Column UCI-Nitwits in De Morgen van maandag 24 juni 2019

UCI-nitwits

Eerst even dit. Wat ik tegen voetbal(lers) heb, vroeg een twitteraar zich af. Ik heb niks tegen voetballers, wel tegen de wijze waarop sommige voetballers en hun gevolg in de media komen.

U heeft misschien de weekendkranten gelezen? In een van die kranten werd Michèle geportretteerd. Dat is, met de nadruk op de W, de WAG van Kevin De Bruyne. “Ze wil geen WAG zijn”, was haar meest opmerkelijke quote en ze werd dan in allerlei poses gefotografeerd zoals in een zomerkleedje drijvend in haar zwembad.

Op de site van diezelfde krant stond ook iets over Wout van Aert die op stage was en zich afgelopen weekend aan de Ventoux ophield. Hij stond er zijn eigen WAG, Sarah De Bie, bij. Sarah was het gezicht van het Sporta-event waarbij vrouwen de Ventoux naar boven rijden. En passant reed Wout van Aert La Cannibale, een toeristentocht met twee keer de Ventoux en drie andere cols, gewoon om te rijden, niet om ter eerst. Boven op de Ventoux wachtte hij zijn vrouw op, die ook naar boven was gereden.

Van mij moet Michèle De Bruyne zich niet per fiets een berg ophijsen, maar ik vind die Sarah zonder die lipfiller, maquilleersessies van een uur en modedefilé-met-fotograaf als afsluiter toch net even iets echter. Het ligt aan mij, ik weet het, maar ik krijg het op mijn heupen van meisjes die op hun 23ste al twee kinderen hebben en nu al niet meer weten wat ze met al hun geld aan moeten omdat ze toevallig in een of andere technotent een sjotter tegen het lijf zijn gelopen en ter plekke besloten hun eigen lippen en zijn leeg leven te vullen.

Of die in het bijgaande – ahum – interview ook nog eens zeggen dat ze vooral niet willen opvallen en toch in de boekskes staan. In de eerste plaats willen ze ook nog eens herinnerd worden als een goede moeder voor Mason en Rome. Gruwel, o gruwel.

Hopelijk is de vraag daarmee beantwoord.

En nu iets helemaal anders. Het meest belangwekkende nieuws kwam dit weekend bij de wereldwielerbond UCI vandaan. De leden van het UCI Management Committee, waarbij de Belgische bondsvoorzitter Tom Van Damme, hebben in hun onmetelijke wijsheid beslist dat het zwaartepunt van het baanwielrennen naar de zomer verschuift. Neen, serieus, echt waar. Verder zijn er nog maar drie World Cups in plaats van zes, altijd van juli tot september, wordt gestreden in landenploegen – een Nations Cup – en wordt het WK altijd in de herfst gehouden.

Daarnaast zou er in de winter een innovatieve competitieformule komen, die iedereen begrijpt, ook wie voor het eerst kijkt. Benieuwd. Ook hier weer: de baanwielrenners rijden altijd en overal voor hun nationale ploeg en in hun nationale kleuren. Boven het communiqué stond dat maatregelen waren genomen om het baanwielrennen verder te ontwikkelen. Daar had beter gestaan: er zijn maatregelen genomen voor een eersteklas begrafenis van het baanwielrennen.

De zesdaagsen zullen niet blij zijn, maar daar zijn er niet veel meer van over die nog levensvatbaar zijn. Bij BEAT Cycling Club uit Nederland, het beste privéteam ter wereld, hebben ze de collectieve hartverlamming ternauwernood overleefd. Die ploeg timmert, net als het Britse Huub Wattbike testteam dat zich richt op de achtervolging, nu al een paar jaar onverdroten aan de weg om via een kwalitatief baanprogramma haar renners de beste omstandigheden te geven. De enige fout die ze daarbij hebben gemaakt is die nationale ploegen af en toe flink op de donder geven en daar worden ze nu voor gestraft. Ze zijn niet eens geraadpleegd. Be-scha- mend.

Andere beslissing van dat zootje nitwits van het UCI Management Committee: de World Cup cyclocross wordt uitgebreid van negen tot veertien, misschien zelfs zestien wereldbekers. Daarnaast is er nog de Superprestige, de DVV Trofee, de Soudal Classics en de Brico Cross.

De World Cups moeten in zeven verschillende landen worden georganiseerd en zelfs acht als er zestien op de kalender staan. Succes daarmee.

De World Cup komt in handen van Flanders Classics van Wouter Vandenhaute. Golazo van Bob Verbeeck was ook kandidaat maar greep er in de tender naast. Daarop slokten ze SPortIDee op, de organisator van de BRICO-crossen. Flanders Classics, dat ook al de Superprestige controleert, en Golazo maken zich sterk dat ze netjes zullen samenwerken. Benieuwd. Dat alles gaat pas in vanaf het seizoen 20-21.

De logica achter de inflatie van crossen is ver te zoeken. Net nu de twee enige echte wielrenners in die discipline (sinds Roger De Vlaeminck) naar de weg en naar de mountainbike lonken en in hun winterprogramma zullen wieden, was dit het uitgelezen moment om de cross te herleiden tot wat die in essentie is: een trainingsvorm. En waar ze zo gek zijn misschien een circusachtig verdienmodel, zoals bij ons, maar ook niet meer dan dat.

 

UCI-nitwits-mail

Column’Nevensporters’ in De Morgen van zaterdag 22 juni 2019

‘Nevensporters’

De collega’s die het EK -21 volgen, kunnen wellicht wat sneller van hun welverdiende vakantie genieten en dat is hen gegund. Een heel jaar achter die verwende vleesgeworden versies van PlayStation-avatars lopen, ze zijn niet te benijden.

Als onze jonge voetballertjes te snel worden uitgeschakeld, compenseert dat het geluk van hun grote broers vorig jaar, toen die door een kopbal die geen kopbal was en een keeper die geen keeper is, op weg werden geholpen om een desastreuze 0-2 tegen Japan in te halen. Mijn onjournalistieke deel-ego verheugde zich halfweg die wedstrijd al in de onvoorzien vroege terugkeer, midden in het aalbessen- en rode frambozenseizoen nog wel. Edoch, ‘we’ bleven in het toernooi en ik was maar net op tijd om de gele herfstframbozen in mijn tuin te zien rijpen en de uitgebloeide rode weg te snoeien.

Dit zijn de rustige weken. Er wordt een beetje gekoerst in afwachting van het grote werk in Frankrijk, maar met start in Brussel. En ja, aanstaande dinsdag schuift op de warmste dag van het jaar Vincent Kompany aan bij Anderlecht voor zijn eerste persbabbel (géén interviews toegestaan, staat in het communiqué). Verder is er transfernieuws. Dat wordt nu doorkruist met nieuwe ontwikkelingen in Operatie Zero waarin je onderhand wat sympathie begint te krijgen voor de veroordeelden, zélfs die van Mechelen, als je ziet welke knoeiboel onder meer het Belgisch Arbitragehof voor de Sport ervan maakt.

Ik ken de oprichters van het BAS, meer zelfs, ik werkte als directeur communicatie bij het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité toen in 1991 in de schoot van het BOIC de Belgische Arbitragecommissie voor de Sport werd opgericht. Precies daarom heb ik er nooit veel vertrouwen in gehad. Dat ding moest rammelen. Dat is ook gebleken en dat blijkt nu weer.

Jammer dat die Operatie Zero vanaf volgende week weer alle aandacht zal krijgen, want normaal zijn dit de weken waarin we aandacht besteden aan de nevensporten, zoals die op de redacties onrespectvol worden aangeduid. In onze onvolprezen Zeno staat bijvoorbeeld het verhaal van Marino Vanhoenacker, de beste Belgische topsporter waar u veel te weinig over heeft gehoord.

Vanhoenacker is een triatleet, maar geen gewone jongen. In zijn sport en nog veel andere nevensporten wordt niet om de haverklap bedrogen, gefraudeerd, verkracht en gelogen en laten de protagonisten zich niet vallen in de hoop beloond te worden. Ze verdienen ook geen obscene bedragen, maar niet zeker of er een oorzakelijk verband is tussen veel geld en slecht gedrag.

Ook niet tussen voetbal en slecht gedrag. Zo vind je ook onder voetballers down to earth-gasten met wie je een boom kan opzetten over de maatschappij, maar steeds minder en almaar vaker prefereer ik wielrenners, het wielermilieu en alle andere ‘nevensporters’.

Mijn hoogstpersoonlijk zwaartepunt van het weekend is de verder compleet onbelangrijke en redelijk overbodige Elfstedenronde, enkel en alleen omdat die verdorie door mijn straat passeert, wat bewijst dat ondanks de Mobiscore vijf op tien mijn achterafplek best bereikbaar is met de fiets (twaalf stuks geteld in dit huis met 2,5 bewoners, dus dat moet volstaan).

Wie echt met sport inzit, moet dit weekend het atletiek in de gaten houden, meer in het bijzonder de meerkamp. Thomas Van der Plaetsen en Nafi Thiam zetten vandaag en morgen hun beste beentjes, en armpjes en nog wat lichaamsdelen voor in de hoop
goed te scoren in respectievelijk de tien- en zevenkamp. Ooit, toen de grote staatsgestuurde sportsystemen nog bestonden, waren meerkampers de goden van het atletiekstadion. Dat is vandaag een beetje minder omdat iemand die echt iets goed kan zich specialiseert. Met één specialisme is meer geld te verdienen dan met alles een beetje goed kunnen. Al helemaal niet met hooguit twee meerkampen per jaar in Talence of Götzis of op een continentaal of wereldkampioenschap waar om 9 uur ’s ochtends de B-groep speerwerpen gooit en geen hond komt kijken.

