Column Staatlozen in De Morgen van maandag 18 maart 2024

Staatlozen

Het is niet anders, we moeten het nog eens over de Russen hebben, en of die al of niet, en hoe dan wel en waar, iets mogen te maken hebben met de Olympische Spelen. Naar mij wordt niet geluisterd, maar ik zeg het toch: van mij mogen alle Russen thuisblijven.

Waarom moeten we het weer over de Russen hebben, hier en nu? Omdat morgen het Internationaal Olympisch Comité (IOC) zich in de executive board zal buigen over de kwestie of en hoe de neutrale Russische en Wit-Russische atleten mogen deelnemen aan de openingsceremonie.

Dit is nu de stand van zaken. Russen en Wit-Russen mogen deelnemen aan de Olympische Spelen als neutrale atleten. Geen nationaal volkslied, niet de Russische kleuren uitdragen en niet in team optreden. Officieel heet dat statuut independent olympic athlete (IOP) en het is voorbehouden voor de staatlozen en voor wie woont in een land waarvan het nationale olympisch comité is geschorst.

Dat laatste is het geval voor het ROC, het Russische olympisch comité. Niet elke Rus kan IOP’er zijn. Neen, ze mogen niks te maken hebben met het leger, ook nooit de oorlog tegen Oekraïne openlijk hebben gesteund en geen actief deel uitmaken van de sportieve achterban van Vladimir Poetin.

Dat laatste is lastig, want sportfanaat Poetin trekt elke Rus of Russin die een sportief prijsje heeft behaald meteen tegen zijn gilet. Russische teams zijn sowieso niet toegelaten. In de realiteit van vandaag bestaat Rusland niet voor de olympische beweging. Het ROC is nog eens apart geschorst nadat het in de bezette gebieden in Oekraïne Russische olympische structuren heeft opgezet of die van Oekraïne heeft ingepalmd.

Het IOC had dat graag anders gezien en had maar al te graag de truc van Tokio uitgehaald. In 2021 was er nog geen sprake van een inval in Oekraïne (hoewel de Krim al sinds 2014 was bezet) maar waren de Russen gestraft omwille van dopingvergrijpen. De Russische atleten konden ook dan niet deelnemen onder de vlag van de Russische Federatie maar wel als Russian olympic committee athletes.

Dat werd toen als windowdressing aangezien, maar het hakte er wel aardig in. Dat bij de twintig gouden plakken van Russen evenveel keer het eerste pianoconcerto van Tsjaikovski werd gespeeld in plaats van het (met excuses maar het is niet anders) mooiste volkslied ooit was een nederlaag. Nu, in het thuisland dubden ze Tsjaikovski en speelden er vrolijk het volkslied overheen. Wellicht wordt het in Parijs niet eens Tsjaikovski maar de olympische hymne. Op voorwaarde dat er Russen zijn en op voorwaarde dat ze goud winnen.

In de aanloop naar het executief van morgen zijn wat schoten voor de boeg gelost. Het Internationaal Paralympisch Comité, dat zich altijd wil afzetten van het Internationaal Olympisch Comité, heeft al gezegd dat het geen Russen en Wit-Russen in zijn openingsceremonie duldt. Maar de Paralympische Spelen met hun groot lawaai boksen hier duidelijk boven hun gewicht. Het draait om de echte Olympische Spelen en daarvan heeft de Parijse burgemeester Anne Hidalgo recent nog gezegd dat ze liever helemaal geen Russen ziet in haar stad.

Een genereus gebaar kwam dan weer vanuit Moskou, waar werd gesteld dat een boycot van de Olympische Spelen geen seconde bij hen is opgekomen. “Wij blijven bereid om onze goede wil te tonen.” Waar werd aan toegevoegd dat het voor hun atleten geen makkelijke tweespalt is om te kiezen tussen je land of je sport verloochenen.

De verwachtingen zijn dat maar heel weinig Russen uiteindelijk in Parijs zullen aantreden, waardoor de Russische Federatie kan concluderen dat de atleten zelf hebben gekozen voor hun land. Bericht aan de moedige Russische zielen die het er toch op wagen om naar Parijs te gaan: best niet te snel naar Moedertje Rusland terugkeren.

Voorlopig worden de Russen en Wit-Russen die er wel zullen zijn niet uitgesloten van de openingsceremonie, zei Pierre-Olivier Beckers, het Belgische IOC-lid dat Parijs coördineert. Maar zoals naar ondergetekende niet wordt geluisterd in dit geopolitieke schouwspel rijst hier de vraag of Beckers daar uiteindelijk iets aan te zeggen heeft.

O ja, voor hen die het interesseert: van Israël boycotten of uitsluiten is geen sprake. Niet met een Duitse voorzitter en al helemaal niet met de historische schuld die de olympische beweging zichzelf heeft aangepraat na de Palestijnse aanslag van München 1972 op de Israëlische atleten. Wel integendeel: die aanslag wordt in Parijs herdacht op 26 juli, net voor de openingsceremonie. Handig voor tegenbetogers, die zo weten waar ze moeten zijn.

Column Belgisch voetbal in De Morgen van zaterdag 16 maart 2024

Belgisch voetbal

Laatst in gesprek met ‘Iemand’ die in het landelijke profvoetbal wil stappen.

