Column Open categorie in De Morgen van zaterdag 25 juni 2022

Open categorie

Stel: je zwemt, in competitie, en je staat ergens anoniem hoog in de ranking van je favoriete afstand, maar je wilt nummer één worden. Wat zijn je opties dan?

Beter en meer trainen? Je traint al tien keer per week, inclusief droog- en krachttraining. Veel rek ziet er niet meer op.
Doping? Als je dat al zou overwegen: niet doen. Je wint er hooguit een paar tientallen plaatsen mee, maar de beste word je nooit. Een speciaal pak? Mag niet meer.
Je enige hoop is een geslachtsverandering, als je tenminste een man bent en bereid bent vrouw te worden.

Hoe oprecht ook de drijfveer om zoiets ingrijpends als een transitie te ondergaan, dat is precies wat de universitaire zwemmer William Thomas is overkomen. Hij was een meezwemmer op de 500 yards bij de mannen op universitair niveau, werd in 2019 Lia Thomas, won in maart van dit jaar de 500 yards en werd eerste op de universitaire ranglijst, bij de vrouwen.

Om alles in perspectief te plaatsen: Lia Thomas zwom negen seconden trager dan het record van de topzwemster Katie Ledecky, die wel is geboren als vrouw. Thomas had dus nog wat werk om haar droom – deelnemen aan de Olympische Spelen van Parijs in 2024 – waar te maken. Eerder deze week bleek dat ze die mag opbergen. Van de internationale zwembond FINA heeft ze de deur op haar neus gekregen.

Wat was het schrikken dat uitgerekend dat bejaardentehuis van het wereldzwemmen met de meest verregaande verordening kwam in de kwestie rond trans vrouwen. Zij mogen bij vrouwen in competitie uitkomen, aldus FINA, op voorwaarde dat ze hun transitie voor hun twaalfde hebben doorgemaakt.

Je had tot nog toe de bepaling van het Internationaal Olympisch Comité die de beslissing per sport aan de internationale bonden overliet. Dat werd als laf aangezien, maar dat was wetenschappelijk de enige juiste visie. Niet alle sporten zijn gelijk, niet alle trans vrouwen hebben in alle sporten evenveel voordelen, maar ze hebben wel in alle sporten een voordeel als ze als man zijn geboren en de puberteit als man hebben doorgemaakt. Daarom drong een reglementering zich op.

Zo had je al de bepaling van World Athletics, de internationale atletiekbond, die zegt dat een trans vrouw ten minste twee jaar haar testosterongehalte onder de 5 millimol moet houden, maar nu het voorbeeld van de zwembond wil volgen. De internationale wielerbond UCI vindt dan weer dat het 2,5 millimol moet zijn. Ja, het is ingewikkeld en het zal nog ingewikkelder worden.

Vrouwensport bestaat nu eenmaal met dank aan de binaire opdeling in geslachten. Het voordeel van de mannelijke puberteit staat onomstotelijk wetenschappelijk vast. Het bedraagt minimaal 10 procent in uithoudingssporten zoals lopen, zwemmen en fietsen, maar kan oplopen tot de helft in hockey en honkbal bij de sleeppush en de worp. Het grootste verschil wordt gemeten bij de vuistslag, die bij de mannen 160 procent harder is dan bij de vrouwen.

In de meeste sporten presteren jongens rond hun veertiende doorgaans beter dan de absolute wereldtop bij de vrouwen, met dank aan de mannelijke puberteit. Uit studies blijkt nu dat dit voordeel vermindert bij de typische hormoonbehandelingen voor trans vrouwen, maar nooit helemaal verdwijnt. Toch is er een categorie activisten die vindt dat inclusie voorop moet staan. Daartegenover staat de 99,999 procent sportvrouwen die vinden dat voormalige mannen bij hen niks te zoeken hebben.

De trans vrouw in de topsport is al een tijdje hét hot item van het moment, vooral in de Angelsaksische landen. Je had dit jaar Lia Thomas in het zwemmen. Vorig jaar was er de Nieuw-Zeelandse Laurel Hubbard in het gewichtheffen, voor wie op de Spelen in Tokio de wereldpers was uitgerukt, maar die helemaal de mist in ging. Daar is nu nog de Engelse wielrenster Emily Bridges bij gekomen, die net als Thomas naar Parijs 2024 wil. Premier Boris Johnson heeft Bridges onlangs helemaal afgebrand en in de VS overkwam Thomas hetzelfde met Trump-zender Fox, waardoor het debat ook een politieke dimensie kreeg.

De FINA heeft het trouwens slim aangepakt. Zij willen trans vrouwen wel een kans geven om in competitie uit te komen in een open categorie. Geen mens die weet hoe dat praktisch in zijn werk moet gaan. Voor een aparte categorie trans zwemmers vinden ze nooit genoeg atleten van niveau.

Of ze zouden van het mannenzwemmen een open categorie kunnen maken en dan zwemmen trans vrouwen gewoon weer tegen mannen zoals voorheen. Of ze zouden, zoals al is geopperd, die open categorie in de paralympische sporten kunnen onderbrengen in aparte hormonale categorieën. Die hebben ervaring zat met classificaties.

Column Blad, Steen, Schaar in De Morgen van maandag 20 juni 2022

Blad-steen-schaar

Een kat vindt er haar jongen niet in terug.

Mooie uitdrukking, heel vaak van toepassing op de sport. Neem nu zwemmen dit jaar, met een aan gang zijnd wereldkampioenschap in Boedapest en in augustus een Europees kampioenschap in Rome. Idem voor atletiek: een WK in Oregon, een maand later een EK in München en tussendoor krijgen we nog wat Diamond League-resultaten in de mailbox.

