Column Remcoooh (afl. 1031) in De Morgen van maandag 23 september 2024

Remcooooh (afl. 1031)

Op 17 juni van dit jaar, net voor het Europees kampioenschap voetbal en twee weken voor de Tour-start, plaatste de Amerikaanse sportwebsite The Athletic een verhaal over en met Remco Evenepoel. The New York Times – die geen echte sportredactie meer heeft en The Athletic in huis heeft gehaald – nam het verhaal graag over.

Er zijn niet veel Belgische sporters die de NY Times hebben gehaald, neemt u dat maar aan. De Bruyne en Hazard zijn – als het geheugen het niet laat afweten – de enige Belgen aan wie dat referentiemedium ooit een longread heeft gewijd.

Een hele eer? Ja, als je nagaat wie de auteur – ene mijnheer Whitehead – allemaal heeft gesproken en hoeveel plaats er voor een niet-Amerikaanse sporter in een niet-Amerikaanse sport werd ingeruimd. Neen, als men het verhaal er op naleest.

Remco Evenepoel zal niet blij zijn geweest met de teneur. De bottom line zat in een quote van een van zijn voetbaltrainers: Remco-de-voetballer was in alles goed wat niet voetballen was, zoals veel lopen en inzet vertonen, tactisch was hij zwak.

Een andere trainer verweet hem net niet te veel te lopen en vooral niet te weten waar hij juist moest lopen bij balverlies, een vervelende eigenschap als je weet dat Evenepoel op het laatst als linksback werd uitgespeeld. Bob Browaeys, zijn coach bij de nationale jeugdelftallen, die hem zelfs kapitein maakte, had dan weer een mooi compliment in huis: nooit iemand gezien met zo’n high performance mindset.

De coach bij Anderlecht die hem op de bank zette en als eerste zijn zin in voetballen fnuikte, alsook de coach bij Mechelen die hem tactisch onvolwassen vond, moet de Koninklijke Belgische Wielerbond daar niet eens een kratje wijn bij afzetten?

Zonder dat vroege en wellicht ondoordachte doorselecteren was Remco blijven voetballen. En dan was hij gegarandeerd prof geworden en zelfs een heel degelijke wingback (dixit Bob Browaeys). Het lot besliste anders.

“Te weinig met het hoofd, te veel met het hart, maar hij bleef wel lopen, tot twaalf kilometer per wedstrijd in de jeugd.” Dat was nog een uitspraak van een andere voetbaltrainer over Evenepoel. Ziedaar het geheim van de tijdrijder in Evenepoel: niet te veel nadenken, blijven stampen en stoempen van het begin tot het eind.

Wat heb je nodig voor een tijdrit? Goede fiets. Check. Goede motor. Check. Goed pacing plan. Check. Goed parcours. Check, zeker gisteren. Goede houding, aerodynamisch. Check. Zelfs fenomenaal goed ondanks die aangekweekte korte hamstrings van de ex-voetballer.

Maar bovenal, een goede mentale ingesteldheid ten aanzien van de vreselijk inspanning die tijdrijden is. Een wil om door te zetten, om af te zien bij de beesten, om te blijven trappen daar waar anderen het laten lopen. Daarin maakte Evenepoel gisteren op het wereldkampioenschap tijdrijden in Zürich weer eens het verschil.

Lyrisch word je er niet meer van. Tenzij dan het Sporza-commentaarsduo dat Zürich prompt bombardeerde tot hoofdstad van Zwitserland. Zwitserland heeft geen hoofdstad. Wel een bondsstad en dat is vooralsnog Bern.

Remco Evenepoel heeft gisteren door het prolongeren van zijn wereldtitel de wereld niet meer verbaasd. De laatste keer dat hij dat kon en de monden deed openvallen was op de Olympische Spelen door als eerste goud te winnen in de tijdrit en de wegrit.

Deze jongen van nog maar 24 staat in die keiharde discipline van volwassen mannen op een punt waar nog niet veel collega’s op die leeftijd hebben gestaan. In een tijdrit is het van ‘ik kwam, ik zag en ik overwon’. In een tijdrit op twee wielen en op eigen kracht is Evenepoel voortaan de maat der dingen.