Ik zei: “U weet toch in welke business u terechtkomt?”

‘Iemand’ keek vragend.

Ik vervolgde: “U komt terecht in een business die 200 miljoen euro aan overheidssubsidies krijgt en desondanks 200 miljoen verlies maakt. Dat alles om zeshonderd sjotters in 1A het dubbele salaris van de eerste minister van dit land te kunnen betalen.”

‘Iemand’ lachte.

Tot slot zei ik: “Eén ding moet u altijd voor ogen houden: er bestaat geen meer amorele en immorele wereld. De finaliteit van het profvoetbal is niet het verschaffen van amusement aan de gemeenschap maar verrijking door de import en export van voetbaltalent, mensenhandel dus.”

‘Iemand’ zuchtte.

Nog vermeldenswaard is dat randfiguren die aan de knoppen zitten van die mensenhandel makkelijk vijf tot tien keer meer verdienen dan onze premier. En dat het Belgische profvoetbal, precies vanwege die ongecontroleerde en onbeperkte voetbalmigratie, proportioneel de meeste buitenlandse investeerders aantrekt in Europa.Deze week heeft de voorbeeldsector Belgisch profvoetbal zich geroerd, althans de G8. Dat was nieuw. De G5 kenden we al. Later werd dat met de steile opgang van Antwerp G6 en nu is er zowaar een G8. Dat is de G5, met Union als tweede Brusselse club en de twee Waalse clubs Standard en Charleroi. Zo kom je tot acht, de helft van de huidige 1A.

Met de nadruk op huidige, want die G8 heeft laten uitschijnen dat een afslanking van de 1A van zestien naar veertien ploegen wenselijk zou zijn. Dat is correct. Meer zelfs, een reductie naar twaalf (of zelfs tien) ploegen is nog logischer als je ervan uitgaat dat een gemiddelde achterban van 1 miljoen per club het marktaandeel per club zal vergroten.

Die theorie is voor het eerst, een kwarteeuw geleden inmiddels, geponeerd in het doctoraat van sporteconoom Trudo Dejonghe, en hoewel een marktaandeel van een gezakte club niet automatisch naar een hoger gerangschikte club uit de buurt zal overgaan, houdt de theorie steek.

Dejonghe knoopte daar wel de voorwaarde aan vast dat de clubs als filialen van de grote voetbalfranchise dan geografisch beter worden ingeplant dan vandaag het geval is. Vandaar de bedenking dat tien of twaalf ploegen nog beter zou zijn, zolang Wallonië niet meer dan twee leefbare clubs op de been kan brengen.

Bovendien moeten onze clubs in het huidige systeem veertig competitiewedstrijden spelen, en dat is te veel, als je daar Europees en bekervoetbal bij rekent. Die overbelasting is trouwens de hoofdreden om het ballonnetje op te laten over een 1A met veertien ploegen, niet de economische leefbaarheid of geografische inplanting.

De G8 wil minder wedstrijden in de competitie en wil de grote koek van de televisierechten onder minder spelers verdelen. Dat laatste zou weleens kunnen tegenvallen. Delen door zestien of delen door veertien, het verschil is een slok op een borrel. En wie zegt dat de nieuwe tv-rechten evenveel zullen opbrengen als de vorige, voor minder wedstrijden? Overal in Europa staan de rechten in het thuisland onder druk.

Opvallend is natuurlijk de timing van deze actie. Algemeen wordt aangenomen dat het goed huisvaderschap is om anderhalf jaar voor het aflopen van de bestaande contracten al na te denken over hoe het nieuwe format er moet uitzien. Ongetwijfeld is dat een van de overwegingen geweest, maar de timing klopt nog meer op politiek vlak.

Het Belgische profvoetbal is als de dood dat de politiek zich nog eens zou bemoeien met de voetbalhuishouding. Nochtans heeft die daar als hoofdsponsor via gunstmaatregelen als socialelastenverlaging en belastingvermindering alle recht toe. Meer zelfs, het is haar verdomde plicht om ervoor te zorgen dat die 200 miljoen euro subsidies niet in een bodemloze put worden gestort, en die geleidelijk af te bouwen.

Alleen is het enkele maanden voor de verkiezingen nu even niet het moment om als politicus zo moedig te zijn zoals financiënminister Vincent Van Peteghem (cd&v) net na zijn aantreden. Hij probeerde de gunstmaatregelen terug te dringen, maar dat werd een slag in het water.

Voor de nieuwe minister van Financiën zich heeft ingewerkt en een idee heeft over hoe het wel zou moeten, willen de zelfverklaarde grote voetbalclubs zonder bemoeienis van de overheid hun schaapjes op het droge. Om te kunnen pochen: kijk eens overheid hoe goed wij het voor mekaar hebben, meer geld voor minder clubs en minder wedstrijden. Zodoende, maar dat zeggen ze er niet bij: meer aandacht en meer tijd voor de internationale jaarmarkt voor voetbalspelende goederen, Europees voetbal

Column Remcoooh Seizoen 4, aflevering. 1 in De Morgen van maandag 11 maart 2024

Remcoooh, Seizoen 4, Afl. 1

Als u de voorbije week op Sporza naar Parijs-Nice heeft gekeken of geluisterd, weet dan dat de renner die drie keer meer over de tong ging dan de tweede meest vernoemde en steevast met ‘Remco’ werd aangeduid, wel degelijk een familienaam heeft. Hij heet Evenepoel, geboren en woonachtig te Schepdaal.