Voor deze moedersporten (zwemmen en atletiek) geldt nog een ander spreekwoord: de kip met de gouden eieren slachten. Er was een tijd dat de modale sportliefhebber de namen van de toppers in die sporten, en als het even kon ook hun tijden of prestaties, uit het hoofd kende omdat die nu eenmaal tot de algemeen verworven kennis behoorden. Niet langer. Vraag de voxpop – liever niet, maar bon – naar toppers en je hoort vast nog over Usain Bolt en Michael Phelps.

Waar de kat nu wel haar jongen in terugvindt, is de competitieformule in het Belgische voetbal. Die geldt tot 2030, zegt de nieuwe Pro League-CEO Lorin Parys. Dat willen we nog wel eens zien, maar voorlopig is het dus met zestien clubs, met play-offs, met drie potentiële dalers en stijgers, met halvering van de punten en tegelijk gaan ze ook de financiën gezond maken.

De argumenten van de clubs die vrezen voor calamiteiten onderin hebben het niet gehaald. Het andere argument voor die ene club ver bovenin die het zo belangrijk vindt om in Europa lang actief te zijn en dus een lang uitgesponnen, uitbollende competitie prefereerde, ook niet. Dit is een format op maat van de clubs die de hoop koesteren om kampioen te worden maar er meestal naast grijpen en die zo goed als zeker nooit gaan degraderen.

Maar welke kat durft nog een jong te baren, laat staan het daarna terug te vinden in het wielrennen? Is de aanloop naar het grote moment van het jaar al ooit zo versnipperd, verwarrend en onoverzichtelijk geweest? Nog niet zo heel lang geleden had je als renner/ ploeg de keuze tussen het Critérium du Dauphiné, zeg maar de Dauphiné, en de Ronde van Zwitserland om je voor te bereiden.

Nog iets eerder, ook eerder in de kalender want georganiseerd rond eind mei, was er een alternatief voor de Dauphiné en Zwitserland. Dat was de Grand Prix du Midi Libre. De laatste werd georganiseerd in 2002. Daar was ik bij, omwille van Lance Armstrong. Hij verloor de tijdrit van Igor González de Galdeano, won wel het classement général, maar is later uit de uitslag geschrapt.

Er was toen ten minste de schijn van wat strijd, waarbij de allergrootsten elkaar wel min of meer ontweken. Het zorgde met andere woorden voor een mooie, redelijk overzichtelijke opbouw naar de Tour de France. Niks daarvan dit jaar.

We hadden al de Dauphiné waarin het trio Roglic-Vingegaard-Van Aert namens Jumbo-Visma een tweede garnituur op een hoop reed. Aansluitend begon het wielercircus een voorstelling in Zwitserland waar wat andere grote namen aan deelnamen. Nog iets later begon La Route d’Occitanie, dat de opvolger moet worden van de Midi-Libre.

Dus, samenvattend: Roglic reed de Dauphiné en won die ook. Je kreeg niet de indruk dat daar iemand meereed die TJV het vuur aan de schenen kon leggen. Reden die dan in Zwitserland, dat gisteren eindigde? Dat weten we ook niet echt, want onderweg verloren we een kwart van het peloton met corona. Het werd wel spannend in Zwitserland en het goede nieuws is de hernieuwde standvastigheid van winnaar Geraint Thomas.

Waren er wel veel toppers in Occitanië? Neen, ook niet echt, tenzij we Nairo Quitana namens Arkéa-Samsic nog serieus moeten nemen. De grootste van het moment, de topfavoriet voor de Tour, Tadej Pogacar dus, deed het nog anders. Hij was in zijn achtertuin met wat vrienden op vijfdaagse uitstap. Ze gaven die happening een naam: de Ronde van Slovenië.

Onderweg deden de fietsmaten elkaar af en toe de duvel aan op de fiets, niet moeilijk in Slovenië waar haast geen meter plat is. Ze droegen er wel zorg voor – het is te zeggen: hij droeg er zorg voor – dat de verstandhouding onder de vrienden goed bleef want als hij voorop ging rijden nam hij altijd een maat mee op zijn zitbuis of in zijn slipstream, kwestie van onderweg een klapke te kunnen doen. Bij de aankomst mochten de vrienden die hem vergezelden eerst over de streep passeren, al of niet na het winnen van een spelletje.

Het is niet duidelijk of het wielrennen wel beseft dat het twintig jaar geleden nog een sport was die leefde van een strijd op het scherp van de snede tussen Amerikanen en het nu moet stellen met Slovenen die één of twee worden en elkaar daarbij net niet tongzoenen. Het laat dat soort geintjes als blad-steen-schaar toch maar best achterwege.

Column Save Roberto in De Morgen van zaterdag 18 juni 2022

Save Roberto

Roberto Martínez heeft een probleem. Hét probleem waarmee wel meer trainers en lieden van gezag te kampen hebben als ze een tijdje op dezelfde plek zitten en de goegemeente, aangevuurd door de media, een beetje uitgekeken geraakt op die figuur.

De grote paniek veroorzaakt door de 1-4 tegen Nederland was een beetje gaan liggen door die 6-1 tegen Polen. Weinigen die durfden door te analyseren: die 1-4 was overdreven en die 6-1 nog meer. Dat was eindeseizoens-toevalvoetbal op zijn best, met spelers die binnen dezelfde ploeg op twee gedachten hinkten, vol aanvallen of toch maar een beetje op safe, en weerbaarheid die smolt naarmate het einde naderde.

Na die 6-1 volgde een 1-1 in Wales. Late gelijkmaker, vintage Wales zeg maar, want dat flikten ze ook twee keer tegen Nederland, dat daar in twee hoteldebotel-eindfases alsnog onderuit geraakte door een late winning goal.

