
Wondermiddelen
Zijn de prestaties van Tadej Pogacar verdacht?
De vraag is niet meer of hij de Tour wint, ook niet langer hoe dat gebeurt. Dat weten we: hij wint zondag zonder ongelukken of rare wendingen en dat doet hij door heel hard te rijden, elke dag weer. Alleen op welke speciale brandstof hij rijdt, dat moet nog even worden uitgeklaard.
Vreemd toch dat het in de koers altijd weer over geheime wondermiddelen gaat die de ene renner zou hebben en de andere niet. Vaak wordt verwezen naar de epo-jaren van eind vorige en begin deze eeuw om te verklaren waarom die sport niet los geraakt van het dopingspook. Dat is onzin.
Wondermiddelen en alle daarmee verbonden verhaaltjes zijn van alle tijden. Het beste voorbeeld is de mythe rond de Welshe wielrenner Arthur Linton, die in 1896 Bordeaux-Parijs won en – zo staat het in nogal wat boeken – als gevolg van de middelen die zijn soigneur hem had toegediend bij zijn thuiskomst stierf. De realiteit: Linton stierf inderdaad dat jaar, maar wel pas twee maanden nadat hij Bordeaux-Parijs had gewonnen. Van buiktyfus, een toen veel voorkomende ziekte.Bij die verhaaltjes zijn we weer aanbeland nadat vorig weekend bekend werd dat CO inademen wordt gebruikt als (volstrekt legale) testmethode, maar ook zou kunnen worden misbruikt. De aanzet tot die insinuatie werd gegeven op een klein sportwetenschappelijk congres dat in de aanloop naar de Tour een studie presenteerde over CO-inhalatie in zeer lage hoeveelheden. Een nieuw opgerichte website pikte dat op, sprak een aantal betrokkenen die daar erg open over waren en gooide boven het verhaal een kop dat renners CO ter prestatieverbetering inademen.
Dat stond nergens in de tekst, de geciteerden spraken dat zelfs tegen, maar zo’n titel moest wel scoren en de nieuwe site (opvolger van CyclingTips) bekendheid geven. Zo geschiedde.
Zijn de prestaties van Tadej Pogacar en Jonas Vingegaard, en neem er ook maar Remco Evenepoel bij, verdacht? Er wordt al langer gratuit gejongleerd met watt per kilogram lichaamsgewicht en met klimtijden. Die vier minuten die Pogacar van de tijd van Marco Pantani afdeed op Plateau de Beille is behoorlijk indrukwekkend, net als de vermeende 6,8 tot 6,9 watt per kilo van de Sloveen, maar ook Evenepoel en Vingegaard waren ruim sneller dan Pantani.
Die waarden zijn onderhevig aan flinke foutenmarges van 5 procent en meer. De omgevingsomstandigheden (wind, drafting) worden niet meegerekend. De reële waarden zijn niet gekend: de 6,8/6,9 is berekend op basis van klimtijden en herleid naar een standaardrenner.
En dan is er nog die fysiologische bovengrens en de premisse dat een mens met een maximale zuurstofopname van 100 onmogelijk zou zijn. Daarbij wordt dan verondersteld, ook door media, dat je nooit meer dan 100 kunt hebben, alsof het om een percentage zou gaan.
De VO2max wordt evenwel uitgedrukt in milliliter opgenomen zuurstof per minuut per kilogram lichaamsgewicht. Sledehonden geraken tot 240, sommige antilopen tot boven de 300. Vooralsnog is een mens geen sledehond en de VO2max van de mens zal uiteraard begrensd zijn, maar waar ligt dan die grens? Onthoud vooral: wat wordt gemeten, daar zit flink wat ruis op.
Er zijn vooralsnog meer redenen om aan te nemen dat ze vandaag clean rijden dan omgekeerd. Wielrennen is een totaal andere sport geworden. De fietsen zijn beter, de wegen zijn beter, de voeding is beter, de atleten zijn beter en het steeds compactere peloton rijdt (en valt) sneller dan ooit.
Een paar voorbeelden: vroeger konden banden niet dun genoeg zijn en niet te hard worden opgepompt. Plots blijkt breder in combinatie met de juiste velgen en minder druk voor minder rolweerstand en ook minder vermoeidheid te zorgen.De voeding van Lance Armstrong onderweg bestond deels uit confituurtaartjes uit Izegem en na de wedstrijd stond zijn bordje aardappelen met een beetje olijfolie klaar. Vandaag staat alles in het teken van de juiste fueling met verschillende suikers en eiwitten inclusief nadien de onmiddellijke recuperatie aangepast aan het individu.
Wielrennen is van een archaïsche sport een hoogtechnologische sport geworden. De trainingswetenschap met hitte/hoogtetrainingen heeft het overgenomen van het nattevingerwerk. Of zoals een trainer zei die ooit met renner X derde werd in de Tour: “Als ik toen had geweten wat ik nu wist over trainingen, X had die Tour gewonnen.”
Het allerbeste argument om in de kampioenen van vandaag te geloven is dit: wondermiddelen die over minstens vier verschillende ploegen worden gebruikt en die nog eens geheim blijven, dat is een onmogelijkheid in de roddelbarak van het wielrennen.