Verhaal over dé stoutste recordpoging ooit: de marathon onder de twee uur in De Morgen van zaterdag 29 april 2017

42,195 km Star Trek

Lopen waar niemand heeft gelopen, harder dan ooit tevoren… Een marathonrecord onder de twee uur zal niet worden erkend, maar Nike neemt de kop in de grote sportschoenenwedloop.

Ze zijn met drie en ze zijn zwart. Ze wegen licht en lopen hard. Ze komen uit drie Oost-Afrikaanse landen en doen het namens het sportmerk Nike. Op 6, 7 of 8 mei zullen ze op aangeven van de klimatologen van het Breaking2-project worden gewekt met de melding “This is the day. We beginnen er aan over drie uur. Start fueling.”

Ze zullen vanuit hun hotel in de buurt van de Autodromo Nazionale in Monza, ten noorden van Milaan, met busjes naar het autocircuit worden gebracht. Busjes, jawel in het meervoud, want samen met de drie toplopers is ook een keurgroep van hazen samengesteld die de toppers uit de wind moeten zetten. Eenmaal de trein vertrokken, in hun geval een elektrische auto met een reuzegrote klok die in het tempo rijdt waarop ze moeten lopen, hebben ze 120 minuten om de mythische 42,195 kilometer af te haspelen op het racecircuit, 17,5 keer de 2,405 kilometer van de zogeheten junior track. Lukt het niet, dan zal hoongelach hun deel zijn en zullen de puristen opgelucht een glas drinken. Lukt het wel, dan heeft het grootste sportmerk ter wereld de grootste stunt ooit in de sport verwezenlijkt. De recordbreker zal meer dan één miljoen euro betaald krijgen, hoewel hij in geen tabel zal terug te vinden zijn want de internationale atletiekbond aanvaardt alleen tijden in reguliere wedstrijden en niet in privéloopjes, weze het dan in erg versnelde vorm.

“Het is alsof we naar Mars moeten, we weten alleen niet wanneer”, grapte olympisch kampioen Eliud Kipchoge, speerpunt van het project. Mars is wat overdreven, een reis naar de maan is een betere vergelijking voor een marathon onder de twee uur. In tegenstelling tot wat eerder werd aangenomen, zijn sportwetenschappers er nu wel van overtuigd: in ideale omstandigheden, als alles meezit en de toplopers hebben een goeie dag, dan wandelt Kipchoge samen met misschien nog een collega eind deze week op de maan. Op schoenen met een swoosh, het Nike-symbool.

Drie strepen vs. de swoosh

Breaking2 is meer een marketingproject van een merk dan van individuele atleten, luidt de kritiek. Dat zou kunnen, maar dat maakt de onderneming niet minder interessant. Afstandslopen wordt al dertig jaar geregeerd door iele zwarte mannetjes, met lange benen en een klein rompje waarin een flink hart en nog flinkere longen zitten. Prachtatleten, voor wie van die types houdt, maar die verder helemaal niks te vertellen hebben.

De strijd tussen Kipchoge en Kimetto is minder beklijvend dan die tussen adidas en Nike. De laatste vier wereldrecords op de marathon zijn allemaal gelopen op adidas. De huidige wereldrecordhouder heet Dennis Kimetto en hij liep zijn besttijd van 2u02’57 in Berlijn in september 2014. Op drie strepen en dus niet op de swoosh.

Nike zet als marktleider in de sportgoederenbusiness ruim de helft meer om dan adidas en is van huis uit een merk van loopschoenen. Wie zijn ijzersterke reputatie van schokdemping in de stratenlopen opbouwde, heeft ook op de marathon een eer hoog te houden. Adidas had wel zelf vage plannen om de sprong naar minder dan twee uur te wagen – getuige daarvan de in februari gepresenteerde schoen adidas adizero sub2 boost. Ook de bekende Engelse sportfysioloog Yannis Pitsiladis heeft een eigen Sub2hour-project maar is nog samen met de Ethiopiër Kenenisa Bekele voorlopig vruchteloos op zoek naar 30.000 dollar. Adidas had geen datum en Pitsiladis dacht aan 2019 en toen waagde Nike de sprong in het diepe en selecteerde een keurgroep aan lopers. Iets later werd de datum bekend: tussen vrijdag 6 en zondag 8 mei zou ideaal zijn. Op een windstille ochtend, bij minder dan 12 graden op een circuit zonder haakse bochten. Monza, here we come.

De drie geselecteerde toplopers zijn Eliud Kipchoge uit Kenia, Lelisa Desisa uit Ethiopië en Zersenay Tadese uit Eritrea. Kenners waren niet verrast van de eerste naam, wel van de andere twee. Ze zijn zorgvuldig gekozen door de NXT Generation-groep in het Nike Sports Research Lab, niet op basis van hun prestaties. Zo is ex-wielrenner Tadese wereldrecordhouder op de halve, maar op de volle marathon liep hij nooit sneller dan 2u10. De lopers zijn gekozen op basis van hun fysiologische potentie. Over Tadese schreef de British Journal of Sports Medicine in 2007 dat hij over de laagst gemeten loopeconomie beschikte. In mensentaal: niemand kon zo hard lopen en zo weinig energie verbruiken.

Van de drie is Eliud Kipchoge op papier de beste. Hij wordt gecoacht door ex-topper Patrick Sang en heeft een pr van 2u03’05, de op twee na beste tijd ooit in een stratenmarathon. Hij liep die nota bene in het bochtige en alles behalve snelle Londen. In zijn acht marathons heeft hij nooit ontgoocheld en in Rio liep hij vorig jaar onbedreigd naar het goud. Hoewel geen wereldrecordhouder wordt hij algemeen beschouwd als de beste marathonloper ooit.

Fysiologische rek

Kipchoge mag dan nog mentaal en fysiek sterk zijn, ook hij begint aan een 42,195 kilometer durende Star Trek-reis. Dit wordt een wedstrijd zoals hij die nog nooit heeft gelopen: zonder tegenstander, zonder tactiek, waarbij een auto zal bepalen hoe hard er wordt gelopen en de lopers zullen proberen volgen. De drie lopers zullen in het vierde kwart van de wedstrijd een fysiologisch gebied betreden waar geen mens ooit is geweest.

Een marathontijd onder de twee uur is een 5.000 meter in 12’17 en een 10.000 meter in 25’36 waard. De huidige wereldrecords op die afstanden zijn 12’37 en 26’17, twee keer op naam van Kenenisa Bekele van het Sub2hour-project. Het betekent acht keer 5 kilometer in 14’13 en dan nog 2 kilometer alles uit de kast halen. De enige die ooit een tussentijdse 5 kilometer liep in minder dan 14’13 is huidig wereldrecordhouder Dennis Kimetto, vorig jaar tussen de 30ste en 35ste kilometer, in zijn geval een onwaarschijnlijke tussenspurt

van 14’09. Kipchoge kwam nooit in de buurt. Hij liep zijn snelste 5 kilometers tussen 0 en 10 kilometer in Londen, maar nog altijd drie en acht seconden trager dan gewenst. Per seconde zullen Kipchoge en co. 14 centimeter moeten inwinnen op Kimetto. Het betekent arriveren in de tijd waarmee je in je beste marathon ooit nog een kilometer moest lopen.

Vanwaar toch dat optimisme en het geloof dat die kloof van bijna drie minuten nu ineens in drie jaar kan worden geslecht, terwijl men er normaal dertig jaar over doet? Omdat wetenschappers beweren dat het kan en omdat heel wat variabelen waar tot nog toe geen aandacht aan werd besteed, deze keer wel zijn onderzocht. Het loopoppervlak, de bochten, de kortste afstand volgen, het uit de wind houden (drafting), de voeding onderweg, de aangepaste training, de schoenen en ten slotte de afstelling van de motor van de atleet: alles samen moet dat drie minuten winst opleveren.

Ongezien? Neen, want 2,5 procent van een record halen, is al een keer vertoond en niet toevallig in de marathon, toen de Engelse Paula Radcliffe in 2003 2u15’25 liep, weliswaar gegangmaakt door onder meer mannen. Dertig jaar geleden beweerde de Amerikaanse arts Michael Joyner in een wetenschappelijke studie dat de menselijke limiet op de marathon bij 1u57’58 lag. Hij baseerde zich daarvoor op waarden als maximale zuurstofopname (VO2max), het percentage van de VO2max dat inzetbaar is en de zogeheten loopeconomie.

Hoeveel rek zit er nog op de fysiologie van de ideale marathonloper? Aangezien deze recordpoging toch op een autocircuit plaatsvindt, is een vergelijking met een auto op zijn best. Een auto kan een grote motor hebben, maar toch geen power ontwikkelen en ook nog eens te veel benzine verbruiken. Een atleet heeft maar zoveel brandstof in de tank en moet daar zuinig mee omspringen. De zuinigste onder de grote motoren zal de meeste kans maken om te winnen. Om het helemaal ingewikkeld te maken: een recordverbetering van 2,5 procent kan volgens sportfysiologen alleen als het energieverbruik met 2,8 procent afneemt. Dus sneller lopen en toch minder verbruiken.

Tanken onderweg

Een onderbelicht aspect waar de lopers zullen moeten aan denken, desnoods onder dwang zoals de ganzen van de gelijknamige lever, is de voeding onderweg. Oost-Afrikanen zijn het niet gewend om onderweg te drinken en te eten. Nochtans is dat de sleutel om aan het eind nog even hard te lopen als in het begin, of harder zelfs, de uiteindelijke bedoeling van deze recordpoging. Kipchoge was al geëvolueerd: hij was het gewend om 40 gram koolhydraten per uur tot zich te nemen. De anderen deden het op zijn Afrikaans: ze namen niks, dronken amper een slok.

