Column Spannende Sport in De Morgen van dinsdag 30 mei 2023

Spannende sport

De aantrekkingskracht van sport als amusement is tweeledig. Voor de fans is dat in de eerste plaats de connectie met de sporter, of met het team. De fan is een supporter, hij/zij ondersteunt de sporter of het team in gedachten, gedragingen en gebeden. Het fandom – niet zelden met de nadruk op het tweede deel van die samenstelling – kent hoogtes en laagtes en die zijn onlosmakelijk verbonden met de prestaties.

Een fan wil niet liever dat zijn/haar held of verzameling helden de tegenstand verplettert, opeet, vernedert. Totale dominantie van de ander geeft de grootste voldoening. Ik was Merckxist, dus ervaringsdeskundige. Soms levert dat ook mooie sport op voor de neutrale toeschouwer, die daarbij begrijpelijk het grotere plaatje uit het oog verliest.

Wie naar de masterclass van Manchester City tegen Real Madrid zat te kijken met een wrange bijsmaak dat deze club Europees al lang kaltgestellt had moeten zijn, boet in aan plezier. Dat gold ook lang voor de wielerfan toen die naar absolute topsport keek maar niet zeker wist wie, wat, wanneer had gepakt. Cognitieve dissonantie is het lot van de sportzeloot.

De echte sportfan kickt dan weer op spanning, drama, omwentelingen. Op scenario’s die niemand had kunnen voorzien. Neem nu de Giro. Geraint Thomas leek toch redelijk stevig in het roze. En Primoz Roglic in een klimtijdrit met een eerste deel vlak, dat deed denken aan diens afgang in een gelijkaardige wedstrijd op La Planche des Belles Filles in 2020. Toch?

Roglic keerde zaterdag de rollen om. Zoals Pogacar hem ooit opat op een steile helling, at hij nu Geraint Thomas op. Dat was mooie tv, met een mooie winnaar en even mooie verliezer, die ootmoedig toegaf dat Roglic hem naar huis had gereden en dus de terechte winnaar was.

Ook spannend was het in Dortmund en in Keulen, dus in de Bundesliga. Daar stonden de geel-zwarten met nog één speeldag te gaan op voordeel tegen de ploeg die de vorige tien jaar kampioen was geworden, Bayern, dat tegen Keulen moest. Gewoon doen wat ze al zo vaak hadden gedaan, voor die immense gele tribune, meer hoefde echt niet.

Meer dat deden ze niet, wel minder. Ze kwamen 0-2 achter, vochten zich naar 1-2, hadden kansen bij de vleet op 2-2, waren eerst hun titel kwijt toen Bayern op voorsprong was gekomen, pakten die terug nadat Keulen had gelijkgemaakt, maar gingen finaal toch de boot in omdat Jamal Musiala er in minuut 89 in Keulen namens Bayern nog eentje bijprikte: 1-2, in minuut 89 nog wel.

Hoeveel pijn kan je als fan ervaren, hoe erg kan je lijden? Bayern werd kampioen op doelsaldo.

Eergisteren was het ook spannend in Antwerpen, op de Bosuil meer in het bijzonder. Met dank aan de thuisploeg. Een weeral eens cynisch en nu ook bang Antwerp vergat Union af te maken. Als je rechtstreekse tegenstander voor de titel 1-0 in het krijt staat, met tien valt, zodoende tussen de tien en vijftien procent van zijn loopvermogen verliest, nota bene een tegenstander is die het moet hebben van energie, dan hoor je voor de kill te gaan, dan speel je niet op safe.

Maar goed, dit was de voorlaatste speeldag en er komt nog een laatste. Van Bommel en co hebben het in eigen handen en moeten nu maar eens tonen dat ze ook een resultaat kunnen gaan halen. Sowieso moet het geleden zijn van de titel van Anderlecht, ten onrechte behaald ten koste van Waregem tien jaar geleden, dat pas op de laatste speeldag de kampioen bekend was.

Spanning is niet iets waar de competitiebazen van de klassieke Europese sporten wakker van liggen en al helemaal niet iets waar ze in hun reglementeringen aan tegemoetkomen. Dat ligt anders in de VS waar pariteit, onzekerheid van het resultaat en dus spanning het hoogste goed is.

Momenteel zijn in de VS de play-offs van de NBA aan de gang. Meer in het bijzonder de Conference Finals. Die van het westen zijn al een tijdje beslecht. De Denver Nuggets haalden het daar in een sweep (dominantie wordt ook in de VS soms bejubeld) met 4-0 van de Los Angeles Lakers.

Helemaal anders gaat het eraan toe in het oosten. Daar waren de laatste twee ploegen in koers de Boston Celtics (verliezend finalist van vorig jaar) en de verrassende Miami Heat, met zeven spelers die nooit werden gedraft. De Heat waren op 3-0 gekomen in een best of seven. Nog nooit was een team erin geslaagd om een 3-0 uit te wissen, maar de Celtics leken op weg naar het onmogelijke, nadat ze zaterdag de stand op 3-3 hadden gebracht. Afgelopen nacht werd Game 7 gespeeld. Wakker blijven is er niet meer bij, maar bij een vroegochtendlijke plaspauze zal de iPhone naar NBA.com surfen.

Column Antwerp City in De Morgen van zaterdag 27 mei 2023

Antwerp City

Een sterke Antwerpse eersteklasser is een zegen voor het Belgisch voetbal. De nogal steile opgang van Royal Antwerp Football Club naar de kop van de eerste klasse werpt dan weer meer dan een paar vragen op.

Als Antwerp nu al (zondag of volgende week) kampioen wordt, is dat het rechtstreekse gevolg van Covid-19 en de tijdelijke stopzetting van de ‘financial fair play’, waardoor Paul Gheysens zijn ploeg ongestraft financieel kon doperen.

Antwerp FC is bijgevolg het Manchester City van België, weliswaar zonder die klachten, maar dat had gekund als ze in België even streng waren geweest in hun financieel toezicht als in Engeland, quod non. Antwerp is een koopclub die het succes – eerste of tweede en de bekerwinst – heeft gefinancierd met de ene na de andere kapitaalsverhoging.

Met als gevolg het ene na het andere operationeel verlies, voorlopig begroot op een goeie 40 miljoen voor het aan gang zijnde jaar, waardoor nog eens 47,5 miljoen euro kapitaalsverhoging in de club wordt gepompt volgende maand. Totaal sinds 2016: 126,7 miljoen, waarvan we weten. Evenveel ongeveer als het geleden verlies over diezelfde jaren.

