Column Mindset in De Morgen van maandag 19 mei 2025

Mindset

Weer eens spannend tot de laatste speeldag. Al weken zitten de voetballiefhebbers op het puntje van hun stoel en nog weten ze niet wie de landstitel zal pakken: Club Brugge voor de zoveelste keer of Union voor de eerste keer, althans in het naoorlogse voetbal?

Zouden ze bij de Pro League nog geen spijt hebben dat ze de play-offs hebben afgeschaft? Voor wie dat is ontgaan, dat zou na volgend seizoen moeten gebeuren. 2025-’26 is dan de laatste competitie met play-offs, de beste uitvinding ooit in het Belgische voetbal.

De gestelde lichamen van het profvoetbal hebben nog even om die onzalige beslissing terug te draaien. Dat zal niet gebeuren. De ambitie om minder nationale competitiewedstrijden te spelen dan de veertig van vandaag was begrijpelijk. Maar een inkrimping van de belasting op Belgisch niveau had anders gekund, met een kleinere 1A bijvoorbeeld.

Met het afschaffen van de play-offs hebben de clubs kleur bekend. Het publiek vermaak bieden is niet hun eerste betrachting. Spelers goedkoop halen en duur verkopen is hun eerste en enige bekommernis. Om de clubs meer ademruimte te geven om in Europa te schitteren moest een aan de perfectie grenzende competitieformule sneuvelen. ‘Schitteren’ moet u lezen als hun spelerswaar in Europa uitstallen. Hoe jammer toch.

Union en Club Brugge eindigen volgende week de jaargang 2024-’25 in eigen stadion. Union krijgt het leeggeknepen Gent op bezoek. Stel je even voor dat uitgerekend Gent Union afstopt en daardoor de aartsrivaal in Vlaanderen de titel bezorgt, hoe gek zou dat zijn? Geen enkele Gentenaar die daar zou van schrikken overigens.

Club mag dan weer thuis tegen Antwerp aan de slag. Ook die hunkeren naar het einde en zijn een vogel voor de kat. Toch is het volgende week in het Dudenpark te doen, waar een mentaal ijzersterk Union aan de slag is.

In de voorgaande jaren lieten ze het telkens liggen in die eindfase, maar nu hebben ze een mindset waarmee je kampioen kunt spelen. Ze wonnen halfweg de play-offs in Brugge op mentaliteit, kracht en agressiviteit, en om dat in Jan Breydel voor elkaar te krijgen moet je echt van goeden huize zijn.

Zaterdag in Antwerpen waren ze scherper dan ooit en lieten zich niet meeslepen in de festiviteiten voor Toby Alderweireld. Met hun focus is voorlopig niks mis en dat is toch opmerkelijk voor een club die jaar na jaar zijn beste spelers en succescoaches ziet vertrekken. Toch slagen ze er telkens weer in die ziel en zaligheid te behouden en die unieke sfeer in dat prachtige Dudenpark te bestendigen.

Er was natuurlijk wel wat aan te merken op die voorlaatste speeldag. Zowel Union als Club kwam op bezoek bij respectievelijk Antwerp en Anderlecht te gemakkelijk op voorsprong. Hun tegenstanders hadden evenveel of misschien wel meer aandacht voor het afscheid van hun gepensioneerde Rode Duivels dan voor de wedstrijd.

Zowel Antwerp als Anderlecht had niks meer te winnen of te verliezen. Antwerp-Union is geen beladen wedstrijd en was dat ook zaterdag niet. De eerste bekommernis was het feest ter ere van het afscheid van Alderweireld en de afbraak van de veelbesproken tribune 2. Die afbraak is niet zo belangrijk. Wat in de plaats komt, en hoe Paul Gheysens dat gaat betalen, is dat wel.

Alderweireld kwam er bij Antwerp pas in aan de 86ste minuut, toen het kalf al was verdronken. Kort daarna werd het zelfs 0-4. Niemand die erom gaf, om die vierde tegengoal. Jan Vertonghen daarentegen startte tegen Club, toch verrassend. Hij was al een paar keer ingevallen, maar Vertonghen zetten blijft niet erg slim als je weet dat Club een reactieploeg is die razendsnel aan de overkant komt.

Als je ook weet dat Vertonghen nooit razendsnel is geweest en dat begrijpelijkerwijze al helemaal niet meer is na zijn blessure, tja… Bij het eerste doelpunt kon hij geen gelijke tred houden met de bal en ook niet met Romeo Vermant in zijn rug. Met alle respect, maar hadden ze hem niet beter zijn gouden horloge gegeven bij de aftrap en hem dan in de eretribune gezet?

Het tweede doelpunt, daar kon hij niks aan doen, maar hij beging de penaltyfout die tot de 0-3 leidde. Het belang van Vertonghen voor het Belgische voetbal, in de eerste plaats de Rode Duivels, mag niet worden onderschat. Zijn belang voor de competitie Jupiler Pro League mag dan weer niet worden overschat.

Opmerkelijk dat noch de commentatoren, noch de analisten daarop doorgingen. Wesley Sonck bleef diplomatisch. “Hij loste het een paar keer goed op.” Jawel, maar twee keer niet en twee keer was het binnen.

Column Voetbalwet in De Morgen van zaterdag 17 mei 2025

Voetbalwet

De Brugse Hunnen hebben hun onzalige plan laten varen om het Anderlechtse inreisverbod aan te vechten bij de Raad van State, dat op aanraden van hun meester Tafelspringer. Die heeft na het lezen van deze rubriek wellicht twee keer nagedacht: nog eens een mediatieke nederlaag, neen, beter niet.

De verzamelde Brugse supportersclubs schreven wel een brief waarin ze zegden nog steeds “ten zeerste verbolgen” te zijn over de beslissing van de Anderlechtse burgemeester. Kijk eens aan. Een week geleden sloegen ze na de bekerwinst nog Marokkanen in elkaar. Dat was in hun staat van opperste geluk en nu, diep ongelukkig, schrijven ze een brief. Wie durft nu nog te zeggen dat de mensheid er niet op vooruit gaat?

Er is nog wel wat nodig om die vooruitgang in en rond het voetbal te bestendigen, maar daar wordt werk van gemaakt. Zegt men. Zo zaten Lorin Parys, CEO van de Pro League, en Bernard Quintin, minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, deze week samen. Na het racistische geweld in de marge van de bekerfinale zal de voetbalwet worden aangepast.