Mijn journalistieke deel-ego vindt dat erg jammer, want van alle sporters blijven meerkampers de mooiste specimen die het menselijk ras heeft voortbracht. Niet te lang, niet te klein, nooit te dik, altijd in proportie, behoorlijk sociaal en een goeie kop. Ik kan niet wachten tot Nafi en haar meerkamper-vriend zich willen voortplanten om te zien welke designerbaby daaruit voortkomt en over twintig jaar karrenvrachten medailles mee naar huis neemt. Of niet. De meiose kan nog roet in het eten gooien en voor hetzelfde geld speelt dat kind blokfluit en heeft het X-benen. En zullen ze het even graag zien. Ja toch?

 

‘Nevensporters’

Verhaal Marino Vanhoenacker, Ironman van roestvrij staal, in De Morgen van zaterdag 22 juni 2019

‘Bij mij is het: winnen of de ambulance in’

Geen grotere trainingsbeesten dan triatleten, en het allergrootste trainingsbeest is wellicht Marino Vanhoenacker. Al 42 jaren heeft hij op de teller, en 40 Ironmans, waarvan hij er 17 won. Zondag gaat hij in het Ierse Cork voor nummer 18. ‘Ik ben The Joker met de toverdoos.’

De poorten van het walhalla in zijn sport zijn voor hem voor altijd dicht: de triatlon der triatlons winnen, die op Hawaï, dat zal nooit lukken. En toch creëerde Marino Vanhoenacker in de langeafstandstriatlon zijn eigen mythe.

Met een inmiddels verbeterd, maar destijds fabelachtig wereldrecord (7:45.58, juli 2011 in Oostenrijk).

Met een schier onklopbaar record van zeventien gewonnen Ironmans (3,8 km zwemmen, 180 km fietsen en een marathon als afsluiter).

Met winst op alle zes de continenten, nadat hij vorig jaar in het Australische Port Macquarie de maat nam van wereldtopper Luke McKenzie.

‘Marino, you are a beast’, tweette zijn ex-concurrent en ex-trainer Luc Van Lierde, en dat zegt alles over het fenomeen Vanhoenacker: gaan tot het gaatje of daar ver voorbij, altijd verder dan welke tegenstander ook. In zijn woorden: “Bij mij is het de ambulance of eerste worden.” Marino Vanhoenacker, merknaam Bink, is de beste Belgische sportman over wie u veel te weinig hebt gehoord en daar brengen we met dit verhaal verandering in.

Marino Vanhoenacker: “De laatste keer dat we elkaar zagen, was dat op Lanzarote, twee jaar geleden? Kort daarna heb ik mijn ongeval gehad. Als je zoveel kilometers doet val je wel eens, maar ik wist meteen: dit is erger. Ik wilde voor het eerst driehonderd kilometer trainen met het oog op de zware Ironman van Lanzarote en we passeerden op de dijk tussen Doel en Terneuzen een oude man in zijn Benidorm Bastard-karretje. Ineens week die uit. Ik vloog op de afhellende dijk op een grote steen. Die paniek! Ik voelde niks meer. Ik vroeg aan mijn fietsmaat: beweegt er iets, handen, voeten? Niks. Kort daarna zei hij dat hij mijn voet had zien bewegen, dat was al een opluchting, en geleidelijk aan kwam het gevoel overal terug.

“Er was wel een ander probleem: mijn borstbeen stond recht omhoog. Gebroken. In de kliniek was ik weer klaarwakker en vroeg ik om mij snel te opereren: ‘Een plaat erop zoals bij een sleutelbeen alstublieft, dat ik zo weinig mogelijk training verlies.’ Nadat de chirurg mijn naam had gegoogeld, was hij snel terug: ‘Vergeet Lanzarote. Niemand zal op die plaats een vijs in uw borst draaien. Dat zal zo aan elkaar moeten groeien. Of niet, en dan heb je een extra gewrichtje.’

“Dat ongeval is gebeurd in het weekend. Op dinsdag zat ik op mijn rollen – na vijftien minuten moest ik eraf door de pijn – en op woensdag lag ik in het zwembad, met een plankje en zoomers (korte zwemvliezen, HV). Drie weken lang ben ik na elke training naar de osteopaat gereden om dat borstbeen en die ribben weer op hun plaats te duwen. Vier weken later heb ik een halve Ironman gewonnen, maar Lanzarote met al dat klimmen en dat trekken aan het stuur kwam te vroeg.

“Dacht je toen dat het einde verhaal was voor mij? Haha, dat heb ik al vaak gedacht. Tja, waarom doe ik dit nog? Omdat ik heel graag sport, omdat het altijd meer een hobby was dan werk en omdat ik nog win. De leeftijd heeft natuurlijk vat op mij. Het duurt al wat
langer voor mijn trainingen aanslaan. Elk jaar moet ik nieuwe dingen uitvinden om mijn lichaam te prikkelen. Het is zoeken naar een evenwicht: zware trainingsperiodes móéten eindigen in overwinningen. Twee of drie jaar lang vierde en vijfde worden, daar heb ik geen zin in.

Dieper dan ooit

“Dat diep gaan hakt er ook steeds meer in. Drie weken nadat ik vorig jaar in Australië had gewonnen, was ik nog altijd niet gerecupereerd. We weten allemaal dat topsport niet gezond is, maar toen ben ik dieper gegaan dan ooit. Nu, ik laat mijn hart geregeld binnenstebuiten keren en die motor van mij heeft nog niet al te veel geleden. Die wand is niet te veel verdikt en die kleppen sluiten nog goed, dus dat zit wel goed.

“Ik heb in die wedstrijd heel mijn systeem overhoop gehaald voor dat ene doel: de eerste zijn die op alle continenten een Ironman had gewonnen. Tot een tijd geleden dacht ik dat iemand mij al voor was geweest, maar blijkbaar had ik op school niet goed opgelet in de les aardrijkskunde. Amerika bestaat uit twee continenten! Dát was goed nieuws voor mij. Ik had in 2005 mijn eerste Ironman gewonnen in Florida en in 2015 won ik in Brazilië. Europa, Azië en Afrika had ik ook al binnen, alleen Oceanië miste ik. (Op Antarctica wordt niet aan triatlon gedaan, HV)

“Ik had al eens in Melbourne en Nieuw-Zeeland geprobeerd, maar de wedstrijden daar liggen mij minder omdat er altijd enorm hard wordt gezwommen en ze ook op de fiets serieus doortrekken waarna er altijd wel een goeie loper vooraan overblijft. Maar in die wedstrijd vorig jaar was ik rapper uit het water dan ooit en toen ik tijdens het fietsen om mij heen keek, dacht ik: Marino, jij bent hier de rapste loper. Na tien kilometer in de marathon liep ik op kop, maar halfweg riep en tierde mijn lijf: stop, het is op, ik heb geen goesting meer.

“Op kilometer 26 kwam Luke McKenzie, die na het fietsen zes minuten achterstand op mij had, tot op anderhalve minuut. Ik dacht: oké, tijd voor de toverdoos. Eerst plassen, dan een gelletje, dan dat stukje bergop overleven. Hij mocht zo dicht komen als hij wilde, maar eens boven ging ik doortrekken om te kijken wie er brak: hij of ik. Hij was tot op 45 seconden gekomen, maar ineens zat hij weer op anderhalve minuut en hoorde ik van mijn verzorgers die heen en weer reden met de fiets dat hij was gebroken. Alleen moest ik wel nog die laatste vijftien kilometer volmaken. Verschrikkelijk, wat een lijdensweg, hondenslecht was ik. Anderhalve dag nadien heb ik pas iets kunnen eten, slapen ging ook niet en dan moest ik nog 36 uur terugvliegen, en echt niet in first class. (lacht)

Gels, gels, gels

“Ik heb nooit triatlon gedaan om gezond te zijn. Een paar jaar geleden had ik geregeld last van stressfracturen maar daar ben ik nu
van af, en als ze foto’s nemen van mijn carrosserie dan blijken die spieren en die ligamentjes dat toch te hebben overleefd. Ik heb altijd hard getraind en ik hoor nog altijd de voorspelling van toen ik 32 jaar was: zoals die traint, is het binnen een paar jaar gedaan met hem.

“Er is een tijd geweest dat ik het hardst trainde van de hele wereldtop. Ze zijn er inmiddels wel achter gekomen hoe ik zo hard kon fietsen en toch nog mijn voorsprong kon vasthouden in het lopen: in volume deed ik zeker 30 procent meer dan de rest. Ik kan die trainingen nog steeds aan, maar het duurt langer om te herstellen, het is niet zeker of het effect er is en of het nog zo groot is als vroeger. Dat is mijn lot: ik word niet meer sneller: ik moet zo traag mogelijk vertragen.

“Van een wielrenner zeggen ze dat hij pas een echte coureur is als hij een grote ronde heeft uitgereden. Ik heb er vier gereden, op training dan, twee keer de Giro en twee keer de Tour. Ik keek naar het rittenschema en was er die dag een etappe van 200 kilometer, dan reed ik 200 kilometer. Alles op de tijdritfiets. Zonder de hoge cols uiteraard, al zat ik vaak in de heuvels van de Ardennen of Noord- Frankrijk. Daarbovenop deed ik elke dag mijn zwem- en looptrainingen. Op hun rustdag fietste ik ook niet, maar liep ik telkens dertig kilometer. Ik wist: ik ben de enige die deze arbeid heeft geleverd, als ik hiervan kan recupereren, dan zit het goed.

