Column Rudi Garcia in De Morgen van zaterdag 15 maart 2025

Rudi Garcia

Neen, eerlijk is het niet en kort door de bocht is het zeker, maar is het niet verdomd lastig nu al niet doodziek te worden van die nieuwe bondscoach Rudi Garcia, ja toch?

Wat een kontendraaier. Tegen L’Equipe verklaarde hij zich al honderd procent Belg te voelen. De man is verdorie al bij al anderhalve maand in dienst van de voetbalbond, verbleef tweederde van die tijd in Rome of in Cannes en was voor de rest af en toe in Tubeke of in een Belgisch stadion te vinden.

Wat is dat, je Belg voelen? Oké, zijn huik hangt hij desgevraagd naar de wind en dat is uiteraard typisch Belgisch. Maar is dat überhaupt nodig – je Belg voelen – om de Belgische nationale ploeg te coachen? Zever in pakjes dus, maar de grootste onzin verscheen gisteren. Ga toch maar even zitten voor u verder leest.

(Begin citaat.)

… Behalve zijn verleden als grensarbeider in Lille is het zijn passie voor één Belgisch cultfiguur die Garcia verbindt met ons land. Als kind verslond Garcia de stripboeken van Kuifje…

(Het wordt nog beter.)

… Zijn initialen (van Rudi Garcia dus) zijn R.G. Spreek ze uit in het Frans en je krijgt Hergé. Op een verzamelbeurs kocht hij een anderhalve meter grote replica van de iconisch rood-wit geblokte raket van de stripheld…

(En nu komt het.)

… Centraal in de luchthavenhal van Zaventem staat hetzelfde exemplaar maar dan vijf keer zo groot. Telkens wanneer Garcia na een van zijn vele vliegreizen landt in Zaventem, maakt zijn hart een vreugdesprongetje…

Een vreugdesprongetje omwille van België, dat we dat nog mogen meemaken. Je hebt journalisten die dat opschrijven en je hebt er die dat niet opschrijven – u zal vast steller dezes’ voorkeur kunnen inschatten. Maar ook journalisten die dat zonder kotsneigingen toch menen te moeten opschrijven, vinden dat niet uit. Iemand, Rudi lui-même allicht, heeft dit ooit ergens laten vallen of verteld aan iemand die dacht het te kunnen doorvertellen.

En daarmee moeten we het nu doen. Tintin ligt te veel voor de hand, maar was ik international, ik doopte hem in de beslotenheid van mijn kaarterstafel kapitein Haddock. Of Bianca Castafiore. Of Professor Zonnebloem.

Had Roberto Martínez een bijnaam? De man was best wel oké. Alleen zijn communicatie verveelde op de duur, waardoor de Belgische voetbalpers, gewend van in quotes te denken, al snel ook verveeld geraakte met hem.

Er kwam een nieuwe bondscoach, Domenico Tedesco. Een jonge, kwestie van een breuk met het verleden in de verf te zetten. Die had de pech dat hij te veel luisterde naar Frank Vercauteren, die te veel als gefrustreerde trainer redeneerde en te weinig als verbindend technisch directeur. Hij stuurde Tedesco in de wei met een opdracht: gedaan met privileges, verjongen is de boodschap.

Tedesco volgde die orders nauwgezet op. Hij ging in één moeite een conflict aan met de prima donna-van-de-kleine-backlijn Thibaut Courtois én hij verjongde. Hulde! Haha, eindelijk een bondscoach met haar op de tanden. Tot de resultaten tegenvielen en de experimenten met jongeren af en toe de mist ingingen.

Vercauteren zit alweer veilig en wel in Rusland en er kwam een nieuwe technisch directeur, Vincent Mannaert. Die zocht en vond Rudi Garcia. Een lotgenoot, want beiden waren toe aan een herlancering van hun carrière die om diverse redenen – te veel (drank) bij de ene, te weinig (gewonnen) bij de andere – in het slop was geraakt.

De slinger dreigde weer de andere kant op te gaan. Even was er sprake van een terugkeer van de net niet pensioengerechtigde gouden generatie die nooit goud won, maar dat onheil bleef ons bespaard.

Thibaut Courtois – een rat, volgens half Madrid – is wel terug. Wie dacht dat dit hoogstens met wat binnensmonds gemompel zou worden afgedaan, was de stille Koen Casteels vergeten. Die zat in een podcast en schoot voor de boeg. “Ik stop. Courtois zo maar terughalen is onrespectvol tegenover de ploeg en er zijn er nog die zo denken.”

De voetbalpers koos eieren voor zijn geld. Waar het eerst leek alsof Casteels lof kreeg voor zijn oprisping, werd zijn verwijzing over ‘niet mijn waarden’ afgedaan als onzin omdat hijzelf in Saudi-Arabië zijn geld verdient. Dat hij de Rode Duivels in hun meest heikele momenten recht had gehouden na de vaandelvlucht van Courtois, werd maar terloops vermeld.