Noch Parys, noch Quintin is te vertrouwen. Parys is een ex-politicus met een job in de privé, wiens handen en voeten gebonden zijn en die zijn woorden moet wikken. Parys zal nooit tegen het voetbalbestel ingaan en het voetbalbestel nooit tegen de hooligans.

Quintin lijkt oprechter, maar die is van MR en zijn grote baas is voorzitter van voetbalclub Francs Borains. Dat is dan weer de club die bij gebrek aan eigen vermogen volgend jaar in de tweede klasse begint met een puntenaftrek, een gevolg van het Football First-plan van Parys. Dat is heel slecht gevallen en zoals we inmiddels weten valt op een nijdige Georges-Louis Bouchez geen peil te trekken.

De voetbalwet wordt strenger, maar hoe vaak hebben we dat al gehoord? De boetes voor ‘uitspattingen’ worden verhoogd. Alleen al het woordgebruik wijst niet onmiddellijk op urgentie. Er komt een centrale databank met alle stadionverboden, wat ook al een paar keer op tafel lag. Ten slotte zou vingerafdrukscan of gezichtsherkenning worden gebruikt bij het binnenkomen van het stadion. Minister Quintin vond nog dat de profclubs meer werk moeten maken van de identificatie van onruststokers op de tribune. Blijven dromen, mijnheer de minister.

De clubs verbergen zich achter hun stewards, die zich verbergen achter beperkte controlemogelijkheden. De realiteit is dat de clubs en al helemaal hun fans-met-een-hesje genaamd stewards geen zin hebben om in te gaan tegen hun harde kern. De clubs omdat die trouwe harde kern voor de sfeer zorgt in een stadion en ze die als abonnee niet kwijt willen. De stewards omdat ze geen blauw oog of erger willen riskeren na een te doortastende controle.

Zou Quintin de problematiek kennen van het dopinggebruik in het wielrennen van de jaren negentig? Het wielerbestel dacht toen ook dat ze het beter zelf konden controleren en indijken. Daar kwam niks van in huis. Pas toen van bovenaf beperkingen werden opgelegd en politionele controles werden opgevoerd, werd doping het marginale fenomeen dat het vandaag is.

Voor de problematiek van het hooliganisme en die kleine horden hersenlozen die de rest van het voetbalpubliek gijzelen is er niet eens een internationale instantie zoals het Wereldantidopingagentschap nodig. Gewoon op nationaal vlak enkele maatregelen opleggen, afdwingbaar maken met flink hogere boetes en de kous is af.

Een eerste stap zou kunnen zijn om tijdelijk geen uitsupporters meer toe te laten. Dat heeft geen enkele club graag. Niet de bezoekende clubs, maar ook niet de meeste thuisclubs die nu al hun stadions niet vol krijgen. In tweede instantie kijk je dan hoe de ordehandhaving verloopt zonder uitfans en wat de normale politiebezetting is bij een wedstrijd met alleen maar thuis- en neutrale fans.

Als dat een beetje loopt, probeer je opnieuw via de huidige combiregeling uitfans toe te laten voor wie dat wil. De meerkosten voor de politie (inzet van paarden, waterkanonnen en bottinekes met schilden) factureer je door aan de bewuste clubs.

Minister Quintin liet deze week dat ballonnetje van doorfacturering ook al op. Het voetbalbestel zat snel op het paard. Beveiliging is een overheidsopdracht en wij zijn al een van de zwaarst belaste landen ter wereld, luidt dan het populistische argument. Klopt, behalve voor het voetbal. Dat krijgt voor zijn zakenmodel van mensenhandel jaarlijks voor ongeveer 200 miljoen euro lastenverlagingen en belastingvoordelen. Een extra factuurtje van 11 miljoen kunnen ze probleemloos onder elkaar verdelen.

Column Märchenkönig in De Morgen van maandag 12 mei 2025

Märchenkönig

Vincent Kompany is trainer geworden zonder theoretische bagage, zonder praktijkervaring, zonder didactische achtergrond. Meestal mislukt dat.

Dat zinnetje stond drie jaar geleden in een column op deze eigenste plek. Wat stond er nog…

… Kompany had nul ervaring. Hij had het Guardiola-systeem in de vingers en in het hoofd en hij had de tactische oefeningen de laatste seizoenen meticuleus genoteerd. En voor wat hij was vergeten, kon hij Pep nog wel eens bellen als dat moest. Voor Anderlecht en al zijn problemen woog deze Vincent Kompany te licht.

Of nog… De vragen die toen zijn gesteld, gelden vandaag nog steeds. Is deze nieuwbakken trainer/coach wel genoeg teacher om een onervaren ploeg te smeden van enerzijds jongeren uit de eigen kweek en anderzijds huurlingen? Zijn speelstijl was alvast te hoog gegrepen. De grootste fout die een beginnend trainer kan maken, is een spel willen spelen dat zijn spelers niet aankunnen.

Verder werd ook nog de vergelijking gemaakt – zondigen tegen de willen-lopen-alvorens-te-leren-gaan-theorie – dat zijn grote voorbeeld Pep Guardiola bijvoorbeeld eerst coach was van Barcelona B toen hij de A-ploeg overnam. En als uitsmijter werd zijn verhuis naar Burnley gekwalificeerd als de tweede vergissing (na Anderlecht dus) in zijn jonge carrière. Als dat maar goed zou komen.

Het kwam goed, en hoe. Burnley speelde The Championship op een hoopje met gedurfd aanvallend voetbal en dat in een bastion van schoppers en lopers. Daarna ging het mis, maar eigenlijk ook niet. De promotie naar de Premier League werd gevolgd door een onmiddellijke afstraffing en degradatie, maar daar stond wel 35 miljoen euro aan parachutegeld tegenover. En wat gebeurde er dit seizoen? Burnley gaat weer op naar de Premier League. Kompany’s eenjarige passage heeft dus wat losgemaakt.

Zelfde verhaal in Bayern, waar hij geen jonge kleedkamer vond zoals in Anderlecht, of B- en C-voetballers zoals in Burnley, maar één en al scepticisme. Bij spelers, bestuur voor wie hij de zevende keuze was, bij de media die de keuze niet begrepen en finaal ook bij het publiek. Kompany zette daartegenover een meer dan halfvol glas.

Bayern viel al snel als een blok voor Kompany en goot dit weekend meer dan een half glas bier over zijn hoofd. Onze media wilden aanvankelijk elke twijfel en elke zucht van een analist die anders wilde zijn nog wel eens uitvergroten. Wie anderzijds naar Bayern-aanhangers met hersenen luisterde en wie de reacties van de spelers monitorde, kon niet anders dan vaststellen dat Vince the Prince de nieuwe Koning van Beieren is. Lang niet zo gek als Ludwig II, maar evengoed een Märchenkönig, een sprookjeskoning.