“Mijn beste wedstrijd ooit was ongetwijfeld Klagenfurt in 2011, toen ik het wereldrecord brak en op 7u45 zette. Dat was de perfecte dag. Ik kwam na 47 minuten uit het water en tijdens het fietsen heb ik geen mens meer gezien. Het is de enige keer dat ik de marathon onder de 2u40 heb gelopen. Op gels, gels, en nog eens gels: dat krijg je niet uitgelegd, zoveel gels vreten, zonder aan de kant te moeten.

“Iets later die zomer pakte de Duitser Andreas Raelert mijn record af in Roth. De organisatoren waren al twee jaar bezig met die recordpoging en dat die gekke Belg in Klagenfurt zeven minuten van het wereldrecord afdeed, was even een tegenvaller. Raelert kreeg het voordeel van de slipstream van motoren, dat weet ik.

“Dat gevoel van ‘dit heeft nog niemand gedaan’…Kijk naar mijn armen, ik krijg nog steeds kippenvel als ik aan die dag in Klagenfurt terugdenk. Toen zat ik ook dicht bij de totale uitputting.

“Achteraf bekeken denk ik dat ik Klagenfurt cash heb betaald op Hawaï, en misschien was ook al die aandacht er te veel aan. Tja, Hawaï, al de eerste keer dat ik er uit het vliegtuig stapte en die vochtigheid voelde, wist ik: dit is niet mijn plek. Ik ben een felle zweter, nog erger dan Sven Nys. We zijn daarvoor bij allerlei proffen gegaan, maar niemand die het kon oplossen. Ons antwoord was: 10 procent beter zijn dan de rest. Wat niet makkelijk was. (lacht)

“Vijftien jaar ben ik bezig geweest met het realiseren van een droom. Ik ben door Hawaï met die sport begonnen en toen werd het een realistische droom: ik mocht starten. Daarna: ik kan top tien worden. Ten slotte: ik ben topfavoriet. Eén keer derde geworden en één keer vijfde, zesde en negende. En een paar keer in de ambulance en aan de baxter. Tja, Hawaï… Daar staat een mooie auto waarmee ik nooit zal rijden. De dag dat ik die droom definitief heb opgegeven, was ik heel emotioneel.”

Doorgaan tot z’n 43ste

“Zoveel mogelijk Ironmans winnen, dat werd mijn doel. Ik zit nu aan zeventien, niemand komt in de buurt en wie nu nog actief is zal tot zijn veertigste moeten meedraaien. Alle continenten, dat was ook een mooi doel. De oudste Ironman-winnaar? Dat is sinds 2016 Cameron Brown: die was 43 jaar en acht maanden oud toen hij in Nieuw-Zeeland won. Ik weet niet of ik dat haal. Er komen ook steeds meer en betere concurrenten.

“De laatste vier jaar kies ik mijn wedstrijden uit. Voorop staat: waar kan ik winnen? Daarbij telt ook: is het een mooie streek? Niet dat ik onderweg fotootjes neem, maar ik heb de gewoonte om drie weken van tevoren naar een bestemming af te reizen en daar op het parcours te trainen en dan kan ik wel wat rondkijken. Ook dat was altijd een voordeel voor mij: tegen de tijd dat de concurrentie arriveerde en het parcours nog moest afrijden, kende ik al elke meter.

“De Ironman van Cork in Ierland (waar Vanhoenacker morgen zondag aan deelneemt, red.) is een nieuwe wedstrijd. Ik had al wel eens een documentaire over Ierland gezien: een mooi eiland, waar ik altijd wel eens naar toe wilde en toen kwam die wedstrijd op het programma. Ik heb net de deelnemerslijst bekeken en ik zie niemand die ik – met wat geluk en als ik een goeie dag heb – niet aan kan. Normaal wint Alistair Brownlee. Die heeft twee keer goud gewonnen op de Spelen, maar de olympische afstand, met stayeren in peloton, is toch een ander verhaal dan 180 km alleen fietsen. Hij debuteert op de Ironman. Voorts zijn Brent McMahon uit Canada en Igor Amorelli uit Brazilië favoriet voor het podium. En ik? (lacht) Ik ben The Joker met de toverdoos.

“Ik ben nu met de vierde generatie toppers aan het vechten om het podium. Wie er nu aankomt, is met triatlon begonnen toen hij zes of zeven jaar was en heeft de drie disciplines van bij het begin netjes meegekregen. Ik ben nog een omgebouwde duatleet. Ik heb letterlijk moeten léren zwemmen, om aan triatlon te kunnen doen. Bovendien werken ze even hard als ik. Op de halve afstand ben
ik uitgepraat. Daar kan ik die nieuwe generatie niet meer afhouden. Dat heb ik in mei ondervonden in Oostenrijk. Bij het lopen kon ik mijzelf niet pushen en werd ik 21ste. Dat moet mij niet te veel overkomen of het zal gauw gedaan zijn.”

Korporaal Marino

“Deze winter heb ik sponsors gezocht, maar niet gevonden. Mijn vrouw Elke (Vanrenterghem, ex-triatlete en samen met Marino uitbater van fitnesscentrum Bink’s Base in Jabbeke, HV) is mijn grootste sponsor. En ik leef van mijn spaarcenten. Gelukkig heb ik nog mijn contract als topsporter bij Defensie om te kunnen eten en leven. Triatlon is duur en er is steeds minder bereidheid om te sponsoren. Laat ik het anders zeggen: er zijn jonge gasten die het voor ons verzieken omdat ze al blij zijn met een gratis paar wielen en het tweede paar voor de helft van de prijs.

“Als ik dan kom en geld vraag, hoor je dat er net iemand is gepasseerd die mij al een keertje heeft geklopt en dat die blij was met wat gratis materiaal. Van de pakweg honderd triatlonprofs in de Ironman, zijn er 75 die nog moeten werken om rond te komen, of zoals ik andere atleten trainen. Rijk worden van triatlon, vergeet het.

“Het is geen vetpot nu, maar ik heb tien jaar meegedraaid aan de wereldtop in een sport die op dat moment goed betaalde, dus ik klaag niet. Eerst dacht ik dat ik niet aan geldsponsors raakte omdat ik oud was, maar ik heb het er met Jan Frodeno en Frederik Van Lierde (twee Hawaï-winnaars, HV) over gehad en zij hadden dezelfde bedenking. Er is gewoon minder bereidheid tot sponsoren en bedrijven zetten hun geld ook anders in, meer bij events. Neem nu Oakley, al jaren mijn sponsor. Hun brillen zijn het enige wat ik van jaar tot jaar consequent heb bijgehouden. Oakley was dit jaar voor het eerst hoofdsponsor tijdens Parijs-Roubaix. Dat is geld dat niet bij de atleten terechtkomt.

“Ik ben nu vijftien jaar topsporter-militair en ik ben het Belgisch leger heel erg dankbaar dat ze mij destijds die kans hebben gegeven. We hadden net een kind gekregen en die echt grote overwinning had ik nog niet te pakken, waardoor ik wist: er moet iets gebeuren om dit thuis te kunnen blijven uitleggen. En toen kwamen Topsport en Defensie net op het juiste moment met die aanbieding. Pas daarna ben ik geregeld Ironmans gaan winnen.

“Ik ben korporaal. Laatst moesten Fre (Frederik Van Lierde, HV) en ik bij de generaal komen. Ik was er niet helemaal gerust in. Ik redeneerde in hun plaats: die gast is vijftien jaar op reis geweest met ons geld, nu is het tijd om te stoppen. Maar neen hoor, die generaal was heel erg enthousiast. Zo’n oude zak die nog topprestaties neerzet, dat vond hij een voorbeeld voor Defensie. Hij heeft natuurlijk gelijk: geen reden om als je ouder wordt met een dikke buik achter een bureau te gaan zitten.

“Hoe het na mijn triatlonpensioen met die carrière in het leger verder moet, is nog een open vraag, maar ze hebben mij al gerustgesteld: ze gaan mij niet naar een kazerne aan de andere kant van België sturen. Ook niet naar Somalië. Er zal worden overlegd over wat het beste bij mij past. Sportinstructeur, dat zou wat zijn, maar daarvoor moet je weer een diploma halen en door die lenigheidstesten raak ik nooit.” (lacht)

Stenen kloten

“Het enige waar ik het nog voor doe, is wedstrijden winnen, de kick voelen die daarbij hoort. En dan win ik nog het liefst op een brutale manier, door de anderen dood te knijpen. Of men mij daarna op een voetstuk zet of niet, of men mij proficiat wenst of zegt dat ik God ben, dat zal mij allemaal een zorg wezen. Als is het natuurlijk plezanter als je wordt gewaardeerd.

“Daarom stoorde ik mij aan de manier waarop mijn omgeving reageerde telkens als ik won. ‘Allee, het is te hopen dat de gazet nu iets schrijft’ of ‘Hoe is het mogelijk dat de VRT daar niks over zegt?’ Ik kreeg daar stenen kloten van, eerlijk waar. Mijn ouders, mijn schoonouders, Elke, veel van mijn vrienden, altijd maar weer hameren op die erkenning. Ik heb dat nooit gehad. Onder de radar blijven en dan uithalen, dat is meer mijn stijl.