Roberto Martínez heeft een probleem als naast zijn resultaten – voor wat die waard zijn in een onzincompetitie als de Nations League – ook randzaken mee worden vermeld in achteraf-analyses. Zoals zijn salaris: 3 miljoen euro per jaar, stond ergens. Als dat klopt, is dat goed betaald. Ik denk niet dat ooit in België een trainer meer zal hebben verdiend, maar de man heeft dan ook een duobaan: bondscoach en technisch directeur. Hij is een harde werker, zegt iedereen rondom hem. Voor 3 miljoen mag dat.

Roberto Martínez heeft een probleem omdat hij een paling is. Dat heb ik zelf ondervonden in interviews, waarbij moet benadrukt dat hij steeds antwoordt, altijd beleefd blijft en geregeld erg zinnige dingen zegt. Maar tegelijk er wel zorg voor draagt het narratief te controleren, duidelijk mediagetraind. Als de vraag hem niet aanstaat, geeft hij aan het gesprek een draai die je niet zag aankomen. En als je denkt dat je hem klem hebt, glibbert hij weg in een woordenbrij waar je ter plekke geen antwoord op kunt verzinnen. Nadien bij het beluisteren van het bandje kun je alleen maar glimlachen: well done, Roberto.

Roberto Martínez zou geen probleem mogen hebben want hij heeft het niet zo slecht gedaan in die vier wedstrijden voor de Nations League. Zeven punten op twaalf, middels één nederlaag, twee overwinningen en een gelijkspel, dat is redelijk. Oké, nemesis-van-altijd Nederland deed beter en kwam winnen in Brussel. Daarom hebben zij in de groep een streep voor. Maar Frankrijk en Engeland: twee punten uit vier wedstrijden. Italië vijf uit vier, Duitsland zes uit vier.

En toch heeft Roberto Martínez een probleem. Veel heeft te maken met het aflopen van zijn contract na de World Cup. De voetbalbond wil dat met zes maanden verlengen, maar Marc Degryse en Jan Mulder hebben al laten weten dat ze dat niet zien zitten. “Het is afgelopen met de leerschool van professor Martínez,” aldus Mulder, om er haastig aan toe te voegen: “Ik heb me nooit echt aan hem gestoord.” Dat is de hypocrisie en kontendaaierij van de analist ten top, vele malen erger dan palinggedrag.Is een langere verlenging echt geen optie? Martínez heeft zijn probleem ook zelf ten dele veroorzaakt. De barsten in zijn pantser waren tot voorheen amper te zien, niet groter dan haarlijntjes. Deze campagne zijn daar twee kraakjes bijgekomen en die hebben aanleiding gegeven tot nieuwe analyses waarbij de ondertoon duidelijk is: het is einde verhaal voor de man die zes jaar lang bondscoach was.

Zes jaar heeft het geduurd voor Martínez een klein kantje liet zien. Zijn analyse van het VAR-moment tegen Wales (de gelijkmaker) was de ontkenning van het licht van de zon: er bestaat nu eenmaal zoiets als perspectief en dan lijkt het alleen maar alsof parallelle lijnen niet parallel lopen. Een uitschuiver. Daarmee gaf hij de ruimte weg waarin de gebuisde ex-bondscoach René Vandereycken als analist dankbaar kon duiken.

Martínez’ reactie op Louis van Gaal die iets sarcastisch zei over de Gouden Bal voor Kevin De Bruyne of voor Noa Lang kan ook te maken hebben met de eeuwige vete tussen Van Gaal en de familie Cruijff, aan wie Martínez via zijn vriendschap met Jordi C. onvoorwaardelijke trouw heeft gezworen. Iets betere coaching van zijn entourage over de ondertoon van Van Gaal had kunnen helpen, maar het was ook niet meer dan een emotionele uitglijder. Dat haast niemand het glas halfvol ziet nadat hij in Polen een onuitgegeven elftal matuur neerzette en naar een overwinning coachte, is opmerkelijk.

Het is duidelijk: de messen zijn geslepen. Het is tijd voor een nieuwe bondscoach, aldus de media, een die ze bij voorkeur op de zenuwen kunnen werken van bij de eerste kennismaking. Dat maakt de job van journalist en analist veel spannender.

Column Jaagpad in De Morgen van maandag 13 juni 2022

Jaagpad

Zomaar een namiddag enkele maanden geleden. Op een breed fietspad rijdt voor ons een vrouw op een elektrische fiets. Grote tred, lage snelheid, beetje wankel. Wij komen achterop en rijden 20 per uur, niet snel, maar toch het dubbele van die vrouw. Mijn fietsmaat rijdt eerst, vertrouwt het niet en springt van het fietspad, de weg op. Dat durf ik niet meer want er komt een auto aan, aldus mijn radartje.

Ik bel. Geen reactie. Ik bel nog eens. Voor de kenners: met een Spurcycle, de luidste bel en ook nog eens pokkeduur. Niks. Ik nader en zeg hallooooo. Aha, de vrouw heeft het kennelijk gehoord; ze schuift vreemd genoeg op naar links en laat plaats rechts. Ik rijd haar voorbij, maar als ik ter hoogte van haar ben, besluit ze ineens rechtsaf een winkelcentrum in te slaan. Fuck, ze had dus niets gehoord. We raken elkaar niet omdat ik mij met een brede zwieper voorbij haar schiet. Toch valt ze. Van de schrik.

Ik besluit om te draaien en te kijken of ik moet helpen. Ik verwacht dus enige dankbaarheid, maar krijg de wind van voren. Hoezo dan, vraag ik haar. U neemt het hele fietspad in, gaat eerst naar links en dan zonder arm uit te steken naar rechts? Bovendien valt u, wellicht omdat u niet in staat bent om met deze fiets te rijden. Dat viel niet goed, maar het was de waarheid en die valt nooit goed als het gaat om rijkunsten.

