Column Hoogmoed in De Morgen van maandag 10 maart 2025

Hoogmoed

Beginnen met excuses: hoewel er zaterdag van de eerste twintig in de UCI-ranking maar twee op het appel waren, stonden toch nog twee van de beste vijf renners aan de start van de Strade Bianche. En dus niet één van de vijf zoals hier zaterdag nog stond. Tom Pidcock (met zijn gedachten erbij) is bij die beste vijf, waartoe ook Jonas Vingegaard (als hij verschijnt) en Mathieu van der Poel (als hij goesting heeft) behoren. Voor de vijfde naam kan het alle kanten uit. De ene keer zal dat Wout van Aert zijn, de volgende keer Remco Evenepoel, maar toch vaker die laatste.

Pidcock uit Merchtem is een durver. Op de strook waar Pogacar vorig jaar iedereen uit het wiel reed, de Sante Marie-klim, versnelde hij en legde de wedstrijd in een definitieve plooi waaruit hij zelf vijftig kilometer verder zou wegvallen.

Pogacar vond het fantastisch. Hij zat op dat moment allicht al te twijfelen en te schuiven op zijn zadel? Gaan of wachten, springen of blijven zitten? Aanvallen betekende de toorn en de afgunst van een half peloton over zich afroepen, om nog maar te zwijgen van de verdachtmakingen. Blijven zitten en afwachten was de beste optie. En toen was daar die move van Pidcock.

Een all-indemarrage was het nu ook weer niet van de Engelsman. Meer een poging om met een kleine kopgroep over te blijven, wat altijd voordelen biedt op dat soort parcours: betere lijnen kunnen rijden, geen slepers die hangend tussen hun kader blijven volgen en zenuwachtigheid veroorzaken en duidelijkheid over wie nu de sterksten zijn.

Hoelang zal Pidcock op kop hebben gereden? Niet zeker of het vijftig meter was. Pogacar sprong meteen op het wiel en reed even later zelf op kop. Een counter, luidde het commentaar. Dat was het ook niet, eerder een statement aan de collega’s. Gezien? Hij (Pidcock) is begonnen, ik kan er niks aan doen dat ik mee moet gaan. En weg waren ze.

Die val van Pogacar dan. Eigen schuld. Te snel in een bocht willen gaan die hij naar eigen zeggen al wel twintig keer heeft gereden. Lelijke val, zonder meer, erg lelijke val zelfs, maar wel een geluk bij een ongeluk. Een boordsteen of een paaltje te veel en hij had heel zijn seizoen of zelfs zijn carrière om zeep kunnen helpen.

Dat gebeurde niet, hij verloor iets meer dan een halve minuut en reed die in vijf kilometer dicht. Pidcock reed niet vol door, aldus de commentatoren. En zo naderde de Sloveen erg snel, waarna de Engelsman even informeerde of alles oké was en of het goed was dat ze nu samen verder zouden rijden.

In academische kringen die iets te maken hebben met psychologie wordt wielrennen vaak in verband gebracht met het gevangenendilemma. Dat is een speltheorie die de moeilijke keuze tussen het samenwerken met of het bedriegen van de andere(n) benadrukt, steeds met als doel om er zelf zoveel mogelijk profijt uit te halen. Dat zou een schone theoretische verklaring kunnen zijn voor het gedrag van Pidcock, maar zou het niet evengoed kunnen dat Pidcock in de stroken daarvoor al had ondervonden dat hij de mindere was van Pogacar?

Nogmaals, wielrennen is geen voetbal. In wielrennen is niks toeval, behalve dan de val en die liep in deze wedstrijd goed af. Wie ooit in een peloton heeft gereden, de snelheid doet er niet toe, of zelfs maar met twee, herkent de spontane hiërarchie die ontstaat tussen sporters op een koersfiets.

Pidcock had al snel door dat hij de mindere van de twee was en koos dus eieren voor zijn geld in de hoop dat hij alsnog een buitenkans zou krijgen om zelf te winnen. Zoniet zou hij haast zeker tweede eindigen en tweede na de beste, dat moet je koesteren.

Er zijn niet veel sporten waarbij de totale onderwerping zo uitgesproken is als in het wielrennen. Soms wordt die sport vergeleken met boksen, maar die ene toevallig rake knock-outpunch van de underdog bestaat niet in een gevecht op twee wielen. Wielrennen is één lange sloop door de beste sloper van de bende. Dat is Pogacar.

Lance Armstrong noemde hem met de nodige schroom een van de beste renners ooit. Die schroom mag hij achterwege laten. Pogacar komt als compleet renner dichter bij Eddy Merckx dan eender wie van zijn collega’s uit een ver of recent verleden.

De tegenstand was zaterdag niet bijzonder talrijk, die slag moeten we nog om de arm houden, maar het ziet er meer en meer naar uit dat de Sloveen in de eerste plaats vooral door hemzelf kan worden geklopt. Bijvoorbeeld door hoogmoed die, zo wil het spreekwoord, voor de val komt. Welnu, die val zaterdag was een veruitwendiging van hoogmoed en nonchalance. Maar de Tour de France, dat wordt een ander verhaal.