“Mijn vrouw Elke is zo mogelijk nog fanatieker dan ik. Soms is het familiaal lastig, met twee mensen die zo gedreven aan sport doen. Destijds heb ik haar gevraagd om te stoppen met werken en alles op mijn carrière te zetten. Dat heeft ze gedaan, tot ik in 2017 ergens in het buitenland plots een sms kreeg: ik ga een crossfit (manier van fitness die gewichtheffen, atletiek en gymnastiek combineert, red.) beginnen. Dat was even schrikken. We hebben nu Bink’s Base in Jabbeke, in de sporthal. We zouden graag onze eigen ruimte bouwen, maar ze doen moeilijk over de locatie. Jammer.

“Elke heeft zelf ooit als gymnaste net naast een olympische kwalificatie gegrepen en is daarna triatlon gaan doen. Ze had dat onbevredigde verlangen, dat gevoel: verdorie, hier had meer in gezeten als ik er eerder mee was begonnen. Dat geldt voor veel age groupers. Ze winnen dan wel hun leeftijdscategorie bij de amateurs, maar wie maalt daarom?

“Elke is dan gestopt met triatlon en heeft zich helemaal op crossfit en boot camps gegooid, als lesgeefster. Het hele goede nieuws is: zelfs onze tienerdochter is overstag gegaan. Nooit gedacht dat die nog zo zou gaan sporten en iets aan haar lichaam wilde doen. Soms ergert ze zich zelfs aan haar leeftijdsgenoten en hoe die eten. Met zulke ouders kon dat niet uitblijven natuurlijk.

“Elke bereddert Bink’s Base. Ik kom hooguit een keer een uurtje uit mijn zetel. Ik weet dat ik daar meer zou moeten zijn en haar zou moeten steunen, maar ik voel dat ik met ouder worden nog meer rust nodig heb. Het is trainen of rusten, niks anders. En dus is nu de vraag: hoelang kan ik dit leven nog verantwoorden ten aanzien van mijn gezin? Simpel: zolang ik win.”

 

 

Marino Vanhoenacker

Column Remcooooh!!! in De Morgen van maandag 17 juni 2019

Remcooooooh!

Er komt een dag, een weekend kan ook, dat Evenepoel, Poels en Van der Poel alle drie ergens in de wereld een koers winnen. Wij maar lachen met die Koreanen die allemaal Park of Kim heten, maar de Aziatische wielerfreak trekt ook grote ogen: een laaglander die op een fiets zit, en wint, die heet Poel of iets wat daarop lijkt.

Varianten op familienamen met Poel lopen niet overdreven dik in de maatschappij en al helemaal niet in de koers. Ja, je had Poulidor, maar dat is geen etymologische verwantschap. Die fonetische overeenkomst is wel handig voor de Franse commentatoren die het af en toe nog weleens willen hebben over Poêls, Van der Poêle of Evenne-poêle, dat laatste powelle uitgesproken, wat fornuis betekent.

Er zitten nu drie Poel’en in het peloton en dat iedereen er maar gauw aan went. Twee wonnen afgelopen weekend: Remco Evenepoel de Ronde van België en Wout Poels de zware bergrit in de Dauphiné. Mathieu van der Poel – om het extra gecompliceerd te maken voor die Aziaat is die ook nog eens de kleinzoon van Poulidor – won niet. Daar was een goede reden voor: hij reed niet.

Poels is een topper, maar een meesterknecht en ook al 31. Van der Poel en Evenepoel zijn blijvers. Zij gaan elkaar de volgende seizoenen tegenkomen in wedstrijden als het kaf van het koren wordt gescheiden. Zij zijn het koren, daar kan geen twijfel meer over bestaan. Van der Poel (24) zette zichzelf dit voorjaar op de kaart. Evenepoel, 19 jaar oud, won de Ronde van België. Zoals hij zelf zei: “Oké, het is niet tegen de wereldtop, maar toch…”

Oké, het was maar de Ronde van België, tot nader order geen WorldTour en dat relativeringsvermogen siert hem, maar toch… Donderdag won hij de rit en zaterdag net niet, enkel en alleen omdat hij de laatste veertien kilometer als een razende op kop had gereden. Victor Campenaerts die hem klopte in de sprint, bleef zoals altijd heel nuchter en sprak profetische woorden: “Ik heb hier toch maar mooi de sprint gewonnen tegen een van de beste renners van deze generatie.”

Campenaerts was ervaringsdeskundig nadat hij donderdag in de Vlaamse Ardennen in opdracht van zijn ploeg mee was gesprongen met dé Remco en ternauwernood zijn wiel kon houden. Of niet, want in een bocht ging Campenaerts onderuit. Een beangstigend beeld zoals hij vervaarlijk naar die betonnen duiker schoof en net op tijd tot stilstand kwam. Wat is dat wielrennen toch een vreselijk gevaarlijke sport.

Achteraf sprak de geschaafde Campenaerts vol bewondering: “Zo rap dat de Remco reed, nog nooit meegemaakt.” Het meest memorabele moment kwam na de rit van donderdag in de tent waar de top drie even tot rust kwam, werd opgeblonken voor het podium en waar zich wat verslaggevers en een camera ophielden. Fabio Jakobsen, ook al zo’n talent en ook nog maar 22, gaf Evenepoel zijn vet omdat hij te vroeg was willen wegrijden. “Rustig blijven. Zo rij je mij ook de nek af.” Woorden die blijven resoneren en de jaaroverzichten zullen halen.

Met de junior Remco Evenepoel was het goed om een slag om de arm te houden. Maar na de Ronde van België zijn de nuchteren in deze wereld van tijdelijke trends, hyperbolische hypes en fenomenen van één dag ook overstag. Dit weekend is hij definitief toegetreden tot de selecte club van uitverkorenen die het grote Belgische verlangen naar een opvolger voor Eddy Merckx belichamen.

Dat is een zwaar kruis om te dragen, maar om de een of andere reden zie je dat met deze jongen wel goed komen. Zijn interviews na de wedstrijd zijn verhelderend. Duidelijke taal in keurig Nederlands met een Brabants accent; het is eens wat anders dan dat Kempens en West-Vlaams. Narcisme is hem vreemd, dus een vergelijking met die ene illustere voorganger slaat nergens op. Grootspraak is aan hem evenmin besteed. Doping zie ik bij hem niet gebeuren. Drugs evenmin. Dat eigen kledingmerk is erover, maar allee, als hij van de witte sportkarren met zwarte velgen kan wegblijven, komt het helemaal goed.

Remco Evenepoel kan niet alleen hard op kop rijden, hij kan ook koersen en dat doet hij met de generositeit van de nieuwe generatie. Negentien is hij, vijf jaar jonger dan Mathieu van der Poel met wie hij in één adem wordt genoemd. De grote vraag blijft die van toen hij junior was: waar gaat dit eindigen, waar kan dit eindigen?

Evenepoel heeft als voetballer al behoorlijk wat kilometers op de teller. Zijn persoonlijke jeugdtrainer – jawel, die had hij ook al – was van de harde, compromisloze weg. Het is lastig te voorspellen hoeveel rek er nog op zijn fysiologie zit, maar de klasse die Evenepoel nu al etaleert, vind je bij geen tien Belgen met een profcontract.

 

Remcooooh!!!

Column TT-fiets in De Morgen van zaterdag 15 juni 2019

De TT-fiets

De eerste reactie bij het bericht van het ongeval van Chris Froome was: ‘Gevallen tijdens de verkenning van de tijdrit? Oei, was dat met de gewone of met de tijdritfiets?’

Ooit heb ik een paar duizend kilometer getraind op zo’n TT-fiets. Het was geen high-end Pinarello. Hij had wel een aerodynamisch kader, de remmen zaten achter de vork bijvoorbeeld, de kabels waren weggewerkt. Ik had ook drie paar wielen: gewone trainingswielen met bandjes, dure wielen met drie spaken die lekker zoomden en een nog duurder vol achterwiel, de wedstrijdwielen voorzien van tubes, natuurlijk.

Ik heb ermee getraind en ik heb er wedstrijden mee gereden, triatlons dan, van kwartjes over een paar halve tot die ene hele waarin ik 180 kilometer lang in de beugels bleef liggen, met een goeie 30 gemiddeld in het bike park binnenreed en nadien als een halve kreupele aan mijn marathon begon en eindigde als een zombie. Daarna had ik het wel gehad op de TT.

Eén wedstrijd herinner ik mij nog beter: een halve ergens in het westen van Nederland. Het stormde die dag en de organisatie raadde het af om met hoge velgen te rijden. Koppig als ik was, stak ik zelfs het vol wiel, maar vooraan het trainingswiel met lage velgen. Tip: het voorwiel bepaalt waar je fiets heengaat. Ik bleef makkelijk overeind, maar dat mijn achterwiel geen kant uitkon, had minder te maken met mijn rijkunsten, dan wel met mijn (over)gewicht, zeg ik er maar snel zelf even bij.

Ik herinner mij van die halve vooral dat ene moment dat ik op een smalle weg langs een sloot in de buurt van Leiden een concurrent wilde inhalen. Probleem: hij reed nogal erg in het midden, omwille van die wind. Ik had al een keer geroepen, maar hij hoorde mij
niet door die wind. Meter per meter kroop ik naar hem toe en met nog 20 meter te gaan verdween het probleem vanzelf, door de felle rukwind met fiets en al in de sloot geblazen. Een ondiepe sloot gelukkig en hij klauterde al meteen weer tegen het gras op, waardoor ik met een gerust gevoel kon doorrijden.

