Verhaal ‘De Parabel van de Bedrieger en de Martelaar’ in De Morgen van 19 juli 2014

De parabel van de bedrieger en de martelaar

De Morgen – 19 Jul. 2014

Uitgespuwd en voor eeuwig verbannen naar de diepste kerkers van de koers: het lot van ‘bedrieger’ Lance Armstrong. Een nationale held, met twee standbeelden geëerd als het grootste klimtalent ooit: de herinnering aan ‘martelaar’ Marco Pantani. Over beiden kwam dit jaar een film uit.

Alex Gibney kon zich wel voor de kop slaan. Daar ging zijn film en al het geld dat hij had geïnvesteerd. Tijdens de montage van zijn reality-docu over de terugkeer van Lance Armstrong in het peloton in 2009 en 2010 kwam hem ter ore dat het monument Armstrong klaar was voor de sloop.

De uitkomst was voor de koersonkundige filmmaker Gibney een complete verrassing: ‘oh my god, Lance was on drugs’, en niet zomaar één keer, maar fuckin’ all the time. Dat zou de zevenvoudige Tourwinnaar later zelf bevestigen bij Oprah Winfrey.

Gibney vond het materiaal dat hij in handen had toch de moeite waard om te verwerken, maar het moest worden geduid en anders gekaderd. Of Lance dat even kon doen? Lance kon dat en ging nog eens zitten voor zijn camera. Alex Gibney keerde terug naar de montagetafel en zijn kind kreeg een andere titel. Tenminste, het sterke vermoeden bestaat dat een film over Armstrongs triomfantelijke terugkeer zonder die dopinghistories níét The Armstrong Lie zou hebben geheten.

The Armstrong Lie is een aanrader voor wie van wielrennen houdt. De film toont de hectiek rond zijn terugkeer, maar ook de relatieve mislukking van zijn missie, al meteen bij de proloog van de Tour van 2009. Gibney filmt Armstrong terwijl hij – terug op zijn kamer – de ene na de andere concurrent sneller ziet rijden dan zichzelf. Dat ongeloof op zijn gezicht is de aankoop van de dvd dubbel en dik waard.

Iets verder in de film wordt Armstrong nog eens neergezet als een geobsedeerde topsporter die de tegenstand niks gunt. Zijn partner in crime – zo is de film althans gemonteerd – is Johan Bruyneel, zijn sportdirecteur bij Astana. Niet vergeten: bij die ploeg reed op dat moment ook al Alberto Contador en die had in 2008 de Tour gewonnen.

Contador zou in 2009 weer winnen, tegen de zin van Armstrong en Bruyneel in, wordt gesuggereerd. Johan Bruyneel is het daar niet mee eens, maar het belangrijkste is de suggestie en het beeld dat overblijft: Lance Armstrong die een ander niets gunt en die – wie zal het zeggen? – misschien opnieuw loog toen hij beweerde dat hij in 2009 en 2010 zonder bloedtransfusies de Tour reed. Ook over dat laatste beetje verloren eer – “I wás clean in 2009 and 2010” – zijn Armstrong en Bruyneel niet te spreken.

Ook over Marco Pantani verscheen dit jaar een film. De titel is The Accidental Death of a Cyclist. ‘The Pantani Lie’ had ook gekund, maar dat werd het dus niet. Het is een Britse productie die geregeld uit de bocht gaat en het geld van het schijfje niet waard is. Niet omdat het een ode is aan de gevleugelde klimmer, maar om de feitelijke onjuistheden.

Zo wordt het begin van de hematocrietcontroles gesitueerd in 1999, terwijl dat twee jaar eerder was. Epo was volgens de makers “tussen 1990 en 2007 verantwoordelijk voor de dood van anderszins gezonde competitierenners, vooral in Nederland en België, die stierven aan de complicaties van epogebruik”. Dat fabeltje is allang achterhaald, want de doden vielen bij ons vooral vóór de introductie van epo.

Voor de ontmoeting tussen de ‘brave’ Pantani en de ‘stoute’ Armstrong – cruciaal in de film – moeten we terug naar de zomer van 2000 en wel naar de aankomst boven op de Ventoux. Hét beeld van die Tour de France staat op het netvlies gebrand bij elke wielerliefhebber. Il Pirata tegen The Boss, Marco Pantani en Lance Armstrong die samen boven op de Mont Ventoux de laatste steile bocht nemen, waarop Lance Armstrong met de witte streep in zicht inhoudt. Marco Pantani wint.

Uit interviews onmiddellijk na de aankomst blijkt dat Pantani beledigd is. Armstrong sprak niet tegen dat hij hem had laten winnen, en dat pikt hij niet. Drie dagen later zal Pantani iedereen los rijden op Courchevel. Nog een dag later stapt hij uit de Tour. Maagkrampen, luidt de officiële versie.

Slachtoffer

Marco Pantani is dan al een hoogst labiele cocaïneverslaafde, die met een flinke toen nog onopspoorbare epokuur nog één keer alles uit de kast haalt. Drieënhalf jaar later, zonder nog één platte prijs te gereden te hebben, sterft hij aan een overdosis op een hotelkamer in Rimini.

De speculaties over zijn dood konden beginnen. Hij was een slachtoffer, maar van wie en van wat? Van de koers, van de doping, van de dealers, van professor Conconi, maar ook van de gokmaffia? Het was een gerucht dat lang bleef aanslepen en dat werd gevoed door zijn ontluisterende verwijdering uit de Giro van 1999 vanwege een te hoge hematocrietwaarde. Voor zijn ploegmaat Marco Velo was het duidelijk: dat was een arbeidsongeval, een systeemfout, niente mafia. Toch wordt gesuggereerd dat de UCI van Pantani niet moest weten. “Hij won te veel. Hij is geflikt.”

Maar misschien is er nog een schuldige. In een volgende scène zegt zijn moeder dat ze na zijn dood een T-shirt vond waarop haar Marco met stift had geschreven: ‘La vera ferita è Armstrong.’ De echte wonde is Armstrong. De cirkel is rond: de bedrieger Armstrong heeft schuld aan de dood van de sympathieke Marco Pantani, die na zijn dood het martelaarschap kreeg in het hyperkatholieke Italië.

Greg Lemond, die geen goed woord over Armstrong over zijn lippen krijgt – wat ook een beetje te begrijpen is aangezien die zijn fietsenbusiness kelderde – doet er nog een schepje bovenop. Over de Ventouxetappe zegt hij in de Pantani-film: “Je moet je tegenstander respecteren, niet vernederen.” Over Pantani luidt het: “Hij heeft foute dingen gedaan, maar ik heb in zijn ogen gekeken en dat waren de ogen van een zestienjarig jongetje dat deze wereld niet aankon.”

De ongemakkelijke waarheid

Fast forward naar deze Tour. Straks wordt Miguel Indurain in één of andere etappe gehuldigd. Indurain heeft nooit iets toegegeven, maar van hem is geweten dat hij de eerste epo-Tourwinnaar was, al zijn er die beweren dat Greg Lemond dat zou zijn.

De grootste hypocriet van het Franse wielrennen, Laurent Jalabert, analyseert deze Tour als vanouds voor France Télévisions. Hoewel de bewijzen tegen hem overweldigend waren, is hij blijven beweren dat hij nooit bewust heeft gedopeerd. “Misschien kreeg ik het wel van anderen zonder te weten wat het was.”

Wat te denken van Richard Virenque? Die is niet welbespraakt en slim genoeg voor analyses, maar werkt toch voor Eurosport en is in de village de départ een graag geziene gast, met zelfs een eigen stoel. Hij was de spilfiguur van de Festina-affaire, maar is nooit echt uitgespuwd. Na een zorgvuldig geconstrueerde imagocampagne bleek hij niet de dader maar het slachtoffer van de door buitenlanders geïnstalleerde dopingcultuur. Later zou QuickStep hem als uithangbord gebruiken voor zijn doorbraak op de Franse markt.

Alle dopingzondaars en haast alle Tourwinnaars waren ooit slachtoffer van de dopingcultuur. Maar waarom wordt Lance Armstrong niet gepercipieerd zoals Marco Pantani of Richard Virenque? Omdat hij niet dood is. Omdat hij geen Italiaan maar een Amerikaan is. Omdat hij te veel heeft gewonnen. En die keren dat hij niet won, zoals in 2009, heeft hij niet mooi verloren. Omdat hij bijzonder slecht is omgegaan met wie aan hem twijfelde.

De mens Armstrong was soms onmens, maar dat was Bernard Hinault nog meer, en die staat elke avond op het Tourpodium te blinken. Waarom is de sportman Armstrong zijn zeven Touroverwinningen kwijt en mocht Bjarne Riis die van 1996 houden? Waarom mocht Jan Ullrich ondanks bekentenissen zijn overwinning houden? Verjaring, wordt gezegd. Riis bekende in 2007 maar verloor zijn overwinning van 1996 niet. Armstrong werd geout als dopeur in 2012, maar is alles kwijt sinds 1999.

