De Vergiffenis
Ergens in deze krant zit een katern met een reeks verhalen onder de noemer De Verzoening. Onze onnavolgbare redactie had een aantal sportverzoeningen geselecteerd en legde die aan mij voor. Ik ken ze niet allemaal meer uit het hoofd, maar bij alle verzoeningen stelde ik mij vragen. Waarom zouden ze zich verzoenen, waarom voor De Morgen of zouden ze dat juist wél voor De Morgen doen?
Ik pikte er één uit: Peeters-Museeuw. Oké, maar hoe kaart je zoiets aan? Niet met een belletje en de mededeling “hé gasten, jullie hebben ruzie, wij gaan dat even oplossen”. Ik heb het idee eerst bij Wilfried Peeters neergelegd, onder de vorm van laten we eens praten over twintig jaar geleden en misschien samen met Johan Museeuw, kopman en schaduw-kopman-superknecht. Het begrip verzoening liet ik achterwege. “Ja maar,” zei Wilfried, “het zal toch niet de hele tijd over doping gaan?” Dat beloofde ik en ik was ook van plan mij daaraan te houden, omdat het nergens voor nodig was, maar we moesten het d-woord wel even behandelen. “Voor jou doe ik dat”, zei hij.
Oké, one down, one to go, maar niet de simpelste. Ik belde Johan Museeuw en hing weer een verhaaltje op over twintig jaar geleden. U moet weten dat ik een aparte relatie heb met de Leeuw van Vlaanderen. Wat ik allemaal over hem heb geschreven, daar zou hij eeuwig boos voor kunnen zijn, maar dat is hij niet. Als we elkaar tegen het lijf lopen (of rijden, langs het kanaal Brugge-Gent, wat ook al is gebeurd) gaat het er altijd eerlijk en hartelijk aan toe. Mensen die onze kruispunten en botsingen kennen, staan dan wel eens met open mond toe te kijken. Inboorlingen uit mijn streek vragen altijd weer: “Ge doe gie dat hoed, mee Jowan?” Waarop ik, gespeeld: natúúrlijk! Om eerlijk te zijn: het verheugde mij steeds weer dat ik ‘het goed deed’ met Johan. En omgekeerd.
Zijn antwoord was verrassend. “Wilfried heeft er mij al over gesproken, vorige week bij de koffie op een veldrit. Voor mij is dat goed.” Dan denkt een mens meteen: daar gaat die verzoening, want ze zijn al verzoend. De redactie vond het geen punt, dus werd het opgetuigd, inclusief met een etentje. Maar dan waren we er nog niet. Zo zag ik nog altijd beren op de weg want Johan Museeuw sleept een (oude) reputatie mee van onbetrouwbaar als het op afspraken aankomt. Of beter: niet altijd stipt.
Dat bleek onterecht, en hiervoor alsnog mijn excuses. Niet alleen kwam hij de afspraak na in een week dat hij ziek thuis had gezeten, hij draaide een minuut voor het afgesproken tijdstip de parking op en reed zelfs met mij mee naar de plek van afspraak. Twee keer samen een uur in de auto, als twee oude bekenden die veel te bespreken hadden. Dat was een goeie babbel over koetjes, kalfjes en ook ernstige dingen zoals de ouders, de kinderen, het leven, de koers.
De lunch met Wilfried Peeters – ook ziek, maar ook gekomen – verliep goed en het gesprek ook. Johan – vroeger moest je de woorden uit hem sleuren – zei veel. Wilfried – altijd een praatvaar – zei nog meer. Een aantal items hebben de krant niet gehaald omdat ze al eens zijn verschenen. Zoals die avond van 6 januari 2006 toen de familie Museeuw thuiskwam van skireis, de tv aanzette voor de kinderen en de auto ging uitladen. Het VTM-nieuws met Catherine Moerkerke was begonnen.
Ik zat naast haar in de studio. Toen gebeurde nauwelijks iets die tijd van het jaar en dus ging het meteen over een scoop die een dag later in deze krant zou staan: de tot dan redelijk bewaard gebleven epo-sms’jes uit 2003 van Johan Museeuw. “Wat bewijst dit?”, vroeg de anchor. “Dat Museeuw een amateur was als het op epo aankwam, maar dat hij wel degelijk aan de epo zat en dat hij de hulp had ingeroepen van een dierenarts.” Een jaar later zou Museeuw – weer in januari – pas echt bekennen, maar daar had ik niks mee te maken. Andere krachten waren toen aan het werk.
Bij de koffie zei Museeuw: “Ik was eerst boos op jou, maar daarna besefte ik: jij had die sms’jes gekregen en jij moest je werk doen als journalist. Ben ik nu nog boos? Maar neen, want anders zat ik hier niet. Ik vind het goed dat we hier zo kunnen zitten. Ik wil alleen het positieve onthouden.” Er viel een stilte. Wilfried Peeters knikte en zei ook iets aardigs over vroeger. En ik kreeg een krop in de keel. Van zoveel vergeving wordt een mens week, en ook een journalist is soms een mens.
Niet vergeten, maar verwerkt én vergeven. Het was niet gespeeld zo bewees even later een sms van één woord met één leesteken. Mijn dienstmededeling voor het gezin ‘ben al thuis, brood gehaald’ was per abuis naar Johan Museeuw gestuurd. Prompt kwam het antwoord: “Codetaal?”