Wat hier voorstaat, had ik in één zin kunnen afdoen. Zoals: de tijdritfiets is gevaarlijk en daarom is Chris Froome gevallen. Was het niet dat ik u bij deze onopgemerkt kond hebben kunnen doen van mijn heldendaden als triatleet – deelnemer aan triatlons is correcter – en we ook al een halve column onderweg zijn, wat wel eens gepermitteerd is in een sportweek waarin weinig te beleven valt.

Ik herhaal de centrale stelling van dit betoog: de tijdritfiets is gevaarlijk, nóg gevaarlijker dan de racefiets en dat wil wat zeggen. Ik ben nooit gevallen, maar geen meter heb ik echt gerust gezeten. Ten eerste: je hebt in de beugels geen goed zicht op wat 10, 20, 30 meter voor jou gebeurt. Ten tweede: dat ding is alleen al door zijn constructie met die rechte steile voorvork zo onstabiel als maar kan. Ten derde: dat rare stuur met enerzijds die beugels waar je als het ware in ligt met je neus boven je voorwielas en anderzijds het gewone stuur met platte handgrepen waarvoor je dan weer rechtop moet gaan zitten. In mijn geval zaten daar de remmen, dus af en toe moest ik wel wisselen. Van de ene houding naar de andere, dat was altijd weer tricky en dat deed je nooit bij zijwind. Nog een tip: bij veel zijwind blijven liggen en ook blijven trappen zodat de wind geen vat krijgt op je benen.

Chris Froome is nooit een goede chauffeur geweest. Google maar eens op ‘Top 3 worst time trials’ en ‘Froome’. De eerste die je ziet vertrekken en rechtdoor op een suppoost knalt, is Chris Froome, toen nog als Keniaan maar daar lag het niet aan. Met de tijd leek hij zijn fiets beter onder controle te houden en een paar Touren geleden won hij zelfs ritten na een crazy afdaling.

Woensdag zat hij ook in een afdaling. Als de berichten kloppen kwam hij uit de beugels, wilde zijn neus snuiten of niezen of allebei, veranderde dus in een paar seconden twee keer het frontaal vlak van zijn lichaam, haalde daardoor ook nog eens de druk van zijn voorwiel en toen pakten lichaam, fiets en voorwiel vol de wind. Wat een windstoot met een mens op een tijdritfiets kan doen, daar kan Julian Alaphilippe alles over mee vertellen nadat hij in de Tour van 2016 zomaar tegen de rotswand werd geblazen (ook dat is te googelen).

Froome is slachtoffer geworden van een moment van concentratieverlies in combinatie met een windvlaag, een foute lijn, een rampzalig muurtje en een gebrek aan overgewicht. Pech dus, veel pech. En nu ga ik even de nieuwe eigenaar van mijn TT-fiets sms’en dat hij extra moet oppassen. Dat is namelijk mijn zoon.

 

De TT-fiets

Column World Athletics in De Morgen van dinsdag 11 juni 2019

World Athletics

Dit weekend twee communiqués gekregen van de IAAF, de internationale atletiekbond. Eén met heuglijk nieuws, of wat daarvoor moet doorgaan, en één met ogenschijnlijk minder heuglijk nieuws.

Eerst het goede nieuws. De IAAF heeft een nieuwe naam en een nieuw logo. Het bestaat, aldus de uitleg – waarvoor dank want ik zie het niet – uit drie elementen: de W van World, een winnaar die zijn/haar armen in de lucht steekt en de A van atletiek. Het geheel stelt de focus voor van de atleet die zich voorbereidt op de af te leggen weg en de boog over dat alles is het symbool van de verenigde atletiekfamilie, of wat daarvoor moet doorgaan.

Pas op, het logo zegt nog meer volgens de ontwerpers: de banen in de boog lopen omhoog, symbool voor de ambitie om steeds de limieten te verleggen. Ten slotte zit in het hele logo de energie vervat die aanwezig is in de vier atletiekdisciplines: lopen, springen, gooien en wandelen.

Het logo is voorgesteld op de 217de IAAF Council Meeting in Monaco. Het belangrijkste houden we voor het laatste: de IAAF verandert van naam en wordt voortaan World Athletics. In navolging van World Archery, World Rowing, World Rugby, World Sailing en World Taekwondo. En ook daar was een hele wollige uitleg voor, maar die besparen we u.

De IAAF heeft veel uit te leggen. Bijvoorbeeld waarom het Rusland koppig blijft weigeren als land. Daar ging het tweede communiqué over: er moet nog een en ander gebeuren vooraleer het land zijn status kan terugkrijgen die het verloor in november 2015. Bijvoorbeeld kosten ten belope van 3,2 miljoen dollar terugbetalen. Nog: de IAAF – sorry World Athletics – wil inzage in de data die het Wereld Antidopingagentschap uit het lab in Moskou heeft gehaald. En ten slotte moet er ook opheldering komen over die trainer en dokter die geschorst waren maar die nog steeds actief zouden zijn.

Window dressing noemen ze dat. De honderd jaar oude ongemakkelijke waarheid blijft: atletiek is met afstand de nummer één dopingsport en niets of niemand die daar iets aan kan veranderen. In 2018 voerde atletiek met 98 dopinggevallen de stand aan, vóór honkbal (83) en gewichtheffen (74). In 2017 was honkbal eerste met 96 positieve gevallen, gevolgd door atletiek (90) en gewichtheffen (52). In 2016 scoorde atletiek nog 53 doping cases en stond daarmee derde na de Amerikaanse sporten honkbal (108) en American football (62). In 2015 stond atletiek ook al op nummer één met 62 gevallen. Gewichtheffen (55) en honkbal (30) vervolledigden het podium. Idem in 2014: atletiek eerste met 95 gevallen op een podium met honkbal (62) en gewichtheffen (28).

Opvallend: in 2014 en 2015 was wielrennen, de eerste dopingsport in de perceptie van het publiek en de media, nog vierde met 21 gevallen om in 2018 te zijn gezakt naar de tiende plaats met zeventien cases, waarvan twee in de World Tour.

Slimmeriken merken nu op dat atleten vaker worden betrapt omdat ze met meer zijn en/of omdat er meer wordt gecontroleerd. Niet dus. Atletiek controleerde in 2017 31.483 keer, wielrennen 23.757. In 2014 was dat nog 25.830 voor atletiek en 22.471 voor wielrennen. Atleten zijn wereldwijd met veel meer dan wielrenners en worden dus minder vaak gecontroleerd. Omgekeerd moeten de meest gecontroleerde sporters ongetwijfeld de gewichtheffers zijn met 10.000 controles per jaar.

Meer controleren en geen millimeter vooruitgang boeken, zelfs afgetekend de eerste dopingsport worden, dat moet steken. Daarom moet Rusland nu al voor de elfde keer op de strafbank blijven zitten bij de IAAF terwijl het Internationaal Olympisch Comité dat land wel al terug heeft verwelkomd. Sebastian Coe trekt zich van het IOC niks aan en omgekeerd, want de Engelse lord staat volgende week net zoals in 2017 niet op de nominatie om IOC-lid te worden, een primeur voor een voorzitter van de IAAF of World Athletics. (Overigens is ook Gianni Infantino van de FIFA nog steeds geen lid, en dat komt ook aan.)

Rusland op de strafbank houden en stigmatiseren als de enige boosdoener in het grote huis van de atletiek, is complete nonsens. Het komt Coe goed uit om te laten zien hoe ferm hij is, maar als hij het echt goed voorheeft met zijn sport, moet hij in de eerste plaats Kenia schorsen, waar de ene na de andere topper en medaillewinnaar tegen de lamp loopt. Alleen zou dat zowat zelfmoord zijn, voor Coe en voor zijn sport, en daarom zit alleen Rusland op de strafbank.

 

20190611_De-Morgen_p-21-mail

Column Politieke beïnvloeding in De Morgen van zaterdag 8 juni 2019

Politieke beïnvloeding

Ooit waren eind mei en juni-juli vooral de maanden van het jaar waarin je van dat voetbal kon afkicken. Switchen tussen tennis en wielrennen, of een andere exotische nichesport, Eurosport als behang, de tabel van Roland Garros en later Wimbledon erbij, het parcours van de Giro, de Dauphiné, Zwitserland of de Midi Libre. Die laatste vond ik nog de mooiste koers, ook om zelf te volgen. Heerlijk weer dan al in het zuiden, niet te warm niet te koud, restaurants met altijd plaats, goeie hotels en niet duur.

Dan vandaag, anno 2019. Vanavond spelen de Rode Duivels thuis tegen Kazachstan en dinsdag ook thuis tegen Schotland. Dat zijn wedstrijd voor de kwalificatie van het EK volgend jaar. Donderdagavond was er al Nederland-Engeland. Er was ook België-Servië
in het vrouwenvolleybal, maar bon, er was voetbal op tv. Dus Nederland-Engeland, met een heerlijke tweede helft en nog heerlijker verlengingen, vooral omdat die Engelsen er finaal uitgingen. Dat was voor de UEFA Nations League, een nieuw misbaksel van een competitie met zondag de finale tussen Portugal en Nederland.

De Rode Duivels hadden daar kunnen staan, maar nadat ze met 0-2 waren voor gekomen in en tegen Zwitserland realiseerden ze zich plots dat ze alle onheil over zichzelf aan het afroepen waren. Na een WK-zomer een zwaar seizoen draaien bij de club en in Europa en dan aan het eind, als alle collega’s al lang op het strand liggen, nóg eens vier wedstrijden (twee in de Nations League en twee voor de EK-kwalificatie) vol aan de bak en een week minder congé, dat was er te veel aan. En ineens werd het 5-2.