Stilaan, maar wel heel langzaam, keert het besef terug dat Lance Armstrong misschien niet de grootste dopeur uit de geschiedenis van de wielersport was, en dat US Postal niet de grootste samenzwering vormde. Voormalig UCI-voorzitter Pat McQuaid was deze week in de Tour. Hij zei dat hij de woorden “voor Armstrong is er geen plaats meer in de wielergeschiedenis” in een opwelling had uitgesproken, maar dat hij vandaag het grotere plaatje ziet: “Lance Armstrong is het slachtoffer van een heksenjacht.” Dat viel tussen de plooien maar is wel een statement van formaat.

De Nederlandse krant De Telegraaf peilde bij Tour de Francewinnaars. Daaruit bleek dat een meerderheid ervoor is om hem opnieuw als winnaar op het Tourpalmares te zetten. Het is opvallend dat niemand van zijn vroegere tegenstanders een van die zeven Touroverwinningen opeist.

Over de martelaar Pantani zegt Lemond in de film dat hij ook clean een begenadigd renner was geweest. Misschien geldt dat ook voor de bedrieger Lance Armstrong, die meer heeft betekend voor zijn sport. Het geeft dus geen pas om Pantani enerzijds op te hemelen en anderzijds Armstrong niet de verdienste te gunnen die hem toekomt, bijvoorbeeld dat hij het rondewerk tot een andere dimensie heeft verheven. Met de heksenverbranding van Lance Armstrong is het kind met het badwater weggegooid. Die ongemakkelijke waarheid wordt stilaan weer bespreekbaar in het wielrennen.

HANS VANDEWEGHE

Copyright © 2014 De Persgroep Publishing. All rights reserved

LA-MP

 

‘Het gevecht om de watts’ in De Morgen van 12 juli 2014

Het gevecht om de watts

De Morgen – 12 Jul. 2014

Maandag wordt voor het eerst in deze Tour echt geklommen. Dan doet ook de huis-, tuin- en keukenwetenschap haar intrede. Welkom in de wondere wereld van de watts én van het eigen grote gelijk van ruziënde experts.

Bij nader inzien waren James Watt en Isaac Newton misschien beter nooit geboren, want dan waren Antoine Vayer en Frederic Grappe misschien nog vrienden. Laatst ging het zo op Twitter. “Jij Fred, je bent geboren en drie maanden later was je al met pensioen. Je hebt verder niks anders gedaan dan vervuilen.”Antoine Vayer is sportfysioloog en was de trainer van de infame Festinaploeg die in 1998 uit de Tour werd gehaald. Sinds dat trauma vult hij zijn dagen met bewijzen aandragen dat een renner een onmogelijke prestatie levert. Hij schrijft in Le Monde een column en vorig jaar publiceerde hij het alom afgekraakte Not Normal?, Pas Normal?, een rangschikking van foute en minder foute Tourwinnaars. Wie surft naar chronoswatts.com vindt er zijn levenswerk: alle klimtijden in een tabel zetten en catalogeren, van groen (geen doping), via geel en oranje (verdacht) tot rood (mutant).

Believer or not

Fred Grappe is dan weer de performance coach van La Française des Jeux. Ooit waren ze vrienden die samen voor een schoon wielrennen streden, maar nu niet meer, omdat Grappe ooit een keer heeft gezegd dat zijn collega een beetje doorschoot in zijn conclusies.

Vayer is ook de man die net zo lang zeurde tot Sky vorig jaar de prestatiewaarden van Chris Froome vrijgaf. Volgens Vayer was Froomes prestatie vorig jaar in de Tour hoogst verdacht, want hij zou op weg naar Ax-3-Domaines met een gemiddeld wattage van 446 hebben geklommen.

Maar ook zijn ploegmaat Richie Porte, Alejandro Valverde, Bauke Mollema, Laurens ten Dam en Mikel Nieve waren volgens hem verdacht, omdat ze boven de 410 watt scoorden. Met die 446 zat Froome, nog altijd volgens Vayer, op het niveau van Marco Pantani in 1998. Recordhouder is volgens hem Miguel Indurain met 455.

Kan men wielrennen herleiden tot grafieken, waarden en eenheden? Jazeker, als de wedstrijd een puur fysiologische oefening is.De watts hierboven zijn absolute waarden, wat de renners hebben weggetrapt, maar soms zal men lagere getallen citeren. Dan gaat het om het totale vermogen gedeeld door het gewicht, of watt per kilogram lichaamsgewicht. Bergop is dat de duidelijkste waarde omdat je met minder absoluut vermogen toch sneller kunt klimmen op voorwaarde dat je minder weegt.

Nu wordt het nóg iets technischer: de waarden die hierboven aan elke renner zijn toegekend, zijn niet de waarden die hij trapte, maar wat hij zou hebben getrapt als hij 78 kilogram (lichaam plus fiets) zou hebben gewogen. Die standaardwaarde is al een eerste grote zwakte in dat soort berekeningen en die mag nooit individueel worden gebruikt om een renner te brandmerken.

Jammer genoeg zal dat vanaf maandag met name in de Franse pers dagelijks gebeuren, want de strijd gaat ook om het eigen grote gelijk. De believers koppelen keiharde conclusies aan hun berekeningen – doping of niet – en staan daarmee tegenover de non-believers die twijfelen en denken dat meer data en onderzoek nodig zijn.

Vermogenspolitie

Tussenin zit een Belg, een professor fysica met emeritaat, Charles Dauwe. Hij is de man achter de site fietsica.be en vanaf maandag zit hij voor zijn televisie met zijn notitieboek en chrono in de aanslag om de klimtijden op te nemen en daar allerlei berekeningen
op los te laten.

Dauwe is bekender bij de twee Nederlandse profploegen waarmee hij geregeld samenzit, dan bij de Belgische. Hij presenteerde voorafgaand aan de Tourstart in Leeds op een wetenschappelijk congres zijn bevindingen over in zijn onderzoek naar het kritisch vermogen (dat iemand gedurende lange tijd kan leveren) en de anaerobe capaciteit (presteren in zuurstofschuld). Dat is een andere manier om naar klimprestaties te kijken.

In tegenstelling tot Vayer had hij op Chris Froome anno 2013 niks aan te merken. “Zijn prestaties lagen in mijn grafiek allemaal op dezelfde lijn. Zijn kritisch vermogen ligt rond de 5,16 watt per kilo en dat is lager dan LeMond, Hinault, Roche, Delgado en Indurain.”Dauwe is een voorzichtige wetenschapper. In zijn artikel voor het congres in Leeds stelt hij onomwonden dat er geen conclusies mogen worden gekoppeld aan deze waarden. Indicaties zijn er wel. “Er is een vermoeden van epo-gebruik bij de prestaties van Contador in de Tour van 2009 en Chris Horner in de Vuelta van 2013.

“Performance profiling, het onderzoek naar de prestatie, kan een ernstige troef worden in de strijd tegen de doping. Stel u de renner voor die denkt aan doping. Zijn urine en bloed kunnen dagelijks worden gecontroleerd. Zijn waarden worden jaren na elkaar bijgehouden en in een bloedpaspoort gestopt. Alle stalen worden ook nog eens acht jaar of langer bewaard om te controleren op onopspoorbare doping. Ten slotte worden straks ook zijn prestaties dag in dag uit gemonitord op vreemde uitschieters.

“Een vermogenspolitie zou welkom zijn,” vindt Charles Dauwe, “maar dan hebben we renners nodig die met een transponder rijden, met gps en met vermogensmeting, dat alles uniform en niet met verschillende toestellen zoals nu.” Dauwe zit dagelijks met zijn neus in de zogeheten SRM-files, waarbij SRM de markleider is in vermogensmeting in het wielrennen. “Prachtige dingen, kleine foutenmarge, maar als het een renner is in wie de tv is geïnteresseerd, heb je problemen. Als de camera te dichtbij komt, blokkeert het signaal van de straalverbinding het signaal van de vermogensmeter en zie je na afloop een vlakke lijn in je grafiek. De renner zit dan een hele tijd als het ware dood op zijn fiets. Om ziek van te worden, want dat betekent: giswerk.”

De grenzeloze topsport

In de discussie rond wattages, snelheden en vermogens tuimel je snel in een veel voorkomende valkuil van de wetenschap: het niet aanvaarden dat de atleet en de trainingswetenschap evolueren. De essentie van topsport – hoger, sneller, sterker – haal je daarmee onderuit.

