Column over boek Pevenage in De Morgen van zaterdag 25 jan 2020

Waarde(n)loos

Denken dat je iets nieuws ontdekt en erachter komen dat het al een keer is ontdekt, het overkomt elke journalist. Lezers iets voorschotelen als nieuws, terwijl je weet dat het geen nieuws is maar slecht herkauwde prak, is journalistiek opportunisme grenzend aan bedrog.

Niks van wat Rudy Pevenage heeft verteld in zijn boek is nieuw. Niks. Neen, ook niet het colablikje dat ooit als een gimmick op de markt is gebracht. Die anekdote is gekend. Het blikje bestond overigens evengoed in de versie Sprite en Fanta en eigenlijk was
het een thermosje om drankjes koel te houden. Het leek op een colablikje, meer niet. Jawel, er zal bij Ullrich wel epo of zo hebben ingezeten, maar dat van die dubbele wand, neem dat met een korrel zout. Je kon het koelcontainertje uit het omhulsel halen om uit te spoelen, tot zover de dubbele wand.

Idem voor de bewering van ‘Der Rudy’ dat hij de namen van de sporters kent die bij de gecodeerde bloedzakken van gynaecoloog (én sportarts, beste collega’s) Fuentes horen: hier geen korrel maar een zak zout. Eufemiano Fuentes die hij recentelijk nog drie keer heeft gezien omdat ze zo goed bevriend zijn, geloof dat ook maar niet. Pevenage ken ik als een goeiige vent, maar door dit boek is hij een aandachtszoeker en een fantast.

Wanneer hij uitlegt waarom hij de namen van de eigenaars van de bloedzakken niet wil noemen, wordt het kolderiek: omdat hij niet met een afgesneden kop in zijn bed wil liggen. Die kop in dat bed, wellicht gezien in The Godfather beste Rudy, dat was een paard. Dus: koop geen paard en je bent safe. Bovendien loop je meer gevaar, zolang je je “bom aan informatie” voor jezelf houdt.

Behalve dat soort onnozeliteiten die ongefilterd in de media kwamen, bulkt het eigenlijke boek van de onjuistheden waarbij een zorgvuldig journalist zich bij het opschrijven vragen had moeten stellen. Is niet gebeurd. Jammer.

Pevenage beweert zomaar zonder tegenwoord dat Jan Ullrich zich met zijn hulp dopeerde omwille van de arrogantie van Lance Armstrong. Hoezo dan? Ullrich reed zijn twee beste Rondes van Frankrijk – mét epo, aldus Pevenage – in 1996 (tweede) en 1997 (eerste). Dat waren de jaren dat Armstrong een Waalse Pijl won en vocht tegen een uitgezaaide teelbalkanker. Hij kwam pas in 1999 terug in het Tour-peloton en toen was ‘Der Jan’ tot spijt van ‘Der Rudy’ al op drift, enkele te korte periodes van luciditeit en trainingsijver niet te na gesproken.

Met dopingverhalen van twintig jaar geleden zijn we aanbeland in de fase dat we nog alleen fossielen vinden zoals we er al honderden hebben opgegraven. Toch gaan we bij de minste vondst met zijn allen rond de sleuf staan en roepen steeds weer: “Goh, kijk eens wat we hier nu weer hebben ontdekt.”

In dit geval: Ullrich gebruikte doping en Pevenage hielp hem daarbij. Dat is al jaren bekend en is bevestigd door een bekentenis van beide partijen.

Oké, niet al het nieuws zal altijd tot iedereen doordringen en veel collega’s ondervinden weinig hinder van historisch besef, maar dat tot 2001 zowat elke renner aan de epo zat en een substantieel deel van het peloton heeft bekend, dat alle ploegleiders ervan afwisten, dat het vanaf 2002 vooral ging om bloedtransfusies en dat ze daar ook van afwisten, dat hoort tot de canon van het cyclisme.

Elke andere zogezegde onthulling is industriële archeologie op een leeggegraven site. Pevenage zijn memoires, om in de metafoor te blijven, zijn bezigheidstherapie, een scherfje aardewerk gevonden in een middeleeuwse bouwlaag die al intacte potterieën en zelfs lijken heeft prijsgegeven. Waardeloos en jammer genoeg ook waardenloos.

Het recycleren van de eigen ellende en de eigen donkere geschiedenis is hiermee weer eens een specialiteit van de wielrennerij gebleken. Geen enkele andere sport gaat zo slecht, zo onnauwkeurig en zo ongenuanceerd om met zijn verleden als het cyclisme. Het zou aan de journalisten moeten zijn om daarin nuances aan te brengen, feiten te checken en onzin van waarheid te scheiden. Helaas, spektakel voor alles.

Wielrennen is zowat de meest autodestructieve sport ooit, maar soms past het om mensen tegen zichzelf in bescherming te nemen. Rudy Pevenage heeft het recht te denken dat het moderne wielrennen nog steeds niet zonder doping kan, dat topsport bij uitbreiding niet op pompwater kan. Misschien was dat voor hemzelf een correcte inschatting. De vraag is niet of hij het recht heeft dat te denken, wel of je dat soort gratuite uitlatingen een forum moet geven, waarmee je de zwik randdebielen munitie geeft om alle topsport tot doping en samenzweringen te herleiden.