De grote verdienste en de grote groei van de trainer Kompany is dat hij het zogezegd verwaande sterrenensemble van de Rekordmeister mee heeft gekregen in zijn verhaal. In de tien jaar na Pep Guardiola, die in 2016 de club verliet, versleet FC Hollywood maar liefst zeven trainers.

Deze zou wel eens langer kunnen blijven aan de Säbener Strasse en in de Allianz Arena dan zijn leermeester, maar wellicht niet zo lang als die zes seizoenen die Ottmar Hitzfeld tussen 1998 en 2004 uitzong. Daarvoor is Koning Kompany te groot, te goed, te ambitieus. Manchester City of een andere grootheid van het Engelse voetbal, daar ligt zijn lotsbestemming. Hoewel, is FC Barcelona hem als achterkleinzoon van het Cruijffiaans gedachtegoed niet nog meer op het lijf geschreven?

Wat er ook van zij, de trainer Kompany zal nooit meer zonder werk zitten. Hij heeft voor zichzelf een naam gemaakt, meer nog met de manier waarop Bayern zich in de Champions League presenteerde en er vol voor ging, dan met die zoveelste titel in de Bundesliga. Kompany staat voor een positief verhaal en wie ook maar vijf minuten de kans had om met de man te praten, zal dat beamen.

Het was een voorrecht om sportjournalist te zijn geweest in een tijdperk waarin je met inspirerende figuren als Kompany ook nog gewoon kon afspreken.

Een interview in Hamburg? “Kom maar af. Wel een nadeel: ik ben gekwetst. Maar ook een voordeel: ik heb tijd.” Veel later, afgeklopt na een bezoek samen met bondscoach Georges Leekens aan zijn captain in Manchester: “Wil je naar Manchester komen voor een interview? Oké, tof. Regel het maar mijn personal assistant.”

Wat volgde was bij high tea een lang en tof gesprek over het voetbal en het leven, je kon het geen interview noemen, op een locatie met standing door hem uitgezocht. Elk woord goed gekozen, elk woord bruikbaar. Goede antwoorden, diepe inzichten. Toen al, als voetballer. Nu ook als voetbaltrainer. Een nieuwe topcoach is geboren.

Column Raad van State in De Morgen van zaterdag 10 mei 2025

Raad van State

De kansen dat meester Walter een mediagenieke rechtszaak wint zijn doorgaans veel kleiner dan dat hij ze verliest. Dat hij dus zijn trackrecord alle eer aandoet, daar moet de weldenkende burger op hopen. (Een ideetje voor na de schijnwerpers van het voetbal, meester: er is een nieuwe paus…)

Eerst even wat context voor wie een hele week onder een steen heeft gezeten. Voor en vooral na de bekerfinale kwam het tot rellen met racistische Club Brugge-supporters (al te vaak een pleonasme), die ‘toevallig’ in Molenbeek waren uitgestapt na de terechte overwinning tegen Anderlecht.

Je zou denken – althans zo werkt dat bij de meeste clubs – dat de fans na zo’n overwinning op de aartsrivaal vol van glorie zijn en met hun geluk geen blijf weten. En vervolgens, helemaal uitgeraasd, voldaan en gelukkig terug naar hun huizen wederkeren om daar de triomf na te vieren.

Niet bij de harde kern van Club Brugge, die al enkele decennia onverdroten werkt aan een wel erg bedenkelijke reputatie. Deze krant heeft het eerder deze week netjes opgelijst, te beginnen met het incident naar aanleiding van Club-Galatasaray van 2002. Incident? Het was puur racisme en het was een poging tot moord.

Ik stond daar op ‘de Platse’ met een Turkse collega van het blad Fanatic, een wederdienst nadat die mij enkele jaren eerder bij de Istanbulse derby tegen Fenerbahçe wegwijs had gemaakt. Voor onze ogen werd die Nederlandse auto met Turkse fans aangevallen.

Ik heb gezien hoe werd geprobeerd om de auto in brand te steken, wat gelukkig niet lukte. Ik heb het gejoel gehoord van de omstanders bij elke deuk, elke glasbreuk, elke por die de inzittenden kregen met stokken met nagels op tot ze bloedend uit hun auto kwamen.

Ik heb de schrik gezien in de ogen van die drie in de auto, bang om gelyncht te worden, en hoe gelukkig ze waren om in een ambulance te worden afgevoerd. Terzijde, ook de ambulance werd aangevallen en raakte maar met moeite weg.

Sindsdien heeft Club van alle Belgische topclubs het meest indrukwekkende (lees: trieste) palmares op vlak van racisme. Wat zondag gebeurde, was niet het werk van enkelingen die voetbal misbruikten om keet te schoppen, de klassieke dooddoener. De raid op moslims in Molenbeek vond plaats aan het eind van hetzelfde seizoen dat begon met een massale Kühnen-groet (een nazigroet) van Club-fans in Luik.

Niet elke Club-fan is een racist – ik kan het weten want ik heb Club-fans onder mijn naaste kennissen – maar de concentratie racisten is nergens groter dan op de Brugse tribunes. Wie dat niet wil inzien, heeft last van negationisme.

Zeer zeker is ook niet elke Club-fan een randdebiel, maar…

Neem nu die Kühnen-groet, gebracht als reactie op een Luikse actie tegen racisme. Het kon niet duidelijker als statement, maar de supportersgroep in kwestie herschreef de geschiedenis. “Het gaat niet om een variant op de nazigroet, maar wel om een teken van nationalisme. Wij distantiëren ons van elke vorm van racisme, neonazisme en antisemitisme. Diversiteit leeft al jaar en dag binnen onze groep en binnen onze club.”

De media drukten die verklaring zomaar af. De club Club slaakte een zucht van verlichting want de North Fanatics ontbonden zichzelf. Oh ja? Niet dus.

Hoeveel van die ‘fans’ zijn geïdentificeerd en voor hoelang die uit de voetbalstadions zijn verbannen, dat moeten ze in Westkapelle en bij de Brugse politie maar eens uitleggen. Een groot deel van de bezoekende tribune van augustus op Sclessin heeft ongetwijfeld vorig zondag ook in Molenbeek huisgehouden. De Anderlechtse burgemeester Fabrice Cumps heeft daarom besloten om op zondag 18 mei geen Club-supporters toe te laten op zijn grondgebied en bij de belangrijke uitwedstrijd. De logica zelf.

