Column Dominator in De Morgen van maandag 22 juli 2024

Dominator

Niks mooiers in de topsport dan de algehele dominantie van de ene atleet tegenover de andere, tot en met de complete annihilatie van de tegenstand.

Eddy Merckx die in die vijf haast onklopbare jaren niks weggaf. Of de jonge Muhammad Ali die iedere andere bokser alle hoeken van de ring liet zien. Zeker ook de oudere Michael Jordan die zich scorend en verdedigend naar drie nieuwe titels trashtalkte. Jawel, ook Lance Armstrong, sprinter Usain Bolt en tennisser Novak Djokovic.De kannibalen Merckx, Ali, Jordan, Armstrong, Bolt en Djokovic, ooit kwamen ze allemaal op een punt waarop de bewondering voor hun meesterschap vervaagde en de publieke opinie begon over te hellen naar verveling en voor een deel zelfs naar haat. Om ten slotte te eindigen bij opluchting: gedaan met de dominantie, ander en beter.

Niet zeker of de nieuwe dominator in het wielrennen datzelfde lot beschoren is. Tadej Pogacar, hoe wreed hij ook is met zijn tegenstander(s), hoe kannibalistisch, hoe overheersend, het is nooit met de grim- maar altijd met de glimlach.

Wielrennen is voor Pogacar het ene moment een speeltuin om even later een spel van dominator en onderworpene te worden, bdsm op twee wielen als het ware. Als die onderwerping ook nog eens mooi in beeld wordt gebracht, kan je alleen maar vaststellen: daarvoor is topsport zo’n 2.800 jaar geleden uitgevonden.

Pogacar is de ultieme dominator, in zover dat nu wordt gespeculeerd of Tadej Pogacar geen betere renner is dan Eddy Merckx ooit is geweest. Niet overdrijven met heiligschennis. Het volstaat dat een sprinter godbetert het record voor aantal Tour-overwinningen van Merckx heeft verbeterd.

Om beste renner ooit te worden heeft Tadej Pogacar nog wat gaten in het palmares te vullen, zoals alle monumenten meerdere keren winnen, elf grote rondes en drie wereldtitels. Het is onzinnig om tijdperken die vijftig jaar uit elkaar liggen te vergelijken, maar voor wie het niet kan laten: hij komt qua palmares voorlopig niet aan de enkels van Merckx, die van Hinault zijn in zicht.

Waar Pogacar ook in verschilt van Merckx is zijn speelsheid waarmee hij wint, maar evengoed verliest, zoals de voorbije twee jaren. De meeste volgers hebben Merckx alleen leren kennen toen hij met koersen was gestopt en in een paar maanden die aimabele, timide man werd die hij vandaag nog is. De wielrenner Merckx kon niet tegen zijn verlies.

De gemiddelde wieleraficionado prefereert Pogi boven Jonas, dat staat als een paal boven water. Zijn koersgedrag, altijd het volle pond geven en niet rekenen. Zijn verscheiden koersprogramma, dat hebben we in decennia niet gezien. Ondanks zijn dominantie is de gunfactor van Tadej Pogacar vooralsnog vele malen groter dan die van Jonas Vingegaard.

Alleen Visma-Lease a Bike en hun fans werkte hij deze Tour op de zenuwen, maar dan echt ook alleen maar die club. Wat een hele rare opmerking van Team VLB-baas Marijn Zeeman eerder deze week nadat Pogacar zijn vierde bergetappe had gewonnen ten koste van Matteo Jorgenson. Waar haalde Zeeman het dat dit de populariteit van Pogacar niet ten goede zou komen?

Thomas De Gendt verwoordde het goed: “Waarom zou een sprinter wel vier vlakke ritten mogen winnen en klassementsrenners geen vier bergritten?”

Natuurlijk was Pogacar de voorbije week op missie: tijd om de puntjes op de i’s te zetten van Visma-Lease a Bike. Boven op Isola 2000 stond Jorgenson het huilen veel nader dan het lachen. Vingegaard huilde zelfs echte tranen in de armen van zijn vrouw. De annihilatie van de tegenstand kon niet treffender zijn en was geen toeval.

Tadej Pogacar is nu al vier jaar lang eerst het zwarte beest, om later de norm te worden om tegen op te tornen. Het begon in 2020 met die tijdrit op La Planche des Belles Filles toen Primoz Roglic seconde na seconde moest prijsgeven en finishte als een uitgewoonde postbode. De nieuwe jonge god Pogi vloog over het verse asfalt van de Vogezen naar het geel.

Een jaar later was plots de anti-Pogimissile Jonas Vingegaard voor het eerst van de partij. Hij toonde zijn potentie en werd tweede. In 2022 en 2023 zou Vingegaard winnen. “Omdat wij weten wat er nodig is om Pogacar te kloppen. Hij is niet goed op lange klimmen en niet goed in de hitte.” Na de eerste etappes van deze Tour, Vingegaard zelf: “Ach dertig seconden. Vorig jaar kreeg Pogacar zeven minuten aan de broek in de echte bergen.”

Pogacar mag dan altijd glimlachen, hij is eerzuchtig en hij onthoudt goed. Jumbo-Visma en nu Visma-Lease a Bike hebben hem de voorbije twee jaar vernederd. Zo voelde hij dat en het is niet eens ver van de waarheid. Het was tijd voor een payback. En wat voor één.

Column Wondermiddelen in De Morgen van zaterdag 20 juli 2024

Wondermiddelen

Zijn de prestaties van Tadej Pogacar verdacht?

De vraag is niet meer of hij de Tour wint, ook niet langer hoe dat gebeurt. Dat weten we: hij wint zondag zonder ongelukken of rare wendingen en dat doet hij door heel hard te rijden, elke dag weer. Alleen op welke speciale brandstof hij rijdt, dat moet nog even worden uitgeklaard.