Een vermogensgrens zou een soort bovengrens bepalen. Boven die grens presteren, maakt je dan verdacht. Die bovengrens zou worden vastgelegd met de tot op heden bekende parameters en daar hoort onder meer de maximale zuurstofopname (VO2max) bij. Goede meerdaagse wielrenners scoren hoog in de zeventig of zelfs in de tachtig.

Het getal staat voor het aantal liters zuurstof per minuut en per kilogram lichaamsgewicht dat iemand kan opnemen. Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal nooit iemand hoog in de negentig scoren, maar hoe meer mensen toegang krijgen tot topsport hoe verder de Gausscurve wordt uitgerekt en des te meer buitenbeentjes zich kunnen melden.Als men bij een prestatie op een VO2max van pakweg 99 uitkomt, zoals de Fransman Vayer ooit ‘vond’ bij Contador toen hij in 2009 de klim naar Verbier naar boven reed, kan dat aan dopinggebruik van Contador hebben gelegen, aan een medische uitzondering, maar evengoed aan de terugrekenkunsten van Vayer.

Afgezien van het ontbreken van juiste omgevingsfactoren zoals wind, luchtdruk, rolweerstanden drafting (slipstreaming), houdt dat soort berekeningen namelijk weinig of geen rekening met het presteren in het anaeroob bereik. Dat is de fractie van de prestatie die wordt geleverd in zuurstofschuld, waarbij lactaat wordt opgebouwd en die maar een korte tijd kan volgehouden.

Armstrong en de Teide

Maar de ene atleet kan meer lactaat opbouwen en vooral langer dan de andere en nu komt het: de ene traint al beter dan de andere. In de jaren negentig is men begonnen met hoogtetraining, maar vooral de laatste jaren werd steeds vaker op interval getraind in zuurstofarme omstandigheden. Lance Armstrong was een adept met zijn lange klimtrainingen op de Teide samen met wetenschapper en (doping)dokter maar ook trainer Michele Ferrari. Haast elke Tourwinnaar na hem heeft Armstrong nageaapt.

De zogeheten Sprint Interval Training in Hypoxia (zuurstofschuld) is een vertaling van wat de Keniase lopers van nature trainen: tegen hoge snelheid lopen op een hoogte waar niet genoeg zuurstof is. Het trainingseffect is enorm. Zodra iemand de 36.40 minuten van Marco Pantani op L’Alpe d’Huez verbetert, zal hij met de vinger worden gewezen. Dat is niet nodig. Ook al reed Nairo Quintana vorig jaar drie minuten trager, ooit verbetert een cleane renner die tijd. Froome deed er vorig jaar vier minuten meer over, dus het duurt nog wel even.

We zien aan de klimtijden dat de renners de anaerobe prestatie steeds langer kunnen volhouden. De grens die vroeger lag bij een klim van twintig minuten is aan het opschuiven. Dat kan wijzen op dopinggebruik, of pijnstillers, maar ook op het voordeel van kortere etappes en verbeterde training, waarbij de slotklim anders wordt gereden.

Je mag niet aan de ene kant (terecht) beweren dat wielrennen achterop loopt inzake trainingswetenschap om dan bij de minste prestatieverbetering onmiddellijk ‘doping!’ te roepen. Elke sport heeft recht op progressie, al is dat bij het wielrennen relatief want vergeleken bij de epo-tijden heeft men tien procent vermogen ingeleverd.

HANS VANDEWEGHE

Gevecht om de watts

Analyse/conclusie Rode Duivels 6/10 in De Morgen van 7 juli 2014

Alles kan / kon beter,
zeker deze Rode Duivels,
zeker op deze World Cup

De tricolore dampen zijn opgetrokken, de spiegelhoesjes en vlaggen afgetrokken en de verschraalde bierwalmen weggewaaid. Morgen komen de Rode Duivels naar huis en ze willen niet in een open bus. Maar wat moeten we nu echt onthouden van deze World Cup-campagne? Wat was goed, wat was slecht (of minder goed) en kan dus beter?

1. De marketing van de Rode Duivelswas exemplarisch

Eerst iets dat niet met het spel te maken heeft. De hele commerciële mediafabriek rond de Rode Duivels verdient een tien. Niet omdat ze het straatbeeld hebben gepollueerd met die debiele tricolore spiegelhoesjes. Niet omdat er overal pop-upvoetbalfestivals werden georganiseerd. Wel omdat ze een hele natie achter een ploeg hebben gekregen die tot voor enkele jaren de risee van het land was en een schoolvoorbeeld van de sportwoestijn die wij nog steeds zijn. Uiteraard heeft dat ook te maken met het verwachtingspatroon en de resultaten die ineens wel van nergens uit kwamen. Het wordt moeilijk om dit nog te overtreffen, maar over twee jaar is er een herkansing met het EK in Frankrijk.

Dat er geen Blijde Intrede in een open bus komt, wordt nu vertaald als zou het team te ontgoocheld en te vermoeid zijn om dat nu nog eens te beleven. Dat is natuurlijk onzin: er wordt in september een extra fandag georganiseerd en dat is weer goed voor de kassa bij het begin van de nieuwe campagne.We wachten wel met spanning de officiële Rode Duivels- film af, geproduceerd door Bonka Circus. Benieuwd uit welke hoek ze het doelpunt van de Argentijnen zullen laten zien. Er is wellicht geen camerastandpunt te vinden van waaruit hun PDG Vincent Kompany niét te ver van Higuain staat nadat hij eerder balverlies heeft geleden.

2. De Rode Duivels hebben het verdomd moeilijk om het spel te maken

En nu voetbal. Er zijn vijf wedstrijden gespeeld. Daarvan zijn er vier gewonnen. Vier keer was dat op het nippertje. Er is één keer echt gevoetbald waarbij al het goede dat we onszelf hadden aangepraat, er ook uitkwam. Dat was tegen de Verenigde Staten, dat met open vizier vol voor de eigen kansen ging. Ook dat is reactievoetbal: pas kunnen voetballen als de anderen ook voetballen.

Alle manco’s van het spel van de jonge Rode Duivels zaten vervat in die ene laatste wedstrijd tegen Argentinië. Een verkeerde wedstrijdmentaliteit: te afwachtend, te voorzichtig, te respectvol. Geen drang om de wedstrijd in een hogere versnelling te gooien of de tegenstander bij het nekvel te nemen. Geen vloeiend spel als gevolg van combinatievoetbal. Het klassieke foutje in de verdediging. De veelbesproken teamgeest die afbrokkelde naarmate de ergernis toenam.

Dat is toch een aandachtspunt voor de volgende kwalificatiewedstrijden. Geen van de landen – Israel, Andorra, Bosnië-Herzegovina, Wales en Cyprus – zal er ook maar een minuut aan denken om te voetballen tegen deze Rode Duivels. Net zoals Algerije, Zuid-Korea en Rusland dat niet deden. Twee van deze drie wedstrijden hadden ze niet gewonnen en misschien zelfs verloren als het in de eindfase wat had tegen gezeten.

Uiteraard is dat scorebordjournalistiek en het zat wel mee, maar het wordt bepaald boeiend om te horen wat de spelers van de tactische aanpak vonden in wedstrijden die moest worden gewonnen. Die tongen kwamen de voorbije weken al los, maar het gemor werd overstemd door de hype. De wedstrijden wérden gewonnen, maar het buitenland dat altijd sympathie had en nog heeft voor de voetbalversie van Brave Little Belgium, vond er te vaak niks aan. En terecht.

3. We hebben misschien te veel talent in deze selectie

Nederland, weliswaar FC Robben bij momenten, haalt met niet de helft van het Belgische talent méér uit zijn selectie. Het was opvallend hoe noch Eden Hazard, noch zijn vervanger Dries Mertens, maar ook Kevin De Bruyne niet één splijtende actie konden opzetten. Hun passes kwamen minder aan dan ooit tevoren in dit toernooi. Dat soort spelers wordt daar (te) snel moedeloos van.Talent moet ook kunnen bikkelen als het op slot zit. Marouane Fellaini liep wel bijna 12 kilometer, maar kon het niet in zijn eentje. Als men
de wedstrijden analyseert, valt op dat België eigenlijk alleen maar gevaarlijk was na een individuele actie. Hoewel alle Belgische internationals ballen kunnen bijhouden, afleggen en inspelen als de beste, lag nooit eens Belgisch combinatievoetbal op het middenveld aan de basis van een flitsende aanval. Zelfs de counters tegen de VS, dat wel open speelde in tegenstelling tot de andere tegenstanders, waren vooral gevaarlijk door het betere loopwerk van onze middenvelders.