Geen woord over de essentie van de zaak, bijvoorbeeld of het opportuun is om iemand die een ploeg in de steek heeft gelaten, zomaar terug te halen. Dat is het niet, voor alle duidelijkheid en als Garcia ballen aan zijn lijf heeft, zet hij Courtois op de bank ten voordele van Matz Sels. Een inschatting: die ballen heeft hij niet.

Column Hoogmoed in De Morgen van maandag 10 maart 2025

Hoogmoed

Beginnen met excuses: hoewel er zaterdag van de eerste twintig in de UCI-ranking maar twee op het appel waren, stonden toch nog twee van de beste vijf renners aan de start van de Strade Bianche. En dus niet één van de vijf zoals hier zaterdag nog stond. Tom Pidcock (met zijn gedachten erbij) is bij die beste vijf, waartoe ook Jonas Vingegaard (als hij verschijnt) en Mathieu van der Poel (als hij goesting heeft) behoren. Voor de vijfde naam kan het alle kanten uit. De ene keer zal dat Wout van Aert zijn, de volgende keer Remco Evenepoel, maar toch vaker die laatste.

Pidcock uit Merchtem is een durver. Op de strook waar Pogacar vorig jaar iedereen uit het wiel reed, de Sante Marie-klim, versnelde hij en legde de wedstrijd in een definitieve plooi waaruit hij zelf vijftig kilometer verder zou wegvallen.

Pogacar vond het fantastisch. Hij zat op dat moment allicht al te twijfelen en te schuiven op zijn zadel? Gaan of wachten, springen of blijven zitten? Aanvallen betekende de toorn en de afgunst van een half peloton over zich afroepen, om nog maar te zwijgen van de verdachtmakingen. Blijven zitten en afwachten was de beste optie. En toen was daar die move van Pidcock.

Een all-indemarrage was het nu ook weer niet van de Engelsman. Meer een poging om met een kleine kopgroep over te blijven, wat altijd voordelen biedt op dat soort parcours: betere lijnen kunnen rijden, geen slepers die hangend tussen hun kader blijven volgen en zenuwachtigheid veroorzaken en duidelijkheid over wie nu de sterksten zijn.

Hoelang zal Pidcock op kop hebben gereden? Niet zeker of het vijftig meter was. Pogacar sprong meteen op het wiel en reed even later zelf op kop. Een counter, luidde het commentaar. Dat was het ook niet, eerder een statement aan de collega’s. Gezien? Hij (Pidcock) is begonnen, ik kan er niks aan doen dat ik mee moet gaan. En weg waren ze.

Die val van Pogacar dan. Eigen schuld. Te snel in een bocht willen gaan die hij naar eigen zeggen al wel twintig keer heeft gereden. Lelijke val, zonder meer, erg lelijke val zelfs, maar wel een geluk bij een ongeluk. Een boordsteen of een paaltje te veel en hij had heel zijn seizoen of zelfs zijn carrière om zeep kunnen helpen.

Dat gebeurde niet, hij verloor iets meer dan een halve minuut en reed die in vijf kilometer dicht. Pidcock reed niet vol door, aldus de commentatoren. En zo naderde de Sloveen erg snel, waarna de Engelsman even informeerde of alles oké was en of het goed was dat ze nu samen verder zouden rijden.

In academische kringen die iets te maken hebben met psychologie wordt wielrennen vaak in verband gebracht met het gevangenendilemma. Dat is een speltheorie die de moeilijke keuze tussen het samenwerken met of het bedriegen van de andere(n) benadrukt, steeds met als doel om er zelf zoveel mogelijk profijt uit te halen. Dat zou een schone theoretische verklaring kunnen zijn voor het gedrag van Pidcock, maar zou het niet evengoed kunnen dat Pidcock in de stroken daarvoor al had ondervonden dat hij de mindere was van Pogacar?

Nogmaals, wielrennen is geen voetbal. In wielrennen is niks toeval, behalve dan de val en die liep in deze wedstrijd goed af. Wie ooit in een peloton heeft gereden, de snelheid doet er niet toe, of zelfs maar met twee, herkent de spontane hiërarchie die ontstaat tussen sporters op een koersfiets.

Pidcock had al snel door dat hij de mindere van de twee was en koos dus eieren voor zijn geld in de hoop dat hij alsnog een buitenkans zou krijgen om zelf te winnen. Zoniet zou hij haast zeker tweede eindigen en tweede na de beste, dat moet je koesteren.

Er zijn niet veel sporten waarbij de totale onderwerping zo uitgesproken is als in het wielrennen. Soms wordt die sport vergeleken met boksen, maar die ene toevallig rake knock-outpunch van de underdog bestaat niet in een gevecht op twee wielen. Wielrennen is één lange sloop door de beste sloper van de bende. Dat is Pogacar.

Lance Armstrong noemde hem met de nodige schroom een van de beste renners ooit. Die schroom mag hij achterwege laten. Pogacar komt als compleet renner dichter bij Eddy Merckx dan eender wie van zijn collega’s uit een ver of recent verleden.