 

20200125_De-Morgen_p-19-mail

Verhaal over boek Rudy Pevenage in De Morgen van donderdag 23 jan 2020 (column volgt zaterdag)

Selectief geheugen van Rudy Pevenage

Ex-renner en ex-ploegleider Rudy Pevenage heeft een boek uit. Dat voegt behalve enkele nuances weinig toe. Maar iedereen heeft recht op zijn memoires en Pevenage heeft dan ook veel meegemaakt én geleden, meestal door eigen schuld.

Hoe gaat dat met een sportboek? De uitgeverij zoekt een medium voor een voorpublicatie en tegelijk worden journalisten ingeseind over het boek. De ingeseinden voelen zich dan verplicht om over het boek te schrijven in (minstens) neutrale of (als het even kan) lovende woorden. Zij moeten de verkoop aanzwengelen. Niet helemaal zeker of het boek van Pevenage veel zal verkopen. Het wordt voorlopig een beetje lauw ontvangen.

De allereerste zin van het boek dat gisternamiddag per pdf in de mailbox viel, en die elke journalist al had bedacht die over Pevenages boek had gehoord, luidt: “Velen zullen zich afvragen waarom dit boek nú pas verschijnt.” Inderdaad, dat vragen wij ons af. Daar zijn een aantal plausibele antwoorden voor, zoals: het is nu wel allemaal verjaard. Of nog: ik wil er een centje aan verdienen. Misschien: er lag nog wat op mijn lever. Het zal duren tot alle oud-strijders uit die weinig glorieuze periode zijn verdwenen.

Hoe problematisch memoires van oud-wielrenners steeds weer zijn, blijkt nog op diezelfde eerste pagina. “Tot 1995 had ik hoegenaamd niets te maken met doping, in 1996 wist ik ineens overal van.” Vreemd is dat, want naast het boek stuurde de uitgeverij een bloemlezing van de volgens hen meest saillante passages en daar kunnen we op pagina’s 110-111 lezen: “Ik had (als renner, HVDW) mijn pilletjes genomen, en ik wist ook dat dezelfde dokter als in Frankfurt de controle zou uitvoeren. Die man keek niet zo nauw, dus daar kwam ik wel doorheen.”

Nog iets verder heeft hij het over de medische problemen die hem later in de kliniek deden belanden: die waren het gevolg van zijn buitensporig cortisonegebruik als renner en hij vervloekt in één moeite de soigneurs die hem alles hadden gegeven. Later zal hij zo’n soigneur, Jef D’hont, een pad in de korf zetten door het in diens proces tegen Walter Godefroot voor de ploegleider op te nemen.

Even problematisch maar dan van een andere orde zijn de fouten in zo’n boek. Op pagina 180, in het hoofdstuk Erytropoëtine, zegt Pevenage: “Epo kwam in 1998 toch op de lijst, maar was daarmee nog steeds niet altijd te traceren, omdat het gemaskeerd kon worden. Als de epo binnen twee dagen voor de wedstrijd was toegediend dan werd het gevonden. Indien je het een week of twee op voorhand nam en ruim voor de wedstrijd stopte, dan niet.”

Dat is, met alle respect, manifeste onzin. Epo was pas opspoorbaar halfweg 2001 en kon niet worden gemaskeerd. Ook zijn beschrijving van de Fuentes-methode van doping met eigen bloed klopt niet. Eufemiano Fuentes had een toestel om bloed te glycoliseren, waardoor het langer bewaard kon blijven en niet al na drie weken ging degraderen. Lance Armstrong had geen toegang tot die moderne bloedbanken en deed het nog op de artisanale manier. Op dat vlak hadden Jan Ullrich en Pevenage een voorsprong op Armstrong, van wie Pevenage maar schoorvoetend toegeeft dat het een groot renner was en alvast ernstiger met zijn vak bezig dan zijn eigen pupil.

Dat lijken details, maar het zijn vervelende fouten die een schaduw werpen over alle andere pikante details en hoofdstukken. Voor wie het boekt koopt, die beginnen rond pagina 150 en daarna, als hij ploegleider wordt bij Walter Godefroot en Telekom. Want wie is nu geïnteresseerd in de wielrenner Pevenage?

De ploegleider Pevenage was dan weer een bijzonder figuur en het is vooral uit die periode als begeleider van Ullrich dat de pittigste anekdotes komen. Die gaan over dopinggebruik, maar ook over omkoping, over corrupte controleurs en over alle ellende die je over jezelf afroept als je met doping begint te klooien, in zijn geval nog eens verzwaard met zwart geld.

De mens Pevenage is oké en heeft meer geleden dan een normaal mens kan verdragen. Zijn boek is een therapie voor jarenlange opgekropte frustratie. Die heeft hij al vaker geventileerd, zoals destijds in het boek van ondergetekende, waarvoor hij een waardevolle bron was. Hij vertelde toen onder meer dat hij als renner zag hoe de grootste kampioenen zich volspoten met corticoïden tot hij dacht dat ze zouden ontploffen. “Ze ontploften wel degelijk, maar op tien kilometer van de meet en wij lagen eraf.”