Van zolang ik een televisie thuis heb en er koers op te zien is/was, is het iets van het wielrennen, die voornamen. Voor Fred (De Bruyne) was Eddy Eddy Merckx. Later was Tommeke Tom Boonen, Wout is Wout van Aert, Remco is Remco Evenepoel. Althans in België, waar we deze Franse gewoonte al te makkelijk hebben overgenomen.

Gelukkig blijft het hier ten lande beperkt tot voornamen. Het kan erger, zoals de debiele afkortingen die de Fransen zich in de loop van de jaren eigen hebben gemaakt: Poupou voor Poulidor, Nanard voor Bernard Thévenet, Jaja voor Jalabert, Titi voor Thierry Henry (maar dat was een voetballer) et on en oublie.

Je hoort het de laatste jaren ook weleens op de Nederlandse televisie, dit weekend nog een schaatser. En Max uiteraard, maar dat is op de commerciële tv en die zijn altijd iets coulanter. Tot voor kort werd in Nederland alleen Johan Cruijff gereduceerd tot een voornaam. Bijvoorbeeld de wielrenner Joop Zoetemelk is dat – voor zover het geheugen dat goed heeft opgeslagen – nooit overkomen. Zelfs Marco van Basten was altijd meer Van Basten dan Marco, ook na die fenomenale volley die in 1988 de Europese titel opleverde.

Het is na deze Parijs-Nice overduidelijk dat Sporza zich niet langer geneert en gewoon kleur bekent: het is toegetreden tot R.EV-fanclub. Dat wordt nog een dingetje straks met de Tour de France, in de eerste plaats voor Remco-haters. Al zullen ook neutrale kijkers er een hele kluif aan hebben om zonder Remco-indigestie de hele rittenreeks tot Nice uit te zitten.

Je zou bijna gaan hopen op een snelle exit of een snelle niet te overbruggen achterstand, maar zoals we geleerd hebben uit de Vuelta vorig jaar, zullen zelfs dan de commentatoren alles relateren aan de prestatie van het godenkind uit Brabant.

In deze Parijs-Nice moest dat godenkind zijn meerdere erkennen in de Amerikaan Matteo Jorgenson, een half jaar ouder en tweede garnituur bij Visma-Lease a Bike. Evenepoel kreeg Jorgenson er niet af in de laatste rit, maar werd met de Promenade des Anglais in zicht zomaar ongegeneerd de beste man in koers genoemd.

Nochtans was het masterplan van Soudal-QuickStep wel degelijk in Nice op één eindigen. Dat is niet helemaal gelukt. Evenepoel eindigt met de groene trui, de bergtrui en hij was gisteren combatif du jour. Bij de start van Parijs-Nice heette het nog dat hij in Frankrijk ervaring ging opdoen als wielrenner op de Franse wegen.

Het is toch een beetje een raadsel wat precies zo bijzonder en vooral apart is aan fietsen in Frankrijk. Ze rijden er ook rechts, er ligt asfalt, soms met steentjes (die verdomde routes goudronnées), ze trekken er ook gladde strepen op de weg en het regent er af en toe (zoals gisteren).

Er liggen bergen, de ene al steiler dan de andere, dus gaat het de ene keer naar beneden en dan weer naar boven, maar verder zijn de wegen inwisselbaar met andere Europese landen. Zoals ze gisteren aan de Côte d’Azur reden, dat leek op de Italiaanse kust en in Spanje vind je die topografie ook.

Als ze bedoelen dat het gejaagder koersen is in Frankrijk, dan heeft de rustige nervositeit van Parijs-Nice helemaal niks vandoen met de gekke hectiek van de Tour de France. De hoogsensitieve, op alles reagerende en af en toe de omgeving stijfvloekende Remco Evenepoel – precies dat maakt hem zo boeiend – weet echt niet wat hem straks te wachten staat.

Wat hebben we dan geleerd van deze Parijs-Nice en wat heeft ‘Remco’ geleerd? Dat hij nog wat te leren heeft, maar toch niet al te veel meer. En dat nog andere mannen in het bezit van een koersfiets een aardig stukje kunnen rijden. En toch. Matteo Jorgensen is geen Pogacar en ook geen Vingegaard, in normale omstandigheden moet hij die aankunnen.

In alle rittenwedstrijden waarin hij aan de start komt, was Remco Evenepoel kandidaat-winnaar en dat blijft zo na deze tweede plaats. In alle wedstrijden – ritten of gewone wedstrijden – is Remco Evenepoel kandidaat-aanvaller en dus kandidaat-winnaar en dat maakt hem een van de exponenten van het moderne wielrennen.

Volgende test wordt het Ardennen-drieluik na een hoogtestage. In de Amstel komt hij Mathieu van der Poel tegen en in Luik-Bastenaken-Luik Van der Poel en Tadej Pogacar. Benieuwd.