Er staat nog een bikkelaar in de ploeg. Zijn naam is Witsel: hij kan bikkelen én voetballen. Jammer genoeg is hij geen aanjager. Vanaf het middenveld tot voorin hebben we alleen maar talent, al zouden we een minder getalenteerde blinde killer wel kunnen gebruiken. De twee spitsen Lukaku en Origi zijn nog jong en van Benteke moet worden afgewacht hoe hij revalideert.

Achterin hebben we een probleem en dat is ook de reden waarom de Rode Duivels altijd met een ingebouwde zekerheid aan de wedstrijd beginnen. Van Buyten mag dan de snelste sprint hebben getrokken in één bepaalde wedstrijd (dat was een sterk staaltje bluf van de bondscoach), zowel hij als Vincent Kompany, missen snelheid op de eerste meters, maar compenseren dat vaak door hun haast fenomenaal anticipatievermogen. Centraal moet er straks een ander duo komen. Op de flanken mag het ook wat sneller. Een jonge Gerets die kan voetballen, dat hebben we achterin nodig.

4. De bondscoach kon deze groep niet naar een hoger niveau tillen

In een krant viel het volgende te lezen: “…Wilmots is ook geslaagd. Voor zichzelf had hij als eerste opdracht vooropgesteld dat de rust in de tent moest worden gehouden. Daar is hij in geslaagd. De trainingen waren echter weinig gevarieerd en er werd te weinig geoefend op automatismen en hoekschoppen. Dat kan op het allerhoogste niveau een verschil maken…” Einde citaat.

Met excuses, maar alleen de rust in de tent bewaren en de vrouwen haast een maand afhouden, wat een stuk beter lukte dan de tegenstander, kan niet genoeg zijn om te ‘slagen’. Wat gevreesd werd is ook uitgekomen: Wilmots heeft niet genoeg trainingstechnische bagage om deze groep te boeien en voor te bereiden. Dat kan worden verholpen met een goeie veldcoach erbij te halen. Maar zelfs zonder dat alles: konden die corners nu echt niet beter?Daarnaast, en dat is bepaald onrustwekkend, stuurde de spelersgroep in de voorbereiding al signalen uit dat de tactische trainingen net niet waren wat ze er van verwacht hadden. Uitlatingen als “we zijn niet echt een ploeg, maar een verzameling talenten en dat moet groeien” of “misschien iets meer tactisch werk op training in het vervolg” geven aan dat de topspelers hun bedenkingen hebben. Niet bij de persoon, bij de mens of bij de people manager Wilmots, wel bij zijn trainingstechnische capaciteiten. Die bedenkingen hadden buitenstaanders al langer.

Die combinatie van Wilmots, ex-international en altijd voorop in de strijd, met een groep die stikt van talent, werkte maar gedeeltelijk. De beslissende matchwendingen kwamen er na eenvoudige wissels van spelers, niet door pakweg een verandering van veldbezetting. Zijn enige aardigheidje – Kevin De Bruyne op de flank – liep haast faliekant af en werd snel teruggedraaid.

De vreemde samenstelling van zijn staf, zonder psycholoog to coach the coach, zonder een tactisch brein (want dat is hij zelf niet), maar wel met ongeveer één masseur per speler, is niet van deze tijd. Wilmots-de-trainer leeft duidelijk verder met de beperkingen van Wilmots-de-speler: alles op emotie.

5. Eindrapport 6/10

De World Cup is de universiteit van het interlandvoetbal, dus enige strengheid is op zijn plaats. De bondscoach, die nog een contract heeft van vier jaar, moet verplicht op bijscholing, maar als geheel zijn de Rode Duivels geslaagd, zonder meer. Kwartfinale was ook het vooropgestelde doel, maar met deze loting en ontwikkelingen in het toernooi (Portugal en Ghana uitgeschakeld, Duitsland vermeden) is dat niet meer dan normaal. Dit was het WK van de meest gunstige loting ooit. Het bestaat niet dat we over vier jaar in Rusland weer zo’n rode loper uitgerold krijgen.

Het excuus dat dit een jonge groep is mag dan correct zijn, maar het is wel een gelouterde groep spelers die allemaal in topclubs verspreid over Europa voor titels spelen en ook behalen. Met andere woorden, ze weten met de druk van het presteren om te gaan. Die ene jongen uit Lille uitgezonderd, maar Divock Origi was dan ook de revelatie tot hij zaterdag inzakte en onzichtbaar werd.

Die 6 had een 7 kunnen zijn – onderscheiding heet dat – maar wie in vijf wedstrijden maar één keer het neutrale publiek weet te boeien, verdient geen onderscheiding. Er zat op deze World Cup meer in deze selectie en die beseft dat ook. Nu nog de bondscoach overtuigen.

HANS VANDEWEGHE

Copyright © 2014 De Persgroep Publishing. All rights reserved

 

Portret Chris Froome (koers) van 5 juli 2014 in De Morgen

OUT OF AFRICA, IN LYCRA

Hoe heeft Chris Froome vorig jaar ooit de Tour kunnen winnen? Bilharzia, slechte rug, nog wat occasionele zware infecties als tyfus en, onlangs vernomen, inspanningsastma. Zelden in de wielerhistorie heeft een ongezondere mens beter gepresteerd in de zwaarste aller sport- wedstrijden. Of het zou ex-kankerpatiënt Lance Armstrong moeten zijn, natuurlijk.

Met excuses voor het leedvermaak, maar wat heeft die David Walsh toch brute pech. Zich jaren aan een stuk op de borst kloppen
als heksenverbrander van Lance Armstrong, daar een boek over schrijven, en dan nog een boek. Vervolgens de witte ridder van het cyclisme worden, om lucratief te landen als de excuustruus van Team Sky, c.q. de ghost writer van Chris Froome.

En dan in de maand van verschijnen van The Climb vernemen dat zijn Britse ‘engel van zuiverheid’ omwille van inspanningsastma geregeld aan de zware cortico’s moet. Waar overigens minder mis mee is dan men wil aannemen, maar waarom staat dát nu net niet in het boek?

The Climb is een goed boek, maar het had moeten beginnen als Out of Africa, de film over Karen Blixen. ‘I had a bike in Africa and I rode in the Ngong Hills.’Christopher Froome is geboren en opgegroeid in de suburb Karen (genoemd naar Karen Blixen) als een kleinkind van verarmde gemigreerde Britse koffieboeren – nog een parallel met Blixen. Zijn dagelijks trainingsparcours liep door de Ngong Hills en langs de plek waar Karen Blixen haar lief Denys Finch Hatton begroef, nadat hij met zijn vliegtuigje was gecrasht. Opgroeien deed
 hij bij zijn alleenstaande moeder, die het niet breed had, wat dan weer spoort met het leven van Lance Armstrong.

Zijn leven tot zijn vijftiende is sowieso een spannend jongensboek. Het speelt zich deels af aan de rand van de sloppenwijk Kibera, waar nauwelijks een mzungu (blanke) zich riskeert, maar waar hij als dertienjarige het blanke kind aan huis wordt als hij bevriend raakt met leden van de plaatselijke fietsclub Safari Simbaz, waarvan hij wat later ook lid wordt. Tegenwoordig is Safari Simbaz een door hem ondersteund sociaal project.

Paspoorthopper

Toen Froome voor het eerst zijn neus aan het internationale fietsvenster stak, werd hij al snel ‘de blanke Keniaan’ gelabeld. Te vaak gebruikt, dat epitheton, maar als één atleet op de wereld dat verdient, dan wel hij. “Ik ben een Brit, geboren in Kenia, maar wel een Brit”, benadrukte hij vorig jaar om het Britse publiek voor zich te winnen in de populariteits-contest met Bradley Wiggins.

Hij loog en de Britten wisten ook wel beter. Hem viel nog geen orde of adellijke titel of wat dan ook in de schoot, en zijn accent is ook niet te situeren in een of andere Engelse regio.

Chris Froome is een volbloed Keniaan, in alles, behalve dan het huidpigment. Hij veranderde opportunistisch van paspoort toen hij zag dat hij als wielrenner uit Kenia in een doodlopende straat zat. De Britten, Team Sky-architect Sir Dave Brailsford op kop, waren maar wat blij om hem voor het eerst in zijn leven naar Engeland te halen en hem administratiefte switchen.

En toch. Je kunt de man misschien uit Afrika halen, maar Afrika niet uit de man. Geboren en getogen op hoogte (niet onbelangrijk), geleefd als een Keniaan (met twee pythons als huisdier zowaar), gegeten als een Keniaan (maïsdeeg ugali en de groente sukuma wiki), gefietst als een Keniaan (op een aftandse supermarktfiets en bumperklevend op de autoweg) en gesakkerd op zijn corrupte wielerbond, ook als een Keniaan.