Hij wilde die kampioenen toen niet met naam en toenaam in het boek en dat is maar goed ook. Een renner en nadien ploegleider uit de tweede helft van de twintigste eeuw heeft óf een selectief geheugen óf leidt een eenzaam bestaan. Hij zegt: “Ik vertel in deze biografie veel, heel veel, maar ik ben misschien wel het een en ander vergeten.”

Rudy Pevenage spaart de kool en de geit, en dan vooral de renners en ploegleiders die hij het hoogst heeft zitten. Daar is niks mis mee, maar schrik dan niet dat je boek maar half ernstig wordt genomen.

Vanavond is de boekvoorstelling voor vrienden, familie en oud-collega’s in Parike. De avond wordt gepresenteerd door Tom Coninx, sportjournalist, en tijdens de presentatie zullen onder meer Lucien Van Impe, Walter Godefroot, Eddy Merckx, Paul Van Himst en Roger De Vlaeminck aan het woord komen. Die staan dus niet in het boek, maar dat had u al begrepen.

 

20200123_De-Morgen_p-20-mail

Column over..gewicht in De Morgen van zaterdag 18 jan 2020

Het juiste gewicht

Kim Clijsters hield een mediadag. Ik wist nergens van. Misschien maar beter ook. Ik was toch weer de ambetanterik geweest die had gevraagd of het geen gekkenwerk is om met zoveel overgewicht aan de intensieve fase in de trainingsopbouw te beginnen. Mijn collega’s hebben het geprobeerd. “Ze staat al wat scherper”, schreef er een. Ik ken hem van vroeger. Hij zal wel hebben gegrinnikt bij het tikken. Een andere vroeg haar op de vrouw af of er nog wat kilo’s af konden. Ze antwoordde dat dat nog moest komen nu ze intensiever ging beginnen werken.

Dat is bepaald vreemd en baart een beetje zorgen. Het behoort tot de geplogenheden van de trainingsleer om de intensieve fase in een trainingsopbouw aan te vatten net boven het competitiegewicht en die laatste paar kilo’s er gaandeweg af te trainen. Wat overigens lastig is want voor elke spiercel die een vetcel vervangt, win je per saldo aan gewicht omdat spieren zwaarder wegen dan vet. Daarom zeggen verstandige diëtisten ook dat elk pondje langs het mondje gaat en dat vooral de energie-input moet beperkt worden, naast de energie-output optrekken.

Clijsters’ output in de maand december, daar hebben we het raden naar. Haar input? Ze ziet er niet uit alsof ze zich de voorbije weken heeft uitgehongerd. Nu wil ik Carl Maes best geloven dat ze een mentale en algemene fysieke reset heeft ondergaan in die zeven/acht jaar relatieve rust en die twee nieuwe zwangerschappen (na haar eerste kindje keerde ze alvast met succes terug).

Ze kan daarnaast haar enorme intrinsiek tennistalent in de schaal werpen én er is het voorbeeld van Serena Williams die 38 is, met veel meer overgewicht kampt en nog af en toe wint. Toch blijft het tricky om de belasting te verhogen op pezen, gewrichten en spieren als je x (zelf invullen) aantal kilo’s te veel moet meezeulen. Met het trackrecord aan blessures van Clijsters (36) is dat vragen om problemen.

Voor wie overweegt om bodyshaming in te roepen: gewicht is een essentieel gegeven in topsport en sporters daarop aanspreken is goeie sportjournalistiek. Het is ook een issue bij een lichtgewicht-roeier die zichzelf moet uithongeren, of een taekwondoka/judoka die voor de weging nog in een sauna moet gaat zitten om zijn of haar klasse te halen, of een renner die bergop wil presteren maar duidelijk te veel kilo’s meesleept en ten slotte bij de vadsige voetballer die niet verdedigt en maar zes kilometer per wedstrijd loopt. Dus mag je daar ook een tennisspeelster in een veel te wijde joggingbroek en T-shirt op afrekenen.

Toegegeven, het gaat soms verder en dan heb ik de onweerstaanbare drang om ook mijn niet-sportende medemens te waarschuwen voor het onheil dat obesitas met zich meebrengt. Ik houd mij dan een beetje in omdat het mijn zaken niet zijn, behalve dan dat obesen (en rokers) asociaal de gezondheidskosten de hoogte injagen, maar passons. Ik wil mij echter niet inhouden om het fenomeen ‘te dik’ in de sport te benoemen.

Het juiste gewicht halen is een discriminerende factor voor topprestaties. Daarom heb ik het ook niet begrepen op het omgekeerde fenomeen: al die sporters die zich geroepen voelen om hun eigen gevecht tegen de kilo’s aan te klagen als een uitwas van topsport. Erover praten: ja. Benoemen: oké. Maar toch niet aanklagen?

Magerzucht ís een fenomeen in de sport. Topsport ís balanceren op het randje of er net over, ook inzake gewicht. Met alle gevaren daaraan verbonden: denk maar aan de vele breuken in het wielrennen of de kreupele ruggen van de turnsters uit de jaren tachtig en negentig. We weten inmiddels dat de strijd tegen het gewicht bij topsport hoort.