Column Klassenjustitie in De Morgen van zaterdag 9 maart 2024

Klassenjustitie

Simona Halep, voormalig nummer één in het vrouwentennis, mag met onmiddellijke ingang weer tennissen. In september 2023 kreeg ze te horen dat ze vanwege een positieve dopingtest in totaal vier jaar aan de kant zou moeten staan.

In haar urine was roxadustat gevonden, een product dat het lichaam aanzet om meer erythropoïetine en meer rode bloedlichaampjes te produceren en zo de zuurstofhuishouding te verbeteren. Hoogst verdacht, op zijn minst.

Bovendien waren een maand na de positieve plas op de US Open ook nog eens afwijkende hemoglobinewaarden vastgesteld. De International Tennis Integrity Agency (ITIA) vroeg een pittige straf van zes jaar, twee voor roxadustat en vier voor haar afwijkende biologische paspoort. Het werd vier jaar, deze week herleid tot negen maanden.

Van in het begin schreeuwde Halep dat ze niks had gedaan. Zo zijn er wel meer. Denk in dat verband aan de veldrijder Toon Aerts en wielrenster Shari Bossuyt. Toon Aerts stond twee jaar aan de kant vanwege een vervuiling via een supplement of voedsel. Shari Bossuyt kreeg in januari van dit jaar dezelfde straf voor dezelfde positieve plas afgenomen in dezelfde streek en zal tot het voorjaar van 2025 niet mogen koersen.

In beide gevallen gaf de controlerende instantie toe dat de positieve plas meer dan waarschijnlijk te wijten was aan vervuiling, maar omdat de renners jammer genoeg niet konden bewijzen hoe het product in hun lichaam was gekomen, moesten ze toch twee jaar aan de kant. Slik.

Halep kon dat wel bewijzen. Blijkbaar zou in haar geval het supplement Keto MCT verantwoordelijk zijn geweest voor het niet-intentionele gebruik, hoewel niet helemaal duidelijk is of ze daadwerkelijk een besmet supplement heeft kunnen voorleggen. En de afwijkende bloedwaarden, ach ja, daarvan zei haar advocaat dat het maar een flauwe redenering was die geen steek hield.

Nochtans staat die wetenschap op redelijk stevige fundamenten, maar een neusoperatie twee weken eerder en de intentie om na de US Open drie maanden rust te nemen, was voldoende om intentionele doping op dat moment als volstrekt onlogisch te kwalificeren. Nochtans gold het argument ‘onlogisch tijdstip voor doping’, ook voor Aerts en Bossuyt, maar dat werd niet in ogenschouw genomen.

Het verschil tussen Halep enerzijds en Aerts/Bossuyt anderzijds is terug te voeren op één aspect: twee verschillende sporten, twee verschillende werelden. Als afgeleide de financiële slagkracht van de atleten, en als gevolg daarvan dan weer de mogelijkheid om internationale (lees: Amerikaanse) topadvocaten te nemen en de middelen om naar het Arbitragetribunaal voor de Sport (TAS) te stappen.

Klassenjustitie dus? Jazeker. Halep nam Howard Jacobs onder de arm, een Amerikaan die de showcases van onder meer Marion Jones (2006, bloeddoping) en Maria Sharapova (2016, meldonium) heeft gepleit, maar daar telkens van een kale reis thuiskwam, want beide sterren werden veroordeeld. Jones moest zelfs naar de gevangenis.

Niet Jacobs heeft het verschil gemaakt, wel Haleps bankrekening waardoor Jacobs de straf van de ITIA kon gaan aanvechten bij het Arbitragetribunaal voor de Sport. Dat is het punt waarop Aerts en Bossuyt zijn afgehaakt, begrijpelijk aangezien het al snel 50.000 euro kost om een zaak in Lausanne te gaan bepleiten.

De les na de Halep-case is dus om ondanks alles toch maar naar dat TAS te stappen. Het TAS wordt bemand door drie rechters (één van elke partij en een neutrale) die ook in gewone rechtbanken pleiten en het bijgevolg erg lastig vinden om omgekeerde bewijslast (onschuld bewijzen) en de strikte aansprakelijkheid toe te passen.

Omdat de meeste atleten een rechtsgang naar het TAS nooit kunnen betalen, wordt het dringend tijd dat een atletenvakbond zich met dit onrecht gaat bemoeien. Het kan niet dat je bankrekening beslist over gestraft worden of vrijuitgaan. Nergens zijn de loonverschillen zo groot als in het wielrennen en nergens zijn de atleten zo monddood.

Misschien moeten we overwegen om in België een verplichte belangenorganisatie van professionele atleten op te richten die lidgeld int, solidair volgens inkomsten. Een soort Sporta 2.0 dat ook kan gaan onderhandelen over een rechtsbijstandsverzekering die de trip naar het TAS in Lausanne dekt.

En wat met de werkgever van Shari Bossuyt? Oké, we zijn Rusland niet, maar moet die Vlaamse overheid niet actiever haar werkneemster bijstaan, al was het maar om haar eigen investeringen te vrijwaren? Door haar schorsing zo maar te aanvaarden, ziet België zich een zo goed als zekere olympische medaille door de neus geboord.

Column Tadej-Rex in De Morgen van maandag 4 maart 2024

Tadej-Rex

Kan u nog bijhouden wie de wielermedia de laatste jaren tot beste renner van de wereld hebben gekroond?

