
Stammenoorlog
Er is gedoe in de voetbaltribunes. Is er niet al-tijd gedoe in de voetbaltribunes? Als de ploeg het goed doet en in extremis een overwinning uit de brand sleept, is dat het sein voor een collectief orgasme. O wee als de ploeg het slecht doet, want dan moet de helft aan de Prozac of modernere varianten.
Of wordt de tribune verbouwd door enkelingen. Dat deel is minder geïnteresseerd in de sport as such, maar houdt zich ook graag onledig met het beledigen van de scheidsrechters, de tegenstander en desgevallend ook de eigen ploeg als die niet presteert naar de verwachtingen van de ‘fan’.
Een heel aparte vorm van ontevredenheid kan zich ook tegen het eigen bestuur en de trainer richten. Bijvoorbeeld als zo’n bestuur een trainer te lang aanhoudt. Of als het bestuur, het management, niet goed genoeg of niet genoeg hebben ingekocht.
Een kleiner deel van dat deel van de voetbaltribunes gaat een beetje verder en zou zelfs de scheidsrechter en de tegenstanders willen belagen. Daarom zitten die in een soort kooi en staan er hekken, hangen er netten en worden ze van alle kanten gefilmd. En dan nog gooien ze met van alles en nog wat als het potje overkookt.
Voetbal maakt niet bepaald het beste los in de mens. Niet op het veld, niet naast het veld en niet in de tribune. In alle tribunes, alle vakken. Tot die vaststelling kwam ik een jaar of tien geleden, uitgenodigd in de businessseats. Onze favoriete club speelde tegen de favoriete gehate club en leidde.
Waarop wij ons in de viptribune lieten gaan en een verdwaalde fan van de gehate club allerlei verwensingen naar het hoofd slingerden (en omgekeerd). Een handgemeen – jawel een handgemeen, echt waar – werd nauwelijks vermeden. De klik in het hoofd was instant: hiervoor is een voetbalwedstrijd niet bedoeld, dit is het niet waard, dit kan en moet anders.
Een deel van het voetbalpubliek komt niet in de buurt van die klik. Die zien voetbal als wat Desmond Morris in 1981 in The Soccer Tribe omschreef als een stammenoorlog. Morris, ooit technisch directeur bij Oxford United, had in zijn boek ook nog verwijzingen naar het dierenrijk.
Dat deel van het voetbalpubliek, daar is nu gedoe mee. Dat deel van het voetbalpubliek steigert. Vorige week kwam een bepaling van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken erg hard binnen. Voetbalsupporters die een stadion proberen binnen te komen met een ticket of abonnement dat niet op hun eigen naam staat, riskeren zware sancties. De FOD BZ zal controles houden en streng optreden. Ze waarschuwen voor onmiddellijk stadionverboden van drie maanden en bijkomende boetes.
Dreigen met stadionverboden heeft hetzelfde effect als een rode lap op een stier. Om de een of andere reden vindt een tribune van een paar honderd man dat stadionverboden niet het antwoord zijn op hooliganisme. Is dat cognitieve dissonantie of gewoon domheid? De maatregel werkt, zo bewijst het protest.
Supporters met een lopend stadionverbod hebben zich in het verleden zwaar misdragen, van gooien met van alles tot en met het in elkaar slaan van andere mensen. Om die onverlaten uit het stadion te houden, is het stadionverbod een probaat middel. Hun medestanders zitten er niet mee om hun verbannen vrienden toch naar het stadion te halen. Die maatregel van de FOD BZ moet daar een antwoord op bieden.
De reacties waren voorspelbaar. ‘Ik geef mijn abo soms door aan een goeie vriend of mijn schoonvader. Wat nu?’ ‘Dat zal geen halve hooligan uit het stadion halen.’ ‘Bullshit.’ Dat laatste klopt, maar dan toch vooral voor het onbegrip tegen de maatregel.
Of nog. ‘Waarom kan ik naar een concert of een optreden met een ticket van een ander en niet naar een voetbalwedstrijd?’ ‘Waarom moet de grote meerderheid boeten voor een kleine minderheid?’ Welja, omdat op een concert of een optreden geen structureel geweld wordt gepleegd en de fans van Pommelien en Willy Sommers elkaar niet staan op te wachten om de schedel in te slaan.
Het klopt dat de grote brave meerderheid hiermee boet voor een foute minderheid. Dat komt omdat de sociale controle op de voetbaltribunes, waar men zo hard op rekende, totaal onbestaande is. Niemand zal een bezitter van stadionverbod daarop aanspreken, laat staan aangeven.
De hele heisa vindt zijn oorsprong in de weerstand tegen een verregaande regulering van het stadionbezoek, tot voor kort zowat een Far West. Het protest is trouwens oneerlijk. Het abonnement voor één of meerdere wedstrijden aan iemand anders doorgeven, kan nog steeds perfect. Op voorwaarde dat gever en ontvanger netjes gekend zijn. Dus digitaal.