Onbegrijpelijk dat de Pro League, Club, de Brugse burgemeester en zelfs de minister van Justitie het er niet mee eens zijn om twee weken na die racistische raid in Molenbeek voor één keer geen bezoekende fans toe te laten. In Nederland is dat bij de klassiekers tussen de Feyenoord en Ajax al sinds 2009 de regel. Standard-Charleroi en omgekeerd? Idem dit seizoen.

De grootste fanclub van Club Brugge heeft meester Walter onder de arm genomen om, als ze in de gemeente Anderlecht niet van mening veranderen, bij de Raad van State de maatregel aan te vechten.

Het is te hopen dat Cumps voet bij stuk houdt en dat de blauw-zwarte negationisten die zaak verliezen. En in één moeite de titel. Puur sportief verdient Club het kampioenschap. Maar voetbal is al lang geen pure sport meer. Wat zou het een opsteker zijn als het meest keurige en diverse publiek, dat van Union, een titel mag vieren.

Column Coach Pop in De Morgen van maandag 5 mei 2025

Coach Pop

Voor wie geen zin heeft om verder te lezen – de druk bezette coaches bijvoorbeeld die weleens deze rubriek tot zich nemen -, het volstaat met het bestellen van Gregg Popovich, The Inspiring Life and Leadership Lessons of One of Basketball’s Greatest Coaches van Clayton Geoffreys. Als dat niet volstaat: The Leadership Lessons of Gregg Popovich, verschenen in de serie Case Studies.

Een van de grootste basketbalcoaches, dat somt het ongeveer op. Groot als in groots, maar ook als in lang: Popovich was 1,91 meter. Is 1,91 meter, want hij is niet dood. Alleen de coach in hem is niet meer en dat is een groot verlies voor San Antonio Spurs, de NBA en euh, jawel, voor de mensheid.

Popovich kreeg in november te maken met een TIA, een soort miniberoerte, en haakte tijdelijk af. Dat tijdelijk werd een herstel van maanden en vorige week viel dan het verdict. Werken gaat nog wel, maar dan alleen als president basketball operations – sportief directeur zeg maar – van de Spurs. Niet langer als coach.

De coach met de meeste overwinningen in de NBA en met vijf titels blijft derde staan in de lijst aller tijden. Aan de negen van Red Auerbach en de elf van Phil Jackson zou hij nooit meer zijn geraakt.

In mijn jaren (1999-2004) als partieel NBA-volger ben ik twee keer na een gesprek in een soort trance naar de auto gestapt, in de wetenschap dat ik net superintelligente antwoorden had gekregen op wellicht niet eens al te intelligente vragen. Vreemd genoeg volgden de twee gesprekken hetzelfde scenario: zowel Michael Jordan als Popovich wilde niet echt gaan zitten, maar had geen bezwaar om in verschillende sessies enkele vragen te beantwoorden.

Wie Jordan was, daar moet u de zaterdageditie nog eens voor uit de papierbak halen. Popovich is minder bekend, maar als u op YouTube intikt ‘Spurs Gregg Popovich Calls Donald Trump ‘Racist Liar’ & ‘Pathetic’ in Presidential Election Rant’, dan hebt u een goed idee van de waarden waar die man voor staat.

Het filmpje duurt dertien minuten en is één lang antwoord op een vraag van de L’Équipe-verslaggever die Victor Wembanyama volgde in zijn eerste profjaar. U weet niet wat u hoort, maar neem misschien mee in uw oordeel dat deze Popovich een militaire opleiding heeft gehad.

In 2003 was hij nog geen 76, en van Trump was nog geen sprake. Ik vroeg hem over dat leiderschap en hoe hij als vijftiger omging met de nieuwe generatie en vooral hoe hij erin was geslaagd een team te smeden met Amerikanen, Zuid-Amerikanen en Europeanen.

Ik hoor nog elk woord resoneren. “Ik weet wie ik haal voor mijn team, dat eerst en vooral. Vervolgens ga ik verschillende keren een uur met elke nieuweling zitten. We praten over alles. Ik wil alles weten over hun leven, hun problemen, hun verwachtingen naar mij toe. Tegelijk zeg ik wat ik verwacht van onze samenwerking. Zo smeed ik met elk apart een verbond. We gaan elkaar beter maken, dat is de bottomline. Ik val jou nooit af en jij valt mij nooit af. Heb je een issue, kom naar mijn kantoor en we praten tot het is opgelost. Daarna gaan we met het team trainen. Spelers moeten elkaar willen leren kennen en daar doe ik alles aan om dat te bevorderen.

“Dat is management op algemene schaal. De wedstrijden zijn micromanagement. We weten onderhand hoe we van elk team kunnen winnen als we alles goed doen. Alleen doen we niet alles goed. Ik probeer tijdens de wedstrijd altijd een positieve attitude aan te houden, maar soms is het zo slecht wat we doen dat ik ook liever thuis een serietje zou bingen.”

Zijn masterclass – naast het ongenadig fileren van Trump – leverde hij in 2014 af: de vijfde en voorlopig laatste titel van de Spurs. Dat ging ten koste van het superteam dat ze in Miami bij elkaar hadden gehaald: LeBron James, Dwyane Wade en Chris Bosh, drie all-stars. Het trapezebasketbal van het wonderbaarlijke Heat-trio werd geneutraliseerd door een ploeg bestaande uit twee Fransen, twee Australiërs, een Italiaan, een Braziliaan, een Argentijn, een Canadees en een center van de Maagdeneilanden. James, toen nog fris en fruitig, werd onder de dertig punten gehouden en alle andere ontsnappingswegen werden afgesloten.

Vooral de derde wedstrijd uit de serie in de thuiszaal van Miami Heat zal de geschiedenis ingaan als memorabel. Ergens diep in de wedstrijd nam coach Popovich zijn spelmaker Tony Parker van het parket en sprak hem vaderlijk toe. “Je hebt er geen dertig gemaakt, maar vandaag heb je leiderschap getoond, je was groots.” Ook te zien op YouTube. Parker heeft geen bal meer gemist van de hele finale.

Column De beste ooit in De Morgen van zaterdag 3 mei 2025

De beste ooit

Lance Armstrong stelde laatst dat Tadej Pogacar misschien wel de beste wielrenner ooit was. Eén week later stond in deze krant een verhaal over LeBron James met de omschrijving “voor velen de beste basketbalspeler aller tijden”.

In essentie ging het twee keer om de GOAT-kwestie en twee keer was het naast de kwestie.