2016 is geen toevallige datum. Het is het jaar dat AA Gent in de Champions League de tweede ronde haalde. Dat gebeurde in de in 2013 opgeleverde Ghelamco Arena, waarvan de eerste drie letters verwijzen naar bouwheer Gheysens. In het kampioenenjaar en het daaropvolgend succesvol Champions League-jaar van AA Gent werd Paul Gheysens verliefd op het marketingvehikel voetbal, maar vooral op het neveneffect van die sport: ego-versneller voor megalomane voorzitters.

Gheysens zag zichzelf als een van de architecten van dat Gents succes en daar had hij gelijk in, met de nadruk op ‘een van’. Toen hij dat als hefboom wilde gebruiken om er de nieuwe sterke man te worden, hield de zittende macht Gheysens af. Daarop ging hij op zoek naar een andere club, waarmee hij zou bewijzen dat hij in Gent ten onrechte werd buiten gewerkt. Nadat in 2017 zijn bod op Anderlecht was afgewezen, werd die club definitief Antwerp.

De enige overeenkomst tussen de titel van Gent en de eventuele titel van Antwerp is dus de naam Gheysens, als bouwheer van het Gentse stadion enerzijds en als sterke man van Antwerp anderzijds. Verder hebben de twee succesverhalen niks met elkaar te maken. Gent investeerde in de zomer van 2014 twee keer anderhalf miljoen voor David Pollet en voor Sven Kums en verder peanuts voor wat supporting cast.

Antwerp kocht de voorbije twee seizoenen voor 54,7 miljoen euro aan spelers en huurde er nog een stel op de koop toe. Uiteraard maakte het daarbij jaar na jaar verlies, maar omdat de topclubs van de financial fair play afwilden tijdens de Covid-19-pandemie, kon Gheysens zich dat permitteren.

Vandaag is de zogeheten ‘financial sustainability’ in de plaats gekomen, maar die beperking van de salarismassa gaat pas echt in 2027 in. Van dat vacuüm sinds 2020 heeft niet alleen Gheysens geprofiteerd om zijn club euro-epo toe te dienen. Ook Marc Coucke deed dat met Anderlecht en injecteerde samen met anderen de voorbije vier seizoenen al bijna 80 miljoen euro. Met minder succes, zoals bekend, omwille van de vele lijken die uit de kast vielen.

Onwettig was dat niet, maar met financiële doping is het zoals met de echte doping. Als die werkt, moet het hele peloton aan de doping. Vandaar de roep om investeringen, die het luidst klinkt uit de Gentse hoek. Vreemd dat uitgerekend in Gent het gezond financieel beheer van de voorbije jaren gebaseerd op eigen middelen nu in vraag wordt gesteld.

In een normale economie dienen investeringen om op termijn via een businessplan winst te maken. Investeringen in het voetbal dienen om het ego te plezieren en/of bodemloze putten te vullen. Winst maken is er nooit bij geweest in het Belgisch voetbal, enkele schaarse uitzonderingen niet te na gesproken.

De Belgische eerste klasse is een competitie met drie snelheden.

Behalve Charleroi, Gent en KV Kortrijk hebben alle clubs nu ‘investeerders’ – lees sugardaddy’s -, de ene al met diepere zakken dan de andere. Genk heeft die ook niet, maar is een apart verhaal. Zij waren de gedoodverfde kampioen tot ze als goede huisvader in januari hun topschutter moesten verkopen. Dat heet zorgvuldig beheer. Bij Antwerp was Onuachu nooit vertrokken, daar had sugardaddy Gheysens het verschil bijgepast.

Overigens is Genk ook geen heilige club. Zij waren/zijn zogezegd een vzw (gelieve niet te lachen). Een vereniging zonder winstoogmerk die leeft van de handel in voetballers, maar zich niet onderworpen acht aan de bedrijfsbelasting, alles kan en alles mag in het Belgisch voetbal.

Column over Jim Brown in De Morgen van maandag 22 juni 2023

Jim Brown. De man die zijn sport oversteeg

“Ik heb ook mannen geslagen.”

Dat antwoordde Jim Brown aan een journalist die hem vroeg wat hij ervan vond dat hij ooit een paar keer was opgepakt na vrouwen te hebben geslagen. Ik begin dit stukje opzettelijk met wat ze dit weekend in de Amerikaanse kranten zijn zwakke punten hebben genoemd. Jawel, Brown stond bekend als de eerste angry black man in de sport en die boosheid trok hij weleens door in de maatschappij, of achter zijn eigen voordeuren.

Brown, die dit weekend overleed, was a man in full, met zwakheden, met sterktes, maar vooral met meer persoonlijkheid dan velen lief was. En als The New York Times, de bijbel van de überwokeness, hem mag bejubelen, dan kunt u dit stukje er ook voor lief bij nemen.

Brown speelde American football, was meermaals MVP en miste negen jaar lang geen enkele wedstrijd. In één verkiezing van de beste speler van de twintigste eeuw eindigde hij eerste, in een andere verkiezing tweede, na de quarterback Jerry Rice.

Brown was de eerste zwarte überman die zijn sport oversteeg, meer dan honkbalspeler Jackie Robinson, die zijn bekendheid beantwoordde met timiditeit. Geen enkele footballspeler zou na Brown nog die uitstraling kennen, wel een basketbalspeler. Brown was de wegberijder voor Michael Jordan twintig jaar later.

Timiditeit was aan hem niet besteed. Tegenover zijn bekendheid zette hij gulzigheid. Corporate USA hield van hem, heel Amerika hield van hem en zelfs zij die niet van hem hielden konden zijn onverzettelijkheid op cruciale momenten wel waarderen.

Op de top van zijn footballcarrière ging hij in op een aanbieding voor een bijrol in een film, Rio Conchos uit 1964, en dat zou het einde van zijn sportieve loopbaan betekenen. In de zomer van 1966 filmde hij in Engeland The Dirty Dozen, een oorlogsfilm van Robert Aldrich met onder meer Lee Marvin, Charles Bronson, Telly Savalas, John Cassavetes en Robert Ryan.

Het draaien van die film liep een beetje uit door het slechte weer en Brown liet zijn team Cleveland Browns weten dat hij wellicht iets later zou aansluiten bij het eerste trainingskamp. Waarop de eigenaar reageerde met: “Voor elke dag afwezigheid, verwacht maar een boete.”