Daarom begreep ik het belang van de recente interviews met atlete Louise Carton over haar eetstoornis ook niet zo goed. Om de topsport te behoeden? Meisjes, jongens, TikTok’ers, wakker worden: topsport is georganiseerde uitwas en gereglementeerd onrecht in competitieverband, punt aan de lijn.

Omdat anorexia misschien een maatschappelijk probleem is? Zou kunnen, maar willen we eens tellen hoeveel mensen er per jaar doodgaan aan anorexia en hoeveel er het loodje leggen omdat ze te dik zijn/waren? Rare maatschappij die te magere mensen moet bewenen en te dikke mensen niet mag responsabiliseren. In de topsport mag dat laatste wel, móét dat. Te mager of te dik, wie de strijd tegen de kilo’s niet aankan zit óf in de verkeerde sport/gewichtsklasse, óf heeft niet het juiste karakter of lichaam. Die zal het erg lastig krijgen. Amerikanen hebben daarvoor een mooi devies: als je de hitte niet kunt verdragen, blijf je beter uit de keuken.”

 

20200118_De-Morgen_p-19-mail

Column Anderlecht in De Morgen van woensdag 15 jan 2020

Meer bestuurders, CEO’s en raadgevers dan spelers

Royal Sporting Club Anderlecht is al omschreven als duiventil, krabbenmand, afgeleefd instituut, uitgewoonde villa, zottenkot… Paardjesmolen kan daar nog bij, toch? Nu springen Karel Van Eetvelt, Wouter Vandenhaute en in mindere mate ook Patrick Lefevere en Philippe Close op de paars-witte carrousel.

Burgemeester Close in de raad van bestuur van Anderlecht, dat is een hele slimme zet. Anderlecht is Brussel en Brussel is Anderlecht. Die stadionplannen, let maar op. Maar Lefevere naast Close? Nu is hij ineens weer Anderlecht-supporter, terwijl hij in de Krant van West-Vlaanderen voor Nieuwjaar nog bezwoer dat hij dat juist niet was en hij toch vooral de laatste jaren op Club te zien was. Er is geen objectieve reden om aan te nemen dat een succesvol wielermanager aan het voetbal iets zou kunnen toevoegen.

Vandenhaute dan. Die wilde eerst eigenaar worden van Anderlecht (maar het werd Coucke). Hij wil al langer een rol van betekenis spelen in het voetbal: Beerschot stond ooit op zijn verlanglijst en bij Gent zag hij onlangs ook wel mogelijkheden. Nu zit hij alsnog bij zijn oude liefde. Niet als bestuurder, maar als extern adviseur van de CEO (zie verder).

Wat hem betreft, dient zich misschien wel een klein probleem aan en dat kan ook groot worden: het heet belangenvermenging. Vandenhaute is naast televisiebaas (biedend op rechten) ook nog eens mede-eigenaar van Let’s Play, een filiaal op de transfermarkt.

Marc Coucke zei vorig jaar in het parlement: “Er is maar één echt probleem: dat van de makelaars, een subsector zonder enige regulering met enorme uitwassen.” En haalt prompt een makelaar binnen om zijn CEO te adviseren. Identiek wat Mogi Bayat deed voor Herman Van Holsbeeck. Voor hij echt boos wordt: Vandenhaute is nog nooit op belangenvermenging betrapt en verdient het voordeel van de twijfel.

Van Anderlecht was bekend dat het te veel spelers had, maar inmiddels heeft het meer bestuurders, managers, CEO’s, sportieve en andere directeuren en raadgevers dan spelers. Verwacht de komende weken en maanden nog maar een aantal verschuivingen, demoties en afdankingen.

Wat Van Eetvelt dan weer bezielde om zijn derde job in drie jaar aan te nemen, tussendoor de CD&V te polsen of ze hem als voorzitter zagen zitten (neen), vervolgens een politieke beweging op te richten (ook niet of toch wel, het is niet zeker) en nu op Anderlecht
te springen, ook dat is een raadsel. Kan het iets anders zijn dan een late midlifecrisis? Of is het gewoon back to the roots? Net als Vandenhaute is Van Eetvelt een licentiaat lichamelijk opvoeding en sportfreak.

O ja, zondag komt Club Brugge op bezoek. Gaat het mis – en waarom zou het goed gaan? -, Wouter of geen Wouter, Karel of geen Karel, Vincent of geen Vincent, Marc of geen Marc, dan steken die fans toch gewoon weer het kot in brand.

 

20200115_De-Morgen_p-4-mail

Column WAANZIN over de Brugse stadionplannen in De Morgen van maandag 13 jan 2020

Waanzin

Even voor de lol: open Google Maps, tik Jan Breydelstadion in en zet dan de kaartoptie op satelliet. U ziet daar het huidige stadion, ingesloten door een woonwijk, maar op een redelijke afstand van de huizen. De naaste buren zijn de doden van de begraafplaats van Sint-Andries en het provinciaal zwemcomplex Lago. Onderin links van het huidige stadion zou het nieuwe moeten komen, waarbij de rechterbovenhoek van het nieuwe stadion zal palen aan die linksonder van het bestaande stadion.

