Column Remco RIP in De Morgen van maandag 13 oktober 2025

Remco RIP

Remco Evenepoel heeft zaterdag zijn laatste koers in dienst van Soudal-QuickStep gereden. Hij kan met zijn pas afgestudeerde Oumi een welverdiende vakantie nemen en hopelijk op reis gaan. Zeven jaar heeft hij voor de ploeg(en) van Lefevere gereden.

Zeven! Het is alsof hij er gisteren kwam aanwaaien. Die zeven seizoenen leverden in 2019 een eerste grote overwinning in de Clásica San Sebastián op, gevolgd door twee monumenten – twee keer Luik-Bastenaken-Luik – en één grote ronde, de Vuelta. Daarnaast veel kleinere rondes en Belgische, Europese en wereldtitels op de weg en in het tijdrijden, en dubbel olympisch goud.

Ogenschijnlijk verloopt de scheiding ordentelijk en berusten alle partijen in de royaal afgekochte vrede. De toekomst zal het uitwijzen of het Remco RIP wordt. Oud zeer is er zeker. Niemand is vergeten hoe drie jaar geleden pa Evenepoel al een rondje liep langs enkele koersprominenten met de vraag voor welke ploeg zijn zoon zou moeten rijden om de Tour te winnen.

Dat was in augustus 2022. Een maand later werd Remco Evenepoel wereldkampioen in Wollongong, waar hij in de aanloop naar de wedstrijd luidop piekerde dat hij van ploeg moest veranderen. Dat het nog drie jaar duurde voor Red Bull-Bora-Hansgrohe hem kon losweken uit Wevelgem, daar is maar één uitleg voor: de gewezen boekhouder Lefevere weet hoe hij een contract moet betonneren.

Het WK van Wollongong, waar favoriet Mathieu van der Poel haast in de cel belandde, is vooralsnog de enige wedstrijd die Evenepoel won en waarin ook ene Tadej Pogacar meereed. De Sloveen werd er zeventiende in het peloton dat op 2:21 van de Belg over de streep rolde. “Saaie wedstrijd op een saai parcours”, foeterde Pogacar laatst nog.

Er was nog één wedstrijd waarin Evenepoel won mét Pogacar aan de start. Dat was Luik-Bastenaken-Luik in 2023. Alleen reed de Sloveen toen niet uit omdat hij vroeg in de wedstrijd in een put reed, viel en daarbij zijn hand brak.

Zaterdag zei Evenepoel dat zijn palmares er nog mooier zou uitzien als er geen Pogacar was. Er zo maar vanuit gaan dat tweede plaatsen zonder Pogacar eerste plaatsen zouden zijn geworden, is kort door de bocht.

Evenepoels winstkansen zouden zonder Pogacar zijn gestegen, maar de wedstrijden zouden ook anders zijn verlopen, wellicht veel opener en minder voorspelbaar. Niet zeker of de – excuseer – chaoot Evenepoel genoeg koersslim geweest zou zijn om die naar zijn hand te zetten. Het omgekeerde is wel zo goed als zeker: Evenepoel heeft zijn mooiste koersen gewonnen omdat Pogacar niet meereed, zoals bijvoorbeeld op de Olympische Spelen.

Evenepoel verlaat ook zijn trainer Koen Pelgrim die hem zeven jaar schema’s stuurde en hem bracht waar hij nu staat. Hij rekent op zijn nieuwe trainer Dan Lorang om de kloof met Pogacar te dichten. Dat is geen geschenk voor de 45-jarige Luxemburger.

Er is meer dan één kloof, waarover hebben we het? Die in het groterondewerk? Vergeet het. Dat is geen kloof, maar een ravijn. Die in het klassieke werk? Die is kleiner, maar of die zomaar te overbruggen is en of je dat wel moet willen, daar zullen de specialisten het nooit over eens geraken.

Trainingsleer is complex, maar het is ook geen combinatie van raketwetenschap en hersenchirurgie. Wat die trainers doen, is ongeveer hetzelfde. Ze testen de atleet op zijn verschillende drempelwaarden en stellen op basis daarvan trainingsschema’s op in functie van de doelen.

Wat heeft Remco Evenepoel niet, dat Tadej Pogacar wel heeft, behalve dat gigantische verschil in mentale sterkte en rust? Het is duidelijk dat hij minder lang zijn hoogste wattages kan trappen. Toen zaterdag in ‘Lombardije’ Jay Vine op kop begon te sleuren, reed Evenepoel al met zijn shirt open. Hij deed nog wel even alsof het hem niet veel deed door ostentatief zijn bril op zijn helm te zetten, maar zijn mimiek was toen al die van een vis die het droge zag aankomen.Toen Vine met een elleboog zijn baas aanmaande om er een lap op te geven en zelf aan de kant ging, gaf Remco Evenepoel geen krimp. Hij reed gewoon door, deed alsof hij niks had gezien en Pogacar niet meetelde.Ik wens de trainer succes die met Evenepoel aan de slag gaat om die kloof dicht te rijden. De ‘conditie’, om een onwetenschappelijke term te gebruiken, bestaat niet. Er zijn meerdere ‘condities’ en die zijn communicerende vaten. Breng je de ene op een hoger niveau, dan gaat dat meestal ten koste van de andere.