Brown, in alle statistieken van de NFL bij de besten, op de top van zijn kunnen en algemeen beschouwd als de beste speler ooit, schreef toen maar een brief naar de eigenaar met de melding dat hij per direct stopte met football. Op 14 juli riep hij de pers bij elkaar in Londen op de filmset. “I quit, door oorzaken buiten mijzelf.” Een week later gaf hij een interview aan Sports Illustrated waarin het ging over respect voor zwarte atleten en zwarten in het algemeen.

Brown was definitief een nieuwe richting ingeslagen, die van activist. Hij richtte de Negro Industrial and Economic Union op, een investeringsvehikel voor minderheden die een business wilden beginnen. In zijn kantoren ging op 4 juni 1967 de Cleveland Summit door, ook bekend als de Ali Summit, de eerste openlijke uiting van zwarte atleten die hun ondergeschikte rol niet langer pikten.

De aanleiding was bokser Muhammad Ali, die zijn zwaargewichttitel kwijtspeelde omdat hij dienst weigerde. Daaraan hebben ze niks kunnen veranderen, maar de plejade aan vedetten die daar present gaf heeft de Amerikaanse sport voorgoed veranderd. Van de grote vier die daar aan tafel zaten (Jim Brown, NBA-ster Bill Russel, Muhammad Ali en basketballer-student Lew Alcindor) is nu alleen die laatste nog in leven.

Alcindor zou een jaar later, na de moord op Martin Luther King, weigeren om deel uit te maken van de door blanken gedomineerde Amerikaanse olympische selectie en in 1971 zou hij moslim worden en zijn naam veranderen in Kareem Abdul-Jabbar. Het zou decennia duren vooraleer hij weer mainstream werd in de VS.

Brown niet, die bleef ondanks zijn openlijk activisme zeer gevraagd. In 1969 zou hij in een film (110 Rifles) de eerste seksscène spelen tussen een zwarte acteur en een blanke actrice (Raquel Welch). Die heeft weinig om het lijf maar wie de scène wil zien, één adres: Tnaflix.com, na twee expliciete pornofilmpjes, waarvoor excuus. In 1988 richtte Brown dan Amer-I-Can op, met leerprogramma’s voor kansarme jeugd die in risicovolle omgevingen opgroeit of in de bak belandt.

Wie maar niet genoeg krijgt van dit lesje sportsociologie en over die opmerkelijke zwarte sporticonen die hun wereld hebben veranderd nog veel meer wil te weten komen, op Netflix staat de uitstekende documentaire Bill Russell: Legend. Nog een tip: zoek op LeBron James en Jim Brown en kijk hoe de grote LBJ in de finales van 2015 de nog grotere Brown, ooit zijn posterheld, groet.

Column Covid in De Morgen van 20 mei 2023

Covid

Een toevallige ontmoeting tijdens deze paasvakantie, ergens waar de zon wel scheen. De man, ook een Belg, was al een paar keer gepasseerd, erg geïnteresseerd in onze gravelfietsen. Later die namiddag, na onze tocht, stopte hij voor een praatje. Een T-shirt van de Ironman van Lanzarote was de druppel geweest.

“Triatleet?”
“Meer deelnemer aan triatlons dan triatleet. Ooit. En ook niet Ironman Lanzarote, om eerlijk te zijn.”
“Ik heb ook triatlon gedaan. En ik reed elke week met de fiets. Gran fondos deed ik ook. Ik zat in verschillende teams.” “En nu niet meer?”

“Neen. Ik heb covid gekregen in 2021 en nu kan ik niks meer. Toen ik genezen was en voor het eerst ging lopen, voelde ik het meteen: dit klopt niet. Het is nooit meer gebeterd. Long covid, al van gehoord zeker? Ik heb al mijn fietsen moeten verkopen. Ik kan alleen nog elektrisch rijden en na twintig kilometer moet ik een kwartiertje rust nemen of ik geraak niet terug. Wandelen lukt nauwelijks, werken
al helemaal niet. Ik had een zware job en dat is geen optie meer. Ik ben net terug van drie weken onderzoeken in Gasthuisberg. Ze kunnen mij niet helpen. Je hebt pech gehad, zeggen ze.”

Wij van de sport hebben (bijna) allemaal ooit wel eens corona weggewuifd als een vallinkje, hooguit een griepje of iets wat – wel besteed – de zwakken en ongetrainden overkwam. Dat heeft niet lang geduurd. Al snel bleek dat het virus ook perfect gezonde, sportieve lui, zelfs echte atleten zwaar te pakken kreeg en lichamen van allerlei slag sloopte. Hart, hersenen, longen, andere organen, noem maar op, Covid-19 en aanverwante varianten hebben overal ravages aangericht.

Vorige zondag heeft zo’n perfect gezond, extreem getraind lichaam een tijdrit afgewerkt aan 200-220 hartslag en dat veertig minuten lang. In het ongewisse dat hij inmiddels een extreem gevaarlijk virus onder de leden had. Het was bijgevolg niet belachelijk van Soudal-QuickStep en het getuigde ook niet van overdreven voorzichtigheid om Remco Evenepoel uit de Giro te halen. Wie dat beweert, is van hetzelfde pad af als de wappies die de exit van Evenepoel nu wijten aan de vaccinaties.

Ze zijn zelfs niet voorzichtig genoeg geweest, niet het team, niet de dokter en niet de renner. Misschien hadden ze die covidtest
beter de ochtend van de tijdrit gedaan toen hij was opgestaan met een hoest, lichte verhoging en een verstopte neus. Dat werd niet gecommuniceerd, maar na de wedstrijd viel wel dat koortsblaasje op. En dat hij meer gesloopt leek dan na de eerste tijdrit, maar dat viel dan weer perfect te verklaren door de opeenvolging van inspanningen en de dubbele val een paar dagen eerder. Inmiddels weten we: er was meer aan de hand.

Correctie: er is meer aan de hand. Volgende week ondergaat de wereldkampioen een cardiologisch onderzoek. Ook dat is niet overdreven voorzichtig. Om te winnen – de aard van het beestje – heeft zijn motor zondag een bovenmaatse prestatie moeten leveren, en dat met een virus dat binnenin raasde. Als Evenepoel daar ongeschonden uitkomt, is hij afgelopen zondag nog maar eens uit een afgrond geklauterd.

Dat er vragen werden gesteld bij zijn plotse aftocht is van de gekke. Het zou inmiddels bekend moeten zijn dat wielrennen op topniveau een dermate zware aanslag is op hart- en bloedvaten dat alleen genetische freaks zich dat kunnen permitteren, dan wel op absolute voorwaarde dat niks misgaat.