We waren gisteren 7 juni. Op het brede sportprogramma stond een clash der titanen geannonceerd met Federer-Nadal op la terre battue van Roland Garros, maar deze krant opende met de komst van de messias in Madrid, Hazard dus. HLN had het bij uitbreiding over de huidige generatie Belgen die samen meer dan 1 miljard waard is, het begin van zes pagina’s voetbal. HNB had het over Vermaelen en Chadli die naar Anderlecht gaan. Sorry, niet goed gelezen, die níét naar Anderlecht gaan. Met wat niet gebeurt, kun je veel pagina’s vullen. Dat non-nieuws werd gevolgd door vijf pagina’s voetbal. De Standaard: voetbal op de eerste sportpagina, voetbal op de tweede en dan tennis.

Voetbal is altijd en overal, het hele jaar door. Het gaat nooit meer weg tot de eerste week en het tweede weekend van juli als de Tour de France het tijdelijk overneemt. Het meest belangwekkende voetbalnieuws van de week was evenwel het rapport dat Deloitte in opdracht van de Pro League had opgeschreven. Het essentiële deel van die zin is de tussenbemerking ‘in opdracht van’. Het ene Deloitte (dat in België) is blijkbaar het andere Deloitte (dat in Engeland) niet, want het andere Deloitte heeft geen boodschap aan het rapport dat het ene Deloitte schrijft. Hoe is het anders te verklaren dat in het gezaghebbende jaarlijkse rapport ‘Annual Review of Football Finance’ van het Engelse Deloitte van de Belgische cijfers geen spoor is?

Ik heb de vraag gesteld en de antwoorden varieerden van non reliable (niet te vertrouwen) tot non compatible (niet in overeenstemming). Dat is bepaald vreemd want Rusland, Turkije, Nederland, Portugal, Schotland, Denemarken, Oostenrijk, Noorwegen, Zweden en Polen staan er wel in, met mooie cijfers variërend tussen 813 miljoen euro voor Rusland tot 124 miljoen euro voor Polen. België zou met zijn gerapporteerde omzet van 300 miljoen voor 1A precies de tiende voetbaleconomie zijn.

Ligt het misschien hieraan? Het Belgische rapport heet niet ‘Annual Review of Belgian Football Finance’ maar ‘Socio-economische impactstudie van de Pro League op de Belgische economie’. De rapportage dient met andere woorden niet de financiële transparantie van een overgesubsidieerde sector maar de beïnvloeding van de politiek.

Als een politicus ooit zou durven denken aan inperking van de voordelen op sociale lasten en bedrijfsvoorheffing (samen meer dan 120 miljoen euro), dan moet hij/zij het rapport lezen: die arme bloedjes van voetballers die gemiddeld maar 210.000 euro verdienen, moet je daar ook nog eens aan raken en die arme clubs die hun mensenhandel zien verschrompelen, laat die toch met rust. Met andere woorden: laat ons onze voordelen en wij doen niet moeilijk.

Toch even de politiek waarschuwen: die cijfers kloppen van geen kanten. De laatste keer dat Belgium wel in het Deloitte-rapport stond, was met het seizoen 2014-2015 en toen haalde 1A al een omzet van 304 miljoen euro. En dat zou in vier seizoenen niet zijn gestegen? De Pro League is de boel aan het belazeren, met andere woorden.

 

20190608_De-Morgen_p-19-mail

Column Dulle Delphine in De Morgen van maandag 3 juni 2019

Dulle Delfine

Boksen, dat is zoals de blinds in de Voice van Vlaanderen. Dan hoor je iemand zingen en denk je: goed hoor, die kan er wat van. Om vervolgens vast te stellen dat geen enkele van de coaches heeft omgedraaid, waarna die ook nog eens in vijf woorden uitleggen waarom het bagger was.

Boksen dan. Je ziet slagen vliegen, ogen opzwellen, neuzen bloeden, oren ter plekke bloemkolenpuree worden, en je denkt: die ene is duidelijk beter dan de andere. Om vervolgens vast te stellen dat de specialisten een totaal andere mening er op na houden.

Veel sporten zijn moeilijk om juist te interpreteren, maar boksen is specialistenwerk. Niet elke slag die aankomt, is een slag die echt aankomt, prentte de Louis mij ooit in. De Louis was wijlen Louis Ceulemans, basketbal-, tennis- en boksjournalist van Het Nieuwsblad, en zelf voormalig bokser. Samen met Louis heb ik ooit een bokswedstrijd bekeken, tijdens het ECC-tennistoernooi en dus al lang geleden. Ik zou niet meer weten wie tegen wie. Alles wat ik zag, stelde niks voor en telkens ik oei of ai zei, schudde Louis meewarig zijn hoofd. Hij zag de slagen die landden en niet landden, hij voorspelde ronde na ronde wat er zou gebeuren. Sinds die dag hoed ik mij voor commentaar bij boksen, curling en nog een handvol andere sporten.

Toen op de sites van de kranten verscheen dat Delfine Persoon was bestolen daar in New York, hield ik een flinke slag om de arm. Helemaal toen zelfs de grote bokskenner Bjorn Soenens ineens zijn oordeel klaar had en nog meer nadat een presentator die was opgebleven exact wist welke ronden Delfine Persoon zeker had gewonnen. Ik dacht: even afwachten toch.

Radio 1 had de geniale ingeving iemand aan het woord te laten die niemand kent, maar ik wel: Alain Van Driessche. Dat is de zoon van Jef, boks- en atletiektrainer geweest en af en toe gastcommentator bij de VRT. Alain kent boksen, zoals zijn vader. Hij had het niet over bedrog of bestolen, maar ‘ze had moeten winnen’ en ook nog ‘dat kan je verwachten in een sport als boksen’. Oké, als Alain het zegt. I rest my case: Delfine Persoon is bestolen in New York.

En nu hoe dat komt. De hoofdreden eerst: omdat boksen wellicht voetbal nog overtreft in de hitparade van immorele en amorele sporten. Daarvan afgeleid: professioneel boksen is een jurysport. Vaak doorslaggevend: aan welke bokser (m/v) kunnen de promotoren het meeste geld verdienen. Ten slotte: wie controleert de promotoren in de VS? De maffia. De Italiaanse of in dit geval wellicht ook de Ierse.

Delfine Persoon die traint in een achterafzaaltje in Lichtervelde heeft de beste vrouwelijke bokster ter wereld aan het wankelen gebracht. Correctie: volgens ongeveer alle kenners – inclusief het grote ex-zwaargewicht David Haye die bij de BBC co-commentator was – had ze moeten winnen. Dat zal een tijdje slecht nieuws zijn voor de frustratiemeter die bij dulle Delfine al snel oploopt, maar op termijn goed voor haar eigenwaarde, al zal de (wilde) boerendochter in haar terecht opmerken ze daar geen boterhammen of huisraad voor koopt.

Anderzijds moet de Persoon-clan nu niet doen of hun neus bloedt, geen bedoelde woordspeling. Ze hadden het zelf toch voorspeld? Als het op punten aankomt, kan ze nooit winnen, ze zal Katie Taylor KO moeten slaan. Dat heeft ze geprobeerd en zoals voorspeld heeft zij de tweede helft van de kamp gedomineerd. “Taylor viel niet en dan weet je: dit loopt slecht af,” aldus oud-De Morgen-collega Roland Lebuf, die ook veel van boksen kent.

Katie Taylor had de overwinning ook niet verwacht. Onbeslist, daar hoopte ze op, maar ze wist: ik kan hier verliezen. Taylor komt uit het olympisch boksen en het slagen tellen, uitgedeeld en geïncasseerd, dat zit in haar systeem en daarom alleen al was ze er niet gerust in. Het werd 2-1 voor Taylor, maar het had andersom moeten zijn, aldus de echte kenners waaronder zowat alle ex-boksers.

Profboksen is een jurysport en de wegen van de juryleden zijn minder ondoorgrondelijk dan je zou denken. De jury in het profboksen heeft niet liever dan dat er één KO gaat, dan hoeft er niet meer te worden geoordeeld. Als de kamp close is, kiezen ze zelden voor
de bokser die het beste was, maar altijd voor wie commercieel het meeste opbrengt. Het jurylid dat tegen die logica ingaat, is daarna jurylid af. Maffia, promotoren en jury, het is de Bermuda-driehoek van het profboksen, met afstand de meest corrupte van alle sporten.

Taylor-Persoon heette promotie te zijn voor het vrouwenboksen. Het is hoe je het bekijkt, maar twee vrouwen die elkaar tot bloedens toe gaten in hun gezicht slaan waarna de beste niet mag winnen, dat zou je evengoed antireclame kunnen noemen.

 

Column over ‘Ik ben God niet’ in De Morgen van zaterdag 1 juni 2019

Ik ben God niet

Maandagavond wordt de zevende en laatste aflevering uitgezonden van Ik ben God niet, een televisieserie naar het gelijknamig boek. Het boek uit 2008 ging over leven en werken van de renner Frank Vandenbroucke. De serie, dik tien jaar later, gaat over leven en werken, opkomst en verval, en ten slotte zijn dood in oktober 2009.