Vreemd toch dat het in de koers altijd weer over geheime wondermiddelen gaat die de ene renner zou hebben en de andere niet. Vaak wordt verwezen naar de epo-jaren van eind vorige en begin deze eeuw om te verklaren waarom die sport niet los geraakt van het dopingspook. Dat is onzin.

Wondermiddelen en alle daarmee verbonden verhaaltjes zijn van alle tijden. Het beste voorbeeld is de mythe rond de Welshe wielrenner Arthur Linton, die in 1896 Bordeaux-Parijs won en – zo staat het in nogal wat boeken – als gevolg van de middelen die zijn soigneur hem had toegediend bij zijn thuiskomst stierf. De realiteit: Linton stierf inderdaad dat jaar, maar wel pas twee maanden nadat hij Bordeaux-Parijs had gewonnen. Van buiktyfus, een toen veel voorkomende ziekte.Bij die verhaaltjes zijn we weer aanbeland nadat vorig weekend bekend werd dat CO inademen wordt gebruikt als (volstrekt legale) testmethode, maar ook zou kunnen worden misbruikt. De aanzet tot die insinuatie werd gegeven op een klein sportwetenschappelijk congres dat in de aanloop naar de Tour een studie presenteerde over CO-inhalatie in zeer lage hoeveelheden. Een nieuw opgerichte website pikte dat op, sprak een aantal betrokkenen die daar erg open over waren en gooide boven het verhaal een kop dat renners CO ter prestatieverbetering inademen.

Dat stond nergens in de tekst, de geciteerden spraken dat zelfs tegen, maar zo’n titel moest wel scoren en de nieuwe site (opvolger van CyclingTips) bekendheid geven. Zo geschiedde.

Zijn de prestaties van Tadej Pogacar en Jonas Vingegaard, en neem er ook maar Remco Evenepoel bij, verdacht? Er wordt al langer gratuit gejongleerd met watt per kilogram lichaamsgewicht en met klimtijden. Die vier minuten die Pogacar van de tijd van Marco Pantani afdeed op Plateau de Beille is behoorlijk indrukwekkend, net als de vermeende 6,8 tot 6,9 watt per kilo van de Sloveen, maar ook Evenepoel en Vingegaard waren ruim sneller dan Pantani.

Die waarden zijn onderhevig aan flinke foutenmarges van 5 procent en meer. De omgevingsomstandigheden (wind, drafting) worden niet meegerekend. De reële waarden zijn niet gekend: de 6,8/6,9 is berekend op basis van klimtijden en herleid naar een standaardrenner.

En dan is er nog die fysiologische bovengrens en de premisse dat een mens met een maximale zuurstofopname van 100 onmogelijk zou zijn. Daarbij wordt dan verondersteld, ook door media, dat je nooit meer dan 100 kunt hebben, alsof het om een percentage zou gaan.

De VO2max wordt evenwel uitgedrukt in milliliter opgenomen zuurstof per minuut per kilogram lichaamsgewicht. Sledehonden geraken tot 240, sommige antilopen tot boven de 300. Vooralsnog is een mens geen sledehond en de VO2max van de mens zal uiteraard begrensd zijn, maar waar ligt dan die grens? Onthoud vooral: wat wordt gemeten, daar zit flink wat ruis op.

Er zijn vooralsnog meer redenen om aan te nemen dat ze vandaag clean rijden dan omgekeerd. Wielrennen is een totaal andere sport geworden. De fietsen zijn beter, de wegen zijn beter, de voeding is beter, de atleten zijn beter en het steeds compactere peloton rijdt (en valt) sneller dan ooit.

Een paar voorbeelden: vroeger konden banden niet dun genoeg zijn en niet te hard worden opgepompt. Plots blijkt breder in combinatie met de juiste velgen en minder druk voor minder rolweerstand en ook minder vermoeidheid te zorgen.De voeding van Lance Armstrong onderweg bestond deels uit confituurtaartjes uit Izegem en na de wedstrijd stond zijn bordje aardappelen met een beetje olijfolie klaar. Vandaag staat alles in het teken van de juiste fueling met verschillende suikers en eiwitten inclusief nadien de onmiddellijke recuperatie aangepast aan het individu.

Wielrennen is van een archaïsche sport een hoogtechnologische sport geworden. De trainingswetenschap met hitte/hoogtetrainingen heeft het overgenomen van het nattevingerwerk. Of zoals een trainer zei die ooit met renner X derde werd in de Tour: “Als ik toen had geweten wat ik nu wist over trainingen, X had die Tour gewonnen.”

Het allerbeste argument om in de kampioenen van vandaag te geloven is dit: wondermiddelen die over minstens vier verschillende ploegen worden gebruikt en die nog eens geheim blijven, dat is een onmogelijkheid in de roddelbarak van het wielrennen.

Column Best of the rest in De Morgen van maandag 15 juli 2024

Best of the rest

Een week geleden geraakte een tweet niet weg, of toch niet helemaal. Die luidde: “Visma-Lease a Bike rijdt zoals Frankrijk voetbalt of zoals Joop Zoetemelk wielrende.”

Even ter verduidelijking voor de jonge lezertjes: Zoetemelk won de Tour in 1980, zijn enige, en alleen maar omdat gele trui Bernard Hinault opgaf met knieproblemen. Zoetemelk werd ook zes keer tweede, alleen door te volgen. ‘De wieltjeszuiger’ was de bijnaam die wij Belgen hem gaven.

Ervaren twitteraars zullen wellicht meteen merken of een tweet al of niet doorkwam. Pas na enkele uren bleek dat die nog bij de concepten stond en toen was de vraag: to post or not to post.

Waar die vandaan kwam, een raadsel, maar mildheid borrelde op. Die arme Jonas Vingegaard voor dood opgeraapt uit die Baskische greppel, die gehavende ploeg, geen Dylan van Baarle, geen Steven Kruijswijk, Wout van Aert nog snel in elkaar gevezen na zijn Dwars door Vlaanderen-crash, hebben die niet al genoeg meegemaakt? En – slag om de arm ook – wie weet wat er nog gebeurt deze Tour?