Studies hebben uitgewezen dat je best minimaal 60 gram koolhydraten per uur inneemt en mits wat training van maag en darmstelsel kun je dat oprekken tot 90, hoewel een lichaam in theorie maar 70 gram per uur zou kunnen verteren. Elke gram koolhydraten levert 4 kilocalorieën energie, het spreekt vanzelf dat je er met 280 kcal (70gr x 4) niet komt als je er 2.000 per uur verbrandt. Dus moet ook vooraf juist en genoeg worden gegeten.

Maar er is meer dan alleen eten en koolhydraten. Eén naam onder begeleidende wetenschappers doet alvast een belletje rinkelen over de pre-race fueling-strategie. De Engelse fysioloog Andy Jones kreeg als bijnaam Andy Beetroot omwille van zijn obsessie met de bewezen prestatiebevorderende of -beschermende eigenschappen van rodebietensap. Wees er maar zeker van: de Oost-Afrikanen van Breaking2 zijn nu al rodebietensap aan het drinken. Bij de test op 7 maart over een halve marathon, waarbij alle lopers redelijk comfortabel de gewenste tijd onder het uur liepen, is de voedingsstrategie al eens toegepast. En nadien ongetwijfeld aangepast.

Vaporfly: energiewinst 4 procent

Een wetenschappelijk artikel in maart van dit jaar van de hand van de Nederlandse sportwetenschapper Wouter Hoogkamer (ex-KU Leuven) die les geeft en werkt in het Locomotion Lab van de University of Colorado in Boulder, kwam ook tot de conclusie dat een tijd onder twee uur mogelijk moet zijn. Nog voor de details van de recordpoging bekend waren, combineerden zij drie factoren.

De belangrijkste bleek de aerodynamica, waarbij ze rekening hielden met twee of/of-scenario’s: wind mee of drafting (het achter elkaar lopen) die elk drie minuten konden besparen maar niet konden worden opgeteld.

Een tweede element was de schoentechnologie waarmee één minuut kon worden bespaard. Een derde factor was het bergaf lopen waardoor 30 seconden konden worden bespaard. Dat laatste element viel weg omdat op een circuit wordt gelopen, net als het ‘wind in de rug’-scenario. Wat overbleef waren de drafting en de schoenen.

Wouter Hoogkamer: “Het drafting-scenario dat wij doorgerekend hebben, gaat uit van vier lopers die na de eerste helft achter de hazen te hebben gelopen, vervolgens om de beurt de kop nemen (als in het wielrennen). Nike heeft het tot nu toe over drie atleten gehad, en daarbij denken velen dat enkel Kipchoge een echte kans maakt. Dus op basis daarvan denk ik dat er maar weinig winst gehaald zal worden uit drafting in de tweede helft.

“Wel denk ik dat Nike met hun V-formatie (zij spreken over lopen in een diamantvormig pelotonnetje, HV) en de vele hazen in de eerste helft, nog de nodige winst kunnen boeken ten opzichte van een gewone stadsmarathon met slechts drie of vier hazen, en een kopgroep van zes tot acht kanshebbers. Hier zal het eerder andersom zijn met veel hazen in dienst van weinig kanshebbers.”

Ook wat betreft de schoenentechnologie deed men in Colorado onderzoek en berekende men dat ten opzichte van de relatieve adidas adios boost 2-schoenen, die Kimetto droeg tijdens zijn wereldrecord in Berlijn, een 100 gram minder zware schoen ongeveer een minuut winst zou kunnen opleveren. Maar tussen het verschijnen van de paper en de marathon maakte Nike bekend dat hun atleten de nieuwe Vaporfly Elite-schoenen zullen dragen.

Hoeveel die precies weegt is nergens te achterhalen maar de Vaporfly Elite is superlicht (150 gram per schoen, wordt beweerd). Hij maakt geen gebruik van de normale tussenzool, ook niet van het Boost-materiaal dat adidas in zijn ultralichte schoen stopte, maar van een licht gebogen tussenzool in carbon. Daar was heel wat om te doen toen de details van de schoen uitlekten. Sportwetenschappers die niet in the loop waren gehouden door Nike, spraken meteen van een Pistorius-effect omdat de springveren van geamputeerde atleten ook uit carbon zijn gemaakt. Maar carbonzolen zijn helemaal niet nieuw: ze bestaan al in wedstrijdspikes.

“Alsof je de hele tijd bergaf loopt”, liet Nike hun research director verklaren. Dat kan natuurlijk niet. De crux zit hem in de energiereturn door de zool. Daardoor verbruik je minder energie en loop je economischer, wat misschien lijkt op licht bergaf lopen. Omdat er geen oneigenlijk voordeel mag zijn door toepassing van een product of een materiaal waar de markt geen toegang toe heeft, brengt Nike nog dit jaar twee versies van de Vaporfly op de markt. De Elite-versie is weliswaar niet te koop, die is op maat gemaakt voor de… elite.

De Universiteit van Colorado deed in opdracht van Nike een externe studie naar deze schoenen. Hoogkamer: “We hebben het energieverbruik gemeten tijdens hardlopen in enerzijds gangbare marathonschoenen van Nike en anderzijds in een prototype van de nieuwe Vaporfly-schoenen. De Vaporfly-schoenen besparen 4 procent energie. De nog onbeantwoorde vraag is hoe die energiebesparing zich vertaalt naar tijdwinst.

“Ik durf te voorspellen dat je met die schoenen minimaal 3 minuten van de marathontijd kunt afhalen. Vervolgens heeft Nike de schoenen nog meer geoptimalizeerd voor de lopers in hun Breaking2-project, dus nog meer tijdwinst. Ze maken echt een heel goede kans om de twee uur te breken.”

Column Zwakke Kampioen in De Morgen van zaterdag 29 april 2017

Zwakke kampioen

It ain’t over till the fat lady sings. Soms wordt die vaak gebruikte zin in de sportverslaggeving toegewezen aan een commentaar bij de Walkure van Wagner als een vogel ten tonele verschijnt, ook maar iets wat ik heb van horen zeggen. Bepaald uniek is de theorie dat Al Capone ooit tegen zijn lijfwachten zei dat ze moesten blijven zitten. Pas als de dikke madam zou beginnen zingen, dan was het bijna gedaan.

In de sport zou de uitdrukking voor het eerst zijn gebruikt meer dan veertig jaar geleden door ene Dan Cook, commentator voor de lokale tv in San Antonio bij het basketbal. Hij waarschuwde bij een voorsprong de Spurs voor voorbarig optimisme. De wedstrijd moest helemaal voorbij zijn. Hij kreeg gelijk: de Spurs verloren alsnog en hun illustere coach Dick Motta nam de zin over. En zo geraakte een waarheid als een koe in de sport aan het befaamde zinnetje: een wedstrijduitslag is pas zeker als de wedstrijd is afgelopen – in tijd of in score – en een competitie is voorbij als de achterstand mathematisch niet meer in te halen is.

Tot donderdagavond zo rond een uur of halfnegen was de kampioen bekend en ging het in Play-off 1 alleen nog over wie tweede zou worden en wie derde en vierde en ook een beetje wie met een kater in het gekkenhuis zou achterblijven. Elke vraag of Anderlecht nog kon worden ingehaald werd door de FC Analisten weggelachen. On-mo-ge-lijk. Zo hebben we het graag: geen politici die rond de pot draaien, maar sportmannen met ballen die zeggen waar het op staat.

Donderdagavond rond een uur of halfelf luidde het anders: de kampioen is nog niet bekend. Het ligt wijd open, sprak Aad de Mos stellig. Zo hebben we het graag: niet rond de pot draaien, gewoon zeggen waar het op staat. Die analisten toch: bijna allemaal kleine Trumpjes, die van overdrijven hun verkoopargument hebben gemaakt, maar vooral hun huik naar de wind hangen in een poging air time te verzamelen. Bijna allemaal, want een Gert Verheyen bijvoorbeeld, zul je nooit op zo’n helemaal zeker-stelling betrappen. “Dat zullen we dan wel zien”, is een veelgebruikte zin die hij vergezelt van een meewarige glimlach alsof hij wil zeggen: mij krijg je zo zot niet dat ik hier dingen ga verkondigen, die ik een week later moet herroepen.

Het grote voordeel van analisten tegenover politici, is dat ze nooit worden geconfronteerd met eerdere groteske uitspraken. Zou het niet mooi zijn om aan het eind van het seizoen al die gedurfde tussentijdse stellingen achter elkaar te zetten? Wie zou zich daar aan durven wagen? De sportjournalist? Die leeft zelf van De Overdrijving en De Ophemeling – blader maar eens terug in de tijd in de kranten en je lacht je te pletter – en voor wat die zelf niet durft te schrijven, gaat hij bij De Analist te rade. Die geeft maar wat graag van jetje, want er zijn meer analisten dan analyses. Wat goed bekt, krijgt een mooie kop en of het ook ergens op slaat, doet er niet toe.

Weet u wat de waarheid is, die zoals altijd in het midden ligt? Dat het donderdag om halfnegen nog niet helemaal voorbij was. Gezien de problemen die Anderlecht al het hele seizoen heeft om zelf het spel te maken tegen een stugge tegenstander, was de kans reëel dat Charleroi wel eens twee punten kon komen pikken uit het Astridpark. Welnu, het werden er drie. En dat donderdag de titelstrijd om halfelf evenmin weer wijd open lag.

Anderlecht heeft op Gent en Club nog steeds vijf en zes punten voorsprong met nog vijftien punten te verdienen. Club en Gent moeten nog tegen elkaar. Anderlecht moet nog naar Gent en naar Club. Dat kan allemaal wel heel erg moeilijk klinken, maar Anderlecht presteert tegen voetballende ploegen buitenshuis beter dan in eigen stadion omdat Anderlecht reactievoetbal speelt. Als Anderlecht morgen in Gent weer onderuitgaat, maar meestal winnen ze daar, dan pas zijn de kansen van de concurrentie gestegen. Wie het ook wordt, één stelling kan alvast niemand betwisten: dit seizoen krijgen we een toevallige en dus een zwakke kampioen.

