Column Europese Kampioenschappen in De Morgen van 15 januari 2024

Europese Kampioenschappen

Ooit, in een niet zo heel ver verleden, viel in de eerste weken van de januarimaand weinig te beleven op sportief vlak. Van Belgische triomfen was al helemaal geen sprake, of het moest het BK modderrijden/ploeteren zijn. Dat had en heeft nog steeds het niet te versmaden voordeel dat alleen maar Belgen kunnen winnen. Altijd feest zonder die ‘Ollanders’, zoals gisteren in Meulebeke.

Zaterdag opende de VRT zijn journaal met de gouden en bronzen medaille van de Belgische kunstschaatsters Loena Hendrickx en Nina Pinzarrone op het EK. Het laatavondjournaal werd dan weer opgehangen aan de stunt van baanwielrenster Lotte Kopecky, die in twee opeenvolgende nummers Europees goud won en de twee bronzen medailles van broer en zus Desmet in het shorttrack.

Is er sprake van een trendbreuk? Zijn wij een topsportland geworden?

Het antwoord is meerlagig. Eerst deze heel positieve vaststelling: de Belgische topsport is erop vooruitgegaan, vooral met dank aan de Vlaamse topsport. De resultaten zijn deze eeuw onmiskenbaar beter dan de vorige en ze komen vooral op het conto van vrouwen. Dat laatste is dan weer te verklaren door de grotere progressiemarge in de vrouwensport, het gevolg van een historische achterstand en het mindere aanbod aan atleten.

Het is wat het is: België gaat erop vooruit. Hoewel, er blijft nog steeds de lichtjes ongemakkelijke vaststelling dat de zes medailles van Atlanta in 1996 minstens evenveel waard waren als de zeven van Tokio in 2021. Hoezo? Welnu, in die 25 jaar zijn een kwart meer olympische medailles te winnen.

Omdat de resultaten beter zijn, wil men nog wel eens het bredere plaatje uit het oog verliezen en van elke prijs een wereldwonder maken. Neem nu het EK baanwielrennen en het EK kunstschaatsen. Die worden elk jaar georganiseerd. Jaarlijkse EK’s worden op de internationale waardenschaal lager ingeschat dan tweejaarlijkse Europese kampioenschappen (atletiek, zwemmen) of vierjaarlijkse (voetbal). EK’s zijn de norm niet meer.

En er is nog iets waardoor je het best een slag om de arm houdt. Een EK in een olympisch jaar is doorgaans niet al te sterk bezet en de toppers die er wel zijn, pieken niet voor de volle honderd procent. Dat doet niets af aan de prestatie van Lotte Kopecky zaterdagavond. Die reed daar in haar wereldkampioenentrui in twee opeenvolgende wedstrijden het hele veld choco.

Niet om de pretbederver uit te hangen, maar er is nog een dingetje. België is zesde geëindigd op dat EK en won zes medailles. Nederland pakte er ook zes. Alleen de bronzen van Fabio Van den Bossche in het omnium en de zilveren medaille in de ploegkoers zijn behaald op olympische nummers. De Nederlandse medailles komen op één na allemaal uit olympische nummers. In het jaar van de Spelen kan dat een klein teken aan de wand zijn omdat sportlanden die zichzelf serieus nemen juist zwaar inzetten op olympische nummers.

Over naar die twee medailles van het kunstschaatsen. Het journaal ermee openen, ach, als in deze tijden van wereldellende (Gaza, Jemen, Oekraïne) het dorp België iets heeft om blij van te worden, waarom ook niet?

Het was wel verheugend dat de VRT-reporter die de weg naar Litouwen had gevonden ook de vraag stelde die moest gesteld worden: wat Loena, als de Russinnen hier wel waren geweest? Nog verheugender was het antwoord van Loena Hendrickx: “Dan stond ik niet op het podium, maar toch ga ik van deze gouden medaille heel hard genieten.” Goudeerlijke taal.

Hoe dat dan zit met het WK van maart in Japan, in Saitama, dezelfde hal waar de Belgian Cats hun olympische medaillekansen vergooiden? Hendrickx is al een keer tweede en derde van de wereld geweest (ook zonder Russinnen) maar is ook daar realistisch: “Goud? Alleen als de Japanse Sakamato valt en ik perfect schaats.”

Ondanks al die medailles blijft België een topsportwoestijn waar men de prioriteiten niet altijd op een rijtje heeft. Wat hebben Bart Swings en collega-langebaanschaatsers, de shorttrackers en de kunstschaatsters gemeen? Dat ze ofwel helemaal niet (Swings), of met veel moeite (alle anderen) in eigen land terechtkunnen om hun beroep uit te oefenen waar ze zo goed in zijn.

Zou er ergens een ander land zijn dat zo goed en vaak scoort in om het even welke sport zonder aangepaste topsportinfrastructuur? De baanwielrenners hebben hun tweede wielerbaan gekregen waar ze zo om smeekten. Terecht. In Zolder is vast nog plaats voor een topsportijshal. Die zal een cent kosten en ze zal niets opbrengen, maar dat geldt ook voor alle wielerbanen en alle vijftigmeterzwembaden.