De tegenstand was zaterdag niet bijzonder talrijk, die slag moeten we nog om de arm houden, maar het ziet er meer en meer naar uit dat de Sloveen in de eerste plaats vooral door hemzelf kan worden geklopt. Bijvoorbeeld door hoogmoed die, zo wil het spreekwoord, voor de val komt. Welnu, die val zaterdag was een veruitwendiging van hoogmoed en nonchalance. Maar de Tour de France, dat wordt een ander verhaal.

Column ‘Wielerwerven’ in De Morgen van zaterdag 8 maart 2025

Wielerwerven 

Iemand, voor een keer geen Vlaming, poneerde onlangs dat wielrennen de mooiste sport ter wereld is. Nonsens. Maar wielrennen heeft wel veel potentie om populairder te worden dan het vandaag is.

Vooralsnog is het een erg kleine sport met heel weinig deelnemers over de hele wereld, maar klein kan ook reusachtig groot zijn. Dat geldt niet voor wielrennen, wel voor pakweg American football van de NFL. Er zijn minder Americanfootballspelers op de wereld dan wielrenners, maar die zetten samen met hun 32 teams wel 20,2 miljard euro om. In vijf maanden.

Ter vergelijking: de grootste vijf Europese voetbalcompetities samen komen in tien maanden aan 18,4 miljard euro. De WorldTour op de weg, achttien wielerteams, zetten samen iets meer dan 450 miljoen om. Dat is de helft van de Jupiler Pro League, de tiende voetbaleconomie in de wereld. Kleine sport dus.

Maar, wat is nu mooie sport? Daarbij denk je meteen aan spektakel, competitief evenwicht al of niet gestuurd door een doordachte economie, veilige sport ook, met de juiste ethiek, maar toch bovenal heel veel mooie competitie tussen de beste atleten.

Wielrennen vinkt sommige van die vakjes aan, maar niet al te veel, en zeker niet de belangrijkste. Ethisch zit het moderne wielrennen goed. De collegialiteit is groot, het historische bedrog is tot een minimum herleid, in het wielrennen vind je 80 procent goede mensen en 20 procent niet zulke goede mensen. In het voetbal is dat bijvoorbeeld omgekeerd.

De spektakelwaarde, daar kan de wielerliefhebber ook niet over klagen. In sommige recente wedstrijden hebben we van de huidige generatie echte exploten te zien gekregen. Met het beste spektakel van de laatste vijftig jaar zou het wielrennen een breder publiek verdienen.

Dat bredere publiek geeft evenwel niet thuis omdat wielrennen op alle andere domeinen minder goed tot zelfs ronduit zwak scoort. Minder goed, dat geldt in de eerste plaats voor het aspect wielereconomie en competitief evenwicht.

Het team met het hoogste budget had vorig jaar 54,3 miljoen euro ter beschikking. Dat was UAE. Het team met het laagste budget, Intermarché-Wanty, had 12,6 miljoen ter beschikking. Daar kunnen ze in het voetbal alleen maar van dromen. In de meest evenwichtige voetballiga van de wereld, de Premier League, heeft de ‘rijkste’ club vijf keer meer omzet dan de ‘armste’. In België is dat zelfs tien keer meer.

Een terecht tegenargument luidt dan dat voetbal geen wielrennen is en dat klopt als een bus. Daarom is dat viervoud van UAE ten opzichte van Intermarché-Wanty uiteindelijk wel een probleem op vlak van competitief evenwicht. Voetbal is na het bordspel mens-erger-je-niet de grootste toevalsport die de mens heeft uitgevonden. Wielrennen is het tegenovergestelde van een toevalsport. Erg vaak wint de beste in de koers omdat de beste bij elke pedaaltrap (negentig keer per minuut) zijn overmacht demonstreert tot en met de onderwerping van de concurrentie.

Jammer genoeg is wielrennen wel een val-sport, waardoor toeval een grotere rol krijgt dan bedoeld. Waarmee we bij een van de twee grote zwaktes van het wielrennen zijn beland: de veiligheid.

Het is van de gekke dat ze anno 2025 dit Rollerball op twee wielen nog toestaan. Over een aantal jaar zullen we met afgrijzen terugkijken op de tijd dat jonge vrouwen en mannen onbeschermd en met doodsverachting hun leven riskeerden om toch maar eerst over de streep te komen. (Als u Rollerball niet kent, opzoeken; er is vast wel nog iets te vinden op IMDb.)

Een nog groter zwak punt van deze sport is het gebrek aan confrontaties tussen de beste atleten in de grootste wedstrijden. Over Tadej Pogacar geen klagen, die toont zich overal en waar hij is, zet hij de koers in vuur en vlam. Mathieu van der Poel kiest zijn momenten uit, met succes, en koerst met panache.