Het begon met Chris Froome, omdat die zo vaak de Tour won. Daarna was het de beurt aan Julian Alaphilippe, in zijn boerenvoorjaar van 2019, met winst in de Strade Bianche, Milaan-Sanremo en de Waalse Pijl.

Remco Evenepoel, ja, hij ook, toen hij in 2022 wereldkampioen werd nadat hij dat jaar al Luik- Bastenaken-Luik en de Vuelta had gewonnen. En de Ronde van Algarve, Ronde van Noorwegen en Gullegem Koerse.

Mathieu van der Poel overkwam het ook, vorig jaar nog maar, na zijn winst in Milaan-Sanremo, bijna winst in de Ronde van Vlaanderen, winst in Roubaix en het veroveren van de wereldtitel. De compleetste renner van de wereld, zo werd over hem ook wel eens gesproken en geschreven, net als over Wout van Aert. In het geval van Van Aert is dat een troostprijs, omdat hij wel altijd vooraan te zien is maar net iets te weinig wint.

De nieuwe Merckx is nog niet zo vaak bovengehaald, maar toch. Hier op deze plek al twee keer. Bijvoorbeeld voor Remco Evenepoel in 2022 omdat hij de eerste was sinds Merckx die wereldkampioen werd als winnaar van Luik-Bastenaken-Luik. Foutje, daar had eerste Belg moeten staan. Behalve Rik Van Looy in ’61 en Merckx in ’71, hebben ook Bernard Hinault (’80) en Moreno Argentin (’86) die stunt verwezenlijkt.

Ook Tadej Pogacar werd in deze rubriek de nieuwe Merckx genoemd. In hetzelfde jaar nog wel als Remco Evenepoel, hoe beschamend voor een columnist en hoe gelukkig mag die zich prijzen dat de lezer een nóg slechter geheugen heeft. Pogacar had in 2022 iedereen choco gereden in de Strade Bianche. Iedereen was een overschatting, want een groot deel van de toppers gaf niet present, maar de manier waarop sprak boekdelen.

Na zaterdag is het tijd voor een statement, een consensusvoorstel. De omschrijvingen ‘beste ter wereld’, ‘compleetste renner ter wereld’ en ‘de nieuwe Merckx’ voortaan voorbehouden voor één renner: de Sloveen Tadej Pogacar. Die heeft met een ontsnapping van 81 kilometer in de loodzware Strade Bianche nog maar eens de bakens van het moderne wielrennen verzet.

Monsterontsnapping is een beetje een onderschatting. Dit was de T-rex van de ontsnappingen, een monster kon daar niet tegenop. De Strade was dertig kilometer langer en lastiger gemaakt en de wegen lagen er bovendien vochtig bij. Geen analist, kenner of renner die niet had voorspeld dat de wedstrijd pas laat op gang zou komen. Behalve één dan, een renner, dé renner: Tadej Pogacar had gezegd waar hij zou aanvallen. Was dat niet wat ver van de meet, zo opperde een journalist. Neen, daar, op die plek zou hij zijn bom gooien.

Tadej-Rex hield woord en op de Monte Sante Marie ging hij er alleen vandoor en keek nooit meer om. Het deed denken aan de grote exploten van het oude wielrennen. Dan herinneren we ons als Belgen natuurlijk de raid van Merckx in de Tour van 1969 toen hij vertrok net voor de top van de Tourmalet en in Mourenx-Ville Nouvelle met acht minuten voorsprong arriveerde na 130 of 140 kilometer (afhankelijk van de bronnen) alleen te hebben gereden.

Tachtig kilometer is precies de afstand tot de aankomst waarop Bernard Hinault het nodig achtte om iedereen uit het wiel te rijden in een helse, winterse Luik-Bastenaken-Luik om met 9,5 minuut voorsprong te arriveren. De grootste voorsprong ooit in een naoorlogse klassieker was voor Fausto Coppi in 1946, toen hij in Sanremo arriveerde met 14 minuten voor op de tweede. De Italiaanse radio van de RAI becommentarieerde die aankomst en sloot af met ‘en nu wat muziek in afwachting van de volgende renner’.

De nieuwe Merckx is sowieso een epitheton dat moet voorbehouden blijven voor een renner die de meest diverse wedstrijden kan winnen, zoals alleen Eddy Merckx en in mindere mate Bernard Hinault dat konden. Na een lange wedstrijd in de sprint, na een zware wedstrijd alleen, het verschil maken op een bergtop, klassiekers, kleine rondes, grote rondes, tijdritten, de oude Merckx kon het allemaal, de nieuwe Merckx mag daar niet voor onder doen.

Voorlopig is alleen Tadej Pogacar daartoe in staat.

Het is uitkijken naar volgende zaterdag als hij in Milaan-Sanremo samen met Mathieu van der Poel aan de voet van de Poggio arriveert. Van der Poel kan Merckxiaans koersen, maar zal nooit grote rondes winnen en dus nooit de nieuwe Merckx zijn. Als iemand Tadej Pogacar in veelzijdigheid kan benaderen is het misschien toch Remco Evenepoel. 3 mei, dan kruisen ze in Turijn de degens in de Giro. Het wordt echt een heel mooi wielerjaar.

