Club Brugge/Union kampioen
Geen enkele niet-betrokken voetbalfan die Union naast de beker ook niet de titel gunt. Als Union tenminste weer boven water komt. Eén randbemerking evenwel. Een kampioen in buitenlandse handen zou een primeur betekenen voor het Belgische voetbal en dat scenario moet zich niet te veel herhalen.
Hoewel Union Saint-Gilloise voorbeeldig wordt geleid, blijft de interesse van een Engelse gokbaas in de derde club van de hoofdstad van de tiende Europese voetbaleconomie een bijzonder vreemd fenomeen waarvan we misschien nog het laatste niet hebben gezien.
In het scenario waarbij Union niet opnieuw boven water komt, bijvoorbeeld door vanavond te verliezen in Brugge, is het te hopen dat Club Brugge kampioen wordt.
Niet Anderlecht, en wel hierom. In een poging om weer bij de mensen te horen heeft de club van Marc Coucke, Wouter Vandenhaute en co. alle mogelijke financiële regels aan de laars gelapt en ze mag daar niet voor worden beloond. Ooit wel. Nu nog niet.
Ze hebben geprofiteerd van de covidversoepelingen rond de financiële fair play en nog werden ze op de vingers getikt door de UEFA. Anderlecht kampioen zou anders wel symbolisch zijn voor de staat waarin het Belgische voetbal zich bevindt. Na Antwerp zou voor het tweede jaar op rij een team kampioen worden dat de financiële regels heeft overtreden en daarvoor is beboet. Het lijkt hier verdorie wel de Premier League.
Club Brugge daarentegen heeft gekleurd binnen de lijntjes van het Belgische voetbalbestel. De tering werd altijd naar de nering gezet en omdat de nering oké was verbeterde ook de tering.
In het westen van Brussel heerst de overtuiging dat Club in het gat is gesprongen dat Anderlecht heeft laten vallen. Onzin. Club is na de overname door Bart Verhaeghe en de komst van Vincent Mannaert een eigen ambitieuze koers gaan varen, zonder omzien naar welke andere club dan ook.
De bewering dat Club het Bayern van België zou worden (tien keer op rij kampioen, dan een keertje niet en dan weer een serietje) is ooit in deze kolommen geponeerd. Het was een fout om geen rekening te houden met twee fundamentele aspecten van het voetbalspel.
Eén: dat behalve de vijf kapitaalkrachtigste clubs van de wereld elke andere club haar toptalenten vroeg of laat moet verkopen en als het niet van moeten is, dan is het van willen. Zo ook Club Brugge, dat met zijn dikke portemonnee dacht in de betere spelerssupermarkten te moeten winkelen maar daar merkte dat niet alles in de Delhaize beter is dan in de Lidl.
Twee: dat het nog altijd gaat om voetbal, het meest oneerlijke spel dat de mens heeft uitgevonden. De beste wint niet altijd en de beste wordt ook niet altijd kampioen.
Als Club dit jaar alsnog kampioen wordt, dan heeft het dat te danken aan het unieke Belgische competitieformat, meer in het bijzonder aan de halvering van de punten na de reguliere competitie. Club heeft in de vijftien jaar van het bestaan van de play-offs vijf keer de titel gepakt, en daar kan een zesde bij komen. (Anderlecht is de tweede beste play-offclub met vier titels.)
Nooit heeft Club een titel verloren door de halvering van de punten en dit jaar dreigt het er een te winnen. Union had negentien punten voorsprong aan het einde van de dertig wedstrijden. Zonder halvering waren die niet meer bij te halen.
Toch blijft Club zeuren over die halvering terwijl het er nota bene zijn voordeel mee doet. Erger nog is dat het alles op een hoop gooit: de halvering, het principe van play-offs, de overdaad aan wedstrijden, het zwaartepunt van de nationale competitie dat samenvalt met dat van de Europese competities.
Dat laatste argument is compleet van de pot gerukt. Spanning tot op het laatst is juist de bedoeling van een competitie en als je wilt meedoen aan twee competities zijn dat de gevolgen.
De play-offs zijn de beste vinding ooit van het Belgische voetbal. De halvering van de punten ook, omdat daarmee zelfs een ploeg die zich pas op het laatst verzekerd wist van de kampioenenplay-off (Club Brugge, jawel) toch nog meedoet om de titel.
De overdaad aan wedstrijden is simpel op te lossen: een competitie met veertien of zelfs twaalf ploegen, meer heeft België niet nodig.
Het argument Europa is een vals argument. Europees voetbal en de inkomsten uit die competitie, ook die van de spelershandel, zijn voorbehouden voor een handvol ploegen. Dat is nefast voor het competitieve evenwicht van de nationale competitie. Die moet altijd de prioriteit krijgen, zeker met die jaarlijkse 200 miljoen euro aan lastenverlagingen.