Ik las deze week alles over die arme man die, nadat een groep wielertoeristen hem was gepasseerd, is gevallen op een jaagpad langs een kanaal omdat zijn stuur het stuur van een inhaler heeft geraakt. Hij heeft het niet overleefd. Mijn eerste reactie: wijdden de kranten maar zoveel pagina’s telkens wanneer iemand op een fiets wordt aangereden door een auto. Tweede reactie: wat als in mijn geval
die vrouw op haar hoofd in plaats van op haar bips was gevallen en het niet had overleefd? Had men dan ook mijn Garmin in beslag genomen om te kijken of ik niet te hard reed? Moet ik voortaan met een dash/bodycam met geluidsopname rijden?

Fietsers die met fietsers botsen, het is een zeldzaamheid. Fietsers die iemand iets aandoen ook. Er bestaat een boutade: fietsers vegen even vaak hun voeten aan de verkeersregels als automobilisten, maar de fietser die daardoor iemand doodrijdt (tenzij zichzelf) moet nog worden geboren. Dat is volgens sommige media achterhaald na deze week, en uiteraard wordt met de vinger naar een groep (snellere) wielertoeristen gewezen. Wielerterroristen dus.

Zal ik mij eens niet populair maken? Voor de verandering? Ik heb een hekel aan mensen die zich voortbewegen, met welke modus dan ook, zonder kennis van de regels en zonder de juiste vaardigheden. Maar ik heb een nog grotere hekel aan grote groepen wielertoeristen die erop uit zijn om met zo veel mogelijk, zo snel mogelijk te fietsen. Die menen dat ze als volume in groep meer rechten kunnen laten gelden tegenover de medeweggebruikers dan als ze als individu onderweg zouden zijn.

Ik ken die groepen. Ik kruis die ook soms, of ze halen mij in, bulderend en schruwelend, driekwart tussen hun kader hangend. Ik kan hen met naam en toenaam benoemen in mijn provincie en ik vervloek ze. Ze geven elkeen die met een koersfiets een beetje sportief wil rijden, een slechte naam. Je vraagt je af wie ze kopiëren. Ik kruis ook soms profs en amateurs die samen rijden. Die gedragen zich to-taal anders en er kan zelfs een groet af.

Automobilisten op de autoweg rijden tussen 70 en 120 kilometer per uur. Het verschil is zeventig procent. Ze zitten bovendien goed beschermd in hun carrosserie. De snelste fietsers op een jaagpad rijden vier keer sneller dan de traagste, driehonderd procent verschil. Als ze vallen, gaan ze bijna steeds tegen de grond, onbeschermd.

Er moet iets gebeuren op die steeds drukkere jaag- en andere fietspaden en dat is niet op te lossen met flitscontroles. Al zou een agent met een speedgun te zijner tijd wonderen kunnen doen, al was het maar om de illegaal ondersteunde pseudoracefietsen in beslag te nemen.

Een combinatie van respect voor elkaar… Kennis van de regels… Invoering van nieuwe regels zoals verboden om naast elkaar te rijden als de weg/het pad smaller is dan vier meter. Onze archaïsche fietsinfrastructuur kan de toename van fietsers onmogelijk volgen, dus zal het van gezond verstand en gedragswijzigingen moeten komen.

Ik heb een voorstel. Groepen fietsers die niet op de weg rijden maar op jaag- en andere fietspaden zouden uit maximaal tien fietsers mogen bestaan. Zijn ze met meer: verplicht op de gewone weg, per twee, en gevolgd door een auto. En als nu ook de wielerclubs én OKRA boos worden, dat kan er ook nog bij.

Column NBA All The Way in De Morgen van zaterdag 11 juni 2022

NBA all the way

Juni is een maand voor tennis. Juni is een maand voor voorbereidingswedstrijden op een grote wielerronde. Juni is geen maand voor voetbal, laat staan een onding als de Nations League. Juni is de maand van de Finals in de NBA en dat zou verplichte visiekost moeten zijn voor ieder die zich sportjournalist noemt. Zo zou je kunnen zien hoe een goede en snelle VAR werkt, hoe challenges deel van het spel worden, hoe spanning wordt opgebouwd, hoe play-offs bij elke competitie horen.

Afgelopen nacht is in de TD Garden in Boston wedstrijd vier gespeeld van de Finals van 2021-’22. Die gaan tussen Golden State Warriors, de kampioen van 2015, 2017 en 2018, en Boston Celtics. De Celtics hebben in hun geschiedenis zeventien titels veroverd, de laatste in 2008. Tegenstander was toen het gehate Los Angeles Lakers. Twee jaar later verloren de Celtics de finale, weer tegen de Lakers.

De stand in titels tussen de rivalen is 17-17. Wie daarover iets meer wil weten, kan zich bijspijkeren met de uitstekende serie op Streamz, Winning Time: The Rise of the Lakers Dynasty. Nagespeelde sport is vaak niet om aan te zien. De eerste keer dat zo’n probeersel toch passeerde en zelfs boeiend werd was met de film Borg vs McEnroe uit 2017, gespeeld door Sverrir Gudnason en Shia LaBeouf.

Winning Time gaat daar vlot over. Waar Gudnason en LaBeouf pas na een uurtje of zo Borg en McEnroe werden, is dat in Winning Time van de eerste minuten raak. Kareem Abdul-Jabbar, Magic Johnson, Jerry West, eigenaar Jerry Buss, zelfs Adrien Brody als de jonge Pat Riley, hun stand-ins passeren moeiteloos. In die tiendelige serie (seizoen twee is in april begonnen in de VS) wordt de rivaliteit tussen de boerenpummel Larry Bird en de flamboyante womanizer Earvin ‘Magic’ Johnson prachtig uitgewerkt door Sean Patrick Small and Quincy Isaiah. Zelfs de actiebeelden; hoe ze het hebben gedaan, geen idee, maar ze deden het en het kwam allemaal erg geloofwaardig over.