Froome ís een Keniaan, behoren tot de 0,2 procent of 67.000 blanken die in Kenia wonen. Op Wikipedia behoort hij inmiddels tot de vier grootste blanke Kenianen ooit, en dat is niet meer dan terecht.

Knal op de official

Het wielerminnende publiek kent Christopher Froome van de Vuelta van 2011, waarin hij tweede werd na Juan José Cobo en vóór
 zijn eigen kopman Bradley Wiggins, in wiens dienst hij reed en die hij op de steile Angliru te lang moest bijstaan waardoor hij kostbare tijd verloor op Cobo.

Net voor die Vuelta stond Froome nog in de solden, herinnert ook Johan Bruyneel zich. “Ik wilde een andere Brit, maar die had al getekend en toen prees Brailsford mij Froome aan. ‘Het zit er in, zijn (fysiologische) waarden zijn schitterend maar bij ons komt het er niet uit.’ Dat was vóór de Vuelta. Daarna zag iedereen wel zijn potentieel.”

Tot die Vuelta ging Chris Froome over de tong als Crash Froome. Er zit een leuk filmpje op YouTube – ‘3 worst time trials’ – waarbij de belofte Froome rijdend voor Kenia, op het WK in Salzburg in 2006 van de starthelling afrijdt, zijn eerste bocht veel te wijd neemt en knal een official overhoop rijdt.

Het jaar daarna rijdt hij voor een Zuid-Afrikaans continentaal team om al na één jaar een hongercontract te ondertekenen bij het procontinentale Barloworld. In 2010 komt hij dan bij zijn huidige werkgever Sky terecht.

Van Lance Armstrong werd gezegd dat hij een beetje vreemd op zijn fiets zat, maar wat te zeggen van Chris Froome, de fietsende postbode die tegen alle regels van de biomechanica zondigt? “Ik flapper met mijn ellebogen. Mijn Keniase trainingsmaats vroegen mij of ik dacht dat ik zo zou kunnen vliegen. Ik kan het niet helpen en ik weet dat het er niet uitziet.”

Handig

Ondanks die stijl, ondanks die vreemde carrière, is Froome een begenadigd wielrenner en bovendien ook handig. Niet alle wegen naar de top lopen dus via de Vlaamse Ardennen. Juist niet. Voor hem geen drie paar wielen en elk jaar een nieuwe fiets van zijn supportersclub. Zijn mama leefde randje armoede en zijn eerste fiets als puber in Kenia was een stuntfiets uit de supermarkt, waardoor hij meteen ook een aangeleerde cool heeft om zich op twee wielen uit de slag te trekken. Hij plooide meteen zijn vork, en op zoek naar een fietsreparateur leerde hij zijn Keniase vrienden kennen.

Wat Froome ook heeft geleerd in Kenia, is op grote hoogte zware inspanningen leveren. Als jonge fietsfanaat trainde hij al blokken van twintig minuten tegen hoge hartslagen, op 2.000 meter. Hij leerderijden zoals de Keniase jongeren leren lopen: tegen en in de verzuring, en langer dan anderen dat kunnen. Daardoor is hij nu een begenadigd tijdrijder en ook klimmer, sinds zijn gewicht drastisch is gedaald. In zijn biografie staan foto’s van toen hij twintig was:
hij woog toen tien kilo meer.

De Chris Froome van de laatste drie jaar behoort tot de topsporters die vrijwillig zijn toegetreden tot de kleine club van atleten met anorexia atletica. Zoals uit de tweet hiernaast valt af te leiden, vinden het team en de verloofde van Froome (Michelle Cound) dat fantastisch. Het lijkt ook allemaal erger dan het is, want met 1m86 en 69 gerapporteerde kilo’s zit Froome nog op een BMI van 20. Zelfs met 66 kilogram zou hij nog binnen de gezonde BMI’s zitten. Vergis u niet: Froome is erg mager, met vier procent vet. Zijn kilo’s haalt hij vooral uit spieren en die wegen zeer zwaar.

Ziek, zwak, misselijk

Er is op medisch vlak wel van alles mis met Chris Froome en dat maakt zijn verhaal des te opmerkelijker. De laatste drie jaar is
 hij in vier verschillende landen bij acht dokters op consultatie geweest, is in zes klinieken onderzocht, heeft zes verschillende geneesmiddelen moeten nemen tegen vijf serieuze aandoeningen.

Dat waren uitgerekend zijn beste jaren, sinds 2011. In 2012 had hij de Tour al kunnen winnen, ware daar niet Bradley Wiggins, de man tegen wiens Tourdeelname hij dit jaar hoogstpersoonlijk zijn veto stelde. Officer en Commander of the British Empire, Sir Bradley? My ass. Als de blanke Keniaan neen zegt, is het neen.

De meest vervelende van zijn medische aandoeningen was bilharzia, een typisch tropische ziekte veroorzaakt door parasieten die het lichaam binnendringen, iets wat hij wellicht heeft overgehouden van het zwemmen in geïnfecteerd water als kind in Kenia. Jaarlijks sterven 200.000 mensen aan bilharzia, bij ons schistosomiasis. Hij moest verschillende behandelingen ondergaan, de laatste half 2011, net voor zijn stunt in de Vuelta.

In 2011 en 2012 kreeg hij ook nog eens last van netelroos, waardoor hij op gezette tijden aan de antihistamine moet. Tussendoor was er een behandeling voor blastocystis, een darmparasiet, wellicht ook een Keniase erfenis. En alsof dat allemaal niet genoeg was testte hij ook nog eens positief op buiktyfus.

Verdacht, nog maar eens

Ten slotte – maar daar hadden we een lek vanuit de dopingbestrijding voor nodig naar Le Journal du Dimanche – bleek dat hij ook nog een inspanningsastma heeft. Voor die hoogst vervelende aandoening – die nogal wat sporters treft, wat meteen weer alle verdenkingen in gang zet – gebruikt hij een puffer. Dat deed hij ook in volle finale van de tweede rit van de Dauphiné. Bepaald onhandig.

Rond
 die tijd kwam de onthulling dat de UCI hem tijdens de Ronde van Romandië had toegestaan om eenmalig 40 mg Prednisolone te nemen toen zijn luchtwegen waren dichtgeklapt. Uit interviews/kruisverhoren die daarop volgden, bleek dat hij dat in 2013 ook
één keer zou hebben gekregen.

Vreemd genoeg staat dat juist niet in het boek dat hij samen met dopingjager David Walsh heeft geschreven. Hij zegt in het nawoord: “Dank u David Walsh, om in mij te geloven (als cleane renner).”De Ierse journalist houdt voorlopig de lippen stijf op elkaar.

Iedereen verdacht, dat is een gevolg van het verleden en daar ontsnapt ook Froome niet aan. Alles wat hij doet, wordt met argusogen bekeken. Zijn demarrages gezeten in het zadel: “Daar heb ik op getraind in de windtunnel en dat blijkt minder luchtweerstand te geven.” Zijn kleine versnelling, net als of zelfs nog kleiner dan Armstrong. Zijn trainingen op de Teide, net als Armstrong. Als hij daarover tweet dat hij dit jaar geen dopingcontrole heeft gekregen, en ook niet in 2012, krijgt hij geen lof, maar de vraag: ‘Waarom tweette je dat al niet in 2012?’ Zijn fanatisme, meer Armstrong dan men denkt, maar dan ingehouden.

En uiteraard zijn vaste medicijnen zoals loratadine (tegen hooikoorts), salbutamol (zit in Ventolin, de inhalator) en fluticasone (tegen inspanningsastma). In een interview met The Sunday Independent gaf Froome vorig week toe dat hij tegen zijn rugpijn bij Sky ooit Tramadol, de verketterde zware pijnstiller, heeft gebruikt. Van al die middelen zou alleen salbutamol wat in de categorie prestatieverbetering kunnen betekenen omdat het als (matig) vetverbrandend en (licht) spieropbouwend bekend staat, maar dan niet in de therapeutische doses bij normaal gebruik.

Een voorspelling: dit wordt nog maar eens de Tour van de verdachtmakingen en daar zal Chris Froome niks kunnen aan veranderen, ook niet omdat hij toevallig op de back cover van zijn boek heeft staan: ‘Deze gele trui zal de tand des tijds doorstaan’.

DM-VER-Froome portret

Verslag Demorgen.be BEL-ARG van 5 juli 2014

DUIVELSE ANTI-CLIMAX

Nog één keer Rio, nog één keer Maracanã was mooi geweest. Het werd ons zo gegund door alle Brazilianen en het grootste deel van de wereldbevolking, maar de hoofdstad van Brazilië bleek het eindstation voor de jonge, al te makke Rode Duivels. In Brasilia knikkerde een onwrikbare Argentijnse ploeg ons uit het toernooi.

