Column ‘Pas tous Remco’ in De Morgen van maandag 21 oktober 2024

Pas tous Remco

Het oog viel dit weekend op het verhaal van Gabriel Berg, van wie ik nog nooit had gehoord. Het is een monoloog, een getuigenis van een achttienjarige renner die voor het Devo-team van Soudal-QuickStep reed. Twee dingen zijn belangrijk in de zin hiervoor: achttien jaar en de verleden tijd van rijden, reed. En de timing: wegwielrennen stopte dit weekend, dus het kon nog net.

Dienstmededeling vooraf, kwestie van verder te lezen of niet: Berg mag dan een wielrenner zijn, hij gaat niet dood, althans niet fysiek.

Berg woont in Argenteuil, dat ligt ten westen van Parijs, in de betere banlieues. Zijn trainingsparcoursen – ik zie ze zo voor mij – lagen in het bosrijke gebied in het zuidwesten en onder Parijs, met die heerlijk mooie vallei van de Chevreuse. Wellicht keerde hij graag terug via Versailles, effe langs het kasteel en dan nog twintig kilometer naar huis.

Die ritjes deed hij ontelbare keren met vrienden en hij werd erg goed in het met de fiets rijden. Zo goed dat hij op de radar kwam van de scoutingteams van de professionele ploegen. Soudal-QuickStep heeft die ook, weze dat het team uit één man bestaat die elke jongen in Europa heeft gespot die op twee wielen iemand uit de wielen kan rijden.

Johan Molly, Molly voor de vrienden, rekruteerde Berg voor zijn ploeg. “De ontdekker van Julian Alaphilippe kwam mij halen!” Weer een groeidiamant, uit de mijnen gehaald nog voor de concurrentie hem had opgemerkt.

Berg was zeventien toen hij zijn contract tekende met het jongerenteam van Patrick Lefevere. Hij was net achttien toen hij met de ploeg samenkwam en binnenstebuiten werd gekeerd. Hij schrok van het sérieux. Hij werd gemeten, kreeg schema’s mee, hoorde geregeld een trainer en kreeg een wedstrijdprogramma. Als hij voedingsadvies of een arts nodig had, die stonden ook klaar.

Hij keerde terug naar huis met een fiets van Specialized, met daarop zijn naam. Voortaan trainde hij verplicht in de SQS-kleuren. Hij was trots, verdiende als student nog eens 450 euro per maand en had uitzicht op een echte profcarrière. “Iedereen bekijkt mij in de vallei van de Chevreuse.”

Al snel in zijn getuigenis weet je hoe het eindigt. Jawel, hij heeft er inmiddels de brui aan gegeven. Juli van dit jaar was cruciaal. “Ik ben achttien jaar en ik stop. Mijn lichaam is gehavend, ik heb littekens voor het leven. Ik heb in juli een koers gereden en vier valpartijen in tien kilometer gezien. Ik ben een beetje bang geworden. En toen raakte ik zelf geblesseerd op training. In de kliniek hoorde ik van de dood van Thomas Bouquet, een ex-ploegmaat (verongelukt op training in een haarspeldbocht, HVDW). André Drege was ook net gestorven tijdens de Ronde van Oostenrijk, die kende ik van in het peloton. Ik had in hun plaats kunnen zijn.”

Er is meer aan de hand dan angst voor de val, de pijn en eventueel de dood. Dat lees je verder in zijn monoloog. “Mijn leven was de fiets geworden. Op mijn achttiende was ik daar niet klaar voor, ik had niet de maturiteit om alles opzij te zetten voor de fiets. Ik heb mijn passie niet kunnen omzetten in werk.”

In mei reed hij nochtans erg goed en kreeg hij overal te horen dat hij zeker zijn kans zou krijgen in de WorldTour, was het niet bij Lefevere dan ergens anders. “Ik moet aan verwachtingen voldoen. Ik rijd tenslotte voor een topteam. En het zeggen aan mijn vader dat ik wil stoppen, dat wordt ook lastig. Hij heeft altijd mijn mooi materiaal betaald.”

Er is nog meer. Hij studeert. Aan de Sciences Po. Ook daarvoor is hij gerekruteerd, of althans aanvaard op basis van bewezen capaciteiten. Berg moet een slimme zijn. Te slim? Niet iedereen mag daar beginnen. “Ik krijg aparte roosters op maat. Ik studeer, maar ik zie niemand. Ik heb geen sociaal leven meer. Ik heb dit jaar alleen genoten toen ik in een maand vrijaf weer met de vrienden op de fiets door de Chevreuse kon rijden. Herbeginnen met wedstrijden was met tegenzin.”

De laatste paragraaf van zijn verhaal: “Onze sportief directeur Dries Devenyns is mijn fiets komen halen. De rest van mijn spullen van de ploeg mocht ik houden. Ik ga een amateurlicentie nemen. Ik heb geen spijt: on n’est pas tous Pogacar, pas tous Remco.”

Van rancune is geen sprake. Hier spreekt een man, een jongen nog, die een beetje van zijn jeugd terug wil. “Bij het team waren ze heel begrijpend. Ik ben deze ochtend nog gaan rijden, in Soudal-QuickStep-outfit. Misschien probeer ik het over een paar jaar nog eens.”

Vanavond is er een gesprek gepland tussen de ploegleiding en Berg, kwestie van alles in een goede verstandhouding af te sluiten.