Hoe Jonas Vingegaard dan weer zijn seizoen invult, dat zou bij wielerwet verboden moeten zijn. Vingegaard rijdt van nu tot de Tour de France deze zomer alleen koersjes om wat ritme op te doen, en hij zal er daar een paar van winnen, waarna hij weer voor zes maanden verdwijnt.

De schuld ligt voor een stuk bij het wielerbestel, dat hyperspecialisatie in de hand werkt. Neem nu de Strade Bianche dit weekend. Ooit een wedstrijd voor allrounders, rouleurs en baroudeurs, waar iedereen wilde aan deelnemen, is dit een wedstrijd voor klimmers geworden. Voor handige klimmers welteverstaan en daardoor staat vandaag maar een van de beste vijf renners van het moment aan de start. Meer toppers in meer en veiliger wedstrijden, ziedaar de wielerwerven voor de komende tien jaar en daarna.

Column ‘Mondo Duplantis’ in De Morgen van maandag 3 maart 2025

Mondo Duplantis

De Zweed die in de VS woont heeft vrijdagavond laat voor de tiende keer een wereldrecord gesprongen. Hij ging in Clermont-Ferrand voor 4.800 toeschouwers tijdens de All Star Perche over 6,27 meter. De All Star Perche is een onderonsje voor polsstokspringers. Over twee weken staat nog zo’n onderonsje gepland, maar dan in Uppsala in Zweden.

Onderonsje is de realiteit. Armand ‘Mondo’ Duplantis is de organisator in Uppsala. In Clermont-Ferrand was de organisator zijn collega Renaud Lavillenie, die zelf zesde werd en over 5,91 meter ging. Lavillenie was wereldrecordhouder tussen 2014 en 2020. Hij verbeterde in februari 2014 de 6,14 meter die Serhi Boebka in 1994 sprong.

Dat deed Lavillenie uitgerekend in Donetsk, in Oekraïne, in wat de laatste editie van de Pole Vault Stars zou worden. Niks te maken met sport, maar voor de volledigheid en omdat het er verdorie toe doet in deze dictatoriale tijden: iets later dat jaar werd Donetsk de hoofdplaats van de separatistische en aan Rusland gelieerde volksrepubliek Donetsk.

Het wereldje van de polsstok is een apart wereldje, vooral een klein wereldje, voor topsport zelfs randje incestueus. Of kent u nog wereldsterren of olympische kampioenen die zelf hun competities organiseren om toch maar de belangstelling in hun discipline min of meer levend te houden?

Wereldrecords verbeteren is de corebusiness van de nv Duplantis. Centimeter per centimeter wereldrecords verbeteren, en als gevolg daarvan de daarbij behorende premie opstrijken, dat kan alleen in disciplines waarbij je op voorhand exact bepaalt welke prestatie je wilt leveren.

Een sprinter heeft dat geluk niet. Neem nu de grootste atleet van deze eeuw. Usain Bolt heeft drie keer het wereldrecord verbeterd. De eerste keer in 2008 in New York, daar deed hij tweede honderdsten van de tijd van Asafa Powell en liep 9.72. Vervolgens liep hij tweeënhalve maand later 9.69. Een jaar later, in Berlijn op het WK, liep hij zijn derde wereldrecord. Dom, want hij verbeterde zijn eigen record met elf honderdsten. Die buitenaardse 9.58 staat nu al meer dan vijftien jaar.

Niet alle records zijn buitenaards. Niet alle recordverbeteraars zijn buitenaards. Neem nu Duplantis. Goeie babbel, mooie atleet, rappe loper, sterk bovenlichaam, heerlijke controle daar hoog in de lucht, dat allemaal wel. Daartegenover staat dat niet iedereen in de atletiek hem buitenaards vindt, maar zij durven dat niet luidop te verkondigen.

Om records te interpreteren, volstaat het om ze af te zetten tegenover andere records en vooral uit te zetten in de tijd. Een tweede oefening bestaat erin om een resultaat te interpreteren.

Beginnen we met dat laatste en met de uitslag van vrijdagavond in Clermont-Ferrand. Op één Duplantis met 6,27 meter. Op twee Emmanouil Karalis, een Griek, met 6,02 meter. Vervolgens vier mannen die over 5,91 meter zijn geraakt. Dat is exact het wereldrecord dat meer dan veertig jaar geleden in Rome is gesprongen door Thierry Vigneron, toen de grote concurrent van Boebka. Met die 5,91 meter stond je twintig jaar geleden ook al op het podium.

Het ziet er dus niet naar uit dat Duplantis een Vigneron en bij uitbreiding veel andere concurrentie heeft. Is superman dan koning eenoog in het land van de blinden en lammen? Dat ook weer niet. Niet om vervelend te doen, maar toch… Een beetje context kan helpen om een hype tot normale proporties te herleiden.

De realiteit is dat Duplantis boven de rest van het veld uitsteekt, maar de vraag is ook wat dat veld waard is. Hij begint met springen als alle anderen op hun tandvlees zitten. Winnen met dertig centimeter zoals op de Spelen van Parijs afgelopen zomer is absurd en de naam competitie niet waard.