Column FCB Olé, Olé in De Morgen van zaterdag 2 maart 2024

FCB Olé, Olé

Het filmpje duurt maar 22 seconden. Lang genoeg om je geloof te verliezen in dat deel van de mensheid dat zich wekelijks achter een voetbalgoal schor schreeuwt in een donkere jas, desgevallend met bivakmuts.

Het filmpje is te vinden onder de kop ‘Spelers en coach Club moeten zich verantwoorden na nederlaag’. Het begint met de spelers van Club die zopas met 2-0 hebben verloren en vooral dat tweede doelpunt is hard aangekomen.

Het is de vijfde keer in een maand dat ze in blessuretijd een doelpunt slikken en deze opdoffer betekent geen bekerfinale in mei. Vorig weekend werd al in extremis de thuiswedstrijd tegen Anderlecht verloren, waardoor ook de landstitel buiten bereik is.

Het filmpje begint met spelers die na de wedstrijd richting de uit-tribune van het Dudenpark slenteren. Veel zin hebben ze er niet in want ze weten wat er komt, nadat ze drie dagen eerder al door de eigen achterban zijn uitgescholden.

Volgend beeld: drie mannen van middelbare leeftijd werken hun haat en nijd uit op hun helden, wellicht omdat ze door die twee nederlagen hun bruto familiaal voetbalgeluk voor het volgende half jaar doorgespoeld zagen.

De eerste speler in beeld is Simon Mignolet. Ondanks zijn gehavende hamstring kiest hij er toch voor om spitsroeden te lopen, maar de plotse existentiële twijfel over het nut van zijn voetbalbestaan spat van het scherm af. Hans Vanaken dan. De kapitein gaat voorop in de zelfkastijding, niet van harte. Vervolgens zien we trainer Ronny Deila. Zijn blik is hol. Even geen blauw-zwart meer, maar de witte leegte van de Hardangervidda voor hem alstublieft.

Tientallen medestanders van de drie scheldende fans zochten na de wedstrijd boel met de Brusselse politie, uitgerekend nadat die een dag eerder die andere boeren op hun dak hadden gekregen. Nog een ander deel van de harde kern reed meteen door naar het trainingscentrum in Westkapelle om daar de spelers op het matje te roepen. Weeral ‘mochten’ Vanaken en Mignolet ‘het gesprek’ aangaan.

Neen, van ‘FCB olé, olé’ was geen sprake de voorbije week. De Brugse timing zat niet goed. Uitgerekend tussen die twee cruciale verliespartijen, met die tweede uitslag op dat moment nog niet gekend, gaf de nieuwe CEO Bob Madou zijn eerste interview.

In één krant luidde de laatste vraag aan Madou of hij dacht dat hij met zijn antwoorden de supporters had gerustgesteld. Hij draaide wat rond de pot zoals in het hele interview en zijn laatste zin was: “Dat is waarom we hen (de fans) respecteren. En waarom Union zo belangrijk wordt.” Van een valse start gesproken.

Over Madou (voorlopig) hier geen kwaad woord meer. Dat was in een ander leven anders. In 2009 wilde hij Vlaams topsportmanager te worden, maar hij woog te licht. Kort daarna kwam hij terecht bij de voetbalbond, waar hij voorbeeldig werk leverde. Daarna volgde iets op de VRT en in 2018 ging hij fulltime bij FCB werken.

Neen, het interview met Madou zal de de Brugse harde kern niet hebben gerustgesteld, maar het was anderzijds erg lezenswaardig. Vooral de passage over de televisierechten en hoe Club bezwaar had aangetekend tegen de collectieve verkoop sprong in het oog. Club denkt dat het “samen met een paar anderen” een groter deel van de mediakoek verdient.

Madou verwees naar de Premier League, waar de minst betoelaagde club nog 100 miljoen euro kreeg. Dat klopt niet want het is 128 miljoen, en hij weet blijkbaar ook niet dat dit enorme bedrag juist bij de gratie van de grote clubs tot stand is gekomen.

In de Premier League van 2003 kreeg het nummer één 150 procent meer tv-rechten dan het nummer laatst. Twintig jaar later bedraagt het verschil tussen het nummer één en het nummer twintig slechts 35 procent. Alle stijgingen van de tv-rechten zijn in de Premier League juist aangewend om de hele competitie sterker te maken en de kleine clubs meer te geven dan de grote.

In het Belgische profvoetbal ging het precies andersom. Tien jaar geleden verdiende het Belgische nummer één in de tv-rechtenafrekening 3,7 keer meer dan het nummer zestien. Voor de jaargang 2021-’22 was dat tien keer meer. De Jupiler Pro League is de enige competitie die de laatste jaren minder solidair werd.

Dat een grote club meer bijdraagt aan het voetbal dan pakweg een kleintje is in een samenwerkingsverband als een nationale sportcompetitie naast de kwestie. Evengoed kost die grote veel meer. Club Brugge heeft thuis en uit steeds hele pelotons politie nodig om voetbal-een-feest niet te laten ontaarden in een slachtpartij als er een keer te veel wordt verloren. Misschien moeten we ook die maatschappelijke kosten in rekening brengen.