Magic Johnson heb ik alleen live zien spelen met het Dream Team in Barcelona op de Olympische Spelen in 1992. Vanaf 1993 werd de NBA een beetje mijn speeltuin, waar ik af en toe heen mocht van mijn Nederlandse bazen en mij ongehinderd kon uitleven. Michael Jordan? Tweeëndertig keer live zien spelen. In het oude Chicago Stadium, en daarna in het United Center, the place Mike built, waar zijn standbeeld voor de deur staat. En uiteraard ook in het toenmalige Delta Center in Salt Lake City, waar His Royal Airness in 1998 zijn zesde ring won met een onwaarschijnlijke laatste minuut waarin hij alles bepaalde tot en met de finale uitkomst.

Mijn laatste NBA-wedstrijd was in 2002 in Washington bij de Bullets, met Jordan uiteraard. Kort na mijn laatste bezoek zou hij stoppen, maar er is noch correlatie, noch causaliteit tussen de gebeurtenissen. Na Jordan en de Bulls kwam San Antonio Spurs en zijn fantastische coach Gregg Popovich, de meest welbespraakte Trump-hater ooit, zie daarvoor YouTube.

Donderdagochtend heb ik voor het eerst sinds lang weer een hele wedstrijd bekeken, opgenomen en doorgespoeld bij de vele time- outs en andere onderbrekingen uiteraard, maar verder elke minuut. Was het dan zo spannend? Neen, niet echt, maar het spektakel fascineerde als vanouds. Ex-speler en ex-coach Steve Ibens was de colour commentator: “Elke keer na verlies bouncen ze back.” Dat soort zinnen krijgen alleen basketbalcommentatoren over hun lippen.

De Celtics wonnen wedstrijd drie en stonden donderdag op 2-1. Staat het na afgelopen nacht 3-1 voor Boston, of hebben de Warriors het thuisvoordeel dat ze in de eerste wedstrijd al moesten afstaan heroverd?

Ik ben fan van de Warriors, hun illustere coach Steve Kerr en hun onwaarschijnlijke schutter Stephen Curry, zoon van Dell die ik nog heb weten spelen. Net zoals Gary Payton II de zoon is van Gary Payton I, destijds bij Seattle Supersonics (dat verhuisd is naar Oklahoma City als de Thunder) bijgenaamd The Glove.

Veel is veranderd, maar ik was nooit fan van de Celtics, omwille van de eerder vernoemde Bird, de nog eerdere algemeen manager Red(neck) Auerbach en het racistische imago van de achterban van dat team. Dat publiek in The Garden is nog geen haar veranderd, maar op het veld waren de tien starters van woensdagnacht zwart. Bij Golden State zat een zwarte assistent-coach en de Celtics hebben zowaar een zwarte coach en niet zomaar een. Ime Udoka kan de eerste Afrikaanse migrantenzoon worden die een prijs wint als coach in de Amerikaanse profsport. Only in the NBA.

Column Drama der Lage Landen in De Morgen van dinsdag 7 juni 2022

Drama der Lage landen

Er stond zaterdag een stukje in een krant en dat ging zo.

“Vier jaar geleden was het al dat de Rode Duivels nog eens met drie doelpunten verschil verloren. Ook toen in de Nations League. We verwijzen naar de beruchte 5-2-uitschuiver in Zwitserland (18 november 2018) die ons land dat jaar z’n plekje in de Final Four kostte. Voor een even grote nederlaag in eigen stadion moeten we al terug naar 2008 en het 1-4-verlies in een vriendschappelijke wedstrijd tegen Marokko, toen nog onder bondscoach René Vandereycken. Een historische nederlaag, was het dus.”

Die René Vandereycken is vandaag analist voor een andere krant. Hij verblijdde ons met zijn diepere inzichten over het drama der Lage Landen.

“De positie van De Bruyne en Lukaku was verrassend, maar ik vond het een goede zet… De Bruyne werd vaak opgepikt door De Jong, die was wat mij betreft de man van de match: hij hield De Bruyne uit de wedstrijd… De Nederlanders hadden ook door dat Boyata een zwakke schakel is… De Bruyne is de enige speler die heeft uitgesproken dat hij de Nations League geen belangrijke competitie vindt, bij de andere spelers was het te merken dat ze er ook zo over denken.”

Voor de voetbalschrijvelarij was dit een bijzonder belangrijke wedstrijd, althans afgemeten aan het aantal pagina’s en de vele commentaren. En de koppen logen er niet om. VERNEDERD in Het Nieuwsblad. UITLACHVOETBAL in Het Laatste Nieuws. Overdrijven we niet een beetje? Oké, thuis 1-4 klop krijgen is nooit plezant en had Michy Batshuayi helemaal aan het eind die 1 niet op het bord gekregen, dan was het ook al erg lang geleden geweest dat de Rode Duivels eens niet hadden gescoord.

1-4 past niet bij een team dat een recordaantal weken op één stond in de FIFA-ranking, maar dat is Spanje, Duitsland en Nederland ook wel al eens overkomen. Europees kampioen Italië? Die gaan niet eens naar de World Cup, voor de tweede keer op rij.

We overdrijven, net zoals we al tien jaar overdrijven in de andere richting. We staren ons blind op een zogezegd gouden generatie die nooit een prijs haalde en van wie de meesten al zijn gestopt of niet meer zonder 3x600mg ibuprofen tegen een bal kunnen trappen. Die halve finale in Rusland in 2018 was een vergiftigd geschenk. Die wedstrijd tegen Japan wordt nooit meer gewonnen en die tegen Brazilië hadden ze ook moeten verliezen. De kleine voetbalnatie België was nooit zo groot als ze zich waande. Die twee kwartfinales op de laatste twee EK’s zijn illustratief voor het intrinsieke niveau van de selectie van de laatste tien jaar. Meer kan, maar dan moet alles meezitten, zoals toen in Rusland.