Niet gepost, gelukkig maar. Gisteren reed Visma-Lease a Bike zoals Oranje voetbalt: om te winnen. Wellicht hebben ze de Tour verloren, al is dat niet zeker. Hulde aan Visma-Lease a Bike. Voor het vijfde jaar op rij helpen ze om van de Tour de France een fenomenaal kijkstuk te maken.

De voorbije twee jaar reden ze Tadej Pogacar in de vernieling, nadat die hen in 2020 in de laatste klimtijdrit een onwaarschijnlijke hak had gezet en in 2021 met overmacht had gewonnen. In 2022 was het aan Team Visma met die tweetrapsraket Roglic- Vingegaard, waarbij Pogacar op alles sprong wat bewoog maar zo slecht werd gecoacht vanuit de volgwagen dat het pijn deed aan de ogen.

In 2023 was Pogacar in de situatie waarin Vingegaard zich dit jaar bevindt: krakkemikkige voorbereiding, twijfel in het hoofd, toch maar bluffen, gokken, proberen…

2024: de rollen zijn omgekeerd. Keer na keer na keer pakte Pogacar de voorbije twee weken tijd op zijn directe rivaal. En steeds meer tijd, gisteren zelfs meer dan een minuut, wat doet vermoeden dat Vingegaard sneller stukgaat in deze Tour dan de Sloveen.

U hebt misschien gelezen dat sommige renners beter worden naarmate de Tour vordert. Geloof dat maar niet. Niemand wordt beter. Ja, Mathieu van der Poel en Wout van Aert, maar die kiezen hun momenten uit, wisselen intensieve prikkels af met extensieve uithouding en gebruiken de Tour als een rondreizend trainingskamp.

Iedereen die voor het klassement rijdt wordt minder vanaf de tweede week. Rare vergelijking misschien, maar Pogacar in deze Tour de France is een beetje zoals Usain Bolt op de 100 meter. Na de 60 meter leek die weg te lopen van de rest, maar dat was gezichtsbedrog. Hij ging gewoon minder snel stuk.

Vijfennegentig procent van de wieleraficionado’s wil dat Pogacar wint. Omwille van zijn panache, zijn stijl, zijn aanvalslust, zijn grapjes, zijn interviews… Die andere 5 procent zijn Denen en enkele verdwaalde Nederlanders die Visma-Lease a Bike als hun nationale wielerploeg zien.

Vingegaard, het moet gezegd, die inspireert alleen de blinden. Hoe die op een fiets zit, dat ziet er echt niet uit. Dat geel waren we op den duur gewend omdat op den duur alles wel went, maar in die bollentrui van tweede bergkoning, jeetje. Dat shirt is gewoon een maat te groot. En is er dan niemand bij het team die ziet dat hij door die communicatie-unit op zijn rug een soort quasimodo op een fiets wordt?

Wie nu beter dan wel slechter is dan vorig jaar, daar hebben we het raden naar zolang we geen objectieve gestandaardiseerde data hebben. Of we die ooit zullen zien, twijfel daar maar aan. Dat behoort tot de bedrijfsgeheimen.

Wie wel beter is dan ooit, en dat kun je op het eerste gezicht en vooral op zijn gezicht zien, is Remco Evenepoel. Hij speelt in een andere reeks dan die eerste twee, maar dat had hij ook zo voorspeld. Van alle klassementsmannen die niet Tadej of Jonas heten met hun voornamen is hij de beste.

Evenepoel the best of the rest klinkt onrespectvoller dan het is bedoeld. Zonder ongelukken wordt hij derde in deze Tour en als Vingegaard er helemaal onderdoor gaat, zit er misschien zelfs een tweede plaats in. Dat is veel beter dan verhoopt. We moeten de derde week nog afwachten, maar als hij ook in de volgende zes etappes (waarvan drie hele zware) niet total loss wordt gereden, dan heeft België voor de volgende tien jaar elke zomer iets om naar uit te kijken.

Column Vamos Espana in De Morgen van zaterdag 13 juli 2024

Vamos Espana

Zondagavond om 21 uur spelen Spanje en Engeland de finale van het Europese kampioenschap voetbal 2024. Spanje werd dan wel niet bij de heel directe topfavorieten geklasseerd, voor aanvang was het een outsider waarmee rekening moest worden gehouden.

De halve finales hebben gebracht wat we van halve finales mogen verwachten: redelijk en bij momenten erg goed spel, afgewisseld met belabberd en saai voetbal. Het redelijke en goede overheerste, en dat was de verdienste van twee landen: Spanje en Nederland. Omdat die wilden voetballen, gingen ook Frankrijk en Engeland erin mee.

Spanje werd daarvoor beloond, Nederland niet, maar je moet al een hele fanatieke Nederland-fan zijn om niet toe te geven dat de Engelsen toch net dat ietsje meer hadden, getuige daarvan de actie van de ingevallen spits Ollie Watkins. Vergeleken bij dat kantje psychopathie van de ook ingevallen Wout Weghorst, dan weet je het wel.

Dat Nederland zo ver geraakte, heeft het trouwens te danken aan de Rode Duivels die nalieten om eerste te worden in hun groep, waardoor Oranje tegen het verrassende maar lang niet verrassend goede Roemenië mocht in de achtste finale.

Sommigen commentatoren en analisten vinden Euro 2024 een goed toernooi. Dat is wellicht het gevolg van een vooringenomenheid ingegeven door nabijheid. Omdat de baas een mooi hotel betaalde, met andere woorden, en ze volgende keer weer willen. Dit is natuurlijk geen goed EK geweest en als het zondagavond geen 10-9 wordt na verlengingen zal die laatste wedstrijd daar weinig aan veranderen.