Evenepoel staat op een kruispunt in zijn carrière: hij wil ergens nóg beter in worden, zonder ergens anders slechter in te worden. Als dat verkeerd wordt aangepakt, is hij terug naar af.

Column Topsportmodel in De Morgen van zaterdag 11 oktober 2025

Topsportmodel

‘Remco had moeten aanvallen voor afdaling’: ChatGPT komt met 5 strategieën hoe Evenepoel Pogacar had kunnen verslaan.’

Dat was de kop boven een ‘artikel’ op de site van Sporza. Op Sporza verschijnt inmiddels meer van dit soort onzin dan content die in de buurt komt van journalistiek. Een ex-journalist zette het op X met de melding ‘journalistiek is dood’. Ik heb dat geretweet met daarboven ‘de sportjournalistiek is dat al een tijdje’.

Geen deelgebied in de journalistiek is zo vergeven van foute aannames, cirkelredeneringen en vooral van de herkauwde platitudes. U kent ze wel: de bal is rond, de koers moet altijd worden gereden en Club heeft een keepersprobleem. De lijst is oneindig.

Van dezelfde orde is het zinnetje dat u de laatste weken vast wel heeft meegekregen in de marge van de atletiekaffaires: de atleet moet centraal staan.

Ik weet waar dat zinnetje vandaan komt: uit de koker van iemand van het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité. De bedoeling van die boutade was het BOIC tegenover de sportbonden positioneren als atleetgericht. Dat de topsportdirecteur van het BOIC recent zelf een klacht indiende in de zaak-Maudens (zie verder) past in die perceptiepolitiek.

Uiteraard draait alles in de topsport om presteren door de topsporters. Of die atleten, dan wel de atleet, centraal moeten staan, waarmee wordt bedoeld dat zij de norm zijn om een sportbeleid uit te tekenen? Meestal geen goed idee.

Vanuit de optiek van de atleet is ‘de atleet centraal’ in een individuele sport vaak een vrijgeleide om een goed gesubsidieerd, veilig nestje te bouwen, ver van alle bemoeienissen, met niet al te veel verplichtingen en vooral zo weinig mogelijk afrekenmomenten. Dat is lange tijd het Belgische model geweest, uit gemakzucht extreem toegepast in Franstalig België, iets minder in Vlaanderen. Aan de oorsprong ligt gebrek aan beleid en aan visie op wat een goed topsportmodel moet zijn.

Wat als nu eens het model centraal zou staan? Een model dat voor zo veel mogelijk atleten voor zo goed mogelijke voorwaarden zorgt, waardoor die kunnen excelleren.

Een goed topsportmodel begint bij de prospectie: waar gaan we talenten zoeken? Vervolgens komt de detectie: hoe herken je talent? Daarna de selectie: wie wil zich inschrijven in een verder traject?

Nu begint het echte werk: de protectie of de bescherming van het talent. Dat wordt omkaderd door een multidisciplinaire groep van specialisten die fungeren als bumpers zodat het talent on track blijft.

Trainen is dan weer een zaak van evenwichten: hoeveel en hoe, aangepast aan het individu, dat in deze wel centraal moet staan. België is China niet, waar het principe van de mand met de eieren geldt. China onderwerpt zijn bodemloze talentpool aan extreme programma’s waarvan ze weten dat ze leiden tot olympische podia. Of: gooi een mand met eieren tegen de muur en het ei dat niet breekt, daarmee gaan we door.

Wij in ons kikkerlandje kunnen ons dat niet permitteren en moeten elk talent koesteren, rekening houdend met zijn of haar specifieke vaardigheden, maar dat is niet hetzelfde als eieren leggen onder elk talent met een gril. Voor dat alles is een min of meer centrale topinfrastructuur nodig, aangepast aan de steeds veranderende hoge eisen van de topsport.

Een echt topsportmodel daagt het talent uit om zich te engageren in een traject dat moet leiden (zou moeten leiden) tot excellentie. Een goed sportmodel werkt voorwaardenscheppend. Het zorgt met andere woorden voor alle voorwaarden om aan topsport te doen en neemt alle excuses weg waarachter een talent zich zou kunnen verschuilen om niet te presteren.

Aan dat ideale topsportmodel moest ik denken bij de onzin die in de marge van Thiam-gate door de media als papegaaien werd herhaald. “De atleet moet centraal staan.” Oké, maar dat is nog wat anders dan een atleet die haar/zijn zin mag doen, zich nergens iets van moet aantrekken en niet wil opgaan in een groter geheel.

Aan het ideale topsportmodel moest ik ook denken bij Hanne Maudens. Los van haar al of niet gelijk is haar timing wel heel opportunistisch. De achterliggende bedoeling is gebruikmakend van Thiam-gate samen de atletiekstructuren aanvallen, gaf Maudens zelf toe. Of de advocatenclub van meester Walter at work.

Als wat Maudens zegt ook effectief is gebeurd – zullen we dat ooit weten? – is dat het gevolg van een een-op-eenrelatie tussen atleet en trainer, waarbij de trainer ook kine was. In een centraal topsportmodel met sociale controle en een interdisciplinair omkaderend team waren al lang de alarmbellen afgegaan. Een beter argument voor een gecentraliseerd model is te niet te vinden.