Column Guerillavoetbal in De Morgen van maandag 26 februari 2024

Guerillavoetbal

Nog even terug naar Extra Time van vorige maandag. Naar dat programma wordt steeds minder gekeken en dat is doodzonde. Er valt altijd wel iets te leren van die voetbaldieren, zeker voor een generalist als ondergetekende. Of iets om je aan te ergeren, maar dat hoort bij het vak en het voetbalspel.

Vorige week was Hannes Van der Bruggen van Cercle Brugge te gast. Voor velen uit het Gentse is hij voor eeuwig de jonge, pas 21 geworden Hannes Van der Bruggen van de kampioenenploeg van 2014-2015. Hij kwam de laatste twintig minuten van de kampioenenwedstrijd tegen Standard in het veld voor Moses Simon en hielp zo mee de 2-0 en de titel over de streep te trekken.

Helemaal terecht dat ze bij Extra Time nog eens benadrukten dat hij dat seizoen vijftien keer in de basis stond en negen keer inviel als defensieve middenvelder. Bijna tien jaar later (op 1 april wordt hij 31) is Van der Bruggen nog steeds dezelfde. Spreekt met twee woorden keurig Nederlands, eet met mes en vork, heeft geen tatoeages, voor zover zichtbaar althans. De ideale schoonzoon, ware het niet dat hij al in een relatie zit, zoals valt af te leiden van zijn WhatsApp-account. Op die profielfoto geen Dubai, geen D&G, geen Porsche, maar een jonge man en een jonge vrouw blij fietsend langs een Vlaams aardappelveld. Meer down-to-earth kan niet.

Als jonge gast plooide hij zich dubbel voor de ploeg. Als oudere, ervaren kracht is dat niet anders. Hij loopt gaten dicht, stuurt aan, is het verlengstuk van de coach op het veld. Bij Gent werd hij in de winter van 2017 naar de uitgang geduwd richting Kortrijk. Officieel gratis, maar in de realiteit diende hij als pasmunt voor Birger Verstraete en Samuel Gigot die de omgekeerde beweging maakten.

Toen hij twee weken geleden bij de hold-up van Cercle (met tien, 1-2 gewonnen bij Gent) werd vervangen, ging hij met een gerust gemoed van het veld langs de kant van de Gentse harde kern. De frustratie zat daar al eventjes boven het kookpunt, maar toch eerden ze hem met een applaus en hij bedankte beleefd.

Het ging in Extra Time uiteraard over het lichtjes aparte spel van Cercle. Analist-trainer Arnar Vidarsson hield niet van het verticale, directe voetbal, van de vele duels en het gebikkel. Vreemd, want de voetballer Vidarsson, zelf ex-Cercle, had wel in dat guerrillavoetbal van Miron Muslic gepast. Die directheid en verticaliteit – voetbal is geen schoonheidswedstrijd, zegt Muslic – is geen fabeltje. Ze is terug te zien in de statistieken. Gemiddeld passen de guerrillero’s van Muslic 335 keer per wedstrijd een bal. Club Brugge haalt de helft meer passes en Antwerp komt zelfs aan 565, 70 procent meer. De passnauwkeurigheid van Cercle ligt 20 procent lager dan Gent of Club Brugge, waartegen het twee keer won en twee keer gelijkspeelde.

De IJslander had een statistiek uitgevlooid: het aantal minuten effectieve speeltijd in de wedstrijden van Cercle. Gemiddeld 49 minuten van de 90, af en toe zelfs 100 beschikbare minuten, rolt de bal als de groen-zwarte vereniging tussen de lijnen staat. Bij Club Brugge is dat 56 minuten, en het gemiddelde in de Jupiler Pro League is 53 minuten.

Tot voor dit weekend beging Cercle van de acht ploegen die in aanmerking komen voor de Champions’ play-offs de meeste overtredingen: 347. Wie komt in de buurt van Cercle? Union, ook een team dat van direct spel leeft: 330. Cercle scoort ook erg hoog in de rubriek ondergane overtredingen: 311 keer is in zijn voordeel het spel stilgelegd.

Resultaat: in de 26 wedstrijden die Cercle tot dit weekend speelde, lag het spel 658 keer stil, of 25,3 keer per wedstrijd, terwijl het gemiddelde voor 1A op 22,9 ligt. De topploeg waarbij het spel het minst vaak stil lag? Antwerp: 19,8 keer per wedstrijd. Idem in het vorige seizoen, het kampioenenjaar, toen Antwerp nog eens het fairplayklassement (minste gele en rode kaarten) won.

Cercle zal dat klassement niet winnen en Hannes Van der Bruggen al helemaal niet. De ideale schoonzoon pakte in 2022-23 vier gele kaarten, dit seizoen zit hij aan negen. Zijn vereniging heeft al 55 gele kaarten. Ook hier staat Union dicht bij Cercle, met 57 kaarten. Twee ploegen met een herkenbaar systeem, met inwisselbare spelers, die het gevaar neutraliseren op de helft van de tegenstander.

Geen ploeg in België begaat meer fouten dan Cercle en toch heeft het dit seizoen nog nooit een strafschop tegen gekregen. Rode kaarten? Amper twee. Resultaatvoetbal, cynisch voetbal, slim voetbal, welk etiket je er ook opkleeft, Cercle heeft het verheven tot kunst. Dit Cercle Brugge zal nooit kampioen worden, maar als het in de hoogste zes blijft, zal het beslissen wie het wel wordt.