Tot de finale is maar 2,28 keer per wedstrijd gescoord, een half doelpunt minder dan in 2021 toen het EK 2020 een jaar te laat werd afgewerkt. 2,28 is het laagste gemiddelde van deze eeuw, op de editie van 2016 na (2,12). Op dat verschil tussen 2021 en 2024 is niet direct een vinger te leggen. Is dat het gevolg van een postcovideffect? Of is het vele reizen tussen de elf verschillende speelsteden in elf verschillende landen in 2021 de oorzaak?

Nog een statistiek is die van het balbezit. Opvallend volgens de fetisjisten van de statistieken: de vier halvefinalisten waren allemaal teams die meer dan de helft van de tijd de bal claimden. Dat is het voorbeeld van slecht gebruikte data. Balbezit is de kwestie van de kip of het ei. Hebben ze zo vaak de bal en raakten ze daardoor zo ver? Of waren ze gewoon beter dan de anderen, geraakten eerder ver door hun surplus aan kwaliteit en hadden daardoor automatisch zo vaak de bal?

Overigens heeft het team met het meeste balbezit over het hele toernooi de duimen moeten leggen in de kwartfinale: Portugal had over alle wedstrijden 66,6 procent balbezit en dat betekent elke twee van de drie minuten. In de kwartfinale tegen Frankrijk hadden ze ook nog 60 procent de bal, maar ze verloren omdat hun doelman die een ronde eerder drie strafschoppen had gestopt er in deze strafschoppenserie geen enkele kon pakken. Voetbal, de grootste toevalsport die de mens heeft uitgevonden.

Wat ben je met balbezit als je zoals Portugal in de knock-outfase geen enkele keer kunt scoren? Idem voor juiste passes. Duitsland scoorde daarin het hoogst: 91,2 procent aangekomen passes is ook een record. Statistieken zijn gevaarlijk als men ze los ziet van de wedstrijden van de tegenstand. Tegen Spanje was die passnauwkeurigheid maar 84 procent. Ook de Spanjaarden bleven steken op een voor hen lage 86 procent.

Spanje blonk dan wel weer uit in de kolom balls recovered: 65 tegen 50 in de wedstrijd die het won tegen Duitsland, voor een totaal van 255 over het hele toernooi, een record. En wat doet Spanje met die gerecupereerde ballen? Aanvallen. In zijn geval 1.349 keer de bal raken in het aanvallende derde van het veld, 180 keer meer dan Engeland.

De Engelsen veroverden vijf ballen minder en liepen toch 2,5 kilometer meer per wedstrijd. Wat Spanje doet met de bal wordt wellicht bepalend voor de finale. Het schoot in die eerste zeven wedstrijden 108 keer op doel tegenover 66 keer voor Engeland. Zevenendertig Spaanse doelpogingen belandden binnen het doelkader, het dubbele van Engeland; ze scoorden dan ook dubbel zoveel goals.

Spanje is met afstand de aanvallendste ploeg van dit toernooi. Vamos España daarom, in het belang van het voetbal. Als Spanje de buitenspelers Nico Williams en Lamine Yamal in stelling kan brengen, dan is Engeland eraan voor de moeite. Het verdeelde Spanje dat een Europese titel cadeau krijgt van twee jongens met Afrikaanse roots, beiden op dit toernooi jarig (22 en 17 geworden), afkomstig uit separatistische regio’s die tegen La Roja supporteren, dystopischer wordt het voetbal niet.

Column Evenpoel SWOT van maandag 8 juli 2024 in De Morgen

Evenpoel SWOT

(Met voorspellingen waarvan er voorlopig twee compleet naast zitten 😉

Van de drie grote sportzomervragen is er al één beantwoord. Gaan de Rode Duivels Europees kampioen worden? Neen, dat gaan ze niet. Reden: te lam om hun poot te zetten in de groepsfase, waardoor ze tegen Frankrijk moesten.

Voor vraag drie is het nog te vroeg. Die luidt: gaat het Belgian Olympic Team het record van zeven olympische medailles van Tokio verbreken in Parijs? Het ziet er goed uit. We gaan met meer atleten dan ooit naar de Spelen: 164 om precies te zijn, evenveel vrouwen als mannen.

Vooral vraag twee brandt nu op eenieders lippen. Die luidde aanvankelijk: zal onze Remco een rit kunnen winnen in zijn eerste Tour de France en hoe hoog kan hij eindigen? Na één week Tour (dit stukje is gepleegd voorafgaand aan de etappe van gisteren over de Franse route blanches) heeft Evenepoel inmiddels een rit gewonnen – de tijdrit – en hij staat tweede.

En dus, welaan dan maar, een herwerkte vraag: waar op het podium zal onze Remco eindigen en kan dat op het hoogste schavotje? Het onuitgesprokene werd toch uitgesproken, vooral dan door de volgers in de Tour van wie geen enkele ooit een Tour heeft beleefd waarin Belgen kansen hadden op het podium. Erger nog, de meeste journalisten en ander volgerstuig moesten nog geboren worden toen Lucien Van Impe in 1976 als laatste Belg een Tour won. Begrip dus voor hun extase.

Jawel, Remco Evenepoel kan deze Tour winnen. Dat kan bijvoorbeeld op zijn Evenepoels, met een van die begenadigde dagen waarin hij het hele veld aan gort rijdt. Of dat kan met een dosis geluk aan zijn kant en pech aan de andere kant, een beetje zoals hij destijds de Vuelta heeft gewonnen.

Voor dat laatste scenario zal meer nodig zijn dan een Primoz Roglic die op een cruciaal moment uitvalt. De situatie is ook anders: Evenepoel leidde in die Vuelta van 2022 geheel op eigen krachten in het algemeen klassement toen Roglic ten val kwam.

Het recept om een Tour winnen is poepsimpel: in alle ritten oplettend zijn, in de bergritten geen slechte dag kennen, vol gaan in de tijdritten, af en toe zelf de tegenstand op tijdsachterstand zetten en ten slotte: recht blijven.