Eerste reactie: is daar wel plek voor een stadion dat een kwart tot misschien de helft groter zal zijn in oppervlakte dan wat er nu staat?

Tweede reactie: wat met de bewoners van de Lange Molenstraat en de Doornstraat die niet langer een stadion op honderd meter van hun huizen hebben, dertien jaar lang lekker zijn gemaakt met het vooruitzicht dat het onding zou verdwijnen, maar nu alsnog een mastodont zullen zien verrijzen, in hun achtertuintje nog wel, daar waar voordien hooguit een verdwaalde voetbal belandde afkomstig van de aanpalende oefenveldjes.

Wat het stadsbestuur en Club Brugge vrijdagochtend heeft bezield om al die bewoners (inclusief de Club-fans), de voetbalburen van Cercle, maar erger, ook de provincie en de Vlaamse overheid in snelheid te pakken en in de gordijnen te jagen, dat weet niemand. Er doen wat theorieën de ronde en die komen allemaal op hetzelfde neer: dit is zo’n waanzinnig, onrealistisch plan dat er meer moet achter steken, bijvoorbeeld een tactische zet om de impasse rond de gronden aan de Blankenbergse Steenweg te deblokkeren.

Wat is nu die waanzin? Ten eerste dat de stad Brugge, omdat Cercle en Club niet door één deur kunnen, twee eersteklassestadions wil (laten) bouwen en gedurende een jaar of twee zelfs drie voetbalstadions op zijn grondgebied zal hebben.

Drie? Jawel drie. Jan Breydel wordt niet afgebroken vóór het nieuwe er staat. En als het nieuwe er staat, wordt Jan Breydel nog niet afgebroken zolang er geen ander stadion is voor Cercle Brugge, waarvoor langs de Blankenbergse Steenweg zou worden gebouwd. Maar dat is juist die plek waar voorlopig alles blokkeert en niet mag worden gebouwd, een dossier dat momenteel bij de Raad van State ligt. (Die impasse wordt mee in stand gehouden door Paul Gheysens van Ghelamco en Antwerp FC, die daar in een opportunistische bui ooit gronden heeft gekocht en die niet wil vrijgeven, wat niet erg netjes is, maar het is nu eenmaal zo.)

Ten tweede: het huidige stadion van 29.000 plaatsen leidt bij elke thuiswedstrijd van Club Brugge tot het grootste lokaal verkeersinfarct in België. Het nieuwe stadion van 40.000 – en reken maar dat het vaak vol zal zitten – zal een derde meer auto’s aanzuigen want zoals bekend komen de blauw-zwarte fans van overal in Vlaanderen noodgedwongen met de auto omdat het stadion nu eenmaal ver van een station ligt en Club noch de stad heeft ingezet op een mobiliteitsplan. Of toch, één keer wel en het heeft gewerkt: dat was voor twee wedstrijden van Euro 2000, toen voor 25.000 toeschouwers, niet voor 40.000.

Het beste aan de Brugse plannen is niet dat Club een nieuw stadion zou krijgen want dat kan de Belgische voetbalmarkt ontwrichten, maar wel dat het oude gedrocht zou verdwijnen uit het woongebied waar het nooit had mogen worden gebouwd. Uitgerekend het enige positieve gaat nu op de schop.

Nu even praktisch. Als we de omgevingsvergunning (dat is de bouw – en milieuvergunning samengevoegd) tegen de zomer kunnen indienen en tegen het eind van het jaar rond krijgen, dan kunnen we in 2022-2023 in het nieuwe stadion spelen. Dat zei Bart Verhaeghe. Je hebt vooruitgangsoptimisten en je hebt dagdromers. Bart Verhaeghe behoort tot die laatste soort.

Het enige voordeel van het Brugs dossier is dat er geen bestemmingswijziging voor de gronden moet komen, maar daar houdt het op. Verder zijn er alleen maar nadelen en hinderpalen: bijvoorbeeld dat het zo’n groot project wordt dat er een mobiliteitseffectenrapport of MOBER aan te pas zal komen, waardoor het dossier onttrokken wordt aan de stad en bij de provincie terechtkomt. De doorloop van zo’n dossier duurt maanden, soms zelfs jaren in complexe gevallen zoals deze.

Er zal dus een openbaar onderzoek moeten gebeuren en daar wringt opnieuw een schoentje, meer dan één. Alle belanghebbenden kunnen zich dan mengen in de procedure en de zaak tot de Raad voor Vergunningsbetwistingen (een afsplitsing van de Raad van State) brengen, iets wat nog eens jaren kan aanslepen. 2022-2023? Ze bedoelden 2032-2033 allicht.

 

20200113_De-Morgen_p-19-mail

Column WK-zonder-Mathieu in De Morgen van 15 jan 2020

WK-zonder-Mathieu

Wordt u ook badend in het zweet wakker, piekerend over wie zich zondag op het strand van Sint-Anneke tot kampioen kroont? Voelt u de spanning ook al? Neen? Jammer hé, hier ook niet. Maar het bevreemdt wel, dat opgeklopte gedoe, nu al dagenlang, over wie het WK-veldrijden-zonder-Mathieu zal winnen.

