
Monumentaal
Is de Milaan-Sanremo van zaterdag de mooiste Milaan-Sanremo ooit? Dat hangt ervan af hoe oud je bent en wat je hebt meegemaakt. In mijn geheugen was dat tot zaterdag 1975. Eddy Merckx reed toen een kloofje dicht dat was ontstaan in de afdaling van de Poggio. Net op tijd kwam hij na een reuze-inspanning bij Francesco Moser en co aansluiten en trok op wel vierhonderd meter van de meet meteen de sprint op gang. En won.
Dat was sensationeel, maar het verbleekt bij het spektakel van de voorbije editie. Wat Pogacar, Van der Poel en Ganna hebben opgevoerd, dat was nooit eerder vertoond in een wedstrijd die de reputatie heeft van saai. Of La Primavera afgelopen zaterdag tussen vier en vijf van karakter is veranderd – van een lange koers met anderhalve ontploffing naar een aanvallersfestival met tien verschoten cartouchen – dat valt nog te bezien.
Wat we hebben gehad en gezien dat hebben we alvast gehad en het was een uur lang genieten. Een klein uur om precies te zijn, vanaf de beklimming van de Cipressa en bergaf over die van de Poggio en bergaf tot de redelijk onconventionele sprint op de Via Roma. MSR ’25 was een Monumentaal Monument.
Het begon met die raketaanval op de Cipressa van UAE, bedoeld om Tadej Pogacar alleen te zetten of desnoods in een man-tegen-mansituatie te brengen, waarna hij de klus zou afmaken op de Poggio. In de wandelgangen van UAE bleek achteraf dat daar iets is misgegaan. Isaac del Toro bleek heel even vermist waardoor vooral Tim Wellens en vervolgens heel kort Jhonatan Narvaez de lanceerplatformen waren voor de allesbeslissende aanval van de Sloveense kopman.
Ze reden aan 43-44 een helling van vier procent op en nog volstond dat niet. Dat Mathieu van der Poel kon volgen, daar had Pogi allicht nog enigszins rekening mee gehouden. Dat ook Filippo Ganna met zijn bijna tachtig kilo er nog aan hing, was dan weer een tegenvaller.
De Cipressa, de Poggio en vervolgens de kansloze sprint van Pogacar waren aanleiding voor opluchting binnen en buiten de wielerwereld. Oef, Tadej Pogacar is wel degelijk te kloppen. Alsof dat nog moest bevestigd worden. Om maar een oude/nieuwe vergelijking weer eens van stal te halen: Eddy Merckx won ook niet alle koersen waarin hij aan de start stond.
Meer zelfs, Eddy Merckx was zoals elke coureur: hij verloor meer dan hij won. Zijn winstpercentage over zijn hele carrière is wel ongezien. In zijn beste jaren won hij meer dan één op drie wedstrijden waarin hij startte. Over zijn hele carrière komt hij net niet aan dertig procent. Pogacar zit in die buurt.
De vrees dat Pogacar dit jaar alles zou winnen, is vorig seizoen ontstaan toen hij in 58 koersdagen 22 keer won, de eindklasseringen van de kleine en grote rondes niet meegerekend. Dat was Merckxiaans. Voorlopig slaat wat hierna komt nergens op, is het ook nergens op gebaseerd tenzij op een buikgevoel, maar het zou dit seizoen evengoed kunnen tegenvallen voor de Sloveen.
De oorzaak is dan niet ver te zoeken. Negentig jaar geleden schreef historicus Jan Romein – een Nederlander en, o jee, een marxist – in zijn essay ‘De dialectiek van de vooruitgang’ over wat hij de wet van de remmende voorsprong noemde. Voorsprong leidt er vaak toe dat niet naar verdere verbetering wordt gezocht. Althans niet bij wie voor ligt.
Wie achterop loopt, of fietst in dit geval, zal wel een tandje bijsteken om die voorsprong teniet te doen. Pogacar heeft voorsprong genomen door van trainer en vooral van aanpak te veranderen, maar past nu toch maar beter op zijn tellen. Jonas Vingegaard en Team Visma-LAB zijn in alle rust al bezig met de Tour van volgende zomer.
Mathieu van der Poel heeft dan weer overduidelijk extra huiswerk gemaakt voor de eendagswedstrijden. Niet zeker of het Pogacar is die hem heeft aangezet om anders en beter te trainen, dan wel zijn gedeeltelijke verhuis naar Zuid-Spanje. Wellicht is het van allebei een beetje. Combineer dat met het comfort van dat mooie palmares dat hij in vijf jaar tijd bij elkaar heeft gefietst, op de weg en in het veld. Het voorlopige eindresultaat is een übertalent dat zich goed in zijn vel voelt, zijn doelen uitkiest, daar precies en rustig naar toewerkt, als geen ander weet hoe hij moet winnen en waar blijkbaar nog conditionele rek op zit.
Van der Poel is in de hiërarchie van winnaars in de vijf Monumenten een plek opgeschoven en staat nu met zijn zeven zeges op plaats zeven, samen met Pogacar, Cancellara, Boonen en Bartali. Als Pogacar en Van der Poel nog wat doorgaan op dat elan kunnen ze misschien op elf komen. Dan staan ze als tweede in de eeuwige rangschikking naast Roger De Vlaeminck. Een geruststelling: aan de negentien stuks van Eddy Merckx komen ze nooit.