Evenepoel heeft twee grote rondes uitgereden, twee keer de Vuelta. Laten we hem eens swotten, zonder in te gaan op de T van threats of bedreigingen, want die zijn er niet als je een godenkind bent.

Zijn sterkste punt is zijn tijdrit, maar die laatste tijdrit van 33 kilometer is een minibergrit met tien kilometer klimmen, elf kilometer meestal technisch dalen en de rest is plat. Die wint hij in principe niet.

Een ander sterk punt is uiteraard zijn grote motor en zijn onbevangenheid. Die onbevangenheid kan je meteen bij de opportuniteiten – de O van SWOT – klasseren. De rest vertrouwt hem niet als hij het zot in zijn kop krijgt. Voor het eerst sinds lang is er iemand die als een vrijbuiter de Tour helemaal op zijn kop kan zetten.

Zijn zwakke punten dan. Ten eerste zijn daaltechniek. Hij kan verdomd goed dalen, maar Pogacar, Vingegaard en Roglic dalen beter. Zijn explosiviteit… Evenepoel springt niet weg, zoals Pogacar, hij rijdt weg. Zoals Vingegaard, maar die kan dat (in zijn beste vorm) nog beter, nog harder en vooral nog langer.

Zijn andere zwakke punt zit (zat?) tussen de oren. Als Evenepoel het gevoel heeft dat hij minstens evengoed is als de rest, krijgt hij vleugels. Voelt hij dat die anderen er ook wat van kunnen en misschien zelfs sterker zijn, gooide hij tot nog toe snel de handdoek.

Het probleem met dit stukje en alle andere voorafnames zoals het redelijk gedurfde “Evenepoel kan nog beter worden, maar Pogacar…?” van de VRT-radiomannen, is dat we amper een weekje Tour hebben gehad.

Het zwakste punt, daar kan hij niets aan doen: hij komt op onbekend terrein. De Vuelta van 2022 was niet de helft zo lastig als deze Tour. Hij mag dan kilo’s zijn verloren en zal er nog een paar kwijtspelen, hij is geen klimmer pur sang. Hoe zal het allrounderslichaam van Evenepoel reageren op de lange slooppartij die de Tour is? Wat als hij een mindere dag heeft zoals in de Vuelta van 2023? Let op, ze moeten ook nu weer over de Tourmalet.

Even kijken wat er nog komt: volgende zaterdag aankomst bergop in Saint-Lary-Soulan, zondag op Plateau de Beille. In de laatste week volgt nog een bergrit, een zware heuvelrit en nog twee bergritten met drie aankomsten op een berg. Daarna nog die tijdrit.

De Tour moet nog beginnen. Voorspelling voor zondag 21 juli: 1. Vingegaard, 2. Pogacar, 3. Roglic. Evenepoel eindigt ergens tussen vijf en tien. Of hij is na een complete offday uitgestapt met het oog op de Olympische Spelen.

Column Cities, acutius, letalius in De Morgen van zaterdag 6 juli 2024

Citius, acutius, letalius

Is Tour de France: Unchained op Netflix een aanrader? Misschien. Het is overigens al deel twee en dat gaat over de Tour van 2023. Deel één heette Tour de France: Au coeur du peloton en ging over de Tour van 2022.

Of Remco Evenepoel zich in 2024 vooraan kan handhaven en volgend jaar in juni een aflevering krijgt, dat is na nog geen week koers niet duidelijk. Hij zette gisteren alvast de puntjes op de i als beste tijdrijder van de wereld.

Tour de France: Unchained kan op de Europese wielerliefhebber overkomen als wielrennen voor het kinderjournaal en dat is het ook af en toe. Oud-renner Steve Chainel die uitlegt dat er 22 teams zijn met elk acht renners alsof hij een groot geheim onthult, het doet geforceerd aan.

Hetzelfde voor Orla Chennaoui van Eurosport die haar statements poneert met een air van ‘nu zal ik eens wat vertellen’. Komt daarbij dat ze focussen op de story- telling, al weer vooral gericht op het Angelsaksische publiek.

Vandaar de overdreven aandacht voor Ben O’Connor, tegelijk Engelstalig en fietsend voor een Franse ploeg, maar dit jaar niet van de partij. Vandaar ook dat de achtdelige serie de etappes door elkaar husselt, terwijl een repo over de Tour de France gebaat is bij een puur sportieve chronologie.

Ook vreemd, maar uiteraard passend als tearjerker, is de aandacht voor Gino Mäder, de renner van Bahrein Victorious die op 15 juni van vorig jaar tijdens de Ronde van Zwitserland crashte in een afdaling en een dag later overleed. Er is zelfs een hele vierde aflevering gewijd aan zijn team dat een etappeoverwinning najaagt. Met succes overigens, want ze zullen er drie winnen, na Alpecin-Deceuninck het meeste van alle teams.

Bij uitbreiding is een groot deel van die serie, meer dan in jaargang één, opgehangen aan het aspect gevaar. Het is duidelijk waar ze de mosterd hebben gehaald: van Drive to survive, ook van Netflix, dat de wereld van de formule 1 van binnenuit volgt. Die serie deed het goed bij de Amerikaanse kijkers en lokte meer geïnteresseerden naar de F1.

Niet zeker of de Amerikaan nu ook massaal het wielrennen gaat volgen. Ik heb de serie begin deze week in anderhalve sessie gebinged. Dinsdag was ik net klaar, toen ik kon blijven zitten voor de ronduit krankzinnige etappe over de Galibier. Ik weet niet meer welke wielrenner het was, maar hij had natuurlijk overschot van gelijk dat die lange snelle afdaling niks toevoegde aan het sportieve. Hij schreef deze etappe toe aan de tunnelvisie van het oude wielrennen dat het spektakelgehalte laat primeren op de gezondheid van de renners.