Dat beaamde ook Tom Dumoulin, zelf ooit een begenadigd tijdrijder, toen hij zei dat Evenepoel hard op weg was om de beste tijdrijder ooit te worden. Alleen zei hij er nog iets anders achterna. Dumoulin, een man van nuances ook toen het nog om hemzelf ging, dacht na over een minpuntje en zei “soms neemt hij nog een rare bocht”.

Dat laatste is duidelijk verkeerd gevallen. Daarmee geconfronteerd, reageerde Evenepoel als door een wesp gestoken. “Tom zal de tijdrit op de Olympische Spelen niet gezien hebben, zeker? Het regende, het was glad en daar won ik toch ook!? (fel) Tom komt soms nogal raar uit de hoek. Victor Campenaerts had er gisteren aan tafel nog een goeie quote over: ‘Als je alles wint, beginnen de mensen u soms te haten.'”

Maar neen, Remco. Niemand haat jou, iedereen erkent jouw talent. Maar zoals de voetbaltrainers die vonden dat je soms ondoordacht liep, zijn er journalisten en wielrenners die vinden dat je soms ondoordacht praat.

Column ‘Kirsty for president’ in De Morgen van zaterdag 21 september 2024

Kirsty for president

De kandidaat-opvolgers van Thomas Bach als voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité zijn bekend en er is een record gesneuveld. Tot de verkiezing van Jacques Rogge als achtste IOC-voorzitter waren er één keer vier kandidaten bij een nieuwe verkiezing. Dat was in 1925 toen de Belg Henri de Baillet-Latour werd verkozen.

Rogge moest het in 2001 tegen vier anderen opnemen en Bach moest in 2013 afrekenen met vijf IOC-leden. Voor deze verkiezing van de tiende IOC-voorzitter in de geschiedenis van de sport hebben zich niet minder dan zeven IOC-leden gemeld en het dient gezegd, er zitten een paar rare namen tussen.

Johan Eliasch is wel de opmerkelijkste figuur. De man is 62, miljardair, voorzitter van de internationale skibond, en heeft een Zweeds en Brits paspoort. He ticks all the boxes, schreef een Engelse collega, op één na: Eliasch is nog maar IOC-lid sinds 25 juli. Van arrogantie gesproken. Nog geen enkele serieuze sessie als lid meegemaakt en meteen al voor het hoogste ambt gaan, in dat milieu is dat een zelden geziene zelfmoordmissie. Het mag bevreemden als hij in maart volgend jaar één stem krijgt.

Wie tussen de lijnen leest in het document over de verkiezingsprocedure van de ethische commissie onder voorzitterschap van Ban Ki-moon (ex-VN) kan niet anders dan vaststellen dat vijf van de zeven kandidaten te oud zijn. De leeftijdslimiet ligt bij 70 en Seb Coe (68 eind deze maand), Morinari Watanabe (65), Juan Antonio Samaranch (65 op 1 november), prins Feisal al Hussein van Jordanië (over drie weken 61) en tafelspringer Johan Eliasch (62) kunnen maximaal een eerste termijn van acht jaar vervullen.

Na die eerste acht jaar moeten ze weg en voor sommigen onder hen (Coe, Watanabe, Samaranch) zullen er zelfs onderweg in hun eerste zit uitzonderingen op de leeftijdslimiet nodig zijn. Coes IOC-lidmaatschap kan bijvoorbeeld worden verlengd, maar slechts tot 2030. Alleen zit hij bij het IOC als voorzitter van World Athletics en dat mandaat loopt af in 2027.

Alleen de prins van Jordanië kan tot 2035 worden verlengd, maar ook dat volstaat niet voor twee termijnen. Een uitzondering maken op het Olympisch Handvest zou een slecht signaal zijn. Het is die overweging die Bach ertoe heeft aangezet om af te zien van een derde termijn.

Samaranch, het zoontje van de belangrijkste voorzitter sinds Pierre de Coubertin, die aan het eind van zijn mandaat net niet werd uitgespuwd, is ook kandidaat. Is dat om de nagedachtenis aan zijn pa in eer te herstellen, dan wel zijn vadercomplex van zich af te werpen? Hij lobbyde zich een ongeluk in Hôtel du Collectionneur tijdens de Spelen, maar of dat zal volstaan, is nog maar de vraag.