HANS VANDEWEGHE

Ze waren zuinig en vooral leep, de Argentijnen. Eén goaltje in de twaalfde minuut en dan de boel op slot en tegenprikken. Het was een rare goal bovendien én het was een onoplettendheid van de Belgische centrale verdedigers. De dichtste Belg bij Gonzalo Higuain was Vincent Kompany. Als Bonka Circus na de World Cup de officiële Rode Duivels film inlevert bij de KBVB, wordt het interessant om zien hoe ze dat doelpunt in beeld brengen.

Wellicht is er geen enkele camerastand te bedenken van waaruit de PDG van dat productiehuis niét te ver van de bal staat. Higuain deed wat de Belgen het hele toernooi niet hebben gekund: van een halve kans een hele maken. De Napolispeler voelde dat er niemand in zijn rug dekte en draaide een afgeweken bal in èèn moeite voorbij Thibaut Courtois.

Wellicht zal ook de raid van dezelfde Argentijn
in minuut 54 waarbij hij door de benen van
Kompany speelde, niet in de film worden opgenomen. En het zou zeer verwonderlijk zijn als de grove overtreding van Eden Hazard – voet over de bal op het scheenbeen – de eindredactie overleeft.
Het is allemaal praat na de vaak maar het was
opvallend dat de Belgen de meest brutale
overtredingen voor hun rekening namen en
wel drie keer met de voet vooruit over de bal
een been van een Argentijn probeerden te
slopen. De stand ‘overtredingen’ werd wel
gewonnen door de Rode Duivels: 14-11.

Juiste mentale instelling ontbrak

Zowel België als Argentinië hadden al hun
wedstrijden met één doelpunt verschil
gewonnen. Ook nu weer was er maar èèn
doelpunt verschil, maar wij trokken niet aan
het langste eind. Voor bondscoach Marc
Wilmots was het zonneklaar: de Argentijnen
wilden niet voetballen. “Wie was de favoriet?
Tegen een ploeg die niet wil spelen, terwijl wij
wel willen voetballen, zijn we niet op onze waarde geklopt.” Dat Higuain een levensgrote kans op de lat zag eindigen en Lionel Messi alleen voor Courtois op de doelman stuitte, terwijl de Belgen kwart-kansjes kregen, werd gemakshalve verdrongen.

Marc Wilmots is de even grote bluffer gebleven die hij als speler was. Hij heeft ons jaren laten geloven dat de scheidsrechter in 2002 bij zijn afgekeurd doelpunt tegen Brazilië had toegegeven dat hij verkeerd zat. Daar was niks van aan en nu ook weer niet. De realiteit was anders. Een bondscoach moet er in de eerste plaats zorg voor dragen dat zijn team met de juiste mentale instelling in het veld komt. Vooral dat ontbrak: de grinta om te willen winnen en bijgevolg het fort Argentina aan te vallen.

Neen, het was niet te best wat de Belgen er van bakten en dat duurde tot minuut zeventig toen het met de inbreng van Dries Mertens en Romelu Lukaku ineens beter ging lopen. De Argentijnen werd verweten dat ze het spel vertraagden, maar ze kregen in de eerste helft wel 54 procent balbezit. Over de hele wedstrijd was het 51-49 voor de Argentijnen en dat terwijl België moest aanvallen. Die waren na de rust uit de kleedkamer gekomen in de modus waarin ze in de groepsfase de wedstrijden aanpakten: een beetje angstig, veel op reserve en traag, bijzonder traag, met Eden Hazard zo goed als onzichtbaar. Enerzijds in aanvallend opzicht,maar ook verdedigend wat nogal ergernis opwekte bij de jongens achter hem.

We tellen mee

Was het de schrik voor Lionel Messi en Angel Di Maria, die al in de eerste helft zou uitvallen? Wellicht wel, want de Argentijnen toonden dat ze gevaarlijker waren aan de bal. Was het een foute instelling? Zeker. Was het niet goed? Neen, maar het geeft geen pas om al te negatief te zijn.

Deze laatste wedstrijd was niet goed, en lag in de lijn van de drie wedstrijden in Groep H, alleen wilde Argentinië in het laatste kwartier niet plooien zoals die andere ploegen. De jongste ploeg van het toernooi moet je het vergeven dat die af en toe geen oplossing vindt tegen gehaaide tegenstanders. Kwartfinale betekent beste acht van de wereld en dat is best iets om trots op te zijn.

De les van dit toernooi is dat er nog landen zijn die goed kunnen voetballen en vooral leper kunnen voetballen. Dé opsteker van dit toernooi is dat we ons de komende jaren bij plaatsing voor een groot toernooi telkens kunnen verheugen in een hoofdrol.

De ene keer zal dat tegenzitten, de andere
keer zullen we gewoon meelopers zijn, maar
als het meezit kunnen we ook een trofee
pakken zoals Nederland dat in 1988 deed. Het
imago van aantrekkelijk voetballand België heeft niet al te veel schade opgelopen, ook niet nade al bij al flauwe kwartfinale tegen Argentinië. Frankrijk, nog zo’n jonge talentrijke ploeg, tuinde er vrijdag tegen Duitsland op indentieke wijze in. We tellen mee en dat zal nog een paar jaar duren.


 

Column ‘Hora est’ in De Morgen van 5 juli 2014

HORA EST

Beste Duivels,

Béste, jawel, en wel in twee betekenissen; als klassieke aanhef en als waardeoordeel. U bent de beste Duivels ooit, wat men er ook van zegt. U maakt meer los dan welk sportteam ooit bij het deel van de mensheid dat zich Belg noemt en dat Uw prestaties nu beleeft als een gratis pop-up zomerfestival.

U bent onze droomfabriek in barre tijden, de perfecte afleiding voor de dagelijkse sleur in ons koninkrijk. Gelogeerd in Brasilia, kan ik mij inbeelden dat het daar in the middle van dat enorme nowhere niet goed doordringt wat hier allemaal aan de hand is, en neen, het gaat niet te best.

Bijvoorbeeld: regeringen geraken niet gevormd, informateurs lossen elkaar af, een Belg heeft in Spanje vrouwen vermoord en van de Europese Unie mogen we het spaarvarken van de Arco-aandeelhouders niet opnieuw opvullen. Voor sommigen onder ons is dat laatste slecht, voor de meeste anderen dan weer goed nieuws, maar passons.

Ach ja, misschien ten overvloede en voor wat het waard is: Elio di Rupo is er vanavond ook bij in Brasilia. Omdat U goede reclame bent voor ons land, zegt hij. Wat hij daar dan nog aan kan toevoegen door zijn lijfelijke aanwezigheid, is me een beetje een raadsel, maar we gunnen hem dat pretje. Bart De Wever komt niet, neen. Die schrijft aan een boek waarom het in de lente van 2014 allemaal klopte en in de zomer ineens niet meer. Vermoedelijk krijgt U daar een hoofdstuk in. Hoe sensationeel is het wel niet hoe dit verdeeld land
zo plots in eendracht leeft: tous ensemble, waar is dat feestje?, hier is dat feestje!.

Het is inmiddels echt al voetbal wat de klok slaat. Het meest oneerlijke spel dat de mens ooit heeft uitgevonden, is dezer dagen de maat der dingen. Naar het schijnt is Wimbledon ook bezig. Ik geloof dat ze bijna aan de finale zitten. Geen hond, tenzij het duo Gerlo-Gommé van de VRT, die weet wie daar dit weekend nog allemaal jokari aan het spelen is. Vandaag begint de Ronde van Frankrijk, een wielerwedstrijd. In Engeland nog wel. Dat is vreemd voor iets van Frankrijk, maar tegelijk een meevaller, want nu hebben de Engelsen toch iets om naar uit te kijken na de trieste afgang van hun al bij al niet slecht spelende voetbalelftal en van hun tennisheld Andy Murray. Gezien het eindeloze budget van OPQS denk ik dat Marc Cavendish vandaag wint, en morgen misschien ook.

En nu Uw wedstrijd, na deze lange inleiding die was bedoeld omU niet meteen te bruuskeren. Er moet wel worden gewonnen vanavond tegen Argentinië. Onze nationale ploegen uit het verleden hielden het in een eerder stadium van het toernooi al lang voor bekeken. De premie na de groepsfase was oké en dan hadden ze ten minste nog wat vakantie voor ze aan de competitie begonnen. Dit is met U toch iets andere koek.

Te veel druk is ook nergens goed voor, dus ook al wordt vanavond verloren, geen schrik, er zal een blijde intrede zijn op de Grote Markt. Als we voor elke Belgische sporter die de weg naar huis terugvindt, prijs of geen prijs, een fanfare uitsturen naar Zaventem, dan verdient U meer.