Voor de meetbare activiteit sport lijkt het debat ‘grootste aller tijden’ op het eerste gezicht simpel. Elke atleet (v/m) van vandaag in een sport waarin snelheid, kracht en/of uithouding onderscheidende factoren zijn, presteert beter dan die van twintig jaar geleden en zeker beter dan die van vijftig jaar geleden.

Als de fysieke prestatie de doorslag geeft, is de GOAT-discussie hiermee afgesloten. Alleen zijn tijdperken niet te vergelijken. Tadej Pogacar is sneller dan Lance Armstrong, althans over een hele Tour genomen. (Aan de snelste klimtijden van de era Pantani-Armstrong is zelfs Pogi nog niet toe.) Armstrong was dan op zijn beurt weer sneller dan Eddy Merckx.

Verschillende grootheden, verschillende tijden. Tadej Pogacar rijdt op het Italiaanse voedingsmerk Enervit, dat is althans de officiële sponsor, en neemt per uur 120 gram koolhydraten tot zich. De voedingssponsor van Lance Armstrong ben ik kwijt, maar ik weet wel nog dat zijn verzorger Freddy Viaene halfweg de Tour vanuit Izegem een lading confituur- en rijsttaartjes liet afkomen, als rennerseten voor onderweg.

Inderdaad: de generatie-Armstrong reed op epo. Wat Eddy Merckx onderweg at, is mij ook niet bekend, maar daar waren vaak sandwiches bij. En in die tijd reden ze ook op anabole steroïden en corticoïden die tot 1975 niet op de dopinglijst stonden.

Tijdperken zijn niet te vergelijken, maar als we er ons toch aan wagen, dan is het palmares het belangrijkste criterium. Een aardige collega van Het Nieuwsblad deed dat huiswerk deze week. Toen Merckx even oud was als Pogacar nu had hij 153 overwinningen tegenover 95 voor de Sloveen. Hij had ook drie Tours gewonnen, op drie deelnames, twee Giro’s en was al twee keer wereldkampioen. Pogacar heeft drie Tours. Daarnaast had Merckx tien Monumenten (alle vijf minstens één keer) gewonnen tegenover nu negen voor Pogacar.

Merckx ligt voorlopig op kop, maar Merckx won na zijn dertigste geen grote ronde meer en nog slechts één Monument. Als Pogacar langer doorgaat kan hij het palmares van Merckx evenaren en wordt hij de beste ooit.

Voorlopige conclusie: nooit kwam iemand dichter bij Merckx dan Pogacar vandaag, maar in het debat over de wieler-GOAT is de jury nog in zitting.

Andere kwestie: is LeBron James de beste basketbalspeler ooit? Misschien/zeker voor wie Michael Jordan nooit heeft weten spelen. Ook voor de NBA, maar dat heeft te maken met de onwil van Jordan om zich in te schrijven in de NBA-commercie.

LeBron James springt hoger, loopt sneller en dunkt harder dan Jordan (maar niet mooier). Dat volstaat niet om de beste te zijn. Ook de houdbaarheidsdatum speelt geen rol. James is nu de helft langer aan de slag in de NBA dan Jordan en heeft meer punten gescoord dan om het even wie. So what?

Prijzen zeggen veel meer. Jordan heeft zes NBA-finales gespeeld en alle zes gewonnen. In die play-offs scoorde hij gemiddeld vijf punten meer dan James, die tien finales speelde en daarvan maar vier kon winnen. Jordan is ook de enige NBA-speler die meer dan 30 punten gemiddeld per wedstrijd kon scoren over zijn hele carrière. James zit aan 27.

Voor wie is opgegroeid na Jordan en ervan overtuigd is dat James de beste ooit is – misschien omdat hij wél op TikTok zit want zo bekrompen wordt het debat vaak gevoerd – zoek op YouTube naar Detroit Pistons en ‘Jordan rules’. U weet niet wat u ziet. Als de Pistons vandaag verdedigen op James zoals dertig jaar geleden op Jordan, hebben ze voor het tweede kwart niet voldoende spelers meer.

Scoren was toen zoveel lastiger dan vandaag. Nog meer stats? Jordan heeft tien titels van beste scoorder, James één, en dat ondanks die laksere verdedigingsregels. Ook in Player Efficiency Rating en Box Plus/Minus (geavanceerde statistieken) is Jordan duidelijk beter.

Jordan was de ultieme killer. James? Woensdagnacht ging hij in het vierde kwart niet voor het eerst kopje-onder in crunch time met een 2 op 7 en werd uitgeschakeld in de play-offs. Dat is Jordan nooit overkomen.

Extra argument: Jordan’s extrasportieve betekenis. Hij was het vliegwiel waarmee de NBA de wereld veroverde, de man die Nike marktleider maakte, de eerste sportmiljardair, de wegbereider voor alle GOAT’s van alle sporten. Jordan is de allerallergrootste aller tijden van alle sporten. Discussie gesloten.

Column Pika na i in De Morgen van maandag 28 april 2025

Pika na i

Er zal zich ongetwijfeld een slimmerik melden die het beter weet, maar dat is wat Google Translate aanbood als de Sloveense vertaling van ‘puntjes op de i’. Het klinkt anderzijds wel correct en ook fonetisch klopt het want wat pikte het, gisteren tussen Remouchamps en Luik.

Puntjes op de i. Effe een statement gemaakt. Iedereen naar huis gereden. De grote Belgische wielerhoop (maal twee) op hun nummer gezet. Alleen zijn vriend Mathieu van der Poel nog wat gegund. Samen hebben ze het voorjaarspeloton beheerst en elk twee Monumenten gewonnen. De onderlinge stand is nu 9-8.

Van der Poel pakte uit in Sanremo met een monumentale sprint, en recidiveerde in Roubaix met een solo. Maar Tadej Pogacar is dé man van het voorjaar. Hij animeerde waar hij ook aan de start kwam en dat was voor het eerst op 17 februari van dit jaar. Tweeëneenhalve maand later, nog steeds de animator, aanstoker en triomfator.

Koesteren, jawel, die nieuwe Merckx. Dat staat hier bijna wekelijks, dus die kant gaan we niet meer op. Of hij beter is dan Merckx, daarvoor verwijs ik u naar de column van volgende zaterdag waar het zal gaan over een methodiek om te bepalen wie nu de grootste is in de ene of andere sport. Om voor eens en voor altijd – althans op deze pagina’s – dat oeverloos gezwets te stoppen.