Twee van de zes kandidaten kunnen de volledige twaalf jaar (acht voor een eerste termijn en vier voor een eenmalige verlenging) uitzitten. Dat zijn de Fransman David Lappartient (51) en de Zimbabwaanse Kirsty Coventry (41), op voorwaarde dat ook Lappartient een volwaardig IOC-lid wordt. Voorlopig is hij ex officio gecoöpteerd, dus zoals Coe vanuit zijn bondsvoorzitterschap.

In het genre tafelspringer scoort Lappartient hoog. De man regeert met ijzeren vuist over de internationale wielerunie UCI, een disfunctionele bond die er niet in slaagt zijn atleten te beschermen. Hij is daarnaast voorzitter van het departement Morbihan en van het Franse olympisch comité en hij zet zich achter de kandidatuur van de Franse Alpen voor de Winterspelen van 2030.

Coventry is dan weer de opvallendste naam en de favoriet van de uittredende Bach. Dat laatste is niet onbelangrijk als je weet dat 81 van de 111 stemgerechtigde IOC-leden onder Bach zijn gecoöpteerd en Coventry zelf een van de eersten van de Bach-lichting was.

Ze is nog maar de tweede vrouw die zich ooit als kandidaat presenteert. De eerste was Anita DeFrantz in 2001. Zij was kansloos in het oude IOC omwille van een aantal ‘nadelen’: vrouw, lesbisch, zwart en Amerikaans.

De nadelen van 2001 zijn de troeven van 2025: Coventry is vrouw, jonge moeder, Afrikaanse, maar wel blank. En ze heeft drie gouden medailles gewonnen in een belangrijke olympische sport als zwemmen, één meer dan Coe.

Haar enige nadeel is haar beperkt trackrecord als leidinggevende, met uitzondering dan van een ministerpostje. Met een stevig uitgebouwde IOC-staf en administratie mag dat geen probleem zijn. Op 21 maart 2025 zal de witte rook uit de schouw van het Peloponnesische luxeresort Costa Navarino de consecratie van de tiende sportpaus aankondigen. Een pausin is niet ondenkbaar.

Column Swiss System in De Morgen van maandag 16 september 2024

Swiss System

Morgen begint de Champions League, occasioneel gespreid over drie dagen. Daarna moet u het even in de gaten houden: soms is het om de twee weken kampioenenbal, soms zitten er drie weken tussen. Niet onbelangrijk: er zijn acht in plaats van zes speeldagen in de groepsfase en die laatste twee vallen eind januari. Het wordt wennen, op alle vlakken.

Zo zijn er niet langer 32 maar 36 teams in de Champions League. Zelfde verhaal voor de Europa League en de Conference League, die twee weken later van start gaan en nog steeds op donderdag hun ding mogen doen en wel maar zes speeldagen tellen.

De competitieopzet dan. Als u maar af en toe voetbal kijkt, alleen als Messi of Ronaldo meedoet bijvoorbeeld, dan mag u hier stoppen met lezen. Niet alleen omdat Messi en Ronaldo niet meer meedoen, maar omdat u het toch niet zult begrijpen.

Er wordt één rangschikking van 36 ploegen opgemaakt na acht (zes) speeldagen. Kan dat? Dat kan. Met het Zwitserse model, officieel het Swiss system tournament.

Het Zwitserse competitiesysteem is bedoeld om uit te komen bij een winnaar uit een grote groep deelnemers, zonder dat iedereen tegen iedereen moet spelen. Met 36 ploegen volgens het bij ons gangbare roundrobinsysteem zou je zeventig wedstrijden moeten spelen. Onbegonnen werk.

Dat format is voor het eerst toegepast in Zürich in 1895 in een schaaktoernooi, vandaar Swiss system. Het wordt ook veelvuldig gebruikt in bridge, go, scrabble, Pokémon en Rocket League. En nu dus ook in voetbal, in de drie Europese bekers. Het systeem waardoor elke ploeg acht tegenstanders (zes in de Europa en Conference League) kreeg toegewezen lijkt arbitrair en ondoorzichtig, maar is gebaseerd op een rangorde van historische resultaten.