Ergens stond dat jongens als Eli Iserbyt, Laurens Sweeck of Tim Merlier ineens startpremies tot 10.000 euro per wedstrijd zouden kunnen vragen. Als ze tenminste dat WK-zonder-Mathieu zouden winnen en een jaar in een tricolore kampioenentrui zouden mogen rijden. Zou, zou, zou… Voor Mathieu van der Poel zelf verandert er niks. Hij vangt tot wel 12.000 euro voor een cross vertelde mij een oud-crosser die ik in Brussel vorige week tegen het lijf liep. Een andere bezwoer mij dan weer dat hij niet onder de 15.000 ging en van een tv-mens heb ik zelfs al 20.000 euro gehoord.

Er zijn niet te veel sporters en alvast geen wielrenners die zoveel worden betaald voor een openbare intensieve training als Mathieu van der Poel. Die plant in het weekend een uur submaximaal gelardeerd met blokjes en halfweg rijdt hij in een van die blokjes alles wat nog in zijn wiel hangt in de vernieling. Gaat het daarna te snel en is het niet leuk meer voor het publiek, dan speelt hij dat hij een fout maakt en valt gecontroleerd, zodat de anderen weer op zijn wiel kunnen komen. In een volgend blokje is het dan definitief prijs. Iedereen content, en kassa.

Mathieu doet zeker niet mee want hij mag dan al klinken als een Noorderkempense Belg, hij heeft een Nederlandse identiteitskaart. Daarom de vraag: is 10.000 euro startpremie voor the best of the rest niet wat overdreven? Wout van Aert, ook met Nederlandse roots en rijdend voor een Nederlandse ploeg maar wel een echte Belg, doet ook al niet mee voor de prijzen en die is wel van het kaliber Mathieu.

Wel even met twee woorden spreken: Wout van Aert speelt normaal niet mee voor de prijzen, maar die jongen is zo’n klasbak en die nationale trui is zo gegeerd en de rest zal zo naar elkaar kijken, met name die drie van die ene ploeg (zie verder), dat Van Aert de dark horse is van het WK-zonder-Mathieu aan ’t strand van Sint-Anneke.

Nu gebeurden er in de loop van de voorbije weken wel een aantal wereldschokkende dingen in het crosswereldje en die zullen – volgens de gespecialiseerde pers – hun invloed hebben. Neem nu de benen van Tim Merlier. Die heeft een lief: Cameron Vandenbroucke, dochter van de betreurde Frank. Met plotse liefde kan het twee kanten uit: of de benen zijn van fluweel en het wordt niks, of ze zijn van staal en Merlier vliegt zoals ooit in de Vuelta zijn schoonvader die hij nooit heeft gekend. (Al was daar in zijn geval misschien nog wat anders in het spel.)

Iemand met veel kilometers in het veldrijden beweerde begin december al dat Merlier het WK-zonder-Mathieu ging winnen. Dat zou een unicum zijn: nog nooit mocht een renner in hetzelfde seizoen de tricolore trui op de weg en in het veld dragen.

Er was nog gedoe. Tussen Michael Vanthourenhout, Laurens Sweeck en Eli Iserbyt met name. De ene verweet de andere dat hij op zijn wiel reed en niet had meegeholpen om een gat te dichten, erger nog, zelfs een gat had dichtgereden met een concurrent in het wiel. Naar het schijnt pakt de mayonaise weer – hebt u ‘em? – bij Pauwels Sauzen-Bingoal (de naam alleen al) en is een en ander uitgepraat. Welnu, reken maar van niet. Donderdag stond in de krant hoe dat moet gaan: we mogen alleen achter elkaar rijden als er geen concurrent meekomt. Maar elkaar helpen, dat doen we niet, tenzij we ons niet te best meer voelen. Met dien verstande dat in dat laatste geval ook helpen niet meer kan, maar dat zeggen ze er niet bij.

Om de druk wat af te houden is er een bliksemafleider gezocht. Toon Aerts die moeilijk vooruit geraakt met zijn ribben, dat verhaal geloven de mayonaisemannen niet. Iserbyt had eens een maat en die had eens één gebroken rib en die kon eens een week zijn bed niet uit. Dat Aerts met drie gebroken ribben kan fietsen, daar loopt slimme Eli niet in.

Ten slotte hoorde ik in Brussel van een oud terugkerend fenomeen. Men stelde mij de vraag wat ik ervan vond dat een aantal toppers de Spaanse zon ineens verkoos boven rijden in de DVV-trofee. En of dat niet te maken had met even uit competitie verdwijnen, kwestie van met corticoïden te kunnen klooien. Als er morgen een wint die nog geen platte prijs heeft gereden, dan wordt het interessant.

 

20200111_De-Morgen_p-19-mail

Verhaal over Saoedi-Arabië en sportswashing in De Morgen van11 januari 2020

Sportswashing in de woestijn

Zijn ze gek van sport, willen ze hun imago opsmukken of is het geopolitiek? In Saudi-Arabië is het een beetje van alles. Ze hebben geld met hopen, waardoor ze zich zelfs de Spaanse supercup kunnen veroorloven.

