Column Fossiel(en) in De Morgen van maandag 8 december 2025

Fossiel(en)

De laatste keer dat ik Formule 1 keek – vóór gisterennamiddag – was in 2021. Ook toen was het de laatste race, ook toen was het in Abu Dhabi, ook toen gehypet tot in het oneindige. Met open mond zitten kijken die middag, vooral naar de uitkomst waar ik helemaal niets van snapte.

Een sportieve schande, niet meer of niet minder, dat was de wereldtitel die Max Verstappen cadeau kreeg en Lewis Hamilton werd ontnomen. Gewoon omdat een ander zijn auto tegen een muur parkeert, de ene nieuwe banden kon gaan halen en de andere niet en nog wat rare reglementen werden bovengehaald.

Vier jaar en onderwijl heel wat gesprekken met F1-kenners: zo lang heeft het geduurd om een beetje op te schuiven in de richting van die kenners en hun argumentering. Met de nadruk op een beetje. Die luidt dat Formule 1 geen sport is van sportmannen tegen elkaar, maar van een hele vloot hypertechneuten en superspecialisten die het baasje in de auto aansturen als in een computerspel. PlayStation met echte mensen dus.

Die luidde ook dat Max Verstappen geen gewone echte mens is, maar wellicht de beste rijder sinds Ayrton Senna. Je las zelfs ergens dat hij de Messi van de F1 zou zijn. Welaan. Gisteren zat Messi-op-wielen na een kansloze achterstand Lando Norris op de hielen maar haalde het finaal niet. Dat hij alsnog zo dicht zat, had weeral te maken met een technicaliteit.

Enkele races geleden was de bodemplaat van de McLaren-rijders (Norris en Piastri) 0,12 millimeter te veel afgesleten. Jeetje, 0,12 millimeter, is dat erg? Ja, het was erg. Daarvoor werden ze gediskwalificeerd. Niet te geloven, die ‘sport’. Gelukkig werd deze keer wel een soort sportieve logica gerespecteerd en werd Norris wereldkampioen.

Zaterdag zitten kijken en zondag ook. Tijdverlies, dat was het.

Fout ook. De F1 is in alle opzichten fossiel. Racen met auto’s op fossiele brandstoffen is niet meer van deze tijd. De Formule 1 strooit ons zand in de ogen als ze beweert tegen 2030 klimaatneutraal te willen zijn. Dat lukt nooit, tenzij ze de verplichting invoeren om met elektrische auto’s te rijden. Er is geen objectieve reden te bedenken om dat niet te doen, behalve die ene dan.

Niemand die de kip met de gouden eieren durft te slachten. De meeste fans komen naar het circuit, soms al dagen van tevoren, precies om die brullende motoren te horen. Het blijft van de gekke dat dit vandaag nog wordt aanvaard, dat de armlastige Franstalige Gemeenschap bovendien tien miljoen of meer sponsort en de jaarlijkse verliezen dekt om in een Belgisch natuurgebied te komen racen.

Nu we het toch over fossiel(en) hebben… Dichter bij huis ging het deze week over de lokale passie motorcross. In Voor de dag viel te beluisteren hoe een N-VA-politicus de rechtszekerheid van nieuwe motorcrosscircuits wil garanderen. In Vlaanderen zijn die in de verdrukking, zo wist motorcrosskampioen Stefan Everts ons te melden. De situatie voor motorcrosscircuits in Nederland zou beter zijn dankzij een groot aantal aangesloten circuits.

Misschien heeft dat hiermee te maken: Nederland heeft zeventig procent meer inwoners dan België en slechts tien procent meer landoppervlakte waar al die Nederlanders moeten op wonen. Toch is er meer open ruimte. Planmatig beheer van ruimte en wonen gericht op verdichting heeft zo zijn voordelen.

In Vlaanderen heeft iedereen sinds de Tweede Wereldoorlog ongeveer mogen bouwen waar hij/zij wilde en daardoor wonen wij zo’n beetje overal. Dat die Vlaming geen motorcrosscircuit lust in zijn achtertuin, is de logica zelf.

Wie daar wat van vindt en wie al die klagers nimby’s vindt, moet het maar eens uitproberen. Eén keer per jaar op twee kilometer van mijn huis stelt een boer een weekend lang een akker open voor een provinciale motorcross. Zit de wind slecht, en nog wel met een heel bos ertussen, dan moet je die namiddag niet in de tuin zitten.

Vijftig jaar geleden had België drie Formule 1- circuits. Toen het oude Francorchamps te gevaarlijk werd, verhuisde het F1-circus in 1972 voor twee edities naar Nijvel/Nivelles. Daarnaast had je ook nog Zolder dat van 1975 tot 1984 organiseerde. Vandaag is er alleen nog het hypergesubsidieerde Francorchamps en ook dat is op termijn ten dode opgeschreven.

De Belgische motorcrossers moeten dus niet klagen. Naast enkele occasionele kleine lokale circuits zijn er nog vier grote speeltuinen: Lommel, Balen, Genk en Nismes volstaan. Politici die bedoelen met ‘rechtszekerheid voor motorcross’ dat de omwonenden geen klacht mogen indienen als ze ergens van plan zijn om elk weekend hels lawaai te komen maken, zijn van het padje af.