Waarom het bestaande systeem op de schop moest, dat is duidelijk. Toeval uitsluiten, zoals een sensationele uitschakeling van een grote ploeg uit een groot land door een outsider uit een klein land.

De vroegere Europabeker voor Landskampioenen, nog voor de Champions League van start ging in 1992, was een competitie met knock-out van in het begin, directe uitschakeling voor wie zijn eerste confrontatie (uit en thuis) verloor. De Champions League kwam er omdat de UEFA enkele marketeers onder de arm had genomen om haar eigen voetbalcompetitie wat meer aanzien te geven en zodoende sponsoring te werven. Het competitieformat omvatte toen ook al een groepsfase, maar daar was niet goed over nagedacht.

Pas met de dreiging van een een afscheurcompetitie in 1998 (toen al met enkele Saudi’s en Silvio Berlusconi als drijvende kracht) kwam er een hervorming naar de zin van de topclubs. De groepsfase werd uitgebreid naar zelfs twee opeenvolgende groepen van vier en drie ploegen en, nog belangrijker, de te verdienen gelden waren niet langer geheel afhankelijk van het resultaat. Twee vliegen in één klap.

Ten eerste, hoe langer een serie wedstrijden duurt, hoe kleiner de kans op verrassingen aan het eind. Op maat dus van de grote sterke teams die, ten tweede, zich verzekerd wisten van een groot deel van hun inkomsten nog voor de eerste bal was getrapt. Het gehanteerde verdeelmodel was erg oneerlijk: rijk werd rijker.

Voor deze hernieuwde editie is dat nog flagranter: maar 37,5 procent van de 2,467 miljard euro wordt verdeeld op basis van sportieve resultaten. Van 62,5 procent weten we nu al wie die straks krijgt. Die wordt verdeeld op basis van historische resultaten en de waarde van het tv-contract in het land van herkomst. Zo krijgt Paris Saint-Germain, omdat Frankrijk veel betaalt voor de Europese rechten en er maar vier Franse ploegen meedoen, op voorhand het meeste geld van alle 36 clubs: 63,351 miljoen. Daar kan nog 83,5 miljoen bij komen, maar dan moet PSG al zijn acht wedstrijden in de ‘Zwitserse fase’ winnen, én de finale van Champions League, én daarna nog de supercup.

Die 83,5 miljoen euro ligt in theorie ook te wachten op Club Brugge als het na de Champions League ook de supercup (in Europa welteverstaan) zou winnen. Club is wel benadeeld ten opzichte van PSG want het weet zich bij de start slechts verzekerd van 37,3 miljoen.

Al is het bijwoord ‘slechts’ hier heel ongepast. De vijf andere Belgische clubs die Europees spelen in de Europa en Conference League zijn nu samen zeker van 29 miljoen euro, met Gent en Anderlecht als koploper met meer dan 6,1 miljoen.

Ook hier te lande wordt rijk steeds rijker. Het ontwrichtende effect van de Champions League op de nationale competities is al langer een item en is nu ook tot de Premier League doorgedrongen, waardoor het dit seizoen zeker op de agenda komt.

Column ‘Doorselecteren’ van zaterdag 14 september 2024 in De Morgen

Doorselecteren

Domenico Tedesco heeft ballen aan zijn lijf, zoals hij tijdens zijn veelbesproken evaluatie eind augustus opperde dat hij met het oog op het ontwikkelen van een vernieuwde kern wilde doorselecteren in de Nations League. Het idee was goed, randje fantastisch. In het besef dat de Rode Duivels nu ter plaatse trappelen, wat gelijkstaat aan achteruitgaan, wilde Tedesco een beetje georganiseerde chaos in de hoop op een nieuwe Belgische voetbalorde.

In de wetenschap dat nieuw talent het altijd moeilijk heeft om zich door te zetten in een kader van gelouterde spelers kon dat doorselecteren weleens werken. Resultaat was dan even minder belangrijk, wel kijken wie samen in het bad kon worden gegooid, wie niet zou verzuipen en vooral wie zou bovendrijven. Dat recept is al meermaals in veel ploegsporten goed uitgedraaid, maar evenveel keer desastreus geëindigd, moet je erbij vermelden.