Het zou ook bekend moeten zijn dat geen enkele sport zoveel hartdoden heeft moeten betreuren als het wielrennen. In 2003 publiceerde een topgezelschap cardiologen een studie bij 46 uithoudingsatleten met hartritmestoornissen. Het overgrote deel had problemen aan de rechterkamer. Achttien kregen te maken met een zware stoornis, negen daarvan met plotse hartdood. Alle negen doden waren wielrenners.

Het ging in deze studie om hartritmestoornissen, maar ook virale infecties zijn te mijden als de pest omdat die van een perfect gezond hart in geen tijd een ziek hart kunnen maken. Myocarditis, cardiomyopathie, ooit van gehoord? Lang werd aangenomen dat doping, en vooral dan epo, de oorzaak was van de hartdoden. Dat epo nog niet was uitgevonden toen de ene na de andere renner stierf was een bijkomstigheid waar gemakshalve aan voorbij werd gegaan.

Vandaag, met een betere preventieve testing, weten we beter. Bij de minste koorts en de minste virale infectie moet je absoluut vermijden om het hart te belasten. Anders gezegd: met covid (en uiteraard een mondmasker) kun je eventueel nog overwegen om wereldkampioen snooker te worden. Competitief met de fiets rijden is dan weer compleet uit de boze.

Column RWDM in De Morgen van maandag 15 mei 2023

RWDM

Racing White Daring Molenbeek. Den RWDM. Het Edmond Machtensstadion. En dat café in de buurt, waar je alle interviews deed, hoe heette dat nu weer? Google Maps geeft geen uitsluitsel.

In het eerste jaar dat ik een perskaart had als ‘niet-professioneel medewerker’ – manusje-van-alles op de redactie, een heerlijke tijd – was RWDM regerend landskampioen. Jan Boskamp was er toen heer en meester, maar daar durfde je niet naar te bellen. Pas veel later zou het tot de inmiddels professionele journalist doordringen dat Jan telefoneerde zoals hij voetbalde: eerst een schop en een beuk, dan een aai en een mooie quote.

RWDM, dat was ook het begin van de manager Michel Verschueren, later het trio Johan Vermeersch, wijlen collega Gino Gylain en René Vandereycken die zowaar Europees voetbal haalde en daardoor bij Vermeersch en Gylain een status van onsterfelijkheid bereikte. Evengoed was het even de thuis van voetballer en later trainer Paul Van Himst.

In die laatste hoedanigheid bezorgde hij mij ooit een primeur van formaat. Dat ging zo. Het was 1989 en hij was in zijn tweede jaar als technisch directeur van RWDM, de grote rivaal van zijn Anderlecht, waar hij op oudejaarsdag van 1985 als trainer was ontslagen. Nooit meer trainer, dacht Paul, en werd een soort sportief manager naar Engels model. Erwin Vandendaele was de veldtrainer en toen die naar Gent ging, nam Hugo Broos het over.

Mijn toenmalige chef bij deze krant, Marc Gijs, dacht dat er misschien nieuws te rapen viel en stuurde mij naar Paul Van Himst. RWDM was in degradatiegevaar en er waren nog maar een handvol wedstrijden te spelen. Paul kende ik vanuit de entourage van Eddy Merckx en we hielden ons praatje aan de rand van het oefenveld, leunend op de stalen omheining. Na wat heen en weer te hebben geluld gooide ik mijn visje uit: is dit nu wat je de rest van het leven gaat doen, wil jij echt dag na dag in een muf kantoortje zitten, of langs de rand van een voetbalveld, terwijl het buiten mooi weer is (de lente was toen wel al in het land) en je evengoed een fietstochtje zou kunnen maken met de Merckxboys?

Er viel een stilte. U moet weten, Paul Van Himst was altijd aimabel maar zelden openhartig. Behalve toen. “Neen, dit is het leven niet. Ik denk niet dat ik dit nog lang volhoud. Al die miserie altijd weer oplossen, dat afhankelijk zijn van spelers die goesting hebben of niet, pff. Ik heb al besloten dat ik ermee ga stoppen. En ge moogt da schrijven, ja.” Enkele weken later degradeerde RWDM.

RWDM was een club in constant verval, maar ook in voortdurende opbouw. Het beste bewijs is het stamnummer. Ooit was dat stamnummer 47, vandaag spelen ze na tal van faillissementen en herstarts met stamnummer 5.479, en zijn ze een voortzetting van Standaard Wetteren nadat ze eerder al een voortzetting zijn geweest van Strombeek en zelfs even met stamnummer 9.449 speelden.

Stamnummers zijn administratie en zeggen natuurlijk niet alles, maar het geeft wel aan dat de club geen stabiele basis meer heeft. Tussen het seizoen 1965-’66 en 1997-’98 speelde RWDM voortdurend in de eerste klasse, op twee seizoenen tweede klasse na, waaruit ze onmiddellijk weer promoveerden. Het laatste seizoen in eerste klasse was 2001-2002. Daarin werden ze tiende met Emilio Ferrera aan het roer als trainer, maar moesten toen net als Eendracht Aalst door licentieproblemen degraderen.

De harde voetbaleconomie had de bovenhand gekregen op het sportieve. Zaterdag heeft RWDM, inmiddels meer van vel veranderd dan een slang, de promotie afgedwongen. Dat gebeurde tegen de RSCA Futures, de jonge garde van het nog steeds gehate Anderlecht. Dat is symboliek die er geen is. De economie zal bepalen of RWDM een blijver wordt en die economie ziet er niet te best uit.

Jawel, Brussel is een hoofdstad en de meeste hoofdsteden hebben meerdere eersteklassers op hun grondgebied, maar wie Brussel (1,25 miljoen inwoners, drie eersteklassers) vergelijkt met Londen (9 miljoen inwoners, zeven Premier League-clubs) is van het padje af. Alle succes gewenst aan RWDM, en helemaal aan hun trainer Vincent Euvrard, maar drie eersteklassers in een steeds armer wordende grootstad als Brussel, dat lukt nooit.

Een tweede Brusselse club naast het niet kapot te krijgen Anderlecht (hoezeer ze daar ook hun best doen) heeft misschien
wel bestaansreden. Een fusie tussen Union en RWDM zou een oplossing zijn, ook voor het stadionprobleem want dan zou het oude Machtensstadion kunnen worden vernieuwd. Bonne chance. Of liever: good luck. Zowel Union als RWDM is in handen van buitenlanders, een Engelsman en een Amerikaan, en die hebben totaal geen interesse in een betere toekomst voor hun Brusselse filialen.