Bon, hoe gaan we dit Argentijns varkentje wassen? De Willi zal wel weer een dvd’tje klaar hebben en een hele uitleg dat U hard Uw best moet doen. Zoals gewoonlijk luistert U daar best even naar – het is nu zo lang goed gegaan, geen reden om nu nog onbeleefd te worden – en
dan gaat U samen zitten met de mannen.

Messi is gevaarlijk, is dat bekend? Als dat potje groeihormoon op batterijen de helft van de ruimte krijgt van tegen de VS, is het kalf in geen tijd verdronken, dat U dat maar weet. Onze eigenste Mohikaan en vleesgeworden fresco Steven Defour als een bloedzuiger voor alles en iedereen dat door het midden wil komen, in het bijzonder Messi, is dat een te overwegen alternatief? Het verbond van Analisten, Volgers en Orakels ziet dat wel zitten.

Voor Uw goal gaan liggen, zoals de meeste tegenstanders tegen Messi en co, om zo te proberen snel op de counter aan de overkant in schietpositie te geraken, is een andere optie. Wàs, helaas, want sinds de wedstrijd tegen de VS wordt dit niet meer gepikt door de Belgische publieke opinie. Wij zijn voortaan een aanvallende met open vizier spelende natie en we vergeten hierbij gemakshalve die drie groepswedstrijden, dit ten behoeve van onze zelf aangeprate illusie na die ene goede wedstrijd waarin we eigenlijk een beetje door het oog van de naald zijn gekropen.

We willen voor de gelegenheid, ter vervanging van De Wever, graag besluiten met wat Latijn.

1. Honesta quaedam scelera successus facit.

Of: Succes maakt sommige misdaden eervol. Messi, minuut vijf, tikje, … begrepen? Raes, Vandenbempt en alle andere mindere mediagoden, zoals Uw dienaar, zullen voor de gelegenheid de andere kant opkijken.

2. Honesta mors turpi vita potior.

Of: Een eervolle dood is beter dan een leven in schaamte. Niet té letterlijk nemen.

3. Hora est.

Of: Het uur is er.Succes.

Ook al duurt de bewondering van de wereld voor Ons Belgen misschien maar vier dagen, dat is toch mooi Uw verdienste.

Hans Vandeweghe

Het uur U heeft geslagen

Column ‘Nummer één’ in De Morgen van 4 juli 2014

NUMMER ÉÉN

Gisterenavond in Hotel M – altijd leuk bij Marcel Van Thilt, dan moet/kun je zelf niet te veel zeggen – en morgen willen ze mij voor de BBC. Jaaaa: de BieBieCie! Thuis van op het terras het orakel uithangen, is niet slecht voor de marktwaarde. De laatste keer dat ik op de BBC was – ook de enige keer trouwens – was bij de verkiezing van Jacques Rogge in 2001, en toen hebben ze nog 500 pond op mijn rekening gestort om vijf minuten vol te praten. Nu stond er niks in de mail over een vergoeding, maar de BBC doen we natuurlijk ook gratis en voor niks, alleen hoeven zij dat niet te weten.

Het zou goed zijn als we ons vandaag concentreerden op de wedstrijden van onze tegenstanders in de finale van volgende week zondag. Van de vier die vanavond in actie komen, kunnen we er tegen middernacht al twee weggooien. Wat is zo’n WK toch makkelijk voorspelbaar. De Tour, die morgen ook begint, is dat al heel wat minder.

Ik gok toch op Brazilië, hoewel Colombia het betere spel heeft laten zien. Ik denk dat het hoog tijd wordt voor zo’n onwaarschijnlijke Zuid-Amerikaanse schoppartij. In Brazilië is vorig jaar rond deze tijd een ref onthoofd nadat hij zelf een speler had doodgestoken.

Dat hoeft nu ook weer niet, maar bijvoorbeeld wat bloed aan de paal en op de schenen, de scheidsrechter belaagd, vijf spelers rood en de winnaar zo gedecimeerd in de halve finale dat of Frankrijk of Duitsland er een makkie aan hebben.

Tussen die twee laatste kan ik niet kiezen. Ik hou van de Fransen, maar ze zijn soms wel (te) beenhard en sinds 2006 heb ik ook bewondering voor de Duitsers, hoe die ineens zijn gaan voetballen terwijl ze vroeger in onze perceptie alleen maar liepen.

Ten slotte moeten we ook morgen de wedstrijd van na ons in de gaten houden. Een half oog volstaat. We zullen verplicht moeten feesten, maar het is aangewezen dat enkele leden van de staf hun hoofd bij de zaak houden en een dvd’tje maken van de wedstrijd Costa Rica-Nederland, zodat we straks weten wat we niet moeten doen om Bryan Ruiz, de Goddelijke indiaan van Gent, in de halve finale te stoppen. Wat we wel moeten doen, dat regelen we aanstaande woensdag op het veld.

De man die mij destijds als sportmedewerker heeft aangeworven bij Vooruit heeft mij een brief geschreven. Om mijn enthousiasme te temperen wellicht.

Ik citeer: “Hallo? Zijn wij, de Belgen, plots een topper in het wereldvoetbal? Omdat we ocharme en godbetert de Amerikanen hebben geklopt? Zijn wij, de Belgen, nu bevrijd van de angst om te verliezen en kiezen we vanaf nu voor de aanval? Dat zou mooi zijn, maar zo werkt dat dus niet in het voetbal. En al zeker niet als je in aanmerking neemt tot wat we in staat waren (sic) in de groepsfase. Drie draken van defensief voetbal en met wat geluk door. Simpel …”

Zijn wij Belgen plots een topper in het wereldvoetbal? Die vraag stel ik mij ook. Gisteren zag ik in de krant een scenario waarbij ‘Belgium’ zaterdag nummer één zou kunnen staan op de FIFA-ranking. Wij móeten winnen, Colombia en Duitsland mogen níet winnen. In dat geval zijn wij nummer één van de wereld. Belgium, on top of the world. In de sport is dat precies veertig jaar geleden, van de tijd van Eddy Merckx.

Column ‘Nooit meer bang’ in De Morgen van 3 juli 2014

NOOIT MEER BANG

We hebben met de Rode Duivels – de generatie van de vaders van de huidige Duivels – ooit een Europese finale gespeeld. Dat was in 1980 en dat deden we met slecht, negatief en schopperig voetbal. De andere ploegen schopten soms ook, maar wij schopten méér. Drie wedstrijden na elkaar moest de beste speler van de tegenstander door ons toedoen het veld geblesseerd verlaten.

Zes jaar later speelden we de kleine finale van het WK, nadat we in de halve finale van Argentinië hadden verloren. Kansloos. 2-0, twee keer Diego Armando Maradona. Die ploeg wordt nog steeds bejubeld, maar wie de wedstrijden toen heeft gezien en er met zijn volle verstand bij was, weet maar al te goed dat we niet het best voetballende land waren. Zelfs verre van, we hadden in de groepsfase vooral ongelooflijk veel geluk dat we als beste derde door mochten. Vervolgens klopten we met enige meeval in de achtste finale de grote USSR en in de kwartfinale Spanje.

De kwartfinale van aanstaande zaterdag is een nieuwe mijlpaal in de geschiedenis van het vaderlandse voetbal. Een plaats bij de laatste acht in een toernooi met 32 ploegen is op papier minder waard dan een plaats bij de laatste vier met 24, maar het verschil wordt gecompenseerd door die dertig jaar waarin het voetbal de enige echt mondiale sport is geworden – maar vooral door het spel.

Eindelijk zijn we een voetballand. Eindelijk spelen we het spel voetbal waarvoor het is uitgevonden. (Al is dat laatste misschien niet helemaal juist want de eerste interland ooit (in 1871) eindigde op 0-0.) Eindelijk willen we gewoon meer doelpunten scoren dan we er binnen krijgen. Eindelijk zijn we niet meer laf. Eindelijk vallen we aan.

Was die ene wedstrijd van eergisteren, toen heel België – baby’s en hoogbejaarden uitgezonderd – voor de tv of voor een groot scherm zat of stond, dan zó bepalend? Toch wel, omdat er werd gewonnen van een vreselijk goed sportland dat misschien geen voetbaltraditie heeft, maar waarvan we in dezelfde omstandigheden in het verleden altijd op een lullige manier zouden hebben verloren. 2-1 is een doodgewone kleine uitslag, maar met een lading die niet mag worden onderschat.

Dit is een opluchting voor iedereen die in dat team geloofde sinds 15 augustus 2012, toen Nederland met 4-2 werd geklopt in hun eerste wedstrijd onder Louis van Gaal. Het is ook een opluchting voor iedereen die in Beijing in 2008 in die hete zwoele zomer van de Olympische Spelen een topteam zag ontkiemen.