Een risico dus en dat komend van een coach die na Euro 2024 risico-avers werd genoemd omdat hij zijn ploeg te defensief had laten voetballen. Wie dat risico-avers op het conto van de bondscoach schreef, heeft nooit een teamsport op niveau gespeeld. Het is echt niet de coach die voor de volle 100 procent verantwoordelijk is voor wat er op het veld gebeurt, ook niet die ene speler die toevallig kapitein is. Het levende en fluïde organisme, het team, bepaalt uiteindelijk hoe er wordt gespeeld, afhankelijk van hoe de individuen hun taak invullen.

Dat doorselecteren heeft Tedesco niet helemaal zelf in de hand gehad. De zelfverklaarde onderkoning van Madrid, Thibaut Courtois, selecteerde zichzelf uit de ploeg. Dat was een sof, die onmogelijk Tedesco kan worden aangerekend. Hij heeft niet geplooid voor zijn superster en wie dat als zwakte ziet kent niks van ploegdynamiek.

Na het dubbele luik tegen Israël en vooral uit tegen Frankrijk is doorselecteren meer dan ooit de boodschap. Technisch directeur Frank Vercauteren kan voor één keer zijn rol als achter- en meeloper overstijgen als hij Tedesco in zijn volgende doorgeselecteerde selectie zou steunen. Hoe die er dan moet uitzien? Geen idee, maar alvast voorlopig geen Kevin De Bruyne.

Laat deze bondscoach maar eens proberen een ander middenveld te bouwen en geef hem daartoe tijd. Het onevenwicht zonder De Bruyne zal niet groter zijn dan met hem, het zal alleen anders zijn.

Het stond hier al eens eerder, na Euro 2024: De Bruyne heeft gelijk dat de rest van de ploeg zijn niveau niet haalt en precies daarom kun je De Bruyne alles toevertrouwen, behalve die kapiteinsband. Voor die rol is hij niet geschikt.

Dat bewees hij maandagavond toen hij na een halve wedstrijd met de armen zwaaien en met zijn hoofd schudden bij Gilles De Bilde net geen namen noemde van wie dan wel in zijn ogen de schuldigen waren voor de lamentabele prestatie. Dat Doen Kapiteins Niet. En wie dat wel wil doen moet die band niet om zijn arm willen.

Wat als daar een echte journalist had gestaan die wel had doorgevraagd? Oké, dat is niet helemaal eerlijk. Allemansvriend De Bilde maakt dingen los bij voetballers. Veel kans dat De Bruyne tegenover een journalist met perskaart en keurige vragen minder loslippiger is dan tegen de ex-voetballer De Bilde (ook meer emo-speler dan een tactische kraan in zijn tijd, maar passons) die hij absoluut meewilde in zijn betoog.

Laatst stond in een verhaal van L’Équipe Magazine over De Bruyne een compleet foute aanname: “Il n’y a pas plus humble que lui sur la planète foot.” Niemand bescheidener dan hij op de planeet voetbal? De Bruyne vindt zichzelf de beste van de wereld op zijn positie. Hij ziet het beter dan wie ook en wie het anders ziet is fout. Andere meningen laat hij niet toe want die brengen hem in verwarring. Er bestaan klinische termen voor mensen met die denkpatronen, maar die doen er hier niet toe.

Feit is: De Bruyne kan een genie zijn, maar dan alleen in een goedlopend raderwerk, genre Manchester City, en zelfs daar zwaait hij met de armen en schudt hij het hoofd. Het genie en een goedlopend Belgisch raderwerk hebben elkaar gevonden in welgeteld één toernooi: het WK 2018. Op het WK 2014 en het EK 2016 was De Bruyne nog niet de wereldster. Na 2018 werd hij dat wel en werd tegelijk de ploeg rond hem steeds minder. Gevolg: gedoe.

Zonder De Bruyne zal de nieuwe ploeg sneller kunnen groeien, met hem kom je altijd weer bij zijn ongeduld uit. Pas als de Rode Duivels zonder hem op de rails staan, kun je overwegen om hem terug te halen. Als hij dan nog wil, want het genie is wel degelijk koppig.