
Gentse Zesdaagse
Mijn vader zaliger was correspondent voor een aantal Franstalige kranten. Dat omvatte verslagen van La Gantoise en Racing de Gand, van een occasionele atletiekmeeting, maar ook de Six Jours de Gand.
Pa stonk als hij naar de zesdaagse was geweest. Juister: het hele huis stonk als ik de volgende ochtend opstond. Naar rook, van sigaretten, sigaren, van alles door elkaar en hij rookte en dronk niet. Mij leek die zesdaagse een café waar ook aan sport werd gedaan. Dat was van een afstand bekeken en op hele jonge leeftijd. Ik zat er niet ver naast.
Niettemin lag op een ochtend naast mijn hoofdeinde een heel mooi cadeau. Pa had op de zesdaagse zijn stoute schoenen aangetrokken en was naar het hokje van het illustere duo Merckx-Sercu gestapt met de vraag om een foto te signeren. Ergens moet ik die nog hebben, ik kan mij niet inbeelden dat ik die ooit zou hebben weggegooid. “Voor Hans”, zo stond het er, en daaronder de krabbel van Eddy de Grote.
Gisteren had ik op de zesdaagse kunnen zitten, vip, uitgenodigd door een vriend. Ik kon niet. Andere verplichtingen. Ik schreef dit stukje vanop het vliegtuig naar eerst Istanbul en daarna Antalya, alwaar we een bus onder onze kont hebben gekregen die ons naar Belek bracht, het oord waar de Belgische olympische ploeg nu al een paar jaar verzamelt met het oog op de Spelen.
Jawel, u las het goed, Eddy Merckx heeft nog zesdaagsen gereden, samen met de (op de wielerbaan) nog grotere Patrick Sercu, die in tegenstelling tot Merckx wel ooit olympisch goud heeft gewonnen. In de jaren vijftig reden en wonnen klassieke renners als Rik Van Looy, Rik Van Steenbergen en Fred De Bruyne in Gent. De jaren zestig, zeventig en tachtig waren de jaren van Sercu, maar wie toen ook allemaal de revue passeerde en won: Merckx, Van Looy, Jempi Monseré, Roger De Vlaeminck, samen hebben die zowat alle wielerwedstrijden van hun tijd gewonnen en meer dan één keer. En toen was het afgelopen.
De zesdaagse van Gent werd vanaf de jaren tachtig gewonnen door B- en C-renners als Etienne De Wilde, Stan Tourné, Danny Clark en Don Allen. In de jaren negentig werd het er niet beter op. Geen enkele winnaar van een zesdaagse kwam aan de enkels van hun illustere voorgangers, met uitzondering van die passage van Mark Cavendish en Bradley Wiggins in 2016.
Deze week las ik een verhaal over en met Iljo Keisse. Iljo verdient respect voor hoe hij zichzelf heeft heruitgevonden als renner, maar wie hem de titel van keizer van de Gentse zesdaagse geeft, moet zijn historisch kompas laten nakijken. Iljo heeft zijn best gedaan, het Gentse publiek vermaakt, zeven keer gewonnen, maar de keizer van Gent blijft Patrick Sercu en niemand anders. Sercu (11 keer gewonnen in Gent op 88 keer winst in zesdaagsen) heeft op de weg ook nooit een klassieker gewonnen maar wel 6 ritten in de Tour en 13 in de Giro.
Nadat Keisse op last van Patrick Lefevere van de weg een prioriteit had gemaakt, ging het nog sneller bergaf met de kwaliteit op de baan. De koning van de Gentse zesdaagse werd plots Kenny De Ketele. Het is maar hoe je het bekijkt, dat koningschap, maar De Ketele heeft zijn hele leven voor (Top)Sport Vlaanderen gereden. Tot zijn 36ste in een opleidingsploeg, dat was niet uit vrije wil maar omdat geen enkele andere wielerploeg hem ooit is komen halen zoals wel Keisse, Jasper De Buyst en recent Robbe Ghys en Fabio Van den Bossche.
De zesdaagse is in 2015 omschreven als een dinosaurus, met uitsterven bedreigd. In dat jaar bleef Gent samen met Berlijn, Kopenhagen, Bremen en Rotterdam als enige over op de zesdaagsenkalender. Vandaag zijn dat nog Gent en Rotterdam. De al uitgestorven dino’s hebben met de moderne DNA-technieken een betere kans op een doorstart dan de uitstervende zesdaagsen.
Wie zich amuseert op de Gentse zesdaagse, be my guest, maar maak niet de fout te denken dat het over topsport gaat. De Gentse zesdaagse is in de eerste plaats een hospitality-happening, de Gentse Winterfeesten mét studenten. Zodoende is het vooral een kaskoe voor organisator Golazo.
Zoals gymnastiek zich verhoudt tot circus, zo verhoudt baanwielrennen zich tot de zesdaagse. Die voegt niks toe aan de topsport baanwielrennen, wel integendeel. Dat bleek nog op de laatste twee Olympische Spelen die ploegkoers op het programma hadden. De keizers en koningen van die Gentse hobbelpiste van 166 meter kwamen zowel in Peking in 2008 als in Tokio in 2021 op een echte olympische baan van 250 meter tekort om die ene laatste ronde te nemen. Ghys-Van Den Bossche volgende zomer in Parijs, dat zou het kunnen worden, de eerste ploegkoersmedaille in twintig jaar.