Column van een zevende knoopsgat-wielertoerist over de dood van Scarponi op demorgen.be van 24 april 2017

Ik kan de dood van Scarponi niet uit mijn hoofd zetten. Het heeft er behoorlijk ingehakt

 

Bij het fietsgekke geslacht Declercq zag ik voor het eerst het Youtube-filmpje van Michel Scarponi met zijn papegaai Frankie. Ze hebben bij de Declercqs ook een papegaai, vandaar hun interesse voor Scarponi die op training zijn Frankie op zijn schouder had zitten, liet wegvliegen en dan terugriep. Zoek het maar even op: mens en papegaai die één worden, allebei blauw en geel.

Een plezante mens, die Michele Scarponi, dat zie je zo. Een renner die blij was renner te zijn, zoals de meeste renners want anders kan je dat vak niet beoefenen. In de necrologieën werd dat gelukkig benadrukt. Ten overvloede werd ook vermeld dat hij wel eens een donkere periode heeft gehad en bij Fuentes en Ferrari patiënt was. Dat had er nu eens niet bij gemoeten.

Vroeg of laat liggen we allemaal tegen de grond, heel af en toe door onze schuld, maar meestal door de schuld van iemand in een stalen doos op vier wielen die zich oppermachtig voelt

Michele Scarponi is 37 jaar geworden en is dit weekend morsdood gereden door een auto die hem niet had gezien en/of een stopteken had genegeerd. Wie zal het zeggen wat de ware toedracht is en wat doet het er toe? De dood van Michele Scarponi is niet zo maar een ongeval, dit is ook het noodlot niet. Iedereen die fietst, herkent de wetmatigheid. Vroeg of laat liggen we allemaal tegen de grond, heel af en toe door onze schuld, maar meestal door de schuld van iemand in een stalen doos op vier wielen die zich oppermachtig voelt.

Nog maar eens is een wielrenner gestorven op training en deze helemaal alleen tijdens een losrijritje van niemendal tegen een kleine dertig per uur. Neen, geen wielerterrorist in een groep van gelijkgezinde fietshunnen. Evenmin een student die met doodsverachting tussen de auto’s laveert. Neen, een bijzonder handige solitair die één is met zijn machine, werd zaterdag genadeloos van de weg gemaaid en weet u wat de eerste bedenking is bij iedereen die wel eens fietst? Dat had ik kunnen zijn.

Eén zin is bijgebleven van alle interviews die Tom Boonen heeft gegeven net voor hij de fiets aan de haak hing. “Wat ik niet zal missen, is het gevaar. Elke dag, elke training was er wel dat moment dat ik overhoop had kunnen worden gereden als ik niet had opgelet.” Ik ben een ongetalenteerde wielertoerist van het zevende knoopsgat, maar recent maakte ik samen met een fietsmaat tijdens een tochtje net dezelfde bedenking. Kunnen wij nu echt geen enkele keer buiten komen zonder ons minstens één keer onwaarschijnlijk boos te moeten maken op een chauffeur die ons uit onkunde of onwil in de kant wil rijden, de pas afsnijden, geen voorrang geeft of wat al niet meer?

Iemand vijf meter voor jou zien opschept worden en bloedend op de asfalt gekwakt worden, dat beeld raak je nooit meer kwijt

 

Na twee zware ongevallen van een naaste, het tweede zag ik voor mijn ogen gebeuren, ben ik nog meer angsthaas op de fiets. Voortdurend wordt gepraat en gedirigeerd: pas op, auto voor, auto achter, vluchtheuvels, geparkeerde auto’s, putten en gaten in de weg aanwijzen. En nog ging het die ene keer finaal fout. Een auto met gierende banden uit een zijstraat zien komen, iemand vijf meter voor jou zien opschept worden en bloedend op de asfalt gekwakt worden, dat beeld raak je nooit meer kwijt.

Ik fiets zo defensief als maar kan. De richtsnelheid is een goeie 30 bij windstil weer, iets meer bij wind in de rug en pompen tot 30 bij wind op kop. Ik rij vaak alleen, ook soms met twee, één keer per week in een kleine groep. Ik rij nooit zo maar gratuit een kruispunt op, ook niet als ik voorrang heb, in elke geparkeerde of rijdende auto vermoed ik een aanslagpleger, ik rij heel zelden met twee naast elkaar.

Ik heb een bel, op de koersfiets, die blasfemie neem ik erbij. Ik draag altijd een helm die ik vroeger afzette in een lange, hete klim in een warm land, maar zelfs dat durf ik niet meer. En toch, elke rit – lang of kort – gaat het minstens één keer fout en zou ik de autobestuurder uit zijn/haar auto willen halen, de sleutels afnemen, een oorveeg geven en verder rijden.

Fietsers zijn niet de verkeersagressoren, het spijt mij zeer. De auto’s zijn de moordenaars en ik heb er zelf twee van

Fietsers zijn niet de verkeersagressoren, het spijt mij zeer. De auto’s zijn de moordenaars en ik heb er zelf twee van. Rij ik anders met de auto als ik een fietser zie? Ja, en ik herken ook de autobestuurders die zelf weten wat fietsen is. Zij houden in als ze een fiets kruisen, vertragen als ze een fiets inhalen, houden afstand, toeteren nooit en de echt begripvolle geven een rijdende fiets zelfs voorrang waar die eigenlijk zou moeten stoppen.

Ik kan de dood van Scarponi niet uit mijn hoofd zetten. Het heeft er behoorlijk ingehakt en mij gesterkt in mijn voornemen. Ik zal nog defensiever rijden, nog meer waarschuwen, maar mij nóg agressiever gedragen tegen wie mijn leven in gevaar brengt. Tot ze het leren.

Verhaal over Feyenoord, Rotterdam en de angst voor de titel in De Morgen van 22 april 2017

FEYENOORD

Het lijden van de allermooiste rotstad

De ‘ij’ is uit Feyenoord verdwenen, maar niet uit lijden, het eeuwige lot van de fans van de legendarische club. Hoewel hij op kop gaat in de Nederlandse Eredivisie, is de Feyenoorder er helemaal niet gerust op. ‘Nu dreigen we zowaar kampioen te worden.’

Laat me je de stad tonen, waarvan ik ben gaan houden

Zwerf mee over ’t Weena, met zijn hoge flatgebouwen

Zie je daar aan ’t einde al ’t prachtige Hofplein

Als Feyenoord heeft gewonnen, duik je zo in de fontein

 Meer dan elf jaar in de wijde omstreken van Rotterdam gewerkt, ettelijke keren over de Van Brienenoordbrug gereden en de ook bij regen immer blinkende skyline – een mix van torenflats, businessgebouwen en havenindustrie – bewonderd, vaak Rotterdam in gereden langs de Maasboulevard, maar in ‘Rotterdam, de mooiste rotstad die er is’, het Rotterdams volkslied van Paul de Nooy, heb ik mij nooit kunnen vinden.

Tot ik er enkele weken geleden terug was voor dit verhaal en door de wijken Crooswijk en Kralingen cruisede op weg naar restaurant Vicini voor een afspraak met een collega en diehard Feyenoordfan. Toen overviel mij de plots verworven schoonheid van een stad die in tien jaar een metamorfose had ondergaan. Ineens begreep ik de Amsterdamse vrienden en collega’s die op zoek naar een betaalbare woning hun statige P.C Hooftstraat hadden ingewisseld voor de stalinistische Koopgoot.

Even tevoren was ik bij de Bloklandstraat in de volkswijk het Oude Noorden uitgestapt. Te midden van de voorbijwandelende hidjabs, kaftans en djellaba’s had ik foto’s genomen van een nieuw gemetseld bakstenen muurtje, plompverloren neergepoot in een sociale woonwijk met prefab doorzonwoningen. “Het muurtje van Coen Moulijn, Feyenoord”, kwam een behulpzame tiener uitleggen toen ik van dichtbij een foto in het schrijn bekeek. Natuurlijk Moulijn, maar je herkent in een elftalfoto ook de jonge, mooi gebeeldhouwde kop van Jan Boskamp, een kind van de volksbuurt Crooswijk en nog steeds Feyenoorder in hart en nieren mét een eigen zitje in De Kuip.

Voor de citytripper ligt het Muurtje van Moulijn een beetje ver af van het Museum Boijmans Van Beuningen, de haven en Hotel New York – je hebt al een huurfiets nodig om er te geraken – maar het Muurtje is een begrip voor alle Feyenoordfans. Tegen die bakstenen, zo wil de legende, heeft de legendarische linksbuiten van de jaren 60 en 70 zijn een-tweetjes en passeerbewegingen vervolmaakt.

De Hollandse School

Het Muurtje en Moulijn waren de hoekstenen van het Feyenoord van eind jaren 60 dat het beste voetbal van de wereld speelde en als eerste team een aanvallend ingestelde 4-3-3 hanteerde. Jawel, nog vóór het grote Ajax onder Rinus Michels en Johan Cruijff. Die zou in het seizoen 1983-’84 heel even uit rancune tegenover Ajax een succesvol Feyenoorder worden toen hij daar zijn laatste seizoen op noppen beleefde en de club haast in zijn eentje een landstitel bezorgde. Het is een passage waarmee de harde Feyenoorder nog steeds niet klaar is: was dit nu een diepte- dan wel een hoogtepunt, een Rotterdamse titel behaald door iemand uit 020, zoals Amsterdam via het kengetal wordt aangeduid? (Rotterdam heeft 010, en daar zijn ze apetrots op.)

FeIJenoord – toen had het de naam nog niet geïnternationaliseerd naar FeYenoord – zou geen kampioen worden in 1970, wél Ajax, maar zou als eerste Nederlandse club de Europacup voor Landskampioenen winnen tegen Celtic Glasgow en later de Wereldbeker tegen Estudiantes de la Plata uit Argentinië.

