
FCB Olé, Olé
Het filmpje duurt maar 22 seconden. Lang genoeg om je geloof te verliezen in dat deel van de mensheid dat zich wekelijks achter een voetbalgoal schor schreeuwt in een donkere jas, desgevallend met bivakmuts.
Het filmpje is te vinden onder de kop ‘Spelers en coach Club moeten zich verantwoorden na nederlaag’. Het begint met de spelers van Club die zopas met 2-0 hebben verloren en vooral dat tweede doelpunt is hard aangekomen.
Het is de vijfde keer in een maand dat ze in blessuretijd een doelpunt slikken en deze opdoffer betekent geen bekerfinale in mei. Vorig weekend werd al in extremis de thuiswedstrijd tegen Anderlecht verloren, waardoor ook de landstitel buiten bereik is.
Het filmpje begint met spelers die na de wedstrijd richting de uit-tribune van het Dudenpark slenteren. Veel zin hebben ze er niet in want ze weten wat er komt, nadat ze drie dagen eerder al door de eigen achterban zijn uitgescholden.
Volgend beeld: drie mannen van middelbare leeftijd werken hun haat en nijd uit op hun helden, wellicht omdat ze door die twee nederlagen hun bruto familiaal voetbalgeluk voor het volgende half jaar doorgespoeld zagen.
De eerste speler in beeld is Simon Mignolet. Ondanks zijn gehavende hamstring kiest hij er toch voor om spitsroeden te lopen, maar de plotse existentiële twijfel over het nut van zijn voetbalbestaan spat van het scherm af. Hans Vanaken dan. De kapitein gaat voorop in de zelfkastijding, niet van harte. Vervolgens zien we trainer Ronny Deila. Zijn blik is hol. Even geen blauw-zwart meer, maar de witte leegte van de Hardangervidda voor hem alstublieft.
Tientallen medestanders van de drie scheldende fans zochten na de wedstrijd boel met de Brusselse politie, uitgerekend nadat die een dag eerder die andere boeren op hun dak hadden gekregen. Nog een ander deel van de harde kern reed meteen door naar het trainingscentrum in Westkapelle om daar de spelers op het matje te roepen. Weeral ‘mochten’ Vanaken en Mignolet ‘het gesprek’ aangaan.
Neen, van ‘FCB olé, olé’ was geen sprake de voorbije week. De Brugse timing zat niet goed. Uitgerekend tussen die twee cruciale verliespartijen, met die tweede uitslag op dat moment nog niet gekend, gaf de nieuwe CEO Bob Madou zijn eerste interview.
In één krant luidde de laatste vraag aan Madou of hij dacht dat hij met zijn antwoorden de supporters had gerustgesteld. Hij draaide wat rond de pot zoals in het hele interview en zijn laatste zin was: “Dat is waarom we hen (de fans) respecteren. En waarom Union zo belangrijk wordt.” Van een valse start gesproken.
Over Madou (voorlopig) hier geen kwaad woord meer. Dat was in een ander leven anders. In 2009 wilde hij Vlaams topsportmanager te worden, maar hij woog te licht. Kort daarna kwam hij terecht bij de voetbalbond, waar hij voorbeeldig werk leverde. Daarna volgde iets op de VRT en in 2018 ging hij fulltime bij FCB werken.
Neen, het interview met Madou zal de de Brugse harde kern niet hebben gerustgesteld, maar het was anderzijds erg lezenswaardig. Vooral de passage over de televisierechten en hoe Club bezwaar had aangetekend tegen de collectieve verkoop sprong in het oog. Club denkt dat het “samen met een paar anderen” een groter deel van de mediakoek verdient.
Madou verwees naar de Premier League, waar de minst betoelaagde club nog 100 miljoen euro kreeg. Dat klopt niet want het is 128 miljoen, en hij weet blijkbaar ook niet dat dit enorme bedrag juist bij de gratie van de grote clubs tot stand is gekomen.
In de Premier League van 2003 kreeg het nummer één 150 procent meer tv-rechten dan het nummer laatst. Twintig jaar later bedraagt het verschil tussen het nummer één en het nummer twintig slechts 35 procent. Alle stijgingen van de tv-rechten zijn in de Premier League juist aangewend om de hele competitie sterker te maken en de kleine clubs meer te geven dan de grote.
In het Belgische profvoetbal ging het precies andersom. Tien jaar geleden verdiende het Belgische nummer één in de tv-rechtenafrekening 3,7 keer meer dan het nummer zestien. Voor de jaargang 2021-’22 was dat tien keer meer. De Jupiler Pro League is de enige competitie die de laatste jaren minder solidair werd.
Dat een grote club meer bijdraagt aan het voetbal dan pakweg een kleintje is in een samenwerkingsverband als een nationale sportcompetitie naast de kwestie. Evengoed kost die grote veel meer. Club Brugge heeft thuis en uit steeds hele pelotons politie nodig om voetbal-een-feest niet te laten ontaarden in een slachtpartij als er een keer te veel wordt verloren. Misschien moeten we ook die maatschappelijke kosten in rekening brengen.