Citius, acutius, letalius of sneller, gevaarlijker, dodelijker hoort als leuze niet bij sport, dat was ASO even vergeten of heeft Netflix mee de etappes mogen uittekenen?

Jawel, het is goed afgelopen, zoals Tadej Pogacar, Jonas Vingegaard, Remco Evenepoel en alle anderen zich in de diepte stortten. Afdalingen horen erbij, want wat naar boven gaat moet ook wel eens naar beneden, maar een aankomst na een twintig kilometer lange afdaling leggen waarop snelheden van boven de 100 worden behaald op een niet altijd even droog wegdek, is aan misdaad grenzende waanzin.

Hetzelfde oude wielrennen, verpersoonlijkt in nogal wat volgers onder wie commentatoren en journalisten, dat hiervoor de schouders ophaalde, zag geen graten in de sprint die Jasper Philipsen eergisteren reed ten koste van Wout van Aert en finaal ook ten koste van zichzelf. Zijn fixatie op Van Aert kostte hem die 20 centimeter die hij te kort kwam tegen Dylan Groenewegen.

Toeval wil dat Philipsen – die vier etappes en de groene trui won vorig jaar – ook in TdF: Unchained zit. Vooral dan met die ene sprint in de derde etappe in Bayonne waarbij hij de ideale, kortste lijn kiest op een bochtig parcours en zo Wout van Aert al of niet hindert.

Toen was je geneigd te zeggen, dat diskwalificatie niet terecht zou zijn omdat hij op kop voor de kortste weg ging. Eergisteren deed hij de deur dicht, en dat had gemogen, volgens Jan Bakelants, maar niet zo laat, niet toen Van Aert al op zijn hoogte was gekomen.

Het wielrennen leert het maar niet af, de wielrenners leren het maar niet af. Voor elk Van Aert die inhoudt, staan er twee recht die niet inhouden, die redeneren ‘het is flikken of geflikt worden’. Dat gedrag moet eruit. Weg met die haantjes. Het wielrennen zal straks gele kaarten invoeren, rode kaarten zijn meer op hun plaats. Mark Cavendish had er ook één verdiend, maar dan had Netflix die story van de recordoverwinning niet.

Column Dream Team Belgium in De Morgen van maandag 1 juli 2024

Dream Team Belgium

Frankrijk uit, Frankrijk thuis, simpel: altijd lastig. Vergeet de commentaren en voorbeschouwingen, vergeet de statistieken, vergeet alle voorgaande wedstrijden, vanavond komt het aan op de vorm van de dag, het grijpen van het moment, het afwenden van ongeluk en forceren van geluk.

Realitycheck: dit is maar interlandvoetbal, een wedstrijd tussen twee nationale selecties van de beste spelers uit eenzelfde land. Als je het zou vergelijken met een leger, dan is interlandvoetbal een oorlogje tussen twee legers van alleen maar hogere officieren, min of meer gelijken in hiërarchie want allemaal behorend tot de belangrijkste personeelsleden in hun bataljon.

Clubvoetbal is tussen legers met hogere officieren gesteund door lagere officieren en die dan weer door onderofficieren die op hun beurt het kanonnenvlees aansturen. Een bondscoach moet met zijn verbaal en tactisch overwicht hogere officieren overtuigen om zoveel keer per jaar – en nu zelfs een hele maand – ook in de loopgraven te duiken voor de eer van het land, het ego van een collega en voor veel minder geld dan gewend.

Dat lukt heel zelden en daarom krijg je op wereldbekers en continentale kampioenschappen soms van die rare wedstrijden, waarin alle – soms ook Belgische – baasjes ogenschijnlijk zonder plan maar wat in de rondte lopen.

De beste bondscoach is er één die vanwege palmares en bewezen capaciteiten overwicht heeft op zijn spelers, in wiens voetbalvisie ze rotsvast geloven en voor wie ook de hogere officieren door het vuur willen. Zijn enige taak is die elf namen die hij op het wedstrijdblad schrijft ervan te overtuigen dat ze hun eigenbelang ondergeschikt moeten maken aan het team.

In colloquia over teamsporten wordt vaak naar het ‘Dream Team’ op de Olympische Spelen van 1992 verwezen en hoe dat sterrenensemble toch als ‘one team, one dream’ opereerde. Onzin. Vooreerst hebben die sterren een andere ster (Isaiah Thomas) gecanceld omdat hij de absolute leider – Michael Jordan – te veel op zijn zenuwen had gewerkt.

Dat deed denken aan een rel dichter bij huis, bij het wonderbaarlijke Nederlands elftal van de worldcup van 1974. Johan Cruijff en doelman Jan van Beveren hadden een zakelijk conflict en dat eindigde – in 1974 en in 1977 – op last van Cruijff in de niet-selectie van Van Beveren, toen een wereldkeeper.

Dream Team in Barcelona, dat waren elf onemanshows (en collegespeler Christian Leattner) naast en achter elkaar opgevoerd. Hun technisch, fysiek en tactisch overwicht was zo groot dat ze alles wonnen zonder als team te spelen. Dat overwicht is nadien nooit meer vertoond in teamsporten op het hoogste niveau.

Tot de eerste wedstrijd tegen Slovakije had Tedesco nog nooit verloren met zijn ‘Team Belgium’. Soms waren er momentjes dat de Rode Duivels even niet thuis gaven, maar die vlotte kwalificatie en die prima helften uit tegen Duitsland en Engeland – weliswaar vriendschappelijk – lieten het beste verhopen voor Euro 24.

De vraag is dus: behalve dat dit een toernooi is, wat is anders aan de Belgische nationale ploeg dat het plots meer vierkant dan rond draait?

Tip: vergeet de affaire Courtois, dat speelt niet, wel integendeel.

Nog geen idee?