Column One Cycling in De Morgen van zaterdag 24 februari 2024

One Cycling

Laten we positief beginnen: nog nooit in de geschiedenis van het wielrennen heeft een seizoen zich zo spannend aangekondigd als de jaargang 2024. En daar meteen een kritische nood aan toevoegen: desondanks geraakt deze sport internationaal niet uit de marge van de kleine maar fijne nichesporten.

Om dan weer een bocht te maken: wij Belgen voelen ons goed in de niche. In de winter zijn parochianenkoersen in slijm en slijk ons ding, in de lente en zomer mag het iets properder en verder af zijn, en er mogen ook steentjes liggen. Als het maar op den teevee komt, de eigen kerktoren binnen handbereik, dat is de Vlaamse wielerziel.

Daarom neemt niemand, behalve de occasionele Nederlandse fietsfreak, aanstoot aan de slogan ‘De koers is van ons’, die lichtjes pedante en flagrante leugen. Dit weekend worden de eerste twee koersen gereden op Vlaamse bodem en hoewel driekwart van de wereldtop ontbreekt, zal Het Openingsweekend achteraf worden becommentarieerd als betrof het een wereldkampioenschap.

Nooit in de geschiedenis van het wielrennen had deze sport zoveel superatleten om mee uit te pakken. Zelden waren ze ook zo compleet. Wat jammer dat ze elkaar zo weinig tegenkomen als het om de prijzen gaat. De Tour van volgende zomer wordt de uitzondering, maar verder?

Wielrennen heeft een kwantumsprong gemaakt door de trainingswetenschap, maar het neveneffect was hyperspecialisatie. Daardoor kon je al in februari in een onbetekenend rittenwedstrijdje als de Ronde van Algarve zo uitrekenen wie met welk gewicht de laatste helling op moest en waarom die ene met vijftien kilo meer (Wout van Aert) zijn voorsprong niet zou behouden. De organisatoren helpen ook niet. Door hun extreme parcourskeuzes bepalen zij wie kan winnen. Hyperspecialisatie doet de rest. Voor alle sporten is die een zegen geweest, maar net iets minder voor het wielrennen.

Het is doodzonde dat Vingegaard, Roglic, Pogacar, Van Aert, Van der Poel, De Lie (ja ook die), Ayuso, Evenepoel, Pedersen, Mohoric, Ganna, Uijtdebroeks en al die andere superrenners die hier zijn vergeten alleen bij het WK en elke vier jaar bij de Olympische Spelen – als ze daar nog zin in hebben na de Tour – samen aan de start staan.

De eerste pogingen om dat te veranderen dateren van begin deze eeuw en Wouter Vandenhaute was er met zijn Cycling 2020 ooit lovenswaardig dicht bij. Hij had de diepe zakken van investeringsgigant CVC aan boord, maar die haakten af toen ASO van de Tour de France het initiatief boycotte. Later verleende Ackermans-Van Haaren financiële backup, maar de Franse teams stonden op de rem en bleven ASO trouw. Dat komt er nog eens bij: in geen enkele echt grote sport domineert één organisator een heel circuit.

Vijftien jaar later is er One Cycling, aangestuurd door een achttal ploegen – weeral zonder de Fransen, nog steeds omwille van ASO – waarbij vooral Visma-Lease a Bike en Richard Plugge hun nek uitsteken. De ambitie: wielrennen en wielrenners concurrentieel maken voor de Champions League, het golf, American football, het basketbal en de formule 1. Hoe dan? Via een interessante, afgeslankte kalender, met veel prijzengeld waardoor teams geen andere optie hebben dan hun beste renners zo vaak mogelijk in te zetten.

Ambitie tonen is goed, maar hier alvast enkele cijfers. Het American football zet in vier en een halve maand 17,6 miljard euro om. Het basketbal in de VS 9,8 miljard. De Champions League betaalt volgende jaargang 2,4 miljard aan prijzengeld, de totale omzet is nog niet gekend maar ligt om en nabij de 3 miljard.

De verwachtingen zijn dat volgend seizoen het nummer één in het voetbal, Real Madrid wellicht, de kaap van de 1 miljard euro omzet zal overschrijden. Alle achttien World Tour-ploegen samen zijn precies de helft van Real Madrid waard.

One Cycling wil in zee gaan met SRJ (spreek uit: surge) Investment, een Saudisch investeringsfonds met een Australiër aan het roer dat afhangt van het grotere Public Investment Fund en zich richt op nichesporten. Aan het wielerproject zou 250 miljoen euro vasthangen. Dat mag veel lijken, maar de Tour de France alleen al draait 270 miljoen omzet. Voor een beperkte investering in het golf (het LIV-project) en om de bestaande machtsverhoudingen te doorbreken, precies wat het wielrennen nodig heeft, trokken de Saudi’s bijna 2 miljard uit.

Voor de wielrennerij dat glibberige Arabisch pad verder bewandelt, moet ze zich eens afvragen vanaf welk bedrag het de moeite waard is om haar ziel te verkopen aan een van de meest ondemocratische regimes van de planeet. Het wordt alvast kiezen tussen klein maar fijn en (een beetje) groot maar gemeen.