Column Migranten-trainers in De Morgen van zaterdag 25 januari 2025

Migranten-trainers

Met Elisabet Gunnarsdottir hebben de Red Flames een buitenlandse bondscoach. Dat geldt ook voor de mannen met Rudi Garcia. Van de acht nationale ploegen in de vier grote ploegsporten in dit land is er nu nog één onder de hoede van een Belg en dat was een ongelukje. Assistent-bondscoach Kris Vansnick erfde de Yellow Tigers van Gert Vande Broek omdat de bond geen geld had voor een buitenlander.

Zou er een land zijn waar meer buitenlandse bondscoaches aan het werk zijn dan België?

Zou er een land zijn waar de topsport meer buitenlandse coaches in dienst heeft?

Neem de olympische medailles van vorige zomer. De wielrenners Remco Evenepoel en Wout van Aert worden door Nederlanders getraind: Koen Pelgrim en Mathieu Heijboer. Marathonloper Bashir Abdi heeft de Engelsman Gary Lough achter zich. Meerkampster Noor Vidts en taekwondoka Sarah Chaâri zweren bij Argentijnen. De verrassende bronzen judoka Gabriela Willems wordt door een Italiaan getraind. Fabio Van den Bossche dan: bij wegploeg Alpecin-Deceuninck heeft hij een Belg als trainer, maar de hoofdcoach van het baanwielrennen is de Nieuw-Zeelander Tim Carswell.

De enige twee medailles van 100 procent Belgische makelij zijn die van Lotte Kopecky, die zichzelf traint, en uiteraard Nafi Thiam, die Michael Van der Plaetsen koos boven buitenlanders.

Zou er een land zijn dat meer te danken heeft aan buitenlandse trainers en coaches dan België?

Met uitzondering van het judo onder Jean-Marie Dedecker en het wielrennen zijn de grootste Belgische prestaties van de moderne topsport (startjaar: 1988) gestuurd door buitenlanders. Het uiterst succesvolle hockeymodel springt daarbij in het oog. Een Nederlandse architect met Bert Wentink en eerst twee Nederlandse bondscoaches, later nog een. Die andere werd door een Nieuw-Zeelander vervangen.

Gymnastiek dan? Gouden Nina Derwael is het product van twee Franse trainers en had recent nog een gepensioneerde Duitse die haar op het goede pad hield.

De zwemmedailles van Fred Deburghgraeve en Pieter Timmers waren het werk van een Nederlander, toptrainer Ronald Gaastra. De laatste judomedaille bij de mannen was die van Mattias Casse in Tokio, behaald met de Nederlander Mark van der Ham in zijn hoek. Datzelfde duo was ook in Parijs, maar daar liep het mis.

Maak nu eens de omgekeerde oefening: welke Belgische coach maakt echt furore in het buitenland? In het voetbal had je Hugo Broos die de Africa Cup won met Kameroen en tegenwoordig doet Vincent Kompany het erg aardig in München bij Bayern, al was die 3-0-bolwassing bij Feyenoord wel opvallend.

Andere sporten? Een stille kracht als wielertrainer Marc Lamberts leverde uitstekend werk bij Jumbo-Visma en doet dat tegenwoordig Red Bull-Bora-Hansgrohe. Ongetwijfeld zijn hier namen vergeten, maar de goede verstaander en lezer zal het eens zijn met de conclusie: het Belgische trainerschap is niet bepaald een exportproduct.

Dat manco heeft verschillende oorzaken. Aan de basis ligt nog steeds een structurele achterstand inzake trainersopleidingen. Die moeten vanuit sportbonden met visie worden gestuurd en die lopen niet dik in dit land. Het bondenlandschap in België is mede door de staatsstructuur nogal chaotisch en daarom onzeker, niet bevorderend voor voltijds engagement. Om al die en nog veel meer redenen slagen wij er zeer zelden in om ex-toppers te recycleren in onze bonden en al helemaal niet als trainer. Dirk Van Tichelt is een uitzondering. Om al die en nog veel meer redenen hebben wij al te vaak buitenlanders nodig om orde te scheppen in de chaos.

Het hockeymodel staat hierboven uitgelegd. De funderingen voor die successen zijn van Nederlands beton. Atletiek en zwemmen hebben nu ook Nederlanders gehaald, niet altijd tot tevredenheid van de Vlaamse en nog minder van de Franstalige achterban.

In het zwemmen trad met Mark Faber een bewezen topcoach als technisch directeur aan en in het Vlaamse atletiekmodel hebben drie Nederlanders (Rutger Smith, Bram Peters en Bart Bennema) een trekkersrol gekregen. De reactie op die aanstellingen was stemmingmakerij, versterkt door een sportpers die de critici eenzijdig aan het woord liet, zonder het minste tegenwerk en zonder de minste achtergrondkennis van wat een performant sportmodel juist inhoudt.

Voorlopig kunnen we in de Belgische sport niet zonder buitenlandse input, maar het wordt dringend tijd dat we de voorwaarden creëren om zelf topsporttrekkers op te leiden. Daarom is het belangrijk dat we die migranten-trainers niet behandelen als passanten maar ervan leren als versterkers van een topsportcultuur die er nu al te vaak niet is.