Kevin De Bruyne is terug. Hij speelde de eerste twee interlands onder Tedesco (0-3 in Zweden en 2-3 vriendschappelijk in Duitsland), maar gaf toen tien wedstrijden op rij verstek door die hamstringblessure. Begin juni speelde hij voor het eerst weer een helft tegen Montenegro.

Nogal wat analisten vragen zich af of de aanwezigheid van Kevin De Bruyne – de enige echte wereldster van deze selectie – niet al te verlammend werkt op de ploeg. Dat is niet iets wat je De Bruyne kan verwijten. Die kan het ook niet helpen dat hij het sneller ziet dan anderen en voor zover bekend had hij geen invloed op de selectie zoals Cruijff.

Zijn karakter heeft hij evenmin gekozen en zijn obsessieve benadering van het voetbalspel maakt hem juist zo goed. Het is duidelijk dat het voetbal dat De Bruyne voor ogen heeft niet het voetbal is dat tegen Slovakije en al helemaal niet tegen Oekraïne is gespeeld. Of zijn voetbalwensen conflicteren met de capaciteiten van zijn medespelers, dan wel met de consignes van de coach, of met allebei, dat blijven open vragen.

Misschien had Tedesco meer kunnen doen om de neuzen in dezelfde richting te krijgen. Wat hij vooral niet had moeten doen, is Kevin De Bruyne de kapiteinsband geven. Een perfectionist die alles te goed wil doen, moet je nooit kapitein maken. Zelfs die van het Dream Team was niet Michael Jordan, maar de hiv-positieve Magic Johnson.

Column Leve de VAR in De Morgen van zaterdag 29 juni 2024

Leve de VAR

De kritiek op de Video Assistant Referee (VAR) heeft nog nooit zo hol geklonken als tijdens dit Europese kampioenschap voetbal. De kritiek varieert van:

– een knieschijf buitenspel, daarvoor is dit toch niet uitgevonden?

– een ferme speler staat dan altijd buitenspel

– voor een beetje handspel een goal afkeuren, belachelijk

– alle emotie verdwijnt uit het spel.

De regel die wordt toegepast door de VAR is dezelfde regel zoals die in 1863 is uitgevonden en in 1925 is teruggebracht van drie naar twee spelers achter wie de aanvaller moest blijven, en vanaf 1990 was dat op gelijke hoogte. Achter, gelijk of voor, het is hoe je het bekijkt.

‘Het is hoe je het bekijkt’ is een beetje zoals de ‘grensrechters’ tot de uitvinding van de VAR met hun vlagje zwaaiden en doelpunten afkeurden of niet zwaaiden en lieten doorgaan. De buitenspelregel is dus níét uitgevonden door en voor de VAR.

Wat men heeft geprobeerd met de introductie van de VAR is het objectiveren van de voor een mens onmogelijke oefening die erin bestaat dat je moet meelopen met de aanval, tegelijk inschatten wanneer de bal vertrekt en twintig meter verder of de aanvaller op datzelfde moment niet voorbij de voorlaatste speler staat.

Uit onderzoek bleek dat de refs in sommige wedstrijden bij de helft van de nipte buitenspelbeslissingen (en strafschoppen) er compleet naast zaten. Minimaal ging het om 10 procent foute inschattingen. De VAR is er dus gekomen om juiste beslissingen te nemen en een oneerlijk spel iets minder oneerlijk te maken. In een sport die vaak wordt beslist met één goaltje is het niet overdreven om die cruciale fases correct te beoordelen.

Oké, pechvogel Romelu Lukaku heeft drie keer gescoord op dit EK en twee keer was dat voor nipt buitenspel. Niet buitenspel staan of net wel kun je evengoed uitleggen als aanvallende luciditeit, die de soms wonderbaarlijke spits Lukaku op dit EK in de steek laat – hij miste een rist andere kansen.

Hoeveel hijzelf tegen Roemenië buitenspel stond (een knieschijf) is compleet naast de kwestie, omdat een beetje buitenspel niet bestaat. Je staat voorbij de op één na laatste speler met een deel van je lichaam waarmee je zou kunnen scoren of je staat er niet voorbij. Elke toepassing van de buitenspelregel is een oefening in landmeten, door een machine of door een mens.

De machine, dat staat buiten kijf, is juister. Maar dat het oordelen een beetje sneller zou moeten dan in de Jupiler Pro League en dat de beste technologie zich opdringt, dat spreekt vanzelf. De 3D-semiautomatische on/offside-beoordeling op dit EK werkt prima. Het afkeuren van het doelpunt van Oranje omdat Denzel Dumfries in buitenspel deelnam aan het spel duurde dan weer wat lang, maar dat was de schuld van een fotograaf die een sensorbakje had gesloopt.

De emotie gaat uit het spel en je niet weet of je een doelpunt mag vieren dan wel betreuren, stelde Jan Vertonghen. Weeral: naast de kwestie. Er zijn meer sporten met lage scores waarin (doel)punten achteraf machinaal moeten worden gevalideerd, van het kleine hockey tot de reuzengrote machtige geldmachine van het American football. Rare sport die emotie prefereert boven eerlijkheid.

Kritiek op de VAR wordt al te vaak verward met kritiek op de regels van het voetbal. Neem dat hands van Loïs Openda, onvrijwillig en zonder voordeel. Vroeger was dat doelpunt geldig. Het is niet de VAR of de chip in de bal die dat doelpunt afkeurt, het zijn de (stomme) regels die bepalen dat elke onbewuste offensieve hands een doelpunt annuleert.

Neen, de VAR is een zegen. Er kan nooit te veel VAR zijn. Maak er zelfs maar een VAR 2.0 van, bijvoorbeeld bij gemiste gemene fouten en rode kaarten tussen de strafschopgebieden. Niks zo erg dan een ref die een carrièrebedreigende aanslag op enkels en knieën laat passeren omdat hij het niet heeft gezien of zich omgekeerd laat vangen bij een toneeltje matennaaierij. In het rugby (en American football) wordt ook teruggekeken naar de hoge tackle en vliegen spelers alsnog naar de strafbank.