Duplantis steekt erbovenuit, maar ligt dat aan hemzelf of aan de schaarse ‘concurrentie’? Polsstokspringen is een moeilijke discipline. Het begint met een flinke horizontale basissnelheid die je moet omzetten in verticale stijging. Dat laatste vereist flink wat power, in combinatie met een meer dan degelijk ruimtelijk besef om op zes meter hoogte nog wat afgemeten kronkels uit te voeren.

Of Duplantis en co. al of niet wonderbaarlijke uitzonderingen zijn, die vraag is lastig te beantwoorden. Polsstokspringen is zelden een eerste optie. Het staat vast dat andere en veel lucratievere sporten atleten met die potentiële capaciteiten vooraf al hebben weggerekruteerd. Denk in dat verband aan een wide receiver of een corner of running back uit de NFL (American football).

Wellicht is er geen discipline in de atletiek, of het zou de meerkamp moeten zijn, die meer aan bloedarmoede lijdt dan polsstokspringen.

Als er al één buitenaards was in die wereld, dan was het Boebka, die in 1994 al 6,14 meter sprong. In tien jaar (1984-1994) deed hij in vijftien verbeteringen 24 centimeter bij het wereldrecord. Toen hij was gestopt, gaapte na hem de grote leegte. Tussen 1994 en 2014 stond het polsstokspringen twintig jaar stil, ondanks de wetenschappelijke en technologische vooruitgang.

Duplantis heeft nu in vijf jaar (2020-2025) nog eens tien centimeter aan het record toegevoegd. Dat lijkt boebkaiaans, maar dat is het niet. Bij een normale progressie, gedreven door een voldoende competitief veld met betere atleten/stokken, had dat wereldrecord, rekening houdend met een flink afplattende curve, al minstens op 6,35 meter moeten staan.

Column ‘Merckx, de film’ van de zaterdag 1 maart in De Morgen

Merckx, de film

Vandaag begint de koers. Op de weg, de échte koers. En er is een film uit over Eddy Merckx, de grootste wielrenner ooit en wellicht de grootste en zeker de succesvolste Belgische sporter (m/v/x) aller tijden.

Merckx wordt dit jaar tachtig, op 17 juni. Een goeie week later hoop ik hem in vol ornaat en hersteld van zijn heupbreuk aan de Ventoux te zien bij zijn vriend Toon Claes. Die organiseert te zijner eer La Cannibale, waarvan de opbrengst onder meer naar de To Walk Again-stichting van Marc Herremans gaat. Een aanrader, dat even tussendoor.

De film Merckx – simpele titel en meer hoeft ook niet – is volgens de makers “een archiefdocumentaire die via beelden uit het verleden een fenomeen en zijn tijdperk nieuw leven inblazen, vanuit een frisse invalshoek en met onbekende verhalen”. Zo staat het in de persmap.

Wat staat er nog in? Iets over de verkenning van een breed sociaal, economisch en politiek landschap. Over een sport die hoe langer hoe meer wordt gegijzeld door geglobaliseerd kapitalisme. Toen ik dat las, nog voor ik de link had aangeklikt voor de persvisie, dacht ik: jeetje, mijn god Eddy reed toch maar gewoon erg hard met de fiets, en al was dat niet min, meer was het ook niet.

Mijn god, jawel. Ik was een merckxist, zoals de meeste stedelingen. De boeren, zijnde mensen die in mijn beperkte maatschappijvisie van die tijd niet in de stad woonden, waren voor Walter Godefroot van Drongen, of Roger De Vlaeminck van Eeklo, of de verongelukte ‘Jempi’ Monseré van Roeselare, of later voor Freddy Maertens van Nieuwpoort.

Als u geen kind van die tijd was, moet u voor ogen houden dat de glorieperiode-Merckx de enige keer in de geschiedenis van de Belgische sport is geweest dat dit land on top of the world was. Goed, later hebben we Justine Henin nog gehad en er is nog steeds Nafi Thiam, maar dat waren ‘andere’ sporten. Wielrennen, koers, dat zat in ons DNA, en dat was lange tijd de eerste en hooguit tweede sport in de sportkaternen in West-Europa.

En dat wielrennen, daar waren wij Belgen de baas in. We hadden veel bazen en onze opperbaas was een tweetalige Brusselaar met een gespleten persoonlijkheid. Dat laatste is niet onrespectvol bedoeld en het komt ook tot uiting in de film. Innemend, introvert, charmant en zacht van aard ernaast, een niets ontziend beest op de fiets, dat was Eddy Merckx.