Column Die gekke Giro in De Morgen van zaterdag 13 mei 2023

Die gekke Giro

Op Twitter heeft een discussie gewoed over de zin en onzin van de triptiek Vuelta-Giro-Tour, in die strakke volgorde. Toch zat er een logica in die opbouw. Althans voor Remco Evenepoel, een atleet met schijnbaar onbegrensde mogelijkheden, maar ondanks die grote ronde op het palmares zonder al te veel ervaring en met een jonge ploeg.

Er was één grote maar: zou je dat wel doen, die gekke Giro? Die is doorgaans minder hectisch dan de Tour, maar het weer is er slechter dan in Spanje en in Frankrijk, de hellingen zijn steiler en het parcours is gevaarlijker. De Giro is al te vaak wat het wielrennen niet meer zou moeten zijn: een gladiatorenstrijd waarbij slachtoffers vallen.

Hoe en waarom de Giro gevaarlijker is dan iedere andere grote ronde, daar bestaat geen twijfel over: drama en spektakel staan voorop, sport als opera. De Giro wil niet het Italiaanse doorslagje van de Tour zijn, maar dat is het wel. De Tour dateert van 1903, initiatief van de sportkrant L’Equipe. In 1909 ging de eerste Giro van start, initiatief van de sportkrant La Gazzetta dello Sport.

In 1919 begon L’Equipe met de gele trui, naar het gele papier waarop de sportkrant toen werd gedrukt. Hup, in 1931 volgde de Giro met de roze trui, met dank aan het roze papier van de Gazzetta. In 1910 trok de Tour voor het eerst naar het hooggebergte (de Pyreneeën) en een jaar later moest de Giro ook de bergen in. Probleempje waren de slechte wegen in de bergen, tot iemand suggereerde dat naar Sestrière een soort weg bergop lag die ook echt op een weg leek.

Aan hellingen sinds een jaar of vijftig geen gebrek meer en deze eeuw is het devies in de Giro: hoe vaker en hoe steiler, des te beter. De Zoncolan, de Mortirolo, een klimtijdrit op een skipiste (Kronplatz of Plan de Corones) of nog gekker, het kan niet op in de Giro. Die van 2011 was de ergste: maar liefst acht etappes eindigden bergop en daarbij waren er ook nog eens drie tijdritten.

2011 was de editie waarin Wouter Weylandt overleed na een zware val in de afdaling van de Passo del Bocco. Dat drama kan niet direct worden gelinkt aan de zwaarte van de Giro, maar had wel veel, zo niet alles te maken met het ondergeschikte belang van de veiligheid.

In die editie stond ook de afdaling van de Monte Crostis gepland. Niet alleen werden daarvoor meer dan duizend bomen omgehakt, de hele afdaling was zo gevaarlijk dat ze werd ‘beveiligd’ met honderden meters skinetten en driehonderd matrassen. Na de vreselijke crash van Weylandt wilde het peloton de Crostis niet meer aandoen.

De gekke Giro is zich van geen kwaad bewust. In 2017 wilde hij zelfs met Pirelli als sponsor een prijs voor de snelste daler invoeren. Ook daar stak het peloton een stokje voor. Renners weten maar al te goed hoe gevaarlijk koersen in Italië en dus in de Giro is. Dat zag je afgelopen woensdag in de rit naar Salerno toen ze met een half uur vertraging op het traagste uurschema arriveerden omdat ze elke bocht, elke afdeling uiterst voorzichtig reden.

Desondanks werd het een incidentrijke rit. Een zwerfhond zorgde al snel voor ravage bij Soudal-QuickStep en de roze trui lag er ook bij. De hele rit ging het goed, tot op zes kilometer van de aankomst in een flauwe bocht een aantal renners onderuit gingen over het natte, pas aangelegde en o zo vettige asfalt. Primoz Roglic, de grootste uitdager van Evenepoel, moest vol aan de bak en toen hij weer aansloot, ging in de hectiek van de spintvoorbereiding Evenepoel zelf in de fout en viel op zijn beurt. Al was het vreemd dat hij daar niet door meer ploegmaats werd beschermd. Lance Armstrong was dit nooit overkomen.

Ten slotte gleed Mark Cavendish na een circusnummer nog als vijfde over de aankomst. Het deed denken aan de rit in 2008 in Napels toen de helft van het peloton viel over spekgladde, olienatte wegen en de aangesnelde mecaniciens zich evenmin recht konden houden.

Geen wedstrijd die het wielrennen vaker een spiegel voorhoudt dan de Giro. Als wielrennen een volwassen, keurig georganiseerde en goed bestuurde sport zou zijn, dan zouden ze in vlakke etappes al veel eerder dan de laatste drie kilometer de tijdsopname neutraliseren. Dan zouden ze in massasprinten het aantal toegelaten renners per ploeg vanaf kilometer vijf beperken. Dan zou de rennersvakbond zonder garantie op schoongespoten wegen weigeren in het zuiden van Italië te koersen. En ga zo maar door.

En als de organisatoren van de Giro een beetje normaal hadden gedaan en geen moordende derde week hadden geprogrammeerd, dan zou de Gran Sasso van gisteren niet de grote sof zijn geworden. Dertig man, onder wie alle toppers, die zij aan zij naar boven rijden, nooit gezien. Als opgestoken vinger naar de organisatie kon dat tellen.

Column Emmanuel Gift Orban in De Morgen van maandag 8 mei 2023

Emmanuel Gift Orban

Wat bezielde hem? Wat ging er op dat moment om in zijn brein? Het kan toch niet dat dit was afgesproken, maar daar leek het wel op. Was er dan niemand die hem had gezegd, dat het geen goed idee was om na vijftien minuten zitten in de kleedkamer en daarna wat obligate pasjes op het veld meteen van bij zijn eerste balcontact er een lel op te geven?

Oké, er wordt bij het begin van de tweede helft de laatste jaren wel wat heen en weer gehupt, kwestie van het lijf cardiovasculair op gang te krijgen, maar daar is geen bal bij betrokken.

Heeft niemand hem gewaarschuwd: pas op voor een spierverrekking of nog erger een scheur? Wellicht wel, maar bij AA Gent weten ze inmiddels: de gewone wetten van het voetbal zijn niet altijd van toepassing op deze jongen. En luisteren is ook niet zijn sterkste gave.