De huidige selectie telt drie wereldtoppers: Thibaut Courtois, Kevin De Bruyne en Romelu Lukaku. De eerste had er vrijdag wel een paar uitgehaald, misschien wel allemaal. Mignolet is kampioen van België, Courtois van Europa. De Bruyne deed wat hij moest doen, komen en spelen, maar aanjagen was er niet bij na een slopend seizoen. En Lukaku is rijp voor therapie, en dan niet bij de fysiotherapeut.

De rest van de ploeg bestaat uit over het paard getilde middelmaat of spelers op hun retour. Een enkeling (of twee) heeft zelfs het eindstation al bereikt. Roberto Martínez heeft werk voor de boeg, maar weeral: niet overdrijven. Een World Cup na enkele maanden in het seizoen is een totaal nieuw gegeven en is voor die schaarse wereldklassespelers in de selectie alleen maar gunstig. De gretigheid zal er tegen het WK in Qatar wel zijn en dan wordt het een totaal ander verhaal.

De Belgische voetbalfan moet niet treuren, al zijn er wel een aantal voorwaarden om het in Qatar ver te schoppen. Zo moet die krakkemikkige defensie van ons vol worden ondersteund door het middenveld. De ruimte tussen middenveld en die arme Dedryck Boyata die nu alle shit over zijn kop krijgt, het leek op een oranje autosnelweg.

Toby Alderweireld zou beter een transfer naar Antwerp en de bijbehorende paycut overwegen als hij nog eens op een veld wil staan als international. Jan Vertonghen is al jaren te traag op zijn cruciale positie, maar is dan weer opbouwend erg sterk.

Alles begint bij de vraag: welk voetbal wil België spelen? Dat van De Bruyne (en Nederland) met druk naar voren? Of een voetbal op maat van de fysieke capaciteiten van de rest van de selectie: behoudend, achteruit leunend als blok, geen ruimte weggeven, de tegenstand frustreren en uitbreken zodra het kan, remember de 3-2 tegen Japan in 2018?

De voetbalschrijvers hadden het bij het rechte eind: we zijn met ons voetbal terug bij af, terug bij laf. Waarom ook niet? In 1986 leverde dat een halve finale op.

Column Poematin of Poetinike in De Morgen van zaterdag 4 juni 2022

Poematin of Poetinike

Van de zes Russische mannen en zeven Russische vrouwen op de hoofdtabel van Roland Garros hebben Andrej Roebljov en Darja Kasatkina het tot diep in de tweede week uitgezongen. Roebljov ging eruit in de kwartfinale en Kasatkina zong het uit tot eergisteren. Exit Russia, la Russie, zo uw wilt.

Tennis is zowat de enige sport waar je nog eens een Rus in actie ziet. Zelfs de International Cat Federation heeft een ban. Russische katten komen om het even welke kattencompetitie niet meer in. Het is ook nauwelijks nog bij te houden welke Rus wat mag in de sport en wie niet.

Doorgaans blijven de officials gespaard. Er zijn er een paar afgezet, en Vladimir Poetin is zijn olympische orde kwijt, maar het Internationaal Olympisch Comité heeft bijvoorbeeld Jelena Isinbajeva ondanks haar steunbetuigingen aan Poetin en het Russische leger niet geschorst als lid. Ook Sjamil Tarpitsjev, de voormalige tennisleraar van Boris Jeltsin, is nog steeds lid. Het IOC argumenteert dat de leden geen vertegenwoordigers zijn van hun land in de olympische beweging, maar omgekeerd vertegenwoordigers van de olympische beweging in hun land.

Dat is natuurlijk onzin, want die Russen zijn IOC-leden omdat ze Rus zijn en Rusland als voornaam sportland minstens twee leden moet hebben. Ooit hadden ze er zes, maar dat is al even geleden. Russen in de internationale sport zijn een curiosum geworden. In Parijs mocht het nog wel, maar straks mogen de Russische tennissers (m/v) op Wimbledon niet binnen.

Daar is in die wereld heel wat om te doen. Russische bonden en hun nationale ploegen uitsluiten is één ding, sportevents weghalen uit Rusland een ander. Beide zijn de logica zelf. Wie wil nu buitenlandse atleten naar Rusland sturen als je ziet dat die Amerikaanse Brittney Griner daar al maanden vastzit voor een flesje onschuldige cannabisolie? Dan maar geen kampioenschappen in Rusland.

Russische nationale teams uitsluiten, bijvoorbeeld van het WK voetbal, is al een stap verder en voor discussie vatbaar. Het zou alvast slim zijn om een onderscheid te maken tussen toernooien met nationale ploegen enerzijds, die duidelijk appelleren aan het natiegevoel, en toernooien met profploegen en individuele atleten anderzijds.

De Russisch-Oekraïense crisis zet een kwestie op scherp: hoe (on)politiek kan/moet de sport zijn? In het verlegde daarvan: is de actie van Wimbledon om de Russen te bannen gewettigd? Ja, dat is ze, want de All England Lawn Tennis Club mag uitnodigen wie ze willen. Maar is het ook correct? Of slim? Neen. Het is opvallend dat de meeste tennisspelers en -speelsters die zich over de kwestie hebben uitgesproken de kant van hun Russische collega’s kiezen.

Door individuele atleten uit te sluiten van sport drijf je hen juist in de armen van Poetin, terwijl de kans levensgroot is dat ze van deze man helemaal niks moeten hebben. Laten we hopen dat niemand het in zijn hoofd haalt om op de persconferentie te vragen: bent u tegen de speciale militaire operatie? Wat kan zo’n speler/speelster antwoorden? ‘Neen’ levert de toorn op van de hele wereld. ‘Ja’ brengt het thuisfront in gevaar.