De beste wielrenner van dit decennium is Tadej Pogacar, ook daar geen twijfel over. Dit jaar: Tadej Pogacar. Palmares van 2025 er even bij halen? Winst in de UAE Tour, eindwinst en twee etappes. Eerste in de Strade Bianche, derde in Milaan-Sanremo, eerste in de Ronde van Vlaanderen, tweede in Parijs-Roubaix, tweede in de Amstel Gold race.

Na die tweede plek in Valkenburg gingen de alarmbellen af: hij was dan toch mens, hij was over zijn top, hij zou nu wel rekening houden met Remco Evenepoel. (Dat laatste was dan vooral een verzuchting van de Vlaamse pers.)

Pogacar zag dat anders: eerste in de Waalse Pijl, op de Muur van Hoei vanuit het zadel elke twee meter een meter voorsprong gepakt. Geen Remco Evenepoel gezien. Gisteren ook nog eens eerste in Luik-Bastenaken-Luik, vanuit het zadel op La Redoute de collega’s even op hun nummer gezet. De al uitgewaaide Evenepoel helemaal weggeblazen.

Hoe ook, zittend of uit het zadel, hij was weg. Omdat het in Wallonië was en omdat daar minder (West-)Vlamingen langs de kant staan en er gelukkig geen enkele Nederlander vooropreed, beleefde Tadej Pogacar zijn triomftocht door een zee van mensen.

Of we zouden achteraf moeten te horen krijgen dat iemand hem stokken in de wielen heeft proberen steken. De kans is klein. Op een wolk reed hij naar Luik en groette daar zijn drie jaar geleden overleden schoonmoeder.

Wat Remco Evenepoel betreft, grote conclusies zijn niet op hun plaats. Als hij zijn offday wijt aan zijn smalle winterbasis, dan kan niemand daar ook maar iets tegenin brengen. Of het zouden de trainers moeten zijn die zijn prestatiedata kennen.

Maar toch… Bij het opdraaien van La Redoute had hij dichter mogen zitten. Karl Vannieuwkerke en José De Cauwer, commentaarduo en voorzitter/ondervoorzitter van de supportersclub Koersende Belgen, wisten niet goed wat er aan de hand was. Ze konden ook niet kiezen: krijgen we nu ter plekke een hartverzakking of gaan we in spontane depressie, of allebei?

Met loze zinnetjes als “we zullen het niet weten als ze met gelijke wapens hadden gestreden” werd nog één en ander vergoelijkt. Ze hádden gelijke wapens, allebei zaten ze op een fiets. “Remco had een slecht moment.” Jaja. Eén slecht moment, een slecht half uur zal je bedoelen. “Remco heeft een koortsblaas en is misschien ziek.” Neen dus.

Hij probeerde nog wel, de gouden man van Schepdaal, maar meerdere keren vooraan de boel in gang proberen jagen en vijf minuten later de fiets haast aan de kant zetten, dat wijst toch op een licht mentaal probleem.

Dus ja, ongetwijfeld smalle basis, maar Evenepoel is toch geen Van Aert. Ook als die merkt dat een ander beter is (Van der Poel), zal hij blijven vechten tot de laatste snik. Dat leverde hem dit jaar alleen mooie ereplaatsen op, maar wel tegelijk een basis om op verder te werken.

Niet zo Evenepoel. Bij het minste vermoeden dat die ene andere beter zou kunnen zijn, slaat het hem in de benen. De vaststelling dat hij zijn enige twee Monumenten won (twee keer deze Luik-Bastenaken-Luik) telkens bij afwezigheid van Pogacar, en omgekeerd Pogacar won bij afwezigheid van Evenepoel, maar dat hij nu bij hun eerste confrontatie in de zwaarste aller klassiekers werd weggeblazen, doet er ook weinig goed aan. Oppassen, of Pogacar zou de naam van een complex kunnen worden.

Column Vrouwenwielrennen in De Morgen van zaterdag 26 april 2025

Vrouwenwielrennen

Deze week was er wat te doen over de spektakelwaarde van vrouwenwielrennen. Een man heeft durven poneren dat – als u lange tenen hebt, ga vooral zitten – “als de vrouwenkoers saai is, dan moet je dat mogen zeggen”.

Het was allemaal keurig to the point geformuleerd en gefileerd. Dat hij een man is die dat zegt? Als een man vindt dat vrouwenkoers saai is, moet ook een man dat mogen zeggen, of hij gelijk dan wel ongelijk heeft.

Is vrouwenkoers saai? Dat is lastig. Wie definieert ‘saai’? Laten we terugkeren naar het begin. Vrouwensport is een spin-off van sport en sport is per definitie mannensport. Mannen hebben het concept sport uitgevonden en hebben daar al in de achtste eeuw voor onze jaartelling een event van gemaakt ter ere van de god Zeus.

Ik was vorige week toevallig waar het allemaal begon, in Archaia Olympia dus. Hadden vrouwen daar dan niks te zoeken op die eerste Olympische Spelen? Neen, niks. Vrouwen hadden wel ergens anders hun Spelen ter ere van de godin Hera, maar dat was een loopwedstrijdje voor maagden.

Die Hera was overigens geen leuke madam want die wilde de kleine Dionysos doden die door haar man Zeus was verwekt. Hera had wel een tempel op Olympia en daar stond dan weer het befaamde beeld Hermes van Praxiteles. Beetje veel context, maar nu weet u dat ook meteen.

Sport is dus een vermaak door en voor mannen en vooral op maat van het mannelijke hormonenstelsel, in al zijn glorie en al te vaak ook verderf. Toch hebben vrouwen sneller dan eerst werd aangenomen geijverd voor competitiesport onder vrouwen. Dat mocht van de mannen, zolang het de vrouw als lust- en praalobject geen oneer aandeed.

Het concept spektakel was lang niet van toepassing op vrouwensport omdat vrouwen zich in spel en sport gewoonweg minder fanatiek gedroegen dan mannen. Die vaststelling is achterhaald. Blijft het gegeven dat vrouwen een op mannenmaat geconcipieerde activiteit hebben overgenomen en dat met een totaal andere fysieke en hormonale huishouding.

Vrouwensport beoordelen is binnen de waarnemerij, ook wel sportjournalistiek genaamd, een apart specialisme. Vrouwensport is apart tout court, met andere regels, wetmatigheden en gebruiken. Maar laten we er vooral geen doekjes om winden: vrouwensport is vaak minder spectaculair dan mannensport. Sommige sporten komen evenwel in de buurt, zijn gelijkwaardig of overstijgen in spektakelwaarde zelfs de mannenvariant.