In de sport worden de termen historisch en fenomeen al te vaak gebruikt, maar Emmanuel Gift Orban van AA Gent is een fenomeen. Hoe die deze competitie (en niet te vergeten Europa) is binnengestormd, is ronduit uniek. Hoe hij zaterdagavond bij de aftrap van de tweede helft achter de bal ging staan, hooguit anderhalve meter aanloop, en die bal op de lat van Arnaud Bodart poeierde, nooit gezien. De fase is terug te kijken op Sporza en luister dan ook naar de verwondering van Peter Morren en Gert Verheyen.

Er zijn er wel meer die zo’n lange bal kunnen trappen. Hein Vanhaezebrouck kon het in zijn prime naar eigen zeggen ook natuurlijk, het was van verder en hij had zelfs gescoord, maar wel op een lager niveau. Meer zelfs, elke profvoetballer zou dit moeten kunnen, maar het zal bij Hein en al die anderen niet met die kracht, niet met die curve, niet met die precisie zijn geweest.

De meeste van dat soort pogingen gaan te hoog, zijn te lang onderweg en worden vangballen voor de achteruitlopende doelman. Niet Orban. Om in het jargon van dit tijdsgewricht te blijven, die schoot een supersonische telegeleide raket af langs een perfect uitgekiende parabool.

Bodart had twee keer alle geluk van de wereld. De eerste keer dat het schot op de deklat uiteenspatte en een tweede keer dat de bal niet via zijn rug alsnog in doel belandde, maar in het veld. Je ziet de doelman daarna hoofdschuddend denken: waar kwam dit ineens vandaan, van welk onheil ben ik nu miraculeus gespaard gebleven? Geen haar scheelde het of Bodart was als posterboy van Orban de wereld rond gegaan.

Die trap moet worden ontleed. Dit was alles behalve een zondagsshot. De boog was minimaal, de zijdelingse curve of afwijking ook. Dit was een meesterlijke trap van een voetballer die tot voor een paar maanden ergens in de Noorse tweede klasse zijn boterham verdiende. Orban kwam al bij toeval in Gent terecht omdat ze daar plots gruwelijk veel geld kregen voor een salonvoetballer van Marokkaanse origine en een scout zich hard maakte dat ze die al bij al dure maar nog jonge Nigeriaan later voor een veelvoud zouden kunnen verkopen.

De eerste negen wedstrijden scoorde Orban twaalf keer. Twee keer tegen Westerlo, vier keer tegen Zulte Waregem, drie keer in Turkije tegen Basaksehir, maar het doelpunt dat het meeste indruk maakte was die afgemeten harde krul tegen Anderlecht. Nadien viel hij een beetje stil, verhuisde zelfs even naar de bank en zat in de kapitale verloren blamage tegen Oostende ook niet in de wedstrijd en kwam evenmin uit de verf tegen West Ham. Sinds de start van de Europe play-offs is hij weer op toerental met twee doelpunten in twee wedstrijden. Hij zit nu aan zestien doelpunten en twee assists in achttien wedstrijden.

Gift Orban heeft het allemaal. Hij weet het doel staan, hij ziet voetbal, is technisch goed ontwikkeld, heeft snelheid, is explosief en beschikt over een zuivere, snelle en harde trap. Links en rechts. Het bewijs leverde hij zaterdagavond nog eens bij die aftrap en eerder al met een fenomenale vrije trap in Waregem. Zijn grootste verbeterpunt is zijn duelkracht, daar kan nog wat bij. Zijn egotripperij, daar valt weinig aan te veranderen en daar blijf je ook beter af.

Hein Vanhaezebrouck, die zelf niet langer onomstreden is in Gent, haalde vorige vrijdag een klassieke truc uit: hij reageerde erg overtrokken op een analyse van Orban als risicopatiënt waarbij de naam Lamkel Zé viel. Hoewel daarin werd aangegeven dat de vergelijking mank loopt, vond HVH het toch een aanleiding om de media heel even tot gemeenschappelijke vijand te bombarderen.

De analyse was nochtans correct. Deze Gift Orban is te groot voor AA Gent, maar ook te gek en te goed om waar te zijn. Vandaar dat je hem beter deze zomer al zo duur mogelijk verkoopt.

Column Wedergeboorte in De Morgen van zaterdag 6 mei 2023

Wedergeboorte

De ene steekvlam brandt nog, steek de andere in gang. Na Lucaaaah is het aan Remcooooh. Die stapt vandaag op zijn tijdritfiets met als enig doel het veroveren van de roze leiderstrui in de Giro d’Italia, om die vervolgens zo snel en gecontroleerd mogelijk weer af te staan. Als u nu al een indigestie voelt opkomen, dit stukje volstaat om mee te zijn.

Opdracht: al meteen een zo groot mogelijke marge creëren op de naaste concurrenten voor de eindzege. Vervolgens in de zware bergritten minstens ‘gelijkspelen’ of de tegenstand naar huis rijden, en uiteindelijk de kloof uitdiepen en veiligstellen in de twee tijdritten die nog volgen.

De openingsetappe is geen sprintproloog, wel een echte tijdrit langs een oude spoorlijn omgedoopt tot Via Verde della Costa dei Trabocchi aan de oostkant van de Abruzzen. 19,6 kilometer, dat is lang en dat is geen toeval. Deze Giro is Remco Evenepoel op het lijf geschreven. Organisator RCS Sport wil Evenepoel op de erelijst vooraleer hij beslist om vanaf volgend jaar steeds weer van de Tour zijn hoofddoel te maken. Dat zegt heel veel over de status die de kleine van Schepdaal heeft verworven.

Drieëntwintig jaar en al twee keer op rij winst in ‘Liegi’, de belangrijkste klassieker buiten Italië voor de Italiaanse wielerfan, dat kunnen ze in de laars waarderen. Zijn bijna desastreuze bungeejump zonder elastiek in de Ronde van Lombardije in 2020 zit daar ook nog in het geheugen. La rinascita del campione, een grote kans dat dit de komende weken een kop wordt in een van de Italiaanse media. Rinascita is Italiaans voor renaissance en waar kun je beter weder worden geboren dan in Italië?

Evenepoels eerste optreden in de Giro dateert van 2021. Hij gaf toen op in de zeventiende rit nadat hij van in het begin op achtervolgen was aangewezen en uiteindelijk van het kastje naar de muur werd gereden. Wie de foto’s van Evenepoel van 2020 naast die van 2023 legt, ziet meteen het verschil. Het mannetje is een man geworden, het babyvet is weggesmolten op de flanken van de Teide, winst in twee monumenten en een wereldtitel gaven hem rust tussen de oren. Hij weet dat hij in normale omstandigheden iedereen die vandaag in Fossacesia aan de start staat moet aankunnen.