En toen kwam het grote Ajax: drie keer op rij werd de Europacup 1, de voorloper van de Champions League, door de Amsterdamse grachten gevaren. Ajax zou de geschiedenis ingaan als de grondlegger van de zwierige Hollandse School, Feyenoord als de club van ‘je poot zetten’ en ‘weigeren te verliezen’.

Een historische misvatting, zoals collega Mark Lievisse Adriaanse op de website VI Catenaccio uitlegt.

“Feyenoord speelde als eerste 4-3-3 onder Ernst Happel (later furore makend bij Club Brugge, HV) en Ajax speelde tot 1970 4-2-4 met Rinus Michels. Pas na een wedstrijd dat seizoen waarin Ajax werd overklast door Feyenoord, heeft Michels de tot dan Rotterdamse 4-3-3 bij Ajax geïntroduceerd.”

Kortom, de Hollandse School – verzorgd positiespel in 4-3-3-formatie, brutaal aanvallend – is uitgevonden in Rotterdam en maakte voor het eerst wereldfaam in de Europese achtste finale van Feyenoord in november 1969 tegen AC Milan. Snelle passing, hoog druk zetten op de tegenstander én hard werken werden voor het eerst gecombineerd door een elftal. Het beslissende doelpunt in die wedstrijd was een voorzet vanop links door Coen Moulijn, ingekopt door Wim van Hanegem, de twee grootste Feyenoorders ooit. Feyenoord was eind 1969 en heel 1970 dé referentieclub in de wereld.

Rotterdam, geen flauwekul stad, Rotterdam de geen gelul stad

Rotterdam, stad zonder franje, zonder goud, zonder champagne

Benelux en Brienenoordstad, Rotterdam dat is mijn moordstad

Al die havens en fabrieken, en die stinklucht uit Pernis

Maakt Rotterdam de allermooiste rotstad die er is

Die status werd al snel tenietgedaan door een nog indrukwekkender Ajax en dat kenmerkt de geschiedenis van de Rotterdamse club: mooie naar korte hoogtepunten, afgewisseld met nog meer en langer durende dieptepunten. De schaduw van Amsterdam reikt in de donkerste voetbaldagen altijd tot Rotterdam. Het gevolg is een latente frustratie tegenover de aartsvijand.

Verwende Amsterdammers

“Ajax-supporters zijn verwend door het succes en door het leven”, legt Joost de Jong uit. Hij was mijn collega in Nederland en woont nu al jaren in Rio, van waaruit hij geregeld de oversteek waagt. Ook nu hoopt hij op een lentetrip naar het thuisland en in één ruk door naar de Coolsingel, waar elke Feyenoordtriomf wordt gevierd. De voorbereidingen daartoe verlopen in alle bescheidenheid, om de voetbalgoden niet op de zenuwen te werken. Een echte Rotterdammer is op zijn hoede voor al te veel optimisme, want het gaat al te vaak fout als het goed moet gaan.

“Amsterdammers hebben dat niet”, zegt De Jong. “Die zijn verwend: ze hebben De Nachtwacht van Rembrandt, het Van Gogh, de Wallen, de koffieshops, het is ze allemaal in de schoot geworpen. In het voetbal: Cruijff, Keizer, Swart, Michels, ze waren er ineens
en ook nog eens allemaal samen. In 1995 (toen Ajax de Champions League won, HV) ook weer: Kluivert, de De Boertjes, Rijkaard, Seedorf, Davids en een supercoach met Van Gaal. Voor Ajax-supporters is winnen de norm. Als het slecht gaat, komen ze niet meer.”

Dat zal in De Kuip – méér voetbalstadion dan deze tempel vind je niet in Europa – niet snel gebeuren. In oktober 2010 liep Feyenoord een 10-0 nederlaag op bij PSV en tekende daarmee eens te meer voor een Eredivisierecord in negatieve zin. Dan zou je verwachten dat de fans, gedegouteerd door zoveel onkunde, voor de volgende thuiswedstrijd verstek geven, maar neen: drie dagen later was De Kuip weer tot de nok gevuld met 50.000 toeschouwers en dat nog wel voor het bezoek van het onooglijke VVV-Venlo. Feyenoord zou dat jaar als tiende eindigen na een seizoen dat begon met een Europese uitschakeling door AA Gent.

Het kan altijd fout gaan

De frustratie van Feyenoord is die van een stad, een traditieclub en fans over het hele land, die al achttien seizoenen wachten op een landstitel. Weeral een clubrecord, de oorlogsjaren niet meegeteld. Er zijn wel wat bekers gewonnen in die tijd en per ongeluk in 2002 zelfs een Europacup. Op 8 mei pakte Feyenoord in het eigen stadion, tegen de Duitse kampioen Borussia Dortmund, na 28 jaar voor de tweede keer in zijn historie de UEFA Cup. Het werd een groot volksfeest maar met een zwart randje, want twee dagen eerder was de Rotterdamse volksheld Pim Fortuyn vermoord.

Lijden als norm, dat is het Feyenoordgevoel tot zijn essentie herleid. Denk in Belgische termen aan de frustratie van de Blue Army van Club Brugge tot het veroveren van de titel vorig jaar, gecombineerd met de lijdzaamheid van de Antwerp-aanhang die eindelijk promoveert maar – ook als alles goed gaat, kan het nog fout gaan – nu problemen heeft met de licentiecommissie.

Overigens gaat die vergelijking ook op voor de fans. Als u opwellende sympathie voelt voor Feyenoord, hou dan toch maar een slag om de arm. De harde kern van Feyenoord is de meest gewelddadige van heel Nederland met trieste dieptepunten als de moord op Ajax-fan Carlo Picornie (dit jaar twintig jaar geleden bij afgesproken rellen in Beverwijk), het slopen van de binnensteden van Bremen, Mönchengladbach, Düsseldorf, Leverkusen, Basel en ten slotte Nancy in 2006. Daarna ging het tien jaar goed tot de Europese uitwedstrijd in Rome, toen de Feyenoordfans de Fontana della Barcaccia bij de Spaanse Trappen beschadigden. Te vergelijken met de plundering van Rome in 1527, sprak de Romeinse burgemeester.

Niets vergoelijkt dat gedrag, dat door de jaren heen versterkt werd door een toenemende ergernis. Nadat Feyenoord de UEFA Cup had gewonnen in 2002, ging het alleen maar bergaf met de club. De Feyenoordfan weet hoe dat komt: slecht beleid. Elk succesje werd gevolgd door een reuzenederlaag, minkukels werden gepresenteerd als wereldspelers, maar groeiden – ook echt Feyenoord – ondanks hun onbeholpenheid soms uit tot publiekslieveling.

Jarenlang werd met het faillissement geflirt en dat is een kunst voor een club die elke twee weken moeiteloos 50.000 man naar het stadion lokt. Al meer dan tien jaar wordt er gepalaverd over een nieuwe Kuip, dichter bij de Maas, een nieuwe landmark voor Rotterdam. Recent kwam een financieringsmodel gebaseerd op aandelen weer bovendrijven, Feyenoord City genaamd. Economen maakten meteen brandhout van de plannen waarvoor de stad Rotterdam – die zichzelf wel profileert als sportstad – een belangrijke bijdrage zou moeten leveren. De Kuip zal zichzelf wel nog een jaar of tien overleven.

Niks gaat vanzelf in Rotterdam en dat is ook een beetje het beeld van de stad die zich ziet als het hardwerkende hart van Nederland, met die grote haven en al dat werkvee dat ooit als Brabantse boeren werd geïmporteerd en zich óp Zuid gingen vestigen. Later zou Rotterdam nog eens zwaar worden getroffen toen de haven – en de stad als collateral damage – van de kaart werd geveegd door Duitse bombardementen. Weer moesten de noeste Rotterdammers hun stad en leven opbouwen.

Als, als, als…

“Wij cultiveren het lijden”, zegt Robert van Brandwijk, ex-chef sport bij het Algemeen Dagblad en samensteller van een te verschijnen boek over het Feyenoordgevoel. Hij zucht, want dit zijn harde tijden. Is er iets erger dan zo helemaal bovenaan de Eredivisie staan? “Ja, nou ja, nu dreigen we zowaar kampioen te spelen.”

Hij lacht en is zich meteen bewust van het schizofrene in zijn statement. Dat is nu typisch Feyenoord, vindt de eerder al geciteerde Mark Lievisse Adriaanse. “Zo’n cultus van het lijden is nergens voor nodig en dreigt zelfs antiproductief te werken. Op den duur ga je de mislukking koesteren als een zelfvervullende voorspelling. Hetzelfde met die harde werkers. Feyenoord heeft nu veel meer talent lopen dan welk elftal in Nederland ook, maar Het Legioen (koosnaam voor de fans in De Kuip, HV) ziet liever een speler die kilometers doelloos loopt dan een verfijnde actie die net mislukt.”

Schei toch uit over die Moffen, hou toch op over die bommen 

Rotterdam, stad zonder hart, mijn hart ligt er wel, verdomme

Wat een ander ook mag zeggen, die slaat de plank maar mis

Rotterdam, de mooiste rotstad die er is

Door al dat lijden heeft de hunkering naar succes wel elk jaar grotere vormen aangenomen en is het geloof in een goede afloop uitgebodemd. Daarom is de blijdschap om een titel altijd groter in Rotterdam dan in het verwende Amsterdam. Of in het Brabants- bourgondische Eindhoven, waar het – aldus de Feyenoorder – niet zoveel uitmaakt of ze winnen dan wel verliezen, zolang de bierpomp maar draait.

 

Stad, club en duizenden fans over het hele land hunkeren naar een nieuwe triomf, wat nog een spannend verhaal wordt. Laten we u tot slot de sportieve contouren schetsen, zodat u het een beetje kunt volgen. Hoewel ze in Nederland geïnteresseerd lijken in een adoptie van onze play-offs, voetballen ze daar voorlopig nog zoals in onze prehistorie: aan het eind van een heen- en terugronde met alle achttien eersteklassers wint de club met de meeste punten. Voorlopig is dat Feyenoord uit Rotterdam.