De grote Fernando Alonso lag van de week in de Arabische woestijn onder zijn Toyota Hilux, om zijn kapotte ophanging te repareren. Ergens tussen Al Wajh en het futuristische Neom was een foute rots voor zijn wielen opgedoken. Alonso is niet langer topfavoriet in de Dakar. Ooit reed die rally van Parijs naar Dakar in Senegal, vanaf 1994 werd het een bijna louter Afrikaanse affaire. Tussen 2009 en 2019 week de organisatie uit naar het veiligere Zuid-Amerika. Een beetje cynisch dat een event dat (beweert dat het) Afrika mijdt omwille van aanslagen nu bij een van de (vermeende) sponsoren van islamistisch geweld te gast is. De Dakar duurt nog tot 17 januari.

Die was net vertrokken uit Jeddah toen de eerste vliegtuigen met daarin delegaties van vier Spaanse topvoetbalclubs landden. Zij zijn woensdag begonnen aan een vierhoekstoernooi, de Spaanse Supercopa. Normaal is dat de kampioen tegen de bekerwinnaar. Om voor iedereen de trip naar het Midden-Oosten wat te stofferen – niet het minst voor de gastheer – werden ook uitgenodigd: Valencia (verkiezend finalist van de Copa del Rey), Atlético de Madrid (tweede in La Liga) en uiteraard Real Madrid, hoewel vorig seizoen geen platte prijs gehaald. De finale wordt zondag gespeeld tussen Real en Atlético, een Madrileense stadsderby in de woestijn.

De Saudi’s hebben daar flink voor betaald: minimaal 8,9 miljoen euro voor de deelnemers en 12 miljoen voor wie de finale haalt. De Spaanse voetbalbond krijgt een kleine 8 miljoen toegestopt en noch de clubs noch de Spaanse bond hebben zich verder vragen gesteld, ook niet toen hun fans afhaakten voor de trip.

De vragen rond mensenrechten werden afgewimpeld. Jamal Khashoggi, iemand? De onderdrukking van de vrouw? De vele gevangenisstraffen zonder proces? De publieke onthoofdingen (146 in 2019 aldus Amnesty International)? Of misschien de nu al vijf jaar durende bombardementen in Jemen? Nooit van gehoord in Voetballand en bij uitbreiding op Planeet Sport. Als kroonprins Mohammad bin Salman – beter bekend als MBS – namens zijn General Sports Authority roept (en betaalt), geeft de sport present.

Jamal Ahmad Khashoggi was de Saudi-Arabische journalist die in oktober 2018 op gruwelijke wijze werd vermoord in de Saudische ambassade in Istanbul. Een documentaire van het Amerikaanse PBS toonde haarfijn aan dat alle betrokkenen bij de moord uit de inner circle van Mohammad bin Salman kwamen.

MBS is de kroonprins, de zoon van de koning en de de facto leider van de oliestaat. Hij regeert als een verlicht despoot en staat mondjesmaat versoepelingen van de strenge wahabitische of salafistische leefregels toe. Zo mogen vrouwen inmiddels van hem met een auto rijden. Sinds 2012 kunnen Saudische vrouwen ook deelnemen aan de Olympische Spelen, zij het onderworpen aan de strenge kledingvoorschriften.

Na de dood van Khashoggi was opgeroepen om Saudi-Arabië links te laten liggen en in de sport te boycotten. Kort daarna, terwijl alle gruwelijke details aan de oppervlakte kwamen, ging een internationaal golftoernooi vrolijk door. Volgend jaar wil de European Tour Riyad aandoen voor een toernooi. Topper Phil Mickelson argumenteerde zijn deelname met “ik ga daar spelen omdat ik dat land dan ook eens heb gezien”. Tegen een Britse journalist die hem daarop aansprak, antwoordde hij: “You do you, I’m gonna do me.”

Andere golfers waren duidelijker: “Wij spelen golf, wij zijn geen politici.” Bedekte vrouwen

Tiger Woods en Rory McIlroy lieten de 2,2 miljoen euro startpremie wel schieten. De Noord-Ier McIlroy zei onomwonden: “Dit is een moraliteitskwestie. We komen in wel meer landen waar wat mis mee is, maar dáár speel ik niet.”

Opvallend, in maart landt de European Ladies Tour in Jeddah. Vrouwen die zich in het openbaar vertonen, zijn in Saudi-Arabië verplicht zich helemaal te bedekken. De klassieke golftenues voor vrouwen bij dertig graden en meer zijn topjes en shorts. Dat wordt schipperen maar toch vooral veel zweten.

Wat vrouwensport in Saudi-Arabië betreft, is er één precedent. De eerste – naar Arabische begrippen – grote competitie die haar tenten opsloeg in Saudi-Arabië was in 2018 de WWE, een van de professionele worstelbonden uit de VS. In oktober van vorig jaar was het al meteen de beurt aan de worstelende vrouwen. De zaal zat afgeladen vol (met mannen) en die zagen geen blote schouders of billen maar op een hoofddoek na volledig bedekte Amerikaanse worstelaars die afwisselend deden of ze elkaar sloopten.