De valkuilen zijn die van alle grote rondes: recht blijven, zo min mogelijk schade oplopen bij een uitschuiver, niet lekrijden op cruciale momenten, hopen dat het team het houdt en vooral niet ziek worden, nu covid weer op gang is in het peloton. Dat team was vorig jaar ondanks de gewonnen Vuelta nog zijn grootste zorg. Vandaag heet het dat hij ten volle gelooft in zijn eigen pretorianen.

Nieuw voor Evenepoel is wellicht dat, in tegenstelling tot die Vuelta vorig jaar, waar zijn enige concurrent Primoz Roglic letterlijk wegviel (toen hij al op achterstand stond), in deze Giro nog andere renners aan de start staan met ambities.

Roglic is er nu weer bij en heeft in Catalonië bewezen dat hij Evenepoel kon volgen. Evenepoel heeft er sindsdien nog een trainingslaagje bovenop gelegd, oogt scherper dan ooit, maar Jumbo-Visma kennende is dat ook het geval voor Roglic. Het grootste onbekende gevaar komt in principe van Ineos Grenadiers, die met een tweetrapsraket naar Italië komen. Geraint Thomas won ooit een Tour. Tao Geoghegan Hart won de Giro twee jaar geleden. Hun supporting cast overtreft ruim die van Evenepoel.

Als Roglic, Thomas, Geoghegan Hart, João Almeida, Aleksandr Vlasov, Thibaut Pinot, Jack Haig, Damiano Caruso en Hugh Carthy de handen in elkaar slaan (twee of drie van hierboven volstaan), dan moet de jonge Wolfpack vol aan de bak. Jumbo-Visma, Ineos Grenadiers, UAE Team Emirates, Bahrain Victorius, Bora-Hansgrohe, EF Education, Groupama-FDJ, allemaal zullen ze naar de blauwe mannen van Soudal-QuickStep kijken om de kastanjes uit het vuur te halen.

Dat is het voorspelbare scenario met één topfavoriet die graag aanvalt en een tweede die bekendstaat om eerst het bord van een ander leeg te eten (Roglic). In de zware bergritten kan een goede Evenepoel zelf de meubelen redden, maar het gevaar schuilt in de overgangsritten en de vroege vluchten. Als een kwalitatieve groep met daarbij een schaduwfavoriet een mooie voorsprong bij elkaar rijdt, wordt het alle hens aan dek.

Deze Giro is een van de zwaarste ooit met 51.400 hoogtemeters en het zwaartepunt in een gruwelijke derde week. Als Evenepoel en co. dit kunststuk tot een goed einde brengen, bij voorkeur afgetopt met een demonstratie op de Tre Cime in de negentiende rit, zijn hij en zijn team klaar voor een Ronde van Frankrijk tegen de allergrootsten. Afspraak over drie weken.

Column Lucaaah-manie in De Morgen van dinsdag 2 mei 2023

Lucaaaaah-manie

Bij het ter perse gaan of althans het moment waarop de redactie deze column ingeleverd wilde zien, was nog niet bekend wie nu wereldkampioen snooker zou worden, de virtuoos Luca Brecel of de stoïcijn Mark Selby. De stand na de derde sessie, begonnen om 14 uur gisteren, was 10-15 in het voordeel van de Belg.

Bij het begin van de middagsessie won Brecel de eerste vier frames en de 8-9 van zondagavond laat werd ineens 8-13. 15u12 CET, zomeruur, dus kwart over twee in Sheffield en Luca Brecel had nog vijf frames nodig. Twee uur later miste hij nog drie frames. In de avondsessie stonden er nog tien geprogrammeerd.

Sinds zondagavond zit ik gebiologeerd te kijken naar dat snooker, een caféspel uit mijn jongvolwassen jaren waar ik nooit een jota van snapte en ook niet wilde snappen omdat snooker mij als knullige tapbiljarter veel te moeilijk leek om ooit aan te beginnen. Later, als sportjournalist, had ik er geen aandacht voor. Te veel andere, echte sport om naar te kijken.

We moeten het eerst hebben over de olifant in de kamer: neen, snooker is geen sport. Als u derhalve opmerkt dat deze column over snooker gaat en wel degelijk op de sportpagina’s staat, dan is dat goed gezien. Daar is geen goede reden voor, behalve dat dit mijn plek is en het na al die jaren ook is gaan dagen dat de wereld niet perfect en al helemaal niet zwart-wit is.

Toch even de puritein spelen. Om van sport te kunnen spreken bij een spel of een prestatie moet er sprake zijn van: – een competitie tegen een ander individu of team of tijd of score (check)
– afgesproken internationaal vastgelegde regels (check)
– een fysieke inspanning, die een effect heeft op hart- en bloedvaten (uncheck).

Die laatste voorwaarde — spanning alleen is niet voldoende — is meteen de meest in het oog springende en de meest omstreden omdat ze een aantal spelen, bezigheden of skills uitsluit, terwijl die over de jaren heen de status sport hebben verkregen. Denksport bijvoorbeeld. Of hengelsport. Of golf. Of darts. Of schieten. Of curling. Zeker e-sports. En jawel… alle vormen van biljart.

Bovenstaande drie criteria werden ooit opgesteld tijdens een sessie van de Sportakademie (is met K geschreven in het Duits), een lessenreeks voor jonge sportjournalisten aan de Sporthochschule in Keulen die tot doel had onze achtergrondkennis van sport en prestaties op te krikken.

De voorzitter van die sessie was de befaamde biochemicus en dopingjager Manfred Donike en die kwam met een uitsmijter van een uitsluiter: alle zogeheten sport waarbij betablokkers (hartslagverlagende middelen) kunnen helpen, is geen sport. Het staat buiten kijf dat een tragere hartslag helpt bij een precisiespel als snooker.

Je zou daar in het specifieke geval van Luca Brecel op het WK snooker ook nog kunnen aan toevoegen dat het bij echte sport tegenaangewezen is om niet te trainen en je tijdens het toernooi flink te bezatten, zoals hij aangaf na zijn eerste sensationele overwinning op Mark Williams.

Het meest gebruikte argument tegen de bewering dat snooker geen sport zou zijn, is deze: doe het zelf maar eens, snooker is superspannend en heel moeilijk. Dat is het zeker, vandaar dat ik ook gebiologeerd zat te kijken. Met alle respect, dat argument slaat nergens op: niet alles wat ik niet kan of wat supermoeilijk is, hoort thuis onder de noemer sport.