Door individuele Russische atleten uit te sluiten politiseer je tot in het extreme en dat is precies hoe Poetin de sport ziet. Sport is voor hem niet de gesublimeerde en streng gereglementeerde vorm van een eerlijke strijd, maar een politiek wapen om de vermeende suprematie van een natie te benadrukken.

Een bijzonder neveneffect van de boycot is de schaarste in de Russische sportwinkels. Dat vertaalt zich ook in een tekort aan materiaal, kledij en schoenen voor de Russische topatleten. Adidas, Nike en Puma leveren niet meer aan Rusland. De Russische sportminister Oleg Matytsin heeft al aan de alarmbel getrokken en probeert Russische bedrijven te overhalen om zelf sportmateriaal te fabriceren. Stel je voor dat de Russen straks met een Russisch merk, Poematin of Poetinike, in de sportarena’s moeten. Zelf in het heetst van de Koude Oorlog is dat nooit gebeurd.

Alvast één sport zit met de handen in het (borstel)haar en dat is curling. Die stenen komen allemaal van dezelfde plekken in Schotland of Wales en zoals bekend is het Verenigd Koninkrijk erg streng in de leer als het op Rusland boycotten aankomt. Dus worden ook geen stenen meer gekeerd. Naar het schijnt zouden Chinese namaakstenen een alternatief kunnen zijn, maar daar willen de Russische curlers niet aan beginnen. Gelijk hebben ze.

Column de Velosoof in De Morgen van 30 mei 2022

Velosoof

Ik stam uit de tijd dat wielerjournalisten nauwelijks vraag-antwoordinterviews deden. Het is te zeggen, ze deden die wel, maar ze verzonnen de quotes van de renners. Dat ging toen zo.

(Domme) vraag: “Wat denk je voor zondag?”
Antwoord: “Bja, wie weet hein? ’t Zou kunnen, maar ook nie. ’t Zal der van afhangen.” Dat werd bij het tikken een ronkende volzin.

Dat was anders bij voetballers en ik prijs mij gelukkig dat ik in het begin vooral voetballers zag en mijn eerste koers als journalist pas heb gevolgd in 1989, de Driedaagse van West-Vlaanderen, gewonnen door Luc Colijn. Met voetballers als Franky Van der Elst, Jan Ceulemans, Patrick Goots, Morten Olsen, maar ook Paul Van Himst (de trainer, niet de voetballer, zo oud ben ik nu ook weer niet) kon je best een boompje opzetten en filosoferen over hun bestaan. Je had, met andere woorden, een bandje nodig om de nuances, aarzelingen en randbemerkingen in hun verhaal op te pikken en om dat achteraf goed uit te tikken.

Er is sprake van een omslagpunt toen voetballers wielrenners werden en omgekeerd. Wanneer is moeilijk precies aan te duiden. Wellicht is het iets van eind vorige, begin deze eeuw. Er ging een tijd over, maar gaandeweg verdwenen voetballers in hun gouden kooi en werden ze sporters zonder zinnige praat. Tegelijk kon je met steeds meer renners een goed gesprek voeren over hun twijfels, hun angsten, hun bestaan.

Er zijn zelfs renners die zelf die transformatie meemaakten: van zwijgzame zonderling tot uitgesproken babbelaar. Met de renner/hork Johan Museeuw viel het grootste deel van zijn carrière geen zinnig gesprek te voeren. Aan het eind en vooral na zijn carrière werd hij ondanks al zijn problemen een intelligente, gewaardeerde gesprekspartner.

Een tijd geleden kreeg ik een persbericht binnen:

“Op 24 mei zal Guillaume Martin het peloton van de Giro d’Italia op de flanken van de Mortirolo in de steek laten om als winnaar van de zestiende etappe over de streep te gaan en het eerste exemplaar van zijn boek Het peloton en ik, dat op dezelfde dag verschijnt, triomfantelijk in de lucht te steken.

Contacteer ons voor een drukproef of recensie-exemplaar van Het peloton en ik of een interview.”

24 mei, dat was vorige dinsdag. Dat is dus niet gebeurd, daar op die vreselijke Mortirolo. Martin eindigde 27ste op 19:08. Maar dat boek is er wel. Het is een vertaling van zijn in november vorig jaar verschenen La société du peloton: Philosophie de l’individu dans le groupe. Ik heb het gelezen en ik ben een beetje van slag.

Ik vraag mij af hoe deze man als vrije geest kan functioneren in zo’n hiërarchisch, conservatief milieu als het cyclisme. Martin is afgestudeerd als filosoof, moet u weten. Hij schreef al eerder een boek Socrates op de fiets, verschenen in 2019 toen hij zijn laatste jaar voor Wanty-Groupe Gobert reed.

Een bloemlezing:

“Als ik mijn benen werktuigelijk rond zie malen denk ik soms onwillekeurig: ben ik niet een malloot dat ik mezelf dit aandoe? Wat denk ik al trappend te bereiken? In plaats van wielrennen zou ik boeken kunnen schrijven. veel comfortabeler alvast.”

“Hoezo zou je zittend op een merkwaardige machine met twee wielen per se als eerste, vóór tweehonderd anderen, over een willekeurig getrokken lijntje willen komen? Hoezo zou je jezelf uitputten in de bergen of tegen de wind in? Het is allemaal zo triviaal. Maar dat weten we – en juist dat verleent de sport haar waarde.”

Speltheorie, opwarming van de aarde, egocentrisme, het gevaar van wielrennen, het duale van de individuele sport in ploeg beoefend, het passeert allemaal de revue in Martins tweede worp. Soms wordt hij moeilijk, meer filosoof dan renner.

“De moderne sport behelst een cultus van het individu en verheerlijkt tegelijkertijd het collectief. Deze eenheid van tegendelen is eigenlijk geen eenheid.” (Mijn favoriete quote.)