Voor wie alleen geïnteresseerd is in het verval, u bent zes maandagen te laat want dat zat er al aan te komen van bij het prille begin. Autodestructie als systeemfout. Voor het finale einde, de dood, bent u net op tijd want die komt maandag aan bod. Maar geen nood: de hele serie is te zien op VRT NU.

Zeven keer 50 minuten, dat is 350 minuten primetime televisie. Dat is nogal wat voor een renner die één monument heeft gewonnen. Eén: Luik-Bastenaken-Luik. Verder nog B-klassiekers als Gent-Wevelgem en Omloop Het Volk (nu Het Nieuwsblad) en een keer tweede in de Ronde van Vlaanderen. Vijf grote rondes gereden, drie keer opgegeven, hoogste eindklassering twaalfde in een Vuelta waarin hij twee ritten won en de liefde van zijn leven vond.

Ik ben God niet is al uitgebreid geloofd, onder meer door columnisten die daar beter niet over zouden schrijven, omdat ze het onderwerp niet kennen en/of omdat ze persoonlijke belangen hebben bij het succes van de serie.

Vooral de verpakking is mooi, maar na het zoveelste shot boven het maïsveld had ik veel goesting om eigenhandig die drone naar beneden te halen. Het trucje met VDB die zelf vertelt, is een miskleun. Voor wie alle West-Vlaams West-Vlaams is, zal het niet
storen, maar de rapper Brihang die VDB speelt, dat is alsof een Kempenaar iemand van de Seefhoek imiteert of een Eeklonaar een Gentenaar. Het lijkt op elkaar, maar meer ook niet. Tussen het Knokke van Brihang en het Ploegsteert van VDB zitten zestig kilometer in vogelvlucht en dat hoor je.

Ik ben God niet lijkt goede televisie, maar wie wat van dichterbij bekijkt, een beetje inzit met historische juistheid en tien jaar na datum op zoek is naar duiding blijft op zijn honger zitten. Op cruciale momenten wordt zelfs een loopje genomen met de feiten.

Dat VDB aan de drugs zat, dat kom je al snel te weten. Dat hij ook al snel – sommige bevoorrechte getuigen zeggen van in het laatste jaar junior – aan de doping zat, en welke rol die speelde in zijn wisselvallige carrière, daar wordt zedelijk over gezwegen. Dat hij zijn eerste vrouw Clotilde opzij zette voor een passionele liefde, je zou hem de zegen geven zoals het in de serie bijna wordt vergoelijkt. Maar geen woord over hoe hij Clotilde ronduit slecht behandelde en soms tot op het bot vernederde – ook daar zijn getuigen van. De naïeve (is er een andere?) kijker krijgt daardoor een verkeerd beeld van de jammerlijk gevallen held.

Ik heb VDB gekend en ik vond hem ook sympathiek. Ik bewonder ook de mensen die hem op het rechte pad hebben gehouden. En toen VDB in 1999 op La Redoute naast Michele Bartoli kwam rijden, hem in de ogen keek en vervolgens eraf reed om hem dan te laten terugkomen, zat ik ook op het puntje van mijn stoel. Mét kippenvel.

Charisma te koop. Branie bij hopen. Talent zat. En een goeie gast, op wie je niet kwaad kon zijn ondanks zijn misstappen en nare kantjes. Hadden ze zich in zijn entourage en zijn familie wat vaker kwaad gemaakt, in plaats van hem op te hemelen, dan was het misschien beter afgelopen. Van mensen die hem veel beter hebben gekend en vandaag met recul terugblikken, hoorde ik omschrijvingen als narcist, manipulator en psychopaat.

Aflevering zes, die van maandag laatstleden, spande de kroon inzake onjuistheden. In het voorjaar van 2002 wordt VDB opgepakt na een huiszoeking. “En dat voor drie verlopen producten”, zegt zijn teammanager. “Frank sleepte een doos met zich mee telkens als hij verhuisde en daar zat die oude doping in en voor die prullen hebben ze hem gehandboeid opgepakt. Dat heeft hem gekraakt”, aldus zijn manager/vriend.

Die handboeien waren overkill, dat klopt, maar het ging niet om drie verlopen producten. Bij VDB thuis zijn twaalf producten gevonden waarvan tien verboden, naast alle andere hulpmiddelen om bloedwaarden te manipuleren. Daar is in oktober van dat jaar uitgebreid over bericht in de media.

Bij die huiszoeking is bijvoorbeeld ook Aranesp gevonden, toen nog geen jaar op de markt en dus helemaal niet verlopen. Bovendien heeft VDB aan de onderzoeksrechter verklaard hoe en wanneer hij dat alles had gebruikt. Dat alles was bekend. Hij is toen niet zwaar aangepakt, wel integendeel, hij is toen weer eens de dans ontsprongen. Tv-makers die niet de moeite doen de juiste bronnen te raadplegen omdat die niet passen in hun framing zijn Canvas onwaardig.

 

Ik ben God niet

FC Casino, verhaal over het geld in het topvoetbal in De Morgen van zaterdag 1 juni 2019

FC Casino tegen de Billionaire Rangers

Nooit eerder was in de populairste sport ter wereld succes zo voorspelbaar. Het zijn altijd dezelfde clubs en hun eigenaars die telkens weer winnen, meer winst maken en steeds machtiger worden. Dat geldt ook voor de Champions League-finalisten van vanavond: Liverpool en Tottenham.

Je bent eigenaar van een voetbalploeg die het goed heeft gedaan in Europa en naar de grote finale mag en je beschikt over een boot van 222 voet of een goeie 67 meter, de Aviva III, en dan houden ze die UEFA Champions League-finale ergens midden op het vasteland. In Madrid godbetert, en dan nog niet eens in het van traditie doordrenkte Bernabéu, maar in die betonnen bunker buiten de stad, genoemd naar de Chinese mediagigant Wanda.

Enige meevaller voor Joe Lewis, eigenaar van Tottenham Hotspur: de luchthaven is dichtbij en dat is handig voor zijn privéjet. Hij is overgevlogen uit het belastingparadijs de Bahama’s, waar hij woont nadat hij zijn eerste grote financiële slag sloeg. In september 1992 katapulteerde hij zichzelf bij de superrijken door samen met George Soros op Black Wednesday te speculeren tegen het pond (dat tijdelijk uit het Europees wisselkoersmechanisme stapte) en werd zo miljardair. Waarna hij met zijn beursgenoteerde beleggingsmaatschappij ENIC voetbalteams begon op te kopen.

De Engelsman Joe Lewis is op plaats 388 een meeloper in de categorie van de multimiljardairs. Maar wat dan te denken van de Amerikaan John W. Henry, pas 838ste en amper een schamele 2,7 miljard dollar waard? Die armoezaaier bezit naast de Boston Red Sox uit het honkbal zowaar het al even mythische Liverpool FC, de tegenstander van Tottenham vanavond in de Champions League finale.

Nóg beter in de slappe was zit Roman Abramovitsj. Hij bezit Chelsea FC dat woensdag de Europa League won van Arsenal. De als Rus geboren Abramovitsj, sinds 2018 ook Israëlisch staatsburger, is 12,4 miljard dollar waard. Hij haalde het woensdag van Stanley Kroenke, de Amerikaan die de Los Angeles Rams (American football), Denver Nuggets (NBA basketbal), Colorado Avalanche (NHL ijshockey) en de Colorado Rapids (MLS voetbal in de VS) bezit, en ook het Londens kroonjuweel Arsenal FC. Abramovitsj valt net buiten de top 100 van allerrijkste wereldburgers, maar staat vijfde onder de sportmiljardairs. Kroenke, die 8,7 miljard dollar bezit, volgt op de tiende plaats (167ste miljardair overall).

Dit is de keiharde realiteit van het topvoetbal: wie heeft de grootste, de dikste, wie springt het verst. En hoe maken we een onvoorspelbaar spel zo voorspelbaar mogelijk en maken we tegelijk winst. Voetbal als casinospel, met een gegarandeerde/ gearrangeerde uitkomst.

Trend of toeval

In de sportindustrie draait alles om winst. Winst maken valt te verkiezen boven wedstrijden winnen en de Forbes-lijst met meest waardevolle sportteams is daar het exponent van. Op één staan al sinds de eerste editie Dallas Cowboys (waarde 4,3 miljard euro), een team dat de voorbije kwarteeuw geen enkele prijs heeft gewonnen. Nummer twee in 2018 was Manchester United met een waarde van 3,7 miljard euro. Ook die komen er de laatste jaren niet aan te pas in hun competitie. Van de tien meest waardevolle teams in de sportindustrie zijn er twee kampioen geworden dit seizoen: FC Barcelona en de England Patriots uit het American football. Misschien komen daar nog de Golden State Warriors bij als die de NBA Finals winnen van de Toronto Raptors.

Je hoeft geen kampioen te worden om je businessmodel te doen kloppen, zolang je van de partij bent op het bal van het grote geld.
De Champions League is daar het beste voorbeeld van: de rijke ploegen weten zich haast op voorhand verzekerd van hun ticket en aan dat ticket hangt ook op voorhand een flinke som geld vast. De allerrijkste ploegen zoals Manchester United hebben die Champions League niet eens nodig om winst te maken, al wordt het wel tijd voor de Amerikaanse eigenaarsfamilie Glazer dat ze met hun Man U nog eens Europees scoren. Hybris wil tenslotte op tijd en stond worden gevoed.