Voorlopig, jawel, want de kloof was een paar weken geleden zes punten. Toen werd verloren bij naaste achtervolger Ajax en was de bonus op slag gehalveerd. Een week later werd gelijk gespeeld bij het lullige PEC uit Zwolle, en Ajax won, en toen bedroeg de voorsprong nog maar één punt. Afgelopen weekend wonnen beide ploegen – Feyenoord schudde het lastige Utrecht (vierde in de stand) van zich af. Dit weekend moet Ajax bij PSV (de derde) op bezoek en als de Amsterdammers daar verliezen en Feyenoord wint bij Vitesse (de vijfde), dan moet het nog maar een van de twee resterende wedstrijden (tegen de ‘kleintjes’ Excelsior en Heracles) winnen om kampioen te worden.

Als, als, als… daar heeft de Feyenoordfan niets aan. Vorig jaar leek het elftal van Giovanni van Bronckhorst goed op weg om zich te mengen in het titeldebat, maar verloor toen zeven wedstrijden op rij, een nieuw record in de Eredivisie voor een ploeg uit de top drie. Later dat jaar werd wel de beker gewonnen, maar dat was hooguit de pleister op het houten been.

Een titel en een triomftocht op de Coolsingel, dat wil Feyenoord en bij uitbreiding Rotterdam. Dan zal niemand hen zoals bij de laatste in 1999 de ‘kampioen van de armoede’ kunnen noemen, want ze hebben de meeste doelpunten voor (81) en de minste doelpunten tegen (21). De beste van Nederland, dat is de stand van zaken met betrekking tot Feyenoord op 22 april 2017.

Column Kansberekening in De Morgen van 22 april 2017

Kansberekening

Dit stukje is getikt nog voor de uitslag KAA Gent-KV Oostende bekend was, een slag om de arm is derhalve gewenst. Worden kampioen in eerste klasse, in volgorde van waarschijnlijkheid: RSC Anderlecht, Club Brugge en KAA Gent. Anderlecht is 60 procent zeker van de titel en de overige 40 kan in tweeën worden gedeeld door Club Brugge en KAA Gent. Oostende, Zulte Waregem en Charleroi doen niet meer mee voor de eerste twee plaatsen.

Wie het ook wordt, het toeval zal weer de grootste rol hebben gespeeld. Twee keer per jaar moet u daarop worden gewezen in deze rubriek: voetbal is toeval, geschreven met dezelfde letters plus de b van bal. Voetbal is een jurysport, las ik van de week op Twitter. Ook dat klopt: het toeval, zo hebben we de laatste weken gezien, zit hem ook in de hansworst die in het midden van het veld het verkeer regelt en zich samen met zijn collega’s al of niet in jouw voordeel vergist. Dat alles zal niet beletten dat de FC Analisten bij Tom en Frank met ronkende theorieën en gedurfde visies zullen afkomen waarom deze of gene club het uiteindelijk heeft gehaald.

Wordt het Anderlecht, dan zal het begrip efficiëntie overheersen en zal René Weiler op het schild worden gehesen, terwijl het daar het grootste deel van het seizoen een zootje was en het spel soms niet om aan te zien was, en hij eergisteren veel (demagogische) kritiek kreeg om zijn anderzijds logische wissels. Wordt het Club, dan zal worden verwezen naar de slogan ‘No Sweat No Glory’ en de onwaarschijnlijke drive van hun trainer Michel Preud’homme. Terwijl ze daar de laatste week geen wedstrijd meer kunnen winnen. Wordt het Gent, dan zal Hein Vanhaezebrouck worden bejubeld en ook een beetje de dikke portemonnee waarmee in de winterstop dure en toevallig (weer toeval!) goeie spelers werden gekocht.

Toeval en geluk zijn broer en zus in de sport. Om toevallig gelukkig te zijn, moet je wel investeren in de wedstrijd, bijvoorbeeld door aan te vallen, maar ook niet overdreven veel want voetbal is nu net dat spel waarbij het minst moet worden aangevallen om maximaal succesvol te zijn. Toeval is in geen enkele balsport belangrijker dan in voetbal, of misschien biljarten maar daar ben ik niet in thuis.

Michel Preud’homme en Club Brugge vinden nog steeds dat niet Gent de titel heeft gewonnen in 2015, maar dat zij hem hebben verloren omdat ze Europees zo lang in de running waren. Heeft daarom in de later als cruciaal bestempelde wedstrijd op Brugge de Gentse spits Benito Raman bij een 2-2 in een ultieme aanval een bal op de paal geschoten en vervolgens de rebound op zijn hoofd gekregen en de bal alsnog binnen gekopt? Zijn de Club-spelers daar plots door hun knieën gegaan, overmand door vermoeidheid? Neen, toeval is de reden dat hun benen werden afgesneden en de hoofden volliepen.

Vorig jaar vond Club Brugge zichzelf zo vreselijk geweldig, maar als het in de play-offwedstrijd bij Gent aan de rust 3-0 staat voor de thuisploeg, mag geen haan daar naar kraaien en is de titel misschien gaan vliegen en zijn de benen weer af. Maar toevallig werd het geen 3-0, want aan de rust stond het 1-1 door missers en een toevalgoal van Izquierdo. Ging Gent daar onderuit door een zwaar Europees seizoen? Welnee, de laatste Europese wedstrijd was al een maand eerder gespeeld. Gent ging onderuit door toeval.

Club speelde dit seizoen tijdens zijn drukste weken heel België van het kastje naar de muur, maar raakt de laatste weken geen bal meer goed. Europees was het al uitgeschakeld nog voor het winteruur inging en dat is alweer een paar weken het zomeruur geworden, dus daar kan het ook niet aan liggen.

Toeval gaat arm in arm met kansberekening en daar is René Weiler van Anderlecht, al of niet voorgerekend door het bestuur, erg goed in. De kans dat Anderlecht de halve finale van de Europa League haalde, was oneindig veel kleiner dan dat het straks kampioen wordt, behalve als Weiler tot het eind in Manchester met zijn beste spelers blijft spelen, maar wie zal het zeggen?

Het verschil op de bankrekening daarentegen is gigantisch: kampioen worden betekent minimaal 25 miljoen euro van de Champions League, de halve finale van de Europa League winnen betekent 1,6 miljoen euro. Reken uit. Heil Weiler. Voorlopig, want zondag is het weer toeval dat beslist.

Verhaal over vrijspraak Leif Hoste in De Morgen van 20 april 2017

Hoste is (nog) geen Bosman

Leif Hoste moet volgens een Gents rechter zijn boete aan de UCI niet betalen. Maar om daaruit te concluderen dat het biologisch paspoort en de hele dopingbestraffing op de helling staan, is al te kort door de bocht. Neen, de zaak-Hoste is niet voor de dopingbestrijding wat de zaak-Bosman voor de transferreglementering was.

Eerst de feiten. Leif Hoste werd ruim na zijn carrièrestop in 2013 alsnog bestraft voor anomalieën in zijn bloedwaarden door de disciplinaire commissie van de Koninklijke Belgische Wielerbond. Die bloedwaarden werden door de UCI, de Vlaamse Gemeenschap en/of het Wereldantidopingagentschap WADA over de jaren heen verzameld in het zogeheten ABP, of Athlete’s Biological Passport, vaak fout aangeduid als ‘bloedpaspoort’. Hoste viel uit de lucht, betwistte de veroordeling, maar werd toch bestraft. Hij kreeg een boete van 300.000 euro (later herleid tot 150.000 euro) en een schorsing van twee jaar, maar hij was al gestopt.

Restte dus nog de boete en om daarvan helemaal af te geraken, had Hoste bij het Arbitragetribunaal voor de sport (TAS) in Lausanne moeten aankloppen. Dat is een hele dure affaire, omdat daar vooral advocaten zetelen die advocatenvergoedingen vragen en geen beroepsrechters zoals in België die daar geen aparte vergoeding voor mogen krijgen. Bovendien moet bij het TAS ook worden gepleit in het Frans of Engels en is vaak een lokale advocaat nodig, en zijn de vertaalkosten voor eigen rekening. De kostprijs begint bij 26.000 euro en daar had Hoste geen zin in, maar betalen deed hij ook niet.

Geen precedent

Toen de internationale wielerbond UCI de boete wilde innen, dagvaardden ze Hoste. Johnny Maeschalck en Kristof De Saedeleer van het bureau Van Landuyt en vennoten verweerden zich bij de burgerlijke rechtbank in Gent en die heeft op 2 april uitspraak gedaan: Hoste moet die boete niet betalen. Reden: hij heeft geen eerlijk proces gehad bij de KBWB. De rechtbank in Gent baseert zich op Artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) om Hoste vrij te spreken.

Het vonnis maakt bij een zogeheten ‘marginale toetsing’ van de rechtsgang bij de KBWB brandhout van het biologisch paspoort als veroordelingsgrond zoals dat bij Hoste is toegepast. Daarom is deze uitspraak in dit heel specifieke geval nog geen precedent. Het is niet omdat wordt verwezen naar het EVRM dat de zaak-Hoste nu ineens bepalend is voor alle veroordelingen voor foute bloedwaarden in heel Europa en dat ook pakweg in Rome de Gentse rechter wordt gevolgd. Met andere woorden: de zaak-Hoste is niet voor de dopingbestrijding wat de zaak-Bosman voor de transferreglementering was. Het arrest-Bosman zorgde voor een revolutie in de voetbalwereld. Jean-Marc Bosman klaagde het bestaande transfersysteem aan, omdat FC Luik hem niet naar Duinkerke liet gaan. Het Europese Hof van Justitie zette het transfersysteem daarop op zijn kop, waardoor de macht van de clubs naar de spelers verhuisde.