Een voorbeeld is vrouwenvolleybal. Ze slaan minder hard, springen minder hoog en het net hangt lager. Slappe hap? Welnee. Een olympische finale bij de vrouwen met eeuwigdurende rally’s is te verkiezen boven het een-twee-drie power- en hakwerk bij de mannen. Zelfs vrouwenvoetbal kan razend spannend zijn, maar dan toch vooral als de voetbalsters niet te best kunnen voetballen. Spectaculair is nog wat anders.

Een competitie leeft van het competitieve evenwicht en dat heeft het vrouwenwielrennen zelfs meer dan het mannenwielrennen, dat ook saai kan zijn. Heel terecht werd opgemerkt of het dan zo spectaculair is om een renner – twee dus, Mathieu van der Poel en Tadej Pogacar – tientallen kilometers alleen op kop te zien rijden. Dat is het niet, maar dat zijn we inmiddels gewend en het doet allemaal nog eens terugdenken aan die lang vervlogen merckxiaanse heroïek.

Bij de vrouwen hebben we dat referentiekader niet en nogmaals ten overvloede, vrouwen zitten fysiek, hormonaal en mentaal anders in elkaar. Wie naar vrouwensport kijkt, moet weten wat hij mag verwachten. Vooral de ‘hij’ moet dat beseffen. Zij zal soms sneller vrede nemen met het vertoon. Hij heeft als referentiekader de mannelijke variant en die is anders.

Dat de zeikerscombo van Wielerclub Wattage allerlei opmerkingen had over wat er allemaal gebeurde en vooral niet gebeurde in de vrouwenkoersen, ook dat valt te verklaren vanuit dat enge mannelijk referentiekader. Vrouwen zijn gemiddeld nu eenmaal behoudender in hun aanpak dan mannen. Een vrouw zal nooit zoals Thibau Nys voor het eerst naar een zware klassieker trekken met teksten als (een parafrase) “ik was nog nooit zo goed in vorm, dus ik kan meedoen om te winnen”.

Sommige collega’s van Nys lazen en hoorden dat ook en knikten goedkeurend bij zoveel branie. Anderen dachten: dat zullen we nog weleens zien. Als een vrouw dat zegt, wordt ze door concullega’s die er anders nooit over zouden denken een verbond te vormen meteen samenspannend neergesabeld. Vrouwenwielrennen is meerlagig en in al zijn complexiteit wél spannend. Geheel naar het beeld van de vrouw (zo schreef de man).

Column Wake up call in De Morgen van dinsdag 22 april 2025

Wake up call

Waar kennen wij Denen van? Van de geschiedenisles natuurlijk. Noormannen, dat waren ook Denen, een tijdlang niet de gezelligste onder de Europese burgers. Van de spermabank. Favoriet zaad is niet dat van een anonieme Deen. Persoonlijk ken ik ze van Club La Santa, het door Denen gerund sportcomplex op Lanzarote.

Van het wielrennen (en van La Santa waar we in de Green Bar samen de kasseiklassiekers van deskundig commentaar voorzagen) ken ik Rolf Sörensen, winnaar van de Ronde van Vlaanderen. Een latere Deen was Tour-winnaar Bjärne Riis, die mij in 2010 als perswoordvoerder van zijn ploeg wilde. Dat ging niet door omdat zijn kopman Alberto Contador in die Tour werd betrapt.

Zero komma zero maal negen en dan een vijfje, weet u nog? Riis, Deens übermensch par excellence, heb ik nooit meer gehoord. Recenter was er de bink Mads Pedersen, een brok graniet, gebeiteld als geen ander op die carbonfiets van hem.

Al die Denen, al meer dan duizend jaar, waren en zijn Vikings in looks en gedragingen, maar toch vooral in hun voorkomen. Sterk volk, brede schouders, harde kop. Allemaal handballers, een sport waarin ze wereldtop zijn.

Tenzij ze hard bergop met de fiets rijden, dan komt dat herenvolk plots aandraven met onderdeurtjes die 1200 jaar geleden nooit het langschip van de Vikings hadden gehaald.

Michael Rasmussen was zowat de eerste. 1m75, 60 kilo op papier. Hij verdween langs de achterdeur in de Tour van 2007 als de schande van Rabo. De volgende was Jonas, het mannetje van de visafslag dat twee keer de Tour won. Vingegaard is de familienaam, 1m75, 60 kilo droog aan de haak en wat minder nog als hij aan de laatste beklimming in een Tour-etappe begint.

Sinds zondag is er ook Mattias Skjelmose, winnaar van de klassieker Amstel Gold Race. Officieel 1m79 en 65 kilo, en haal daar ook maar een paar kilo’s af. Die sprintoverwinning zondag heeft hij alvast niet gestolen. In de laatste kilometers toen Evenepoel en Pogacar elkaar het wit uit de ogen keken, was hij nog de meest actieve, vooral omdat hij op dat podium wilde en dus liever met drie voorop bleef.

Skjelmose had de Giro willen rijden maar zijn Lidl-Trek wil hem als klassementsman in de Tour aan de start, naast hun machtssprinter Jonathan Milan. Lidl-Trek is geen gewoon ploegje. Die halen makkelijk het niveau van omkadering van Visma-Lease a Bike en zijn UAE wellicht voorbij. Het bewijs heet Mattias Skjelmose.

Volgens zijn Belgische piloot en kamergenoot Otto Vergaerde is hij nu al in volle voorbereiding op de Tour. Naast de vlotte comeback van Remco Evenepoel is de ontbolstering van Skjelmose zowat de beste garantie op extra spektakel volgende zondag tussen Luik, Bastenaken en terug, maar evengoed deze zomer in Frankrijk.

Skjelmose is negen maanden jonger dan Evenepoel maar heeft het voorbije jaar duidelijk stappen gezet. De Deen is plots een ordeverstoorder eersteklas, de vleesgeworden disruptie hoe hij op de Cauberg twee van de beste renners van het moment het nakijken gaf.

Wat zou de concurrentie nu denken? Zo’n Jonas Vingegaard, zou die blij zijn dat er nog een andere Deen mee vooraan zal rijden als het straks bergop gaat? Niet zeker. Ook Denen kunnen verschillen. Tussen Kopenhagen en Noord-Jutland liggen meer dan 400 kilometer en een wereld van verschil.

Remco Evenepoel moet Skjelmose een aanwinst vinden, dat kan haast niet anders. Zonder de tengere Deen was hij misschien niet terug bij Pogacar geraakt. Bovendien heeft Evenepoel als aanvaller er alle baat bij dat het geen twee- of driestrijd wordt. Hoe meer zielen vooraan, als hij een bom gooit, des te meer vreugd.