Wie stonden er nu weer in de Europese finales die afgelopen woensdag en dit weekend worden betwist? Een Rus haalde het woensdag van een Amerikaan in de Europa League en voor de UEFA Champions League gaat het tussen een Amerikaan en een Engelsman die op de Bahama’s belastingen ontwijkt. Voor het eerst in de geschiedenis van het Europees voetbal worden de twee belangrijkste finales gespeeld door vier teams uit dezelfde competitie. Trend of toeval, de toekomst zal het uitwijzen.

Soft power

Dat de Henry’s, Kroenkes, Abramovitsjen en Lewis’ die allemaal twintig jaar of langer in het voetbal zitten, maar genieten van hun succes, want dat zou wel eens tijdelijk kunnen zijn. Zij zijn kleine garnalen tegenover de grote spelers die het laatste decennium in het voetbal zijn gestapt. Topvoetbal is meer en meer een vehikel geworden voor grote consortia of investeringsmaatschappijen, aangestuurd door overheden zoals Abu Dhabi bij Manchester City of Qatar bij Paris St-Germain (PSG).

Simon Chadwick, Professor of Sports Enterprise aan de Salford Business School in Manchester en een kenner van het Oosten en Midden-Oosten, heeft de term ‘soft power’ ooit gelanceerd. “Soft power betekent niet dat het spel niet hard wordt gespeeld”, zegt Chadwick. “Het is een indirecte en soms meer directe manier om invloed te verwerven in een industrie waarmee geld te verdienen valt en waar geen nare kantjes aan zitten. Het staat beter dan investeren in de wapenindustrie. Hoe Qatar zich in geen tien jaar heeft ingekocht en ingewerkt in de wereldsport, is het beste voorbeeld van soft power.”

In de 2030 National Vision van Qatar (NVQ), aangekondigd in 2008, wordt sport expliciet vermeld als vehikel. Het hoofddoel van de NVQ is Qatar transformeren naar een vooruitstrevende maatschappij die drijft op duurzaam ondernemen. Dat is heel ambitieus vooreen land van parelvissers die rijk werden door de ontginning van olie en gas. De Qatar Investment Authority zit op 1.000 miljard dollar en heeft wel wat te besteden.

Chadwick: “Het merk Qatar moet zijn toppunt bereiken met het organiseren van de World Cup in 2022. De soft power die daaruit voortvloeit, opent weer andere deuren voor Qatar.”

Eerder dan een overwogen businessdeal, leek de verwerving van het voetbalteam Paris St-Germain in 2011 een folietje van een rijke kroonprins, Tamim bin Hamad Al-Thani, die twee jaar later emir zou worden. Het eerste seizoen ging nog de mist in maar in de daaropvolgende acht jaar werd PSG zeven keer kampioen.

Het allerhoogste is evenwel de Champions League winnen en hoewel dat maar niet wil lukken, groeien de Qatarese tentakels almaar verder. Via PSG is zetbaas Nasser bin Ghanim Al-Khelaifi, een Qatarese zakenman, opgeklommen tot de hoogste voetbalregionen. Dit jaar werd hij door European Club Association afgevaardigd in het executief comité van de Europese voetbalbond UEFA. Altijd handig, zo’n uitkijktoren, vooral als je ook nog eens voorzitter bent van beIN Media Group, actief aankoper van tv-rechten (onder meer van de UEFA). Daarnaast is Al-Khelaifi ook voorzitter van Qatar Sports Investment, Paris Saint-Germain, en de Qatarese tennisbond.

Qatar is niet de enige overheid die aan soft power doet. Azerbeidzjan dat in Bakoe de Europa League finale organiseerde nadat ze al tig sportevenementen over de vloer kregen, is ook een verhaal van soft power. Dat ze daar de mensenrechten schenden? Aleksander #eferin, voorzitter van de UEFA in Der Spiegel: “Dat gebeurt in wel meer landen. Moeten we daarvoor de burgers van Bakoe het recht ontzeggen om een voetbalmatch op hoog niveau live te kunnen bijwonen?”

Azerbeidzjan is een van de grote spelers achter de schermen in de sport. Ook Russische en Chinese bedrijven kopen zich in bij organisaties, clubs en competities. De meest recente overheid die verwoede pogingen doet om overal een voet tussen de deur te krijgen – en om Qatar te pesten – is Saudi-Arabië.

The Guardian had eerder dit seizoen een interessante bespiegeling over de achtste finales van de Champions League.

‘…PSG is eigendom van Qatar, dat ook sponsor is van Bayern München en AS Roma en een foundation project heeft lopen met Real Madrid. Die club is dan weer gesponsord door Emirates, de luchtvaartmaatschappij van de Verenigde Arabische Emiraten, waarvan een ander emiraat, Abu Dhabi, eigenaar is van Manchester City en hun luchtvaartmaatschappij Etihad ook sponsort. City moet tegen Schalke 04, gesponsord door het Russische staatsbedrijf Gazprom, sponsor van de Champions League en de World Cup. Rusland en Qatar moeten elkaar niet, want in Syrië staan ze tegenover elkaar en Qatar wordt dan weer uitgesloten door Dubai, dat een financiële partner is van Manchester United die tegen PSG moeten, dat… eigendom is van Qatar. De cirkel is rond…’

Football is broken

Aan de toegenomen invloed van superrijke eigenaars in het voetbal zit ook sportief een raar kantje: het competitief evenwicht is in onbalans. In de Amerikaanse sport zit competitive balance ingebakken via een systeem van herverdeling van inkomsten en talent, een salarisplafond, beperkte spelerskernen en een verbod op betaalde transfers. De diehard kapitalist vindt herverdeling en te veel regels niet tof en trekt daarom naar Europa.

Het beste voorbeeld van competitief evenwicht is de NFL, voorlopig de rijkste sportcompetitie ter wereld met een omzet van 15 miljard dollar of bijna drie keer meer dan de Premier League. De laatste twintig jaar zijn dertien verschillende ploegen kampioen geworden en zeven verschillende ploegen wonnen titels in dit decennium. Vergelijk dat met het Europees voetbal waar geen correcties bestaan en rijk ongehinderd rijker, en sterk ongehinderd sterker kan worden: PSG werd zes keer kampioen sedert 2010, Barcelona zeven keer, Bayern en Juventus acht keer op tien edities.

Alle kersverse kampioenen in de grote vijf voetballanden (Engeland, Spanje, Duitsland, Italië en Frankrijk) hebben zichzelf opgevolgd. Nog afgelopen week berekende het Zwitsers onderzoeksbureau CIES dat kampioenen in de grote vijf voetbalcompetities in Europa tussen 1999 en 2004 70 procent van de punten wonnen. De laatste vijf seizoenen is dat gestegen naar 80 procent. Manchester City behaalde in het voorbije seizoen 86 procent van de punten.

Onder meer die vaststelling en 6-0 overwinning van Manchester City in de FA Cup Final tegen Watford twee weekends geleden, zette Jonathan Wilson aan tot schrijven. Hij is de auteur van het onvolprezen Inverting the Pyramid, een standaardwerk over voetbaltactiek. Zijn conclusie was zonneklaar: “Football is broken, het systeem is kapot, de dominantie van de grote clubs en hun machtige eigenaars, al of niet geruggensteund door rijke staten of consortia, wordt te groot.”

Vooral Manchester City is nu kop van Jut. Dat team is sinds 2008 eigendom van Abu Dhabi United Group dat met sjeik Mansour
een lid van de koninklijke familie als eigenaar heeft. Daarnaast is er nog een eigenaar: sinds 2015 zijn 13 procent van de Man City- aandelen in handen van China Media Capital en CITIC Capital, twee investeringsmaatschappijen van de Chinese overheid. Sinds de overname in 2008 is voor ongeveer 1,5 miljard euro uitgegeven aan spelers, meer dan Madrid en Barcelona opgeteld en de helft meer dan hun dichtste rivaal, Paris Saint-Germain, dat zijn middelen kreeg van de Qatar Investment Authority.

Als Wilson en anderen nog wat hoop koesteren, dan heeft dat te maken met de Financial Fair Play. Dat is de enige, al bij al kleine correctie op het ongebreidelde Europees voetbalkapitalisme. Die bepaling van de Europese voetbalbond UEFA stelt dat een club
over drie seizoenen opgeteld niet meer dan 30 miljoen euro verlies mag maken en dat de uitgaven gedekt moeten worden door reële inkomsten. City kwam deze lente nog in het nieuws toen uitlekte dat hun sponsoringcontracten met Etihad (de luchtvaartmaatschappij van Abu Dhabi) en enkele andere staatsbedrijven van dat land fel overgewaardeerd waren en de facto moesten worden beschouwd als een verboden private sponsoring van hun sjeik-eigenaar. Het hoofd van de onderzoekskamer van de Financial Fair Play, onze oud- premier Yves Leterme, stuurde het dossier door naar de zogenoemde adjudicatory chamber, die kan vonnissen over welke straf de club moet worden opgelegd. In het geval van City, dat al jaren de financiële grenzen opzoekt en overschrijdt, wordt gevraagd om hen een jaar uit te sluiten van de Champions League. Mínstens een jaar.

Inmiddels wordt in andere landen hard gesupporterd voor Leterme en co. In Spanje bijvoorbeeld laat de baas van de Primera Division nooit na zwaar uit te halen naar wat hij de Arabische olie- en gasmaffia noemt en dan bedoelt hij Manchester City en Abu Dhabi en PSG en Qatar. City denkt inmiddels dat het zich uit de benarde situatie zal kunnen praten. En die vervelende Spanjaard, zo vinden de Arabieren, dat is gewoon een racist.

 

 

FC Casino