In het Belgisch recht beperkt de rechtsmacht van de rechter zich tot de zaak die aan zijn oordeel wordt onderworpen. De uitspraak van de rechter heeft dus geen bindende kracht als precedent. Dit neemt niet weg dat een uitspraak van de rechter in belangrijke mate invloed kan hebben op andere zaken, zeker wanneer de rechtspraak ook door andere rechtscolleges wordt gevolgd. De kans dat de UCI in beroep gaat wordt daarom door specialisten als weinig waarschijnlijk geacht. Een bevestiging in beroep zou al wat meer juridisch stof tot voorbij de grenzen doen opwaaien.

De rechter in Gent noemt de bloedwaarden als aanwijzing voor mogelijk dopinggebruik niet voldoende betrouwbaar. Gedurfde stelling en met alle respect voor de rechter, maar daar kent die man (de rechter bleek een vrouw te zijn, maar dat niet er verder niet toe, hv)  niks van. Dit belet niet dat aan het ABP als veroordelingsgrond meer dan één manco zit. Dat wees de zaak-Hoste meteen uit. Door deze krant geconsulteerde experts spraken elkaar finaal tegen: de ene vond het een duidelijk geval, de andere vond dat de vrijspraak moest gelden omdat er redelijke twijfel was dat er niks aan hand was.

Het ABP is een instrument dat wielrennen in 2005 invoerde en atletiek in 2009, later gevolgd door andere sporten zoals onder meer het Europees voetbal. In 2010 begon wielrennen met bestraffen en in 2012 werd in atletiek de eerste atlete uit competitie gehaald, een Russin. Wielrennen heeft inmiddels veertien straffen uitgesproken (waaronder Hoste), atletiek deed beter met negenenzeventig.

Theorie van de waarschijnlijkheid

Als de ad hoc afgenomen testen op urine en bloed werken als flitspalen, is het biologisch paspoort de trajectcontrole. Niet minder dan negen parameters worden in het ABP in kaart gebracht. Die waarden worden dan statistisch benaderd met de zogeheten Bayesiaanse formule. Die wordt ook gebruikt in de rechtspraak en past de wiskundige theorie van waarschijnlijkheid toe op de graad van geloof die men hecht aan een gebeurtenis. Met andere woorden: als de statistiek zegt dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de onderzochte bloedwaarden een normaal resultaat zijn, wordt de atleet aangeklaagd voor manipulatie van het bloed. Als de kans op fraude 99,9 procent is, zal het bloedprofiel nogmaals worden onderzocht door een panel van drie experts die dan een finaal oordeel moeten vormen.

Het ABP en de experts worden vaak gevolgd door de sportrechtbanken en door het TAS, maar het is duidelijk dat de burgerlijke rechtbanken minder boodschap hebben aan termen als statistische waarschijnlijkheid.

Of deze zaak in de toekomst uitspraken op basis van foute bloedprofielen op de helling zet, is geen uitgemaakte zaak precies omdat dit extreem specialistische materie is. Als in het ene ABP de bloedmanipulatie zo in het oog springt, kan die in het andere ABP door de microdoses veel moeilijker te duiden zijn. De zaak-Hoste is wel koren op de molen van de critici die van bij de invoering beweerden dat het ABP hooguit kan worden gebruikt als een aanwijzing om een atleet grondiger te testen, maar niet als ultiem bewijs voor doping.

Column over o.m. WK baanwielrennen in op demorgen.be van 18 april 2017

Waarom we niet of maar een beetje wild moeten worden van al die WK-medailles

Wat is die Philippe Gilbert een pretbederver. Nu is hij en niet onze Vlaamse Greg de man van het voorjaar. Winnen op de kasseien in Vlaanderens Mooiste én winnen in een hellingklassieker uit het Ardennenluik, overtreft de kasseienreeks van Van Avermaet. Die heeft zondag – op voorwaarde dat hij start – wel nog een kans om beter te doen door Luik-Bastenaken-Luik, dé referentieklassieker onder de Monumenten te winnen.

Met de overwinning van Gilbert raakte ook nog eens het WK baanwielrennen in Hong Kong ondergesneeuwd. België won daar vijf medailles: drie bronzen, één zilveren en een gouden voor de ploegkoers bij de vrouwen, een nieuw nummer. Dat hebben we allemaal kunnen volgen, met dank aan de VRT. Hulde overigens aan Renaat Schotte die zijn VRT-bazen zover kreeg dat ze hem naar Hong Kong stuurden. Het baanwielrennen is een wonderschone sport die meer aandacht verdient.

Maar moeten we nu wild worden van medailles op een WK in een post-Olympisch jaar? Dat mag, maar dat moet niet. Anderzijds is er ook geen enkele reden om daar minnetjes over te doen. Oké, een aantal landen kwamen met een bitter jonge selectie waaruit de allerbesten zullen overblijven om met de gevestigde waarden naar Tokio toe te werken. België kwam op volle sterkte, da wil zeggen met alle Vlaamse renners die beseffen dat er nog wielerleven is naast kasseien en modder, maar presenteerde zich wel met een jonge achtervolgingsploeg.

Vijf jaar achterlopend op de planning van de bondscoach zou die ploeg eindelijk onder de vier minuten duiken. Al is duiken misschien sterk uitgedrukt voor 49 duizendsten op één van de snelste banen van de planeet. België had ook routiniers in de andere nummers, zoals Deketele-De Pauw in de ploegkoers en de bronzen Jolien D’hoore die twee medailles won. Zij opende de medaillejacht met brons in de scratch en pakte het eerste ploegkoersgoud voor vrouwen samen met Lotte Kopecky en zij is dan wel weer een jong talent.

De mooiste medaille op dit WK was de bronzen van de twintigjarige Nicky Degrendele in de keirin want dat moet er ook nog even bij verteld: van alle disciplines waarin België medailles won, is alleen de keirin Olympisch.

Voor de Vlaamse koersliefhebber zal dat misschien weinig verschil maken, maar in de internationale benchmarking gaapt een Grand Canyon tussen olympisch of niet-olympisch. Het toppunt is dat van alle topsportprojecten die de wielerbond indiende bij Sport Vlaanderen, het keirin met (woelwatertje) Degrendele het laagste prioriteitsniveau kreeg. Van de ploegkoers bij de mannen – de allerallermooiste discipline – is dan weer geen spoor meer te bekennen. Beschamend.

Wel deze randbemerking: er is een reële kans dat de ploegkoers of Madison weer olympisch wordt. Of dat nu zo’n goed idee is voor de promotie van het baanwielrennen, is lang niet zeker. In Peking 2008, voorlopig de laatste Spelen met de Madison op het programma, grepen Deketele en Keisse net naast de medailles in een onwaarschijnlijk chaotische wedstrijd die zo vol zat van de combines dat alleen de Belgische stadionomroeper nog begreep wie vooraan reed en wie achteraan.

Maar goed, het is veel te vroeg om over de Belgische kansen te filosoferen want als de ploegkoers weer olympisch wordt, trekken de wielerbaanlanden wel een nieuw blik talenten open die ze in twee jaar klaarstomen voor het grote fondwerk op de 250 meterbaan. De enige juiste conclusie van dit WK is de volgende: waar ook op twee wielen wordt gereden, weze het op gras, modder, kasseien, asfalt, beton of hout, België/Vlaanderen zal altijd talent produceren. En de enige juiste vraag na dit WK is deze: wat zal met dat talent gebeuren tot en met 2020?

 

Zal het in de aanloop naar Tokio op dezelfde manier gaan zoals naar Londen 2012 en naar Rio 2016 met een bondscoach die eens in de zoveel weken uit Nederland komt aanwaaien? Er is meer nodig dan het vakmanschap van Peter Pieters.  In ons traditioneel koersland heeft een wielerbaanproject alleen kans op slagen als de bondscoach baanwielrennen zijn bed opmaakt op het middenplein van de wielerbaan en alles wat een beetje talent heeft, warm maakt voor de piste als een betere en mooiere springplank om een topwielrenner te worden dan dat Vlaamse kasseiknotsen en strontlopen.

Column over Antwerp en de licentie in De Morgen van 15 april 2017

R.I.P. RAFC?

De peridoot – of peridot in het Engels en heel wat andere talen zoals pakweg ook het Oekraïens – is geelgroen en olijfgroen tot donkergroen. De peridoot is een beschermende en reinigende steen, helpt om je los te maken van de negatieve invloeden van anderen, om je eigen fouten te erkennen en ze te corrigeren maar ook om schuldgevoelens, gewetensproblemen, obsessies en opgekropte emoties los te laten. Peridoot heeft ten slotte een positief effect op bipolaire stoornissen. Handig steentje, komt goed van pas aan de Bosuil, denkt (en schrijft) een mens met een slecht karakter meteen.

Edoch, Wikipedia schrijft ook dat de peridoot beter niet te lang kan worden blootgesteld aan (fel) zonlicht want dan kan de steen verbleken. Een beetje zoals S.L. Peridot moeilijk daglicht kan verdragen? Omdat de Sociedad de Responsabilidad Limitada (zeg maar bvba) Peridot aan de Calle Travessera de Gracia 11, bus 5 in Barcelona de investeerder achter Royal Antwerp Football Club blijkt te zijn en de herkomst van de geldstromen op zijn zachtst gezegd onduidelijk zijn, heeft de licentiecommissie besloten aan Antwerp geen licentie toe te kennen voor eerste klasse A.

Hoe verzinnen ze het toch in Deurne en wijde omstreken om als het zwaarste werk is gedaan – de promotie afdwingen op sportieve gronden – in het belangrijkste dossier van de laatste jaren met een schimmig Spaans bedrijfje af te komen als investeerder? Misschien zijn het niet de zaken van de gemiddelde Belg waar Paul Gheysens overal (zijn of andermans) geld heeft geparkeerd, maar in de business van het voetbal hebben ze terecht begrepen dat zij niet de gemiddelde Belg zijn maar een overgesubsidieerde sector die verantwoording moet afleggen aan de gemeenschap.

