Column Na de euforie (van de OS) in De Morgen van zaterdag 17 augustus 2024

Na de euforie

.. Na de tien medailles van de Olympische Spelen is het een goed idee om met onze beide voetjes terug op de grond te komen, straks. Eerst nog wat verder surfen op de golf van olympisch enthousiasme.

We zijn in de officiële stand 25ste geëindigd op 84 landen/regio’s die een medaille hebben gewonnen. Dat is volgens de telling ‘goud eerst’. Nemen we het totaal aantal medailles – tien dus – dan eindigen we 21ste.

Ten slotte is er de NCAA-telmethode, ontwikkeld door de koepelorganisatie van de universitaire sport in de VS. Die is interessant voor ons, want ze geeft punten aan één tot acht. Daarin eindigen we zowaar 19de. Afgezet tegenover onze economie (22ste) boksen we in deze stand boven ons gewicht.

Hoe we ook rekenen, we moeten ons nu al zorgen beginnen maken voor over vier jaar. Alles wijst erop dat de zeven medailles van Tokio en de tien van Parijs toe te schrijven zijn aan een generationeel effect. Aan toeval, met andere woorden.

De meeste medaillewinnaars van Parijs kunnen mee tot Los Angeles, op Bashir Abdi en Nafi Thiam na, al weet je met haar nooit. Bij de anderen staan ook levensgrote vraagtekens. Blijft dat taekwondo voor Sarah Chaari te combineren met die doktersstudies? Hebben Remco Evenepoel en Wout van Aert goesting in een derde Olympische Spelen helemaal over de plas naar de andere kant van de VS? Zelfde vraag voor Lotte Kopecky. En voor Fabio Van den Bossche en andere baanwielrenners moeten we vooral hopen dat ze geen wegrenner worden.

Bij de topachtplaatsen, onder wie geen jong volk, is de spoeling pas dun. Van de teams lijken alleen de Red Panthers in het hockey in een opwaartse spiraal te zitten. De Red Lions moeten herbronnen en voor de Belgian Cats was Parijs het nu-of-nooitmoment en zij moeten verjongen.

Er is ook goed nieuws. Topsport is een van de weinige Vlaamse domeinen waarin serieus is geïnvesteerd de voorbije jaren. Een klein bedrag van een aantal miljoenen maakt al een heel verschil. De topsportcultuur is verbeterd. De investeringsbereidheid van de atleten is groter dan ooit. De coaches zijn beter en worden beter behandeld.

Jammer, maar dat zal niet volstaan om in een kleine markt als België/Vlaanderen een gestage aanvoer van medaillewaardige atleten te garanderen. Neen, wij blijven afhankelijk van toeval. Onze sportbasis is meestal niet in staat om uit een steeds kleiner aanbod (sedentarisme!) die schaarse talenten te vinden en die de kans te geven zich te ontplooien.

De structurele manco’s zijn al langer bekend.

Wij hebben 17.000 sportclubs voor 6,8 miljoen inwoners. Nederland heeft voor 18 miljoen inwoners 25.000 sportclubs, met een iets grotere sportparticipatie. Onze clubs zijn te klein, te weinig professioneel en drijven op de goede wil van benevolen. Een standbeeld voor die mensen, maar zo is het Vlaamse clublandschap meer recreatie dan sport, laat staan topsport.

Alleen wielrennen ontsnapt aan die wetmatigheid, omdat de jonge wielrennertjes hier aan de bomen groeien. Zelfs daar moet je vaststellen dat meer dan wie, welke club of bond ook, Remco Evenepoel vooral zichzelf heeft opgeleid.

Uit dat recreatief landschap van die vele clubjes wordt vervolgens het bestuurlijk ‘talent’ voor de bonden gerekruteerd. Hoe hoog de bestuurder in de bonden geraakt wordt niet bepaald door kwaliteit, wel door diens tijd en ego.

Ten slotte kan her en der ook wat vet van de soep. Neem nu de problematiek van de nationale koepelbonden. Sport is regionale materie, wat inhoudt dat elke regio zijn sportbond heeft en daarboven een koepel hangt. In de meeste sporten stelt die niks voor, behalve bij voetbal (KBVB), wielrennen (KBWB) en de Olympische Spelen (BOIC).

De voetbal- en de wielerbond stonden deze week nog in de krant: ze moeten besparen. Die klaagzang tart alle verbeelding. Nationaal georganiseerde sportbonden zijn in de eerste plaats gericht op maximaliseren van de subsidiestromen, al of niet via de Nationale Loterij of hun regionale vleugels.

Daarnaast genereren ze eigen middelen door het ophalen van sponsoring. Die vloeit grotendeels terug als return aan de sponsors, waardoor die bonden bij grote events ware reisbureaus worden. Een ander deel gaat naar de eigen werking, lees zware loonlasten en het comfort van de bondsstructuur. Check de nationale bondsgebouwen (KBVB, KBWB) en de plannen (BOIC).

Omdat het federaal niveau niks vandoen heeft met sport, ontsnappen die nationale koepelbonden aan elke vorm van controle. Misschien een adviesje aan de volgende minister van Sport: ga met uw Franstalige FWB-collega rond de tafel zitten en spreek af om dat nationaal potverteren een halt toe te roepen.