Marco van Basten, ten slotte, vond het sneu als ex-aanvaller dat de buitenspelregel spreekt van gelijke hoogte. Pas als een aanvaller volledig voorbij de voorlaatste verdediger staat, dan zou het buitenspel moeten zijn, aldus Van Basten.

Gelijk heeft hij, maar dat is de buitenspelregel, niet de VAR. Overigens zal de kwestie van de vijf millimeter knieschijf buitenspel er dan een worden van één millimeter hiel (achterste lichaamsdeel) die in 3D net wel of net geen contact maakt met de lange neus (voorste lichaamsdeel) van de verdediger. Iemand al gedacht aan buitenspel afschaffen?

Column Nieuw nationalisme in De Morgen van maandag 24 juni 2024

Nieuw nationalisme

Welk van de 24 landen Europees kampioen wordt, dat weet geen mens nu al te voorspellen. Welk van de 24 landen géén Europees kampioen wordt, dat dan weer wel. Spanje dus. Het best voetballende land op een toernooi wint nooit een WK of een EK.

Zo was het in het verleden, zo zal het nu zijn en in de toekomst ook. Of enkele keyspelers lopen een blessure op, of raken vermoeid in al hun enthousiasme, of worden gewoonweg van het veld geschopt, of ze hebben pech dat ze op een muur stuiten en zelf alle kansen de nek omwringen waarna ze één welgemikte counter inclusief frommelgoal tegen krijgen.

Oké, we hebben het over voetbal, de meest onvoorspelbare sport ter wereld. Als Spanje alsnog die onzalige traditie zou doorbreken, zou dat erg goed nieuws zijn, maar het blijft weinig waarschijnlijk.Hoe Spanje vorige week donderdag Italië van het kastje naar de muur speelde, was wellicht van het beste dat een landenteam ooit op een voetbalveld heeft gelegd in een traditionele clash tussen twee tegenstanders van niveau op het scherpst van de snee. Het was een mix van virtuositeit, dynamiek, snelheid, tactiek, durf en die saus werd gekruid en gebonden door een niet-aflatende bereidheid om (kilo)meters te maken tot meerdere eer en glorie van team en vaderland.Heerlijk die Poule B, vooraf bestempeld als groep des doods. Vanavond speelt Spanje tegen Albanië en moet Italië nog aan de bak tegen Kroatië. Spanje is al 95 procent zeker groepswinnaar tenzij het verliest en Italië op doelsaldo over Spanje springt. Schrijf maar op: 30 juni in Keulen, dan speelt Spanje zijn achtste finale tegen een derde uit de poules A, D, E of F. België zit in E: derde worden, betekent – volgens @FootballMeetsData – 60 procent kans dat je tegen Spanje moet.

Op de eerste twee dagen vielen in de eerste vier wedstrijden al meteen zestien goals. Dat was een goede opwarmer, zeker voor de neutrale toeschouwer. En er waren mooie prestaties met hartverwarmend offensief voetbal van Duitsland, Spanje en eerst ook Nederland. Daarna werd het wat minder.

Een van de eerste vaststellingen: geen enkel land kan als zwak broertje worden bestempeld. Niet Schotland dat er vijf om de oren kreeg van gastland Duitsland. Ook niet Georgië dat goed voetbalt, en zeker niet Oekraïne dat de betere ploeg was tegen Roemenië, maar drie keer werd afgestraft op een counter.

Nog een vaststelling, en denk maar niet dat dit niks met het sportieve te maken heeft: de natieploegen worden massaal toegezongen. Die indruk kan niet alleen het gevolg zijn van hoe close de camera’s dat nationalistisch intermezzo in beeld brengen. Nooit eerder hebben hele tribunes zo uit volle borst, de ogen rood en de kelen schor, de volksliederen meegezongen. Ook de spelers ontkomen er niet aan. Op Euro 2000 was het een enkeling die de hand op het hart hield en het volkslied luidop meezong. Vandaag is het de hele selectie, de bank en de staf incluis die elkaar vastnemen en hand op het hart de liefde voor de natie belijden. Zelfs buitenlandse coaches zingen (of lippen) mee, zoals Tedesco de Brabançonne.

In deze verwarrende tijden – met een oorlog in het oosten en verhitte discussies tussen landen binnen en buiten de Europese Unie – is interlandvoetbal meer dan ooit een podium voor het nieuw Europees nationalisme. Nog een reden waarom Spanje het niet wordt: die kennen geen nationale eenheid en daarom heeft hun hymne geen tekst.

Ooit beperkte de Europese voetbalanimositeit zich tot Nederland tegen Duitsland en een klein beetje Engeland tegen Frankrijk. Die oude haat en nijd lijkt er helemaal uit. Nu is het Slovenië (EU-lid) tegen Servië (kandidaat-EU-lid dat het nooit zal worden). Twee landen die in 1991 tien dagen lang in oorlog waren. Of Oekraïne dat vrijdag won van Slovakije, een land in oorlog met Rusland tegen een land dat Rusland-gezind is.

Of het überhaupt mogelijk was, dan wel of men de situatie op voorhand heeft ontmijnd, is niet duidelijk, maar de grootste clash is op deze Euro 2024 alvast vermeden en zit er ook niet meer in: Albanië tegen Servië, dat was pas een oorlogje op noppen geworden.

Bijproduct van die opstoot van nationalisme is het fanatisme waarmee minder getalenteerde selecties hun grondgebied verdedigen en zich met een groot hart voor elke bal gooien. Ook dat is een tendens op dit EK: een gebrek aan talent wordt gecompenseerd door onverdroten inzet. Talent alleen volstaat niet meer. De Rode Duivels hebben het talent, nu nog minstens die inzet van tegen Roemenië oproepen tegen Oekraïne, de grootste harten van het toernooi.