“Ik heb zelf ingestemd met hinderlijke regels en omstandigheden. Ik besef maar al te goed dat dit nodig is om mij mijn sport vrijelijk, eerlijk en op hoog niveau te laten beoefenen. En vergis je niet: zelf ben ik dol op deze continue jacht op prestatieverbetering, deze wedloop om de finetuning van de laatste kleine details. Het stimuleert me. En tegelijkertijd jaagt het me angst aan. Als we aan alle kanten omringd worden door instrumenten die onze performance moeten optimaliseren door haar in cijfers te vertalen, dreigen we de essentie van sport uit het oog te verliezen.”

Guillaume Martin is te laat geboren, of ik te vroeg. Ik had met hem weleens een babbel willen hebben.

Column Vincent Kompany in De Morgen van zaterdag 28 mei 2022

Vincent Kompany

Hij is weg. In overleg. Vincent Kompany heeft Anderlecht geholpen. Anderlecht heeft Vincent Kompany geholpen. Nu scheiden de wegen. In overleg. Fierheid overheerst. Bij hem en bij de club. Jaja, het zal wel.

Over de trainer/coach Vincent Kompany waren al langer twijfels. Was hij na al die jaren in het walhalla wel de juiste man op de juiste plaats in het vagevuur van het Belgisch voetbal, die variant van eerst vechten en dan voetballen, van meer sweat dan glory? De recente nederlaag in de bekerfinale – nu ja, niet echt verloren tenzij op strafschoppen, maar vooral niet gewonnen – heeft de clubleiding nog meer doen twijfelen.

Toen een dag of tien later paars-wit wel met het mes tussen de tanden tegen Club Brugge op het veld kwam en had moeten winnen, was er nog wat hoop. “Eindelijk. Hij heeft het begrepen”, luidde het commentaar. “Had hij die bekerfinale zo maar aangepakt.” En zie. Bij Antwerp demonstreerde Anderlecht, met de genereuze hulp van de thuisploeg. Er zweefde plots een paars-witte wolk van hoop door het zwerk. Kampioen worden kon niet meer, maar die tweede plaats was nog haalbaar en dat was de weg naar de voorronde van de Champions League en eens daar aanbeland kun je beginnen dromen. We Are Anderlecht. Toch?

Vervolgens kwam Union simpel winnen (0-2). Vintage Union, dodelijk efficiënt en de ploeg van ’t stad. De gezichten in de eretribune na die wedstrijd waren inwisselbaar met die van na de bekerfinale. Ongeloof. Bezorgd. Neen, dit zou niet goed komen, de tweede plaats was gaan vliegen, ingepikt door een (op papier) minder getalenteerde spelersgroep, maar wel beter geprepareerd en gemotiveerd.

“De wegen scheiden met wederzijds respect en dankbaarheid voor wat samen werd bereikt.”

Bereikt? Wat dan? Toch niet dat Europees voorrondeticket? Of play-off 1 gehaald? Of jongeren gebracht? Als je de insiders van de club mag geloven, stroomden vroeger de jongeren makkelijker door. Het enige wat RSCA heeft bereikt, is niet bepaald de verdienste van wie dan ook in Anderlecht en al helemaal niet Kompany. Met dank aan corona zijn de Financial Fair Play-regels zo versoepeld – en de facto dode letter – dat Marc Coucke er zijn miljoenen in kon dumpen zonder te worden gestraft.

Kompany is gehaald als speler/technisch directeur in de late lente van 2019. Hij zou nog wat voetballen en de lijnen binnen de club uitzetten. Wat toen is voorspeld – de kortste weg naar blessures met dat gestel – kwam ook uit. Een jaar later zat hij op de bank weg te kwijnen en besloot het bestuur Frank Vercauteren als zittende coach te dumpen. Twee seizoenen later staat Anderlecht nog even ver als toen.

De vragen die toen zijn gesteld, gelden vandaag nog steeds. Is deze trainer/coach wel genoeg teacher om een onervaren ploeg te smeden van enerzijds jongeren uit eigen kweek en anderzijds huurlingen? Zijn speelstijl was alvast te hoog gegrepen. De grootste fout die een beginnend trainer kan maken, is een spel spelen dat zijn spelers niet aankunnen.

Kompany is trainer geworden zonder theoretische bagage, zonder praktijkervaring, zonder didactische achtergrond. Soms lukt dat, meestal mislukt dat. Zijn grote voorbeeld Pep Guardiola was bijvoorbeeld eerst coach van Barcelona B toen hij de A-ploeg overnam.

Kompany had nul ervaring. Hij had het Guardiola-systeem in de vingers en in het hoofd en hij had de tactische oefeningen de laatste seizoenen meticuleus genoteerd. En voor wat hij was vergeten, kon hij Pep nog weleens bellen als dat moest. Voor Anderlecht en al zijn problemen woog deze Kompany te licht. De meest ongemakkelijke waarheid moet voor Coucke toch de vaststelling zijn dat hij op langere termijn uiteindelijk beter af was geweest met die vervelende betweter Hein Vanhaezebrouck en die al even grote betweter Emilio Ferrera.

Het is te makkelijk om nu te concluderen dat Kompany is mislukt als trainer/coach want dat is hij helemaal niet. Hij is een intelligente ex-speler met een goede babbel. Hij weet wat voetbal is, hoe het moet worden gespeeld, kent alle systemen van alle topclubs en voor zijn aura kwam menig speler naar Anderlecht. Maar training geven en een groep coachen en ook nog eens jongeren tools aanreiken waardoor ze beter worden, is een vak apart waarin je geen stappen kunt overslaan.

Als Kompany nu naar Burnley gaat als coach is dat de tweede stommiteit in zijn jonge trainerscarrière. Het kan dan wel zijn dat Carla K. het heerlijk vindt om terug in Manchester te wonen, maar voor de Championship – een soort vechtvoetbal van de Jupiler Pro League maar met veel meer geld – is haar echtgenoot nog minder geschikt.