De financiering van een amusement dat jaarlijks meer dan 100 miljoen aan verlaging in sociale lasten en bedrijfsvoorheffing ontvangt, moet zo transparant als pompwater zijn. Geen discussie mogelijk. En al helemaal terecht in het geval van Antwerp, dat zoals op pagina 10 in deze krant wordt toegelicht een geschiedenis heeft van dubieuze investeerders.

Hulde dus voor de moed van de licentiecommissie, die is ingegaan tegen de belangen van het Belgisch voetbal en haar eigen reglementen scrupuleus heeft toegepast. Hetzelfde geldt overigens voor Moeskroen, dat blijkbaar in handen van makelaars zou zijn. Dat laatste is een discutabel argument, want de meeste clubs in dit land zijn makelaarsbureaus, al of niet inhouse georganiseerd.

Alle argumenten pro deze beslissing beletten niet dat dit geen goede zaak is voor eerste klasse A: zowel Antwerp als Moeskroen horen daar op economische/geografische gronden thuis. Moeskroen als derde Waalse club, hoewel de groeimogelijkheden daar beperkt zijn, en Antwerp omdat na tien jaar een half miljoen Vlamingen eindelijk weer toegang krijgt tot het product eersteklassevoetbal.

Het zou godgeklaagd zijn als uitgerekend twee kansloze voetbalbedrijven als Westerlo en Roeselare nu in eerste klasse zouden terechtkomen. Ik haal de twee dossiers even door elkaar, maar stel je voor: Westerlo wel in eerste klasse en Antwerp niet. Moeskroen niet in eerste klasse en Roeselare wel. Westerlo dat geen afzetmarkt heeft, door het nabuurschap met KV Mechelen, Lierse, OH Leuven en twee Antwerpse clubs. Roeselare extra erbij in West-Vlaanderen, dat al clubs in Oostende, Waregem, Kortrijk en twee in Brugge heeft. Eén derde van eerste klasse A speelt in een provincie waar één tiende van de Belgische bevolking woont.

Of de R in de afkorting RAFC voortaan voor rest in peace staat, moet nog wel hard worden gemaakt, maar dit is een lijdensweg die je geen fan toewenst. En die van Antwerp waren nog wel van plan om zo voorbeeldig te zijn. Ze hadden vorige week nog een dak in brand gestoken met een vuurpijl, maar daarna inderhaast een fonds opgericht om die schade te vergoeden. Een beetje bangelijk was wel de enthousiaste mededeling dat ze daarmee ook toekomstige schadevergoedingen konden betalen.

Antwerp heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de licentiecommissie en op 10 mei zal het BAS beslissen. Dat is het Belgisch Arbitragehof voor de Sport. Drie rechters, één door elke club gevraagd en een neutrale, zullen zich buigen over het beroep van Antwerp en Moeskroen en dan de knoop doorhakken. In principe kunnen geen van beide clubs dan nog nieuwe elementen inbrengen, en ook niet in beroep gaan, maar in de praktijk is het vaker gebeurd dat het BAS de sportbonden terugfloot. Met deze zaken zal duidelijk worden hoe juridisch waterdicht de licentievoorwaarden zijn.

Samengevat: Antwerp niet in eerste klasse zou een drama zijn, voor Antwerp en het Belgisch profvoetbal. Antwerp wel in eerste klasse zou ook een drama zijn, ook voor het Belgisch profvoetbal en voor zijn licentiecommissie.

Verhaal over Kathrine Switzer, marathonactiviste in De Morgen van 15 april 2017

De strijd van startnummer 261

Kathrine Switzer liep in 1967 de uitsluitend-voor-mannen-marathon in Boston en ontketende een rel die een mijlpaal werd in de ontvoogding van de sportende vrouw. Maandag loopt Switzer, nu 70, weer mee, met hetzelfde startnummer als destijds.

Het beeld zegt alles. Door het fotomagazine Life is het ooit opgenomen in een selectie van honderd foto’s die de wereld hebben veranderd. Het is 1967, 19 april, de derde maandag van april ofwel Patriots’ Day. Op die dag wordt traditioneel de Boston Marathon gelopen. U ziet deelnemers in rare joggingbroeken, vreemde sweaters en shirts, alles van katoen. Twee met een hoedje zijn zo weggelopen uit M.A.S.H., 1967 is dan ook midden in de Vietnamoorlog.

We zijn vier kilometer ver in de illustere Boston Marathon, die sinds 1897 wordt gelopen, een jaar na de eerste marathon op de eerste moderne Olympische Spelen.

In het midden van de foto draait een joggende jonge vrouw zich om naar een oudere man die haar lastigvalt. Zij is Kathrine Switzer, een studente van 20. Hij is Jock Semple, een van de organisatoren van de race. Zijn aanval is bedoeld om haar borst- en rugnummer af te nemen, want hij was ingeseind dat vrouwen zich hadden ingeschreven en dat was heiligschennis, zou Semple later in een boek toegeven.

De marathon was dan wel officieel geen verboden event voor vrouwen, de Boston Marathon was dat wel: no female competitors allowed. Lange tijd was er zelfs een bijzonder scherpe limiettijd om in te schrijven – om de sukkels van de echte lopers te scheiden – en vrouwen waren in de ogen van de organisatoren fysiologisch onaangepast als het op lang lopen aankwam. De langste vrouwenafstand in een officiële atletiekcompetitie in de VS bedroeg in de jaren 60 anderhalve mijl, net geen 2,5 kilometer. Of zoals een atletiekofficial uit die tijd sprak: “Willen we echt dat vrouwen overal haargroei krijgen en dat hun baarmoeder eruit valt?”

Onzin, vond Kathrine Switzer, die zich op Syracuse, haar universiteit waar ze journalistiek studeerde en voor het atletiekteam uitkwam, had voorbereid op de marathon. Dat was tegen de zin van haar trainer, die ook vond dat het lichaam van de vrouw niet geschikt was om lange afstanden te lopen. “De vrouw is te fragiel voor de marathon.” Ze schreef zich toch in onder de naam K.V. Switzer, stond aan de start, liep die vier kilometer en toen kwam Jock Semple op de proppen. “Get the hell out of my race and give me back those numbers”, schreeuwde hij.

Dat had Switzer min of meer voorzien, dus liep ze de marathon samen met een bodyguard. Tom Miller was ook haar lief en – kon nog van pas komen – een voormalig American-footballspeler die hamerslingeraar was geworden en 110 kilo woog. Switzer, lichter en getraind op uithouding, liep dus op reserve. Miller niet, maar na vier kilometer was hij nog zo lucide om de agressor van zijn vriendin een onwaarschijnlijke beuk te verkopen, waardoor die in het decor belandde. Ooggetuigen gewaagden van een charge die Jock Semple geen goed deed.

Switzer was bang dat Miller de man zwaar had geblesseerd, maar keek niet om. Ze liep ongehinderd de wedstrijd uit in 4u20. Later zou ze haar persoonlijk record gevoelig verbeteren en wereldtop worden. Ze werd in 1977 door Runner’s World uitgeroepen tot Female Runner of the Decade.

Switzer werd zo de eerste vrouw met een officiële inschrijving die in de uitslag van de Boston Marathon hoorde te worden opgenomen, maar niet volgens race director Will Cloney. Die vond het maar niet kunnen. “We hebben regels en een maatschappij zonder regels eindigt in chaos. Was ze mijn dochter, ik gaf haar een pak voor de broek.”

Verstopt in de bosjes

In die woelige jaren 60 werd Switzer op slag een icoon van de ontvoogdingsstrijd van de sportende vrouw, terwijl ze in die race niet de enige en ook niet de eerste vrouw was. Wellicht (er is geen eenduidig onderzoek) hebben zes vrouwen nog voor Kathrine Switzer een marathon uitgelopen. Eén daarvan was Roberta Louise ‘Bobbi’ Gibb, die in 1966, ’67 en ’68 zonder officiële inschrijving telkens in de Boston Marathon startte.

Een jaar voor Switzer deed Gibb wat veel vrouwen deden in wedstrijden waar alleen mannen aan mochten deelnemen. Ze verstopte zich in de bosjes aan de start, gekleed in een wijde sweater en een pet op het hoofd en wachtte tot de helft van het pak was vertrokken om in de race te stappen. Bobbi Gibb zou in 1996 alsnog worden erkend als de winnares van de eerste drie edities van de Boston Marathon waaraan ooit vrouwen deelnamen, weze het dan ‘illegaal’. Overigens is Gibb nooit uit de wedstrijd gehaald, juist omdat ze het niet had gewaagd zich in te schrijven. Bij haar aankomst in 1966 kreeg ze zelfs felicitaties van de gouverneur van de staat Massachusetts, maar voor de organisatoren bestond ze niet.

Niet Gibb, maar Kathrine Switzer heeft tot vandaag de meeste publiciteit gekregen. Dat heeft ze te danken aan Jock Semple en Tom Miller, met wie ze trouwde, maar vooral aan de iconische foto’s van the Boston incident, zoals die rel werd genoemd. Ten slotte spraken ook haar prestaties achteraf tot de verbeelding. Switzer zou in 1974 de New York Marathon winnen in 3u07’29, waarmee ze 57ste overall werd. Haar persoonlijk record vestigde ze in 1975 in Boston, toen ze tweede eindigde in een heel respectabele 2u51’37.

Terwijl Gibb zich tevreden stelde met wedstrijden lopen, bleef Kathrine Switzer ageren tegen de discriminatie. De Amerikaanse atletiekunie had na haar stunt zelfs verordonneerd dat vrouwen nooit samen met mannen mochten lopen. Als ze dat wel deden, zouden ze hun rechten verliezen om in vrouwenwedstrijden aan te treden. Switzer bleef druk zetten op de organisatoren, en in 1972 ging de Boston Marathon overstag en liet hij vrouwen toe.