Zijn glorieperiode heeft tot 13 juli 1975 geduurd. Ook dat zal deze zomer aan bod komen, vijftig jaar na datum. De laatste flash uit La route du Tour op RMC, voor ik naar het strand trok, luidde: “Et oui, un homme seul en tête, le belge Eddy Merckx. Parti dans la descente de l’Allos il a relayé Thévenet. Merckx vient de commencer la montée vers Pra Loup et est en train de gagner son sixième Tour de France.” Verlossende woorden die nooit meer uit mijn geheugen zijn verdwenen.

Drie uur later, terug van het strand, viel de hemel op ons hoofd. Bernard Thévenet had op Pra Loup Merckx ingehaald en ter plaatse gelaten, wat een journalist van L’Équipe een dag later de weinig vleiende woorden ontlokte: “Hij reed nog met de snelheid van een facteur.”

1975 was het jaar van de val: Phnom Penh viel voor de Rode Khmer, Saigon voor de communisten en ook Franco zou nog vallen, zoals in doodgaan. Onze nationale held Merckx viel ook in 1975. Waarom zijn hoogtepunt voorbij was op zijn dertigste (het medicinale gebruik van die tijd), daar wordt niet dieper op ingegaan.

Ook andere achtergrond krijg je niet in Merckx. De docu is vooral gelardeerd met beelden van grote rondes en wereldkampioenschappen. Klassiekers, waarvan hij er toch meer dan een paar heeft gewonnen, komen niet aan bod.

Wel hoogst interessant zijn de gesprekken uit die tijd met zijn familie. Zijn strenge pa, zijn bezorgde ma, zijn broer en zus, allemaal leggen ze een stukje van de puzzel van de complexe persoonlijke van de man die ‘de Kannibaal’ werd genoemd.

“Duik in het hart van de legende Eddy Merckx”, zoals de logline luidt, is misschien wat hoog gegrepen. Niettemin heb ik, weliswaar bevooroordeeld, gefascineerd gekeken.

Nu verwacht u wellicht een kijkadvies. Welaan dan maar: als u van sport houdt en u bent wat ouder, ga dat zien. Houdt u van sport en bent u te jong om Merckx te hebben zien koersen, maar hebt u interesse in het illustere verleden van toen dit kleine land alles won wat er te winnen viel, ga dat ook zien. Bent u van TikTok en mag het niet te lang duren en moeten ze zingen, dansen en onnozel doen in plaats van praten en presteren, laat maar.

Column FC Schwalbe in De Morgen van maandag 24 februari 2025

FC Schwalbe

Bart Verhaeghe in actie gezien, hoe die er maar niet in slaagt zichzelf te beheersen? Los van de vraag of zijn ergernis al dan niet terecht is, hij moet, beter nog, hij mág de scheidsrechter niet staan opwachten in de catacomben van Jan Breydel.

Verhaeghe is niet aan zijn eerste agressie toe rond een voetbalveld. Ooit heeft hij in Lokeren een twintigjarige vrouwelijke steward bij de keel gegrepen omdat ze zijn zoon niet wilde doorlaten. Er kwam een heuse strafklacht. Het onderzoek werd slecht gevoerd en tot een stadionverbod kwam het nooit. Met dank aan Meester Walter, die door tekortkomingen van de lokale politie zo nog eens een zaak kon winnen.

Gisteren was het weer prijs. Weer kon Bart Verhaeghe zich niet bedwingen. Club verloor ongelukkig met 1-2 van Standard. Weer na Europees voetbal, maar nu wel met vier volle dagen rust. Club heeft geen fysiek probleem. Dat het telkens punten laat liggen na een Europese knalprestatie, heet decompressie. Met andere woorden, het zit tussen de oren. Toch lichtjes vreemd met een mental coach aan boord en een hoofdcoach die als speler zelf aan elkaar hing van de intrinsieke motivatie.

Kort nadat Ferran Jutgla de score had geopend, ging Christos Tzolis vol door op de voet van Marlon Fossey van wie de enkel vervolgens dubbel plooide. Direct rood had gekund, maar ref Visser hield het bij geel. Jammer maar helaas, dat bleek het tweede geel te zijn voor Tzolis.

Zijn eerste had hij gekregen na een schwalbe. Serieus blijven: Het Was Een Schwalbe. Wat overigens niets ter zake doet, want er was geel getrokken. Tzolis is toch niet zo kort van memorie dat hij na tien minuten in de tweede helft vergeten is dat hij op scherp staat?

Dat de Club-supporter en bij uitbreiding de voetballiefhebber dat helemaal anders ziet? Alle begrip. De schwalbe hoort nu eenmaal bij de voetbalcultuur en de definitie van een schwalbe wordt in die moreel verdorven wereld niet zelden opgerekt.

De Brugse coach Nicky Hayen vertaalde dat perfect. “Het was te licht voor een penalty, maar er was contact, dus is het geen schwalbe.” Dat zijn redeneringen waar filosofen een halve dag kunnen op sjieken. Bij Club hebben ze een filosoof als adviseur, misschien iets voor in zijn vrije tijd?

Hayen lijkt een correcte gast. Een goede trainer, misschien een nog betere coach, maar ook hij heeft de morele standaard van zijn sport naadloos geadopteerd.

