
Jérémy Doku tweette het stukje met de melding dat hij geschokt was en het hek was van de dam. De schrijver van het beladen woord kleurling moest worden gevierendeeld of – nog erger – worden gevoederd aan Unia. Aldus de sociale media. Excuses moesten ook. Niks daarvan: tenzij de steller lid is van Bloed & Eer en/of Schild & Vrienden is dit een stommiteit en volstaat een tik op de vingers, uitschelden voor onnozelaar (m/v) en vooral dat woordgebruik snel corrigeren. Dat gebeurde ook: kleine kleurling werd kleine dribbelaar.
Met ‘kleurling’ zitten we in het officiële (Zuid-)Afrikaans woordgebruik ten tijde van de apartheid. Dat was dom en het was vooral overbodig. Nog niet zo heel lang geleden ging een voorganger van Doku op die linksbuiten dood en dat was een hele bleke blanke, een witte zouden ze nu zeggen. Hij heette Rob Rensenbrink.
Om het plaatje helemaal compleet te maken en toch even historisch te kaderen: toen Rensenbrink uit België vertrok om in de VS wat uit te bollen, had Standard net een dribbelaar van Ajax aangetrokken. De Molukker Simon Tahamata speelde in september 1980 Club Brugge op eigen veld in de vernieling. Het werd 1-7. Een dag later verscheen in Het Volk een verhaal met als kop ‘Het zwarte diertje’.
Wat heeft wat hier voor staat nu te maken met het titeltje van deze column, met Bashir Abdi? Welnu, dat ras, genen en roots in de biologische betekenis van deze woorden in voetbal minder doorwegen dan de sociale context. Het is niet omdat Doku zwart en Ghanees is dat hij zo goed kan voetballen. Wellicht heeft hij geen nadeel ondervonden van zijn West-Afrikaanse roots, maar is het toch eerder zijn opgroeien op de pleintjes in Borgerhout dat van hem de voetballer heeft gemaakt die hij nu is.
Helemaal anders ligt dat in puur fysiologische sporten. Neem nu Abdi, die zijn eigen Belgisch record op de marathon heeft verpulverd: 2u04:49, dat verdient een diepe buiging. In twee jaar tijd heeft hij zes minuten afgehaald van zijn pr. Dit is een fenomenale progressie met wellicht meerdere oorzaken.
Ten eerste, de accumulatie van trainingen. Hij zat weer lang op hoogte en heeft naar verluidt wat anders getraind, niet duidelijk of dat nog samen met Mo Farah was. Indien niet, omdat Farah vol voor de olympische medailles op de atletiekbaan gaat, heeft dat meegespeeld.
Ten tweede, de schoenen. In tegenstelling tot Koen Naert, die overstapte naar Asics, is Abdi op Nike blijven lopen. In Tokio liep hij op de Next%, de tweede versie die een carbonplaat in de zool heeft zitten. De Alphafly, ook goedgekeurd, wordt wellicht iets voor de olympische marathon.
Ten slotte, waarmee we bij de biologie zijn aanbeland, is er zijn aangeboren talent voor de lange afstand. Daar moeten we eerlijk in zijn: Bashir Abdi uit Nieuw Gent heeft met zijn Somalische genen en roots een voordeel op eender welke Gentenaar pakweg geboren uit blanke Gentse ouders aan de Brugse Poort. Hij zette op de all-time ranking in Tokio de zeventigste prestatie ooit neer. De eerste witte atleet en eerste Europeaan is de Noor Sondre Nordstad Moen met 2u05:48 op plaats 176. 490 van de 500 snelste marathons zijn gelopen door Afrikanen.
Daarom zou het wijs zijn om het concept Europees record in deze context te laten vallen, want nu krijg je een hele vreemde ranglijst die wordt aangevoerd door de Turk Kaan Kigen Özbilen, die geboren is als Keniaan en Mike Kipruto Kigen heette. De tweede en derde op die lijst zijn Bashir Abdi en Mo Farah, een Belg en een Engelsman met twee Somalische ouders.
Somaliër, Belg, Gentenaar, wereldburger, whatever, Bashir Abdi is in de eerste plaats een topatleet en ook nog eens een goed mens, nooit te beroerd om terug te geven aan de gemeenschap die hem heeft opgevangen. België mag blij zijn met deze topper en is meteen een olympische medaillekandidaat rijker. Bepaald verheugend was hoe Abdi tot deze toptijd kwam. Hij liep helemaal geen vlakke marathon en versnelde nog aan het eind. Dat moet nog sneller kunnen en laat het beste verhopen voor de olympische marathon in Sapporo.