Tweede argument: wat dan met golf? Of curling? Of schieten? Waarom staan die zelfs op het olympisch programma? Precies, daar heb ik geen antwoord op, behalve dat fouten gemaakt in het verleden om welke reden dan ook (de commercie in het geval van golf) geen vrijgeleide zijn om er nog meer te maken.

Neen, snooker is geen sport, maar dat doet er allemaal niet toe. Het is heerlijke televisie, net als golf overigens, maar veel spannender. Snooker is een soort micro-golf, technisch heel moeilijk en mentaal een mindfuck als geen ander. Met hele keurige lui die dat spelen. Zoals Brecel zondagavond zijn medefinalist omhelsde omdat die een 147 maximumbreak had gescoord, waar zie je dat nog?

De Lucaaah-manie van de voorbije week is dan ook niet meer dan terecht. Luca Brecel is een virtuoos. Hij snookert als geen ander. Zelden verdedigend, maar hij kan het wel, altijd aanvallend, dodelijk precies, de moeilijkste ballen puntgaaf pottend. De Belgische wervelwind die gisterenmiddag door The Crucible trok, bezorgde Mark Selby een bronchitis.

Na zijn demonstratie van het voorbije lange weekend zal ongetwijfeld de roep weerklinken om hem sportman van het jaar te maken. Alle begrip, maar dat is dan weer meer dan een brug te ver.

Column Any Given Sunday in De Morgen van zaterdag 29 april 2023

Any Given Sunday

Of voor Club Brugge de voetbaljaargang 2022-’23 historisch wordt, moet nog blijken. Dat 2022-’23 voor KAA Gent nu al historisch is, zelfs met nog zes wedstrijden op de rol, staat vast. Zelden een grotere deconfiture, afgang, ineenstorting gezien als die van de Gantoise thuis tegen het al gedegradeerde, half failliete, ruziemakende KV Oostende.

Een week eerder tegen een herboren KV Mechelen geen kans weggegeven, de wedstrijd gedomineerd en zichzelf in een meer dan kansrijke positie gemaneuvreerd. Om zeven dagen later met toegeknepen billen en slappe knieën op het veld te komen voor de ultieme opdracht: winnen van het zootje van de zee. En dan zo te verliezen.

Europees voetbal een lastige taak, de kern niet op niveau, management en bestuur denkend aan een exit, en uitgerekend nu moet Gent sexy zijn voor eventuele investeerders die voor de deur staan. Of al binnen zitten, als de geruchten kloppen. De timing voor de Gentse wanprestatie van de eeuw kon nauwelijks slechter.

Het probleem van Gent tegen Oostende was tweeledig. Starten met Vadis Odjidja, die na zijn blessure niet meer vooruit te branden was, is een vergissing van formaat. Het team gaat dan voetballen in de Vadis-modus: elegant, niet te energiek, af en toe een hoogstandje. Oooh, zucht het publiek dan, en Vadis die glimt, maar ondertussen wordt het gevecht om het middenveld tegen een bewonderenswaardig Oostende verloren.

Dat mag Hein Vanhaezebrouck zich aanrekenen, maar de echte fout is natuurlijk gemaakt de dag dat Gent meende Odjidja een fel verbeterd contract te moeten aanbieden en hem kapitein te maken. Die dag sloegen ze een doodlopende straat in en zondag hebben ze zich vastgereden.

Van een trainer-coach in het voetbal verwacht je dat hij als trainer de juiste belasting plant, de tactiek voorbereidt en de oefeningen uitdoktert. In een eindfase is daar almaar minder nood aan. De spelers weten dan wel hoe het moet en hooguit toon je nog eens wat beelden en oefen je op standaardsituaties achter- en voorin.

Als het om winnen gaat, om een resultaat over de streep trekken, komt de coach op de voorgrond. Van hem verwacht je dat hij op de juiste knoppen drukt, weet welke speler wat nodig heeft, de gepaste motiverende volzinnen op het juiste moment debiteert en zodoende de elf spelers als een team met de juiste intensiteit in het veld stuurt. Sommige trainers zijn meer trainer dan coach en sommige coaches zijn meer coach dan trainer, maar een beetje van allebei kan geen kwaad. Sommige trainers willen gewoonweg geen coach zijn.

Soms helpt het om gewoon op YouTube ‘Al Pacino football speech’ te zoeken. Downloaden die handel, opschrijven wat hij zegt, vertalen en haal er de beste zinnen uit. Een goeie laatste speech hoeft geen 4:30 te duren zoals die van Tony D’Amato, maar de juiste zinnen op het juiste moment doen wonderen.

Rik De Mil, hoe zou die zijn? De trainer van het jaar, nu al. Hoe hij weer leven heeft gekregen in Club Brugge, dat verdient een prijs. Wat heeft De Mil gezegd in de laatste minuten voor de wedstrijd tegen Eupen, dat wil ik weten. Oké, de man heeft zijn looks mee om voor trainer te spelen – stijlvol, lang, knap gezicht, sportief lijf, rustige babbel in keurig Nederlands, geen haantje van het grote gelijk – én hij woont in Oostkamp, maar er moet meer zijn.

Ergens onder die verpakking moet een verdomd goede coach schuilen. Zijn carrièreverloop zit daar voor veel tussen. Begonnen als doelman in Oostkamp en Veldegem, later trainer in Oostkamp, vandaar naar de jeugd van Club Brugge, vervolgens de topjeugd bij Club NXT onder zijn hoede, om zo assistent te worden en bij het vertrek van de hoofdcoach een ziek team in geen tijd te reanimeren.

De Mil was leerkracht, dat helpt altijd. Neen, geen lichamelijke opvoeding maar toegepaste economie zowaar. Dus haast zeker ook een analytische geest. En een doelman toen hij nog voetbalde, dus een man van het bredere plaatje. Hij is van nature niet van my way or the highway, eerder van de bochtige provinciale weg. Van zo’n cv druipt de bescheidenheid af en daar is niks mis mee. Laat mij maar weer assistent worden, zei hij deze week nog. Dat is hem gegund, maar beseft De Mil wel dat hij voor minstens tien, vijftien jaar goed zit als hoofdcoach?

Hij is in de nieuwe generatie beloftevolle coaches (idem voor Jonas De Roeck) het totale pakket. Een trainer-coach die heeft bewezen de knoppen van zijn spelers te kunnen vinden en er op het juiste moment op te drukken, heeft de toekomst voor zich en vindt altijd een club. Laat Club Brugge winnen in Genk morgen, any given Sunday, en we krijgen de spannendste competitie in jaren.