Dit is het bewijs dat ook Belgen kunnen voetballen. Johan Cruijff bezwoer mij in 1986 dat wij defensief voetbal speelden omdat we in de historie zo vaak onder de voet zijn gelopen. Nederland speelde dan weer offensief omdat zij wereldveroveraars waren geweest. Als in de eerste drie wedstrijden onze bange volksaard ons nog parten speelde, dan hebben we dinsdag in Salvador de Bahia tegen de Verenigde Staten dat juk afgeworpen. Laten we nu nooit meer bang zijn.

Bij al dat gejubel hoort een levensgrote ‘maar’. Het is niet omdat we goed voetbal spelen en een even grote kans maken om wereldkampioen te worden als die andere zeven landen, dat België nu een groot sportland is. We starten zaterdag in de Tour met een diepterecord aan Belgische deelnemers. Slechts één renner vertrekt met (beperkte) ambities. De resultaten in de andere olympische sporten zijn slechter dan ooit. De Rode Duivels 2014 zijn een momentopname, niet meer dan dat. Nu genieten is de boodschap.

Column ‘Vrouwen’ in De Morgen van 2 juli 2014

VROUWEN

Er is wat te doen over het gebrek aan vrouwen in de Sporza-studio tijdens deze World Cup. De enige keer dat vrouwen in de buurt kwamen van het omkaderingsprogramma van Karl Vannieuwkerke was om hun geilige adoratie te betuigen voor de GILF Jan Mulder. Waarbij de G staat voor grandpa.

Er is één uitzondering: Ruth Joos. Ons Ruth mag je alle onderwerpen toevertrouwen – al vermoed ik dat ze bij een datingprogramma de slappe lach krijgt – die zal zich wel uit de slag trekken. Voetbal is bovendien haar biotoop omdat ze met een andere Joos, Filip voor de familie en vrienden, heeft samengewoond en dus de terreur van het verwende en humeurige voetballerbroertje aan den lijve heeft ondervonden. Ruth kent voetbal, kent sport, punt uit. Ruth kan ook een stukje presenteren, dat weet iedereen behalve de VRT, dus was een dubbel gemengd met Karl geen onaardig idee geweest.

Het is niet gebeurd en ik vind niet dat we daar zo moeilijk moeten over doen, zoals professor Dirk Voorhoof van de UGent gisteren in een opiniebijdrage bij de concurrentie. Ik versta zijn standpunt, maar ik begrijp het niet (goed).

De reactie van de VRT daarentegen lag voor de hand: we nodigen mensen uit die ervaringsdeskundig zijn, met andere woorden trainers, ex-trainers, voetballers, ex-voetballers. Kortom, allemaal deskundigen en voor de lol ook één lapzwans, genaamd Zeljko Petrovic. Die laatste vergeten we even voor het gemak, maar ik zou toch Sporza willen verzoeken om hem niet meer laat op de avond te programmeren want ik weet zeker dat veel mensen de slaap dan niet meer kunnen vatten.

Bon, we waren bij de vrouwen en waarom die niet in het panel zitten van Karl. Omdat ze geen zak kennen van mannenvoetbal, tiens. Bij uitbreiding, omdat ze geen zak kennen van mannensport. Omdat ze misschien wel heel veel kennen van sport, en van voetbal als het voetbalsters zijn, maar dan wel van de vrouwelijke variant.

De vrouwen- en mannenversie van één sport, zijn vaak twee totaal verschillende sporten. Aha, en waarom hebben de vrouwen dan heel vaak mannen als trainer? Wel, omdat de vrouwenversie ettelijke jaren achterop loopt en derhalve de mannenversie in prestatief opzicht superieur is. Schiet niet, ik ben maar de boodschapper en ik heb het er ook bijzonder lastig mee dat topsport zo moeilijk spoort met de hedendaagse politieke correctheid.

Maar, als de VRT de World Cup van 1930 heruitzendt, hebben ze beloofd, zullen ze vrouwen in de studio vragen want toen speelden de voetballers ongeveer het spel van de voetbalsters vandaag.

Weet u wat het probleem is? Let u goed op, nu word ik feminist: er is veel te weinig vrouwensport op tv en in de printmedia. Er is te weinig koers voor vrouwen, te weinig volleybal, te weinig voetbal, te weinig van alle vrouwensport. Er is alleen genoeg vrouwentennis, zelfs misschien ietsje te veel. Kortom: er zijn te weinig vrouwen in sportprogramma’s omdat er over het algemeen te weinig aandacht is voor de vrouw in de topsport.

Ikzelf zou maar wat graag bijvoorbeeld meer beachvolleybal voor vrouwen geprogrammeerd willen zien. En dan thuis ernstig kunnen volhouden dat je werkt terwijl je op televisie naar door het zand rollebollende vrouwen in bikini kijkt, in plaats van naar 22 hitsige jongens in te lange korte broeken of zoals vanaf zaterdag tweehonderd in fluopampers op een fiets, stel je voor.

Column ‘Team USA’ in De Morgen van 1 juli 2014

TEAM USA

Zijn we bang voor een stelletje Amerikanen, van wie de helft reserve-Duitsers? Neen toch? De VS is met afstand het beste sportland ter wereld, maar Amerikanen spelen eerst American football, vooral als ze op de buiten zijn geboren. Zijn ze uit de binnenstad en hebben ze een kleurtje, dan gaan ze eerder basketballen. Wonen ze in het noorden en hebben ze geen kleur, dan is ijshockey ook een optie. Komen ze echt uit de midwest en spelen ze geen football en rijden ze niet met auto’s op een ovaal, dan spelen ze baseball. Net als de geïmporteerde Spaanssprekende jongens van de Caraïben.
Pas als ze in dat alles niet zo bedreven zijn, gaan ze voetballen, en dat spel noemen ze dan soccer. Dat is overigens geen Amerikaans woord, maar stamt uit de beginjaren waarin verschillende football codes elkaar bekampten. Rugby heette in de omgangstaal ‘rugger’. Ene Charles Wredford Brown kwam met ‘soccer’. En vervolgens is dat woord met een boot over de oceaan geraakt.

Er is een heerlijk provocerende columnverschenen van een bijzonder rechtsemevrouw, ene Ann Coulter, over het volksvreemde spel soccer dat on-Amerikaans is en een sport van migranten en vrouwen. Daar is iets van. Het is trouwens opvallend dat de wereldsport voetbal en de wereldbeker volledig voorbijgaan aan de twee meest bevolkte landen ter wereld, China en Indië, en dat voor de derde grootste bevolking – althans voor de blanke Amerikaan – voetbal een meisjessport is. Zelfs in het vierde dichtst bevolkte land, Indonesië, is de World Cup een randfenomeen. Daarna komen Brazilië en Nigeria, en daar beheerst voetbal wel het dagelijks leven.

Bon, wat mogen we verwachten van dat Amerikaanse elftal? Strijd, zoals van alle Amerikaanse teams. Ik heb mij op de Olympische Spelen van Peking vermaakt door alle wedstrijden te gaan bekijken tussen de VS en China in de teamsporten. Tot het softball toe, en dat is een hele beproeving. Tien wedstrijden, tien keer de VS tegen China: 10-0 voor de VS. Het meest individualistische land ter wereld, dat teamsport herleidt tot individuele statistieken, tegen het (althans op papier) meest collectivistische land ter wereld. 10-0 voor de individualisten tegen de communisten.

Dat moet ons aan het denken zetten. De Amerikanen die we vanavond zullen treffen, hebben niet de helft van ons talent, maar met talent alleen red je het niet. In een ideale Amerikaanse ploeg zwaait Aristoteles de plak: het geheel is meer dan de som der delen.

“There is no I in Team” is een ander mantra dat in de meeste Amerikaanse kleedkamers en sporthallen hangt. Het individueel belang ondergeschikt aan het teambelang wordt er van in de lagere middelbare school door coaches ingestampt.

Meestal zijn die coaches prima geschoold, en ook dat is de sterkte van de Amerikanen. Ze mogen dan niet al te veel cultureel gebonden voetbaltalent hebben, ze zijn prima opgeleid. Daartoe hebben ze de beste trainingen gehad en zijn ze maximaal fysiek voorbereid op de beproevingen in de warmte van Brazilië.

Er is één aspect aan het voetbalspel dat ze niet beheersen, en dat weten ze maar al te goed. Soccer is wel degelijk on-Amerikaans omdat er zo weinig wordt gescoord en de beste niet altijd wint. In hun sporten kan de beste speler altijd aan banden worden gelegd door het beste team. In voetbal kan dat niet, getuige Robben, James, Messi en Neymar. Wie van ons vanavond die Amerikanen de das omdoet, mag u zelf invullen.

HANS VANDEWEGHE ■