Of Tzolis werd geraakt en viel in die fase. Of Tzolis werd geraakt, niet genoeg om te vallen, maar viel toch omdat de incentive (een strafschop) zoveel waardevoller is dan rechtop blijven en proberen een normale goal te scoren. Of hij werd niet geraakt en deed alsof.

Interessant aan die fase is dat de VAR niet de behoefte zag om tussen te komen. Die vonden het dus ook een schwalbe. De Brugse tribunes zagen dat anders, maar ook daarvoor weer alle begrip. Als je op bezoek bij Club als tegenstander ook maar in de buurt komt van een blauw-zwarte, schreeuwt Jan Breydel collectief moord en brand.

De schwalbe is een interessant fenomeen waar veel te weinig over wordt nagedacht. Het is bedrog en bij de gemeenheid van die daad staat niemand in het voetbal nog stil. Correct, dat elke sport zijn kleine kantjes heeft, ook in de VS waar ze nogal neerkijken op de schwalbe die daar flopping heet. Zo hebben ze in de VS geen bezwaar tegen de ruwheid van het ijshockey en het American football, maar express doen alsof je zwaar wordt geraakt, en zo een collega naaien, dat is exclusief voorbehouden voor het voetbal.

Voetbal weet niet te weerstaan aan de aantrekkingskracht van de schwalbe. Het gevolg van een gelukt toneeltje is een bijna zeker doelpunt, via de strafschop, of een bestraffing met een kaart van de tegenstander. In geen enkele andere sport is de beloning groter.

Enkele speeldagen geleden werd dat nog eens door Besnik Hasi uit de doeken gedaan na de wedstrijd KV Mechelen – KAA Gent. “Mijn spits vergeet om zich te laten vallen als hij een hand op zijn schouder voelt, nota bene van een speler die al geel heeft. Hij blijft lopen om te scoren, maar dat kan hij zelfs op training niet.”

Een collega en soms zelfs een vriend onterecht bestraft zien en de scheidsrechter, de meest kwetsbare persoon in het veld flagrant bedriegen, het hoort bij de taak van de gemiddelde, ondergemiddelde en vreemd genoeg ook de bovengemiddelde voetballer. Lion Lauterbach, de Mechelse spits die niet kon scoren op training, vergat heel even de gangbare voetbalcode en werd daarvoor onder de zoden gestopt door zijn eigen coach. Wat denkt u, en vooral wie is hier moreel verderfelijker?

Column Herverdeling in De Morgen van zaterdag 22 februari 2025

Herverdeling

En plots was het daar terug. Club Brugge mag in twee wedstrijden 11 miljoen euro meer op de rekening bijschrijven en het spook van de herverdeling stak weer de kop op. Dat brengt het totaal van de Brugse inkomsten uit Europa op ongeveer 63 miljoen. Voorlopig, want dit gekke Club kan evengoed de kwartfinales halen en dan komt er nog eens 12,5 miljoen bij.

Ter vergelijking: Union, Anderlecht en Gent, deze week alle drie eruit in de Europa en Conference League, toppen af op respectievelijk 10,9, 11,5 en 8 miljoen euro. De enige Belgische ploeg die nog Europees speelt komt ook uit Brugge. Cercle zal op om en nabij 8 miljoen blijven steken.

Op Union na is het een eeuwigheid geleden dat een clubje van de K11, zoals de kleinere clubs zichzelf noemen, zoveel geld uit Europa kon wegslepen. Jaar na jaar harken de grote clubs het meeste Europese geld binnen. De Belgische competitie is daarin niet uniek. Overal in Europa zie je het water (onder de vorm van geld) naar de zee vloeien.

En wat dan nog? Samengevat is dat de reactie van de grote clubs, die vinden dat zij voor hun harde werk en goede beleid mogen worden beloond. Het argument dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen, en dat zonder herverdeling sterk steeds sterker wordt en rijk slapend rijker, daar moet je in het voetbal niet mee aankomen.

De kleinere clubs zeggen dan weer terecht dat de Europese vetpotten in België marktverstorend werken. Ze worden daarin gesteund door sporteconomen en door iedereen die verder kijkt dan de uitslag en voorbij de clubneus.

De kwestie van de herverdeling van de Europese inkomsten komt zelden in de media. Te complex allicht en te lange tenen bij de grote clubs. De discussie is al zo oud als de straat. De man die er het eerst mee op de proppen kwam, is de recent overleden Antwerp-voorzitter Eddy Wauters. In de seizoenen 1993-’94 en 1994-’95 was Anderlecht twee keer na elkaar de enige Belgische vertegenwoordiger in de Champions League. Dat leverde hen toen in totaal 5,36 miljoen euro op.

Wauters wilde de helft van dat geld herverdeeld zien over de andere eersteklassers, zo zei hij in deze krant. Michel Verschueren van Anderlecht, ook al overleden, sprong net niet uit zijn vel en noemde Wauters een communist.