Tadej Pogacar is geschrokken zondag, al zal hij dat niet toegeven. “De tegenwind speelde mij parten en zij waren met twee”, was zijn excuus. Hij heeft wel al met tegenwind meer volk achter hem weten rijden en dat hij toch vooropbleef.

Evenepoel is geen gewone soldaat, dat weet Pogi ook, maar dat Skjelmose hem ook nog kwam bijbenen, mee voorop bleef rijden en uiteindelijk zelfs nog de sprint won, dat deed pijn. Zijn mimiek en die van Gianetti en co spraken boekdelen. Cosa succede adesso? Wat gebeurt nu?

Het monster van lastig en bergop, genaamd Pogacar, is dus toch te kloppen. De kwestie is nu om uit te maken of hij zichzelf heeft geklopt door een veel te zwaar en intensief programma, dan wel dat de tegenstand dichter is gekomen.

Een wake-upcall, laten we het zo maar noemen, wat daar in Valkenswaard is gebeurd. Terug naar de tekentafel is misschien niet nodig, maar een beetje bezinning met de betrekking tot de overmoed en hoogmoed waarmee hij zijn tegenstanders bekampt, is wel gepast.

Column Haatgedreven in De Morgen van zaterdag 19 april 2025

Haatgedreven

Ik heb te doen met Eli Iserbyt. Die zal de eerste zijn om zich daar lichtjes over te verwonderen na een minder gesmaakte column jaren geleden waar hij zich uiterst verbolgen over toonde. Het medeleven is in dezen evenwel oprecht.

Zijn belager van op de Koppenbergcross, die hem op 1 november van vorig jaar een volle pint bier in het gezicht gooide, komt ervan af met een waarschuwing. Je mag het wel nooit meer doen, zegt het gerecht in een brief.

“De feiten zijn bewezen en de verdachte kreeg een waarschuwing per brief dat hij geen nieuwe feiten mag plegen. Doet hij dat wel, dan zal het dossier worden heropend.” De mildheid van het vonnis is wellicht een gevolg van het mea culpa van de dertiger uit Ronse. Die had kort na de feiten een mail gestuurd.

Daar stond onder meer in: “Mijn gedrag valt niet goed te praten, maar het besef is er wel wat ik fout heb gedaan (…) Ik had gedronken, maar dit mag zeker geen excuus zijn om dergelijke handelingen te doen. Ik zal dan ook nooit nog een cross bijwonen, want mensen zoals ik horen daar niet thuis.”

Dat laatste klopt helemaal. Of hij het meent, daaraan kan worden getwijfeld. Hoe ook, Iserbyt kan daar niks mee en hij was dan ook terecht verontwaardigd. Die seponering of vrijspraak – wat het niet is, maar waar het op neerkomt – raakte bekend enkele dagen nadat Mathieu van der Poel een volle bidon tegen zijn hoofd kreeg gegooid terwijl hij met een goeie 45 per uur over slechte kasseien dokkerde.

Ook die bidongooier, een bijna-dertiger uit Waregem, is al snel tot een knieval overgegaan. Hoewel, zo snel was dat nu ook weer niet, want hij schoot pas in actie nadat de Gentse organisator van de trip naar ‘secteur 8’ had gedreigd zelf eerst naar de politie te stappen.

De tekst die hij naar de ploeg en dus ook naar Van der Poel stuurde, was zo mogelijk nog hypocrieter dan die van de belager van Iserbyt. “Die bidon lag in het gras. Wellicht weggegooid tijdens de koers voor de junioren. Ik heb die opgepakt en gegooid toen hij passeerde. Zonder nadenken. Na een halve seconde besefte ik al hoe dom en gevaarlijk dat was. Ik schaam me al dagen echt kapot.

“Een extreem dwaze impuls, ik kan het niet anders verklaren. Of ik fan ben van Wout van Aert en zijn tegenstander wou blokkeren? Absoluut niet, ik heb helemaal geen favoriete renner eigenlijk.”

Zever, gezever. Bidons blijven daar niet liggen na een juniorenkoers. Die worden opgeraapt en meegenomen. Er wordt zelfs voor gevochten. En dat hij geen favoriete renner had, daaraan mag ook worden getwijfeld. De kleur van de bus en de geviseerde renner wijzen in een bepaalde richting, maar daar kunnen die andere favoriete renner en die favoriete ploeg weinig aan doen. Behalve dan een beetje meer winnen of zelf mee voorop rijden, dát had misschien de zeden in die grasberm kunnen verzachten.

Een bidon gooien naar het hoofd van de koploper, dat is geen extreem dwaze impuls ten gevolge van alcohol of groepsdynamiek, maar wijst op een heel bewuste daad waarover toch langer dan een paar seconden is nagedacht. Belangrijk in deze is de dynamiek achter het gooien met water, bier, urine, petjes, spuugsel en drinkbussen naar voorbijrijdende renners. Die daad is haatgedreven.

Het is niet anders: het draait om pure haat ten aanzien van een renner op wie de gooiers het toevallig niet hebben begrepen. Bij Iserbyt omdat hij Iserbyt is en vaak wint. Bij Van der Poel omdat hij zijn grote concurrent wedstrijd na wedstrijd in de vernieling rijdt. Omdat hij een ‘Ollander’ is, krijgt hij de volle laag: water, bier, urine, petje, spuugsel, een drinkbus. Om meer dan bang van te worden.

De mea culpa’s van de gooiers zijn hypocriet. De rechters die de gooiers in hun rechtbank krijgen zouden die fabeltjes moeten doorprikken. Misschien moet politierechter op rust Peter D’Hondt zijn pensioen even on hold te zetten om zo’n qua inborst doodnormale, brave kerel, aldus de advocaat van de bidongooier, een les te leren.

De media hebben hier ook een functie. Het is niet omdat ze de gooier hebben gevonden, aan de praat krijgen en zijn geschreven knieval mogen publiceren dat ze in dat narratief van de zinsverbijsterende opwelling moeten meegaan.

Een bewezen biergooier die nog eens de feiten heeft toegegeven en vervolgens vrijuit gaat, hoe kan het dat die niet eens een werkstraf krijgt? De bidongooier heeft dan weer pech dat zijn zaak wellicht in Frankrijk zal voorkomen en dat Van der Poel Franse roots heeft. Bovendien hebben ze het daar al niet begrepen op die horden Vlaamse Hunnen die één keer per jaar hun achtergestelde regio overspoelen.