Op de barricaden

In die jaren 70 zette de vrouwensport reuzenstappen. In de VS had het Congres in 1972 de Equal Opportunity Education Act gestemd met daarin een belangrijk hoofdstuk, ‘Title IX’. Title nine is een begrip: discriminatie op basis van geslacht was voortaan verboden bij elke activiteit die deels werd ondersteund door overheidsfondsen. Heel veel sportactiviteiten vielen onder die bepaling, zoals ook alle sportprogramma’s op de Amerikaanse middelbare scholen en universiteiten. ‘Title IX’ ligt aan de basis van de status van de VS als nummer één van de vrouwensport.

Kathrine Switzer bleef tijdens en na haar loopcarrière op de barricaden staan voor de vrouwensport, en als gediplomeerd journaliste werd ze vaak gevraagd in debatten, praatprogramma’s of als commentator bij belangrijke wedstrijden. Voor haar presentatiewerk kreeg Switzer verschillende Emmy Awards.

Toen in 1984 voor het eerst de marathon voor vrouwen op het programma van de Olympische Spelen stond, niet toevallig in Los Angeles, was Switzer commentator voor de Amerikaanse tv. Ze zag haar landgenote Joan Benoit als eerste vrouw olympisch goud winnen op de marathon, maar was net als alle kijkers twintig minuten later nog meer geëmotioneerd toen de Zwitserse Gabriele Andersen-Schiess zwalkend als 37ste in het stadion arriveerde. Ze haalde ternauwernood de aankomst en Switzer wist meteen wat er zou volgen. “Ik dacht: oké, hier gaan we weer, de marathon zal wel weer niks zijn voor ons vrouwen.”

Maandag, vijftig jaar later, staat ze opnieuw aan de start van de marathon die haar wereldfaam bezorgde. Zelfde startnummer als in 1967. Zelfde naam: K.V. Switzer. Deze keer eregaste. Zonder een echt doel. “Ik ben 70, over Heartbreak Hill geraken en de aankomst halen, is mijn enige doel.”

 

Koen Naert, marathonman van twee roepingen in De Morgen van zat 8 april 2017

Loper met helende handen

Een Belg van 27 die niet in de eeuwige ranglijst staat, probeert zondag onder de 2u10 te lopen in Rotterdam. Koen Naert is een man met een groot hart, letterlijk en figuurlijk, die nooit klaagt. Niet over geld en niet over kansen.

Tijdens de nakeuvel als het bandje af staat, vraag ik Koen Naert of hij niet overweegt om eens gek te doen en bijvoorbeeld in Kenia te gaan trainen. Dat moet hij toch ooit hebben gezien: Eldoret, Iten en zeker Kamarini Stadium, het hooggelegen walhalla van de Kalenjin-lopers (m en v). Hij is meteen mee in het verhaal. “Mijn vrouw zou dat wel zien zitten. Die heeft iets met ontwikkelingshulp en zou daar haar hart kunnen ophalen. Ikzelf weet het nog niet. Mijn maag speelt nogal snel op als ik niet het juiste eten krijg. Maar misschien moeten we dat toch eens proberen.”

Kenia is even tevoren ook aan bod gekomen toen hij voor het eerst en het laatst in zijn betoog aan de zijde van de klager ging staan. “Al die lopers die 2u04 hebben staan als persoonlijk record, maar in de wedstrijden komen ze er vandaag niet meer aan te pas. Heb je die documentaire destijds gezien op ARD? Verschrikkelijk, een hele wachtzaal vol met lopers die wachtten op hun behandeling met epo. Vandaag lopen alleen een paar echte toppers als Eliud Kipchoge nog 2u04 of lager. Met mijn 2u10:31 was ik zevende in Berlijn.”

Met die 2u10:31 verzekerde hij zich van een olympisch ticket voor Rio en dook hij in zijn tweede marathon ooit de Belgische top tien aller tijden binnen. Hij eindigde op zijn eerste Olympische Spelen als eerste Belg op een respectabele 22ste plaats, waardoor hij ook al zeker is van een startbewijs op het WK deze zomer in Londen. Van Rio zelf kreeg hij niks mee. “Ik liep in het laatste weekend en ben pas heel laat vanuit Uberlandia (uitvalsbasis van de Belgische olympiërs in Brazilië, HVDW) ingevlogen. Heel even heb ik overwogen om snel eens rond te kijken in Rio, maar de ratio overheerste: ik lag op mijn bed, liep een beetje maar niet te veel en at.”

Vallen en struikelen

Als Naert zondag in Rotterdam met meer dan drie seconden onder de 2u10 duikt, wat redelijkerwijs moet lukken, wordt hij de tweede Belg op de eeuwige ranglijst. “Ik ben conditioneel nooit beter geweest. Nu nog een beetje geluk de dag van de marathon.” Misschien dat de Vlaamse Atletiekliga (VAL) het dan wel de moeite vindt de all-time ranglijsten van Belgische marathonlopers aan te passen en hem op te nemen. Voorlopig zijn zijn naam en zijn tijd van Berlijn nergens te bespeuren. Dat Koen Naert niet bestaat voor de VAL, is dat slechte wil omdat hij als lid van Excelsior Brussel op de (Franstalige) payroll van Adeps staat? Zo denkt Naert niet. “Dat zal wel een vergetelheid zijn. Ik zat ooit in de elitewerking van Atletiek Vlaanderen, toen dat stopte. Bij Sport Vlaanderen (toen Bloso, HVDW) kon ik niet terecht, maar wel bij Adeps.”

Armand Parmentier liep 35 jaar geleden al eens 2u09:57 en uiteraard was er halfweg de jaren 90 het fenomeen Vincent Rousseau, die in 1993 zijn eerste marathon uitliep in Rotterdam, al was dat een vergissing. Rousseau was namelijk gevraagd als haas, maar het liep zo lekker dat hij doorging en als vijfde finishte.

Naert: “Rousseau zien wij niet meer bij de wedstrijden. Ik heb begrepen dat hij gedegouteerd is van het Mourhit-tijdperk, toen hij zijn records op de 5 en 10 kilometer is kwijtgespeeld. Daar valt wat over te zeggen. Hij hoeft ook niet te vrezen dat ik hem zal voorbijlopen. Zijn 2u07:19 van Berlijn 1995 is van een andere orde.

“Ik hoop op mooi weer zondag, niet te warm en vooral niet te veel wind. Er is een groep Nederlanders die gaat voor een tijd onder de 2u10 en daar zal ik mij bij aansluiten. Wel jammer dat zij allemaal iemand hebben gekregen van de organisatie die hun drank aanreikt. Ik had dat ook gevraagd maar dat kon niet worden geregeld. Ik zal mijn drank dus van de tafel moeten halen. Hopelijk staat die op de juiste plek.”

Geen overbodige luxe gezien eerdere ervaringen. In Hamburg bij zijn eerste marathon liet hij zijn fles met zijn suikergel vallen. “Ik was al dertig meter verder, maar toen bedacht ik mij en ben teruggelopen. Toen ik de fles wilde oprapen, ben ik ook nog eens uitgegleden. Ik dacht: Naert toch, jongen. In paniek heb ik dat gat op de groep in één kilometer dichtgelopen, wat je dan bekoopt op het einde.

“In Berlijn ben ik ook teruggelopen. Ik vond mijn fles niet. Ze stond op de juiste tafel, maar op de foute plek. Ik ben van tafel drie naar vier gelopen en dan terug. Was ik de groep weer kwijt! Maar toen heb ik het gat rustig in vier kilometer dichtgelopen. Je leert zo wel bij.”

Koen Naert woont in Oostkamp, bij zijn vrouw en kind. Zijn hart ligt bij het lopen maar evengoed bij een andere roeping, waar hij over afzienbare tijd naar terugkeert. Niet omdat hij daartoe wordt verplicht, maar omdat het hem meer mens maakt. “Er ontbreekt iets in mijn leven als ik mijn werk als verpleger niet kan doen. Ik weet dat het hard zal zijn, maar ik kan vier vijfde werken, mijn vakantie opnemen voor lange stages en voorbereidingen en op rustdagen dubbele shifts draaien. Dat deed ik ook tien ik in Berlijn mijn record liep.

“Ik heb industriële wetenschappen gestudeerd, maar elektronica, mechanica of wiskunde interesseerde mij niet. De ouders van mijn vrouw Elise waren verplegers en dat leek mij wel wat. Ik ben zonder voorkennis aan die studies begonnen en dat beviel mij meteen. In het derde jaar had ik goede punten en mocht ik een speciale afdeling kiezen. Voor mij werd dat het brandwondencentrum in Neder- Over-Heembeek en ik ben daar uiteindelijk ook gaan werken. Het is misschien een roeping, zo zie ik dat.”

22 maart 2016

Op 22 maart vorig jaar was hij onderweg naar zijn kinesist in Leuven toen hij op de radio van de aanslagen in Zaventem en Maalbeek hoorde. Hij had dan wel verlof zonder wedde, maar belde zijn collega op en vroeg een badge klaar te leggen. Kom maar helpen, had die gezegd, je hebt de kennis en die kunnen we gebruiken.

 

“Ik heb op mijn werk al ergere brandwonden gezien dan die van de mensen uit Zaventem of Maalbeek, maar dit heeft mij veel meer geraakt. Vroeger ging ik lopen als ik van mijn werk kwam en waaide alles wat ik had gezien zo weg langs het kanaal Brugge-Gent. Vorig jaar met de aanslagen lukte dat niet. De kranten stonden er vol van, en die verhalen bleven maar terugkomen.

“Herinner je je nog de cover van de krant een dag later? Daar stond een mama op die met haar kindje wegliep van het metrostation, allebei toegetakeld. Mama en kindje hebben ze bij ons binnengebracht, maar met twee verschillende ambulances, dus die waren elkaar kwijt. Ik heb samen met een collega die moeder bij dat kind gebracht. Het lag te slapen in een andere kamer. Die moeder die de kamer binnengaat, haar kind ziet, dat kind dat wakker wordt en zijn moeder ziet; die emotie, dat doet wat met een mens.”