Saudi-Arabië is een voetballand, geen sportland. Ondanks 34 miljoen inwoners en een flink uit de kluiten gewassen bnp heeft het amper drie medailles (nooit goud) behaald op alle Olympische Spelen sinds 1896. Alleen voetbal telt en het nationale team haalt af en toe de World Cup, waar ze al eens wonnen van België (in 1994 in de VS). In Rusland vorig jaar wonnen ze in de groepsfase nog van Egypte, die andere grote macht in het Midden-Oosten. Hun WK was geslaagd.

In tegenstelling tot andere staten in de Golf was het tot voor kort ook niet geïnteresseerd in andere sporten. Sinds de promotie van MBS tot kroonprins is daar verandering in gekomen en steeds volgens dezelfde logica: “Wij willen sport naar ons land halen en dat mag kosten wat het wil.” Sportevenementen zijn duur, maar geld is voor het huis van Saud (geschat vermogen: 1.500 miljard euro) geen probleem.

In de Clash of the Dunes begin december gaf wereldkampioen zwaargewichten Andy Ruiz de Brit Anthony Joshua partij. De Brit heroverde zijn eerder verloren kampioensgordel in de nieuw gebouwde entertainmentwijk Diriyah Oasis, net buiten Riyad. Hij nam 55 miljoen euro mee naar huis.

De plotse sportgekte is puur opportunisme, sportswashing in het jargon: sport als middel om het slechte imago, meestal in verband met mensenrechten, te verdoezelen. De sport reageerde al evenzeer opportunistisch. Vorig jaar besliste de formule 1 ineens dat het gedaan moest zijn met de pitspoezen. “Waarom zo drastisch?”, vroeg het circuit zich af. Kort daarna lekte uit dat Riyad wellicht een F1-wedstrijd krijgt. Halfnaakte vrouwen op het tarmac en op de televisie, dat zou in Saudi-Arabië, waar F1 niet te zien was, niet kunnen.

Inmiddels zijn door Saudische rijkaards ook de eerste schuchtere pogingen ondernomen om Europese (voetbal)teams te kopen, maar daarmee zijn ze hopeloos te laat. De bekendste is Abdullah bin Mosaad bin Abdulaziz al Saud, niet alleen de eigenaar van Sheffield United dat dit jaar in de Premier League uitkomt, maar ook voor de helft eigenaar van Beerschot. Abdullah bin Mosaad, in Antwerpse voetbalmilieus als ‘De Prins’ aangeduid, is een zakenman met banden met het koningshuis.

Mohammad bin Salman leent voorlopig alleen zijn naam aan de tweede klasse in zijn land en is nergens eigenaar van, maar is wel van plan dat te worden. Hij heeft in oktober een bod uitgebracht van 2,7 miljard euro bij de Glazer-familie om Manchester United te kopen. Daarmee wil hij de concurrentie aangaan met sjeik Mansour, die met zijn investeringsmaatschappij Abu Dhabi United Group driekwart van Manchester City bezit.

Het Public Investment Fund of Saudi Arabia, het grootste private investeringsfonds van de wereld en volledig in handen van het Huis van Saud, heeft via de subdivisie Sports Development Fund al zijn interesse laten blijken in de uitgebreide Club World Cup die de FIFA vierjaarlijks wil inrichten. De wereldvoetbalbond FIFA mikt daarvoor op een toernooi dat tussen de 25 en 50 miljard moet genereren en waartegen de teams geen neen kunnen zeggen.

Die investeringen passen in Vision 2030, die de transitie van de Arabische belangen van olie naar andere, moderne industrieën moet begeleiden. Ook de Amerikaanse profsport mag zich op interesse van de Arabieren verheugen, zo bleek uit openbaar gemaakte documenten over de buitenlandse lobbying op Amerikaans grondgebied.

Daarnaast is sport een pion in de geopolitiek en de verhoudingen in de Golf veranderen snel. Waar vroeger Qatar en Saudi-Arabië met de neuzen tegen elkaar stonden, is in die gespannen relatie onlangs een versoepeling opgetreden. Abdu Dhabi en bij uitbreiding de andere emiraten zijn de laatste maanden steeds vaker de gebeten hond voor de Saudi’s en omgekeerd.

Inmiddels weet de Planeet Sport dat Saudi-Arabië als grootmacht van het Midden-Oosten het spel hard kan spelen. Je hebt de Saudi’s alvast beter te vriend. Neem nu beoutQ, de Saudi-Arabische betaalzender die het vertikt om sportrechten te kopen maar alles illegaal capteert van het in Qatar gevestigde beIN en Eleven en daar een eigen commentaar aan toevoegt. Die piraterij begon in 2017 toen Saudi-Arabië een economische boycot tegen Qatar uitsprak. Tot dan keken de Saudi’s ook naar beIN, dat op slag uit de ether werd gehaald.

Sindsdien is alles in het werk gesteld door alle grote competities van de wereld – onder meer La Liga, dat er momenteel zijn supercup organiseert – om in Saudi-Arabië ook maar één advocaat te vinden om beoutQ aan te klagen voor piraterij. Tevergeefs. Advocaten genoeg, maar niemand wil er zich aan wagen want iedereen weet dat beoutQ gebruikmaakt van door de staat gecontroleerde infrastructuur en sterke banden heeft met het koningshuis.

 

20200111_De-Morgen_p-18-19-2-mail