Koppelbazerij
Er is vreugde in voetballand omwille van, zoals dat heet, de Europese successen: vijf op vijf Belgische clubs die zich wisten te kwalificeren voor de eindronde van de Europese competities. Dat klinkt mooi, maar tegelijk een beetje naïef. Twee jaar geleden heeft de Europese voetbalbond UEFA plotsklaps een derde Europese beker (terug) in het leven geroepen. Ineens ging het van 80 ploegen in twee Europese bekers naar 96 in drie Europese bekers.
De Conference League, zo heet die derde Europese beker. Die is op maat van landen als België – te oud en te groot voor de poppen, te jong en te klein voor de liefde van de Champions League – en dat blijkt ook weer dit jaar met maar liefst drie Belgische clubs in de Europese kneusjesbeker.
Die obsessie om Europees te spelen, ooit zal eens iemand die ballon moeten doorprikken met een studie over de investeringen die nodig zijn om op meerdere fronten actief te zijn en de kosten die daar tegenover staan. Dat geldt niet voor Antwerp en in mindere mate ook niet voor Union, die in de eerste twee Europese competities aantreden.
Voor clubs in de Conference League zijn investeringen in een grotere kern (drie, vier, vijf man extra) lastig af te dekken door meerinkomsten. Het stadionbezoek valt meestal tegen omdat de tegenstanders niet aanspreken en de spelers extra premies onderhandelen. Zo blijft de vaststelling dat Europees voetbal vooral de ijdelheid streelt van clubbesturen, trainers en ook wel een beetje de media, die zich verzekerd weten van minstens drie extra trips over de grens.
Nu, er is natuurlijk zoiets als de Europese coëfficiënt en daarin doet België het niet slecht. Vorig seizoen was België het vijfde best presterende land in het Europese voetbal. Waar dat ineens vandaan kwam, geen mens die het kan uitleggen. Het laat de kritiek op de correctie van de overheid op de (para)fiscale voordelen van het voetbal alvast erg hol klinken. In het jaar dat de Belgische clubs dat schijntje moesten opleggen, stegen ze van plaats achttien (2021-’22) naar plaats vijf op de coëfficientenranking. Omdat die over de duur van vijf jaar wordt berekend, staat België nu op plaats acht.
Die vijf op vijf is opmerkelijk omdat maar vijf landen erin zijn geslaagd al hun inschrijvingen naar de eindrondes te loodsen. Dat zijn Engeland, Italië, Duitsland en Frankrijk samen met België, dat het vijfde grote voetballand (Spanje) zijn achtste vertegenwoordiger afpakte toen Club het haalde van Osasuna.
Overigens ligt die puntentelling voor de coëfficiëntenlijst zwaar onder vuur van de grote voetballanden. Zij willen dat presteren in de Champions League extra wordt beloond. Het is een beetje raar dat straks een eventuele Champions League-overwinning van Antwerp in Barcelona evenveel punten waard is als een overwinning van Club bij Lugano in de Conference League.
Over die Europese successen ging het gisteren in de media en zal het vandaag nog gaan, en ook het vernieuwde Extra Time zal zich wentelen in deze genoegzaamheid. Dat Extra Time is een maand na de start van de competitie wakker geworden. Mogen we dat een lichtelijke vorm van journalistieke luiheid noemen?
Het programma heeft nu een spelverdeler die geen presentator wil worden genoemd. Dat wordt erg spannend in aflevering één: of een aap met een hoedje erin slaagt om geen aap te zijn. Het is te hopen dat de spelverdeler, die onnavolgbaar was als spits, ook een bal in de diepte stuurt naar zichzelf en zich afvraagt waarom niemand in het Belgische voetbal valt over een transfer van 25 miljoen euro en 5 miljoen eventuele bonussen.
De duurste inkomende transfer in de geschiedenis van het Belgische voetbal kwam op naam van promovendus RWDM. Hoe de negentienjarige Ernest Nuamah geen minuut in Molenbeek zal voetballen omdat hij meteen wordt doorverhuurd aan Olympique Lyonnais is je reinste koppelbazerij.
Lyon, dat met John Textor dezelfde eigenaar heeft als RWDM, heeft financiële zorgen en is onderhevig aan strenge Franse financial fair play-regels. Nuamah kopen op de Franse rekening, dat mocht niet. Textor heeft dan maar de club uit Molenbeek als omweg gebruikt en leent de speler uit aan zijn hoofdclub.
Voor wie er nog mocht aan twijfelen wat de finaliteit is van het Belgische voetbal en waarom zoveel buitenlanders interesse hebben in onze clubs: dat is uitzendarbeid, koppelbazerij en mensenhandel, rijkelijk gesubsidieerd met fiscale en parafiscale voordelen. En geen haan – niet de Pro League, niet de voetbalbond, niet de overheid – die ernaar kraait.