Herverdeling van inkomsten is een basisconcept in de grote Amerikaanse sporten. Meer zelfs, solidariteit van de sterke clubs ten aanzien van de minder sterke bestaat ook in de herverdeling van beschikbaar spelerstalent, zodat niet alle goede spelers in dezelfde club terechtkomen.

Verder zijn er nog het salarisplafond, de beperkte spelerskernen en ontbreekt het concept stijgen en dalen. Dat alles om het competitieve evenwicht in stand te houden en zo een spannend product te kunnen bieden aan de sportconsument. Een indirect effect is het ontbreken van hooliganisme. Een-op-een kopiëren van het Amerikaanse model zou dus ideaal zijn, maar is niet voor morgen.

De hele problematiek van de Europese inkomsten begint bij een systeemfout in het Europese voetbal. Clubs die het goed doen in een nationale competitie worden daarvoor beloond met kwalificatie voor een supranationale competitie waar ze hun inkomsten kunnen verdubbelen. Dat is economische en sportieve waanzin.

Herverdelen van de inkomsten van Club Brugge en de andere Europees spelende clubs, hoe zou dat dan moeten gaan? Een voorstel: de helft mogen ze houden en de andere helft komt in een gemeenschappelijke pot. Dat zijn niet langer de kruimels die vandaag van tafel vallen, maar is een half brood. Dus rijst de vraag: welke clubs krijgen dan de dikste boterham?

Vervolgens kom je uit bij een ander beladen begrip waarop een sportcompetitie zou moeten steunen: solidariteit. En bij de vraag: met wie zijn we solidair en met wie niet? Solidair zijn met ploegen die degraderen en stijgen en weer degraderen is weggegooid geld, dus dat willen de grote clubs niet.

Een herverdeling van de Europese inkomsten over de nationale competities lijkt onafwendbaar, maar is iets wat van de UEFA moet komen. Op Belgisch niveau is dit niet te regelen. Van Club Brugge en zijn rancuneuze voorzitter Bart Verhaeghe valt alvast geen solidariteit met andere clubs te verwachten, zo is recent nog gebleken in de discussie rond het competitieformat.

Terwijl Club Brugge nu al tot tien keer meer krijgt van het Belgische televisiegeld dan het nummer zestien, wat van de Jupiler Pro League de minst solidaire van alle voetbalcompetities maakt, wil het van het nieuwe televisiecontract, dat 10 miljoen euro minder waard is, een nog groter deel van de koek.

Column Biatlon in De Morgen van maandag 17 februari 2025

Biatlon

De winterspelen van Salt Lake City in 2002 staan in mijn geheugen gegrift. Ten eerste omdat ze in Salt Lake City waren, dezelfde stad waar ik vier jaar eerder getuige was van de zesde titel van Michael Jordan.

Die trip was ook om een andere reden onvergetelijk. NBA-commentator Eric Goens en ik werden opgevoerd in de Jay Leno Show. Als een rariteitenkabinet weliswaar. “Belgian waffles on an MJ pelgrimage”, was de teneur. Daar gaven we niet om, het was ten slotte Jay Leno.

Maar dan die winterspelen. Als magazinejournalist in Nederlandse loondienst, geen druk van de dagelijkse deadline, in alle rust afspraken kunnen maken met de Nederlanders die prijzen hadden gepakt. Tussendoor gaan kijken naar de (h)eerlijke Kevin Van der Perren.

Ook even binnenspringen bij het shorttrack, waar ik de meest onwaarschijnlijke gouden medaille ooit heb zien winnen door de Australiër Steven Bradbury, die zowel in de halve finale als in de finale alle deelnemers voor hem zag vallen. Te zien op YouTube, een aanrader.

Ook memorabel, het bezoek aan Jacques Rogge die de vorige avond door de Russen ongeveer was ontvoerd omdat de nieuwe president van de Russische Federatie – ene Poetin – met hem een hartig woordje wilde wisselen over de telefoon. De Russen hadden de jury bij het paardansen omgekocht en dat was bekendgeraakt, vandaar. Poetin ontkende. We hadden het kunnen weten.

Maar niets topt de lange busrit naar Soldier Hollow die ik doorbracht in het gezelschap van een collega uit Chisinau. Een Moldaviër dus, die het erg koud had, helemaal niet gekleed was op de mintemperaturen boven op die hoogvlakte en die mij uitlegde hoe hij met zijn tien dollar daggeld probeerde rond te komen. Ik schonk hem mijn Powerade.

Op Soldier Hollow maakte ik live kennis met een sport die ik tot dan alleen van tv kende: langlaufen en schieten, biatlon dus. Het was er min twintig, ik stond buiten op het persplatform en heb geen minuut meer live gemist van het spektakel dat zich onder mij en – te zien op jumbotrons – in de verte in de bossen afspeelde.

Biatlon is fan-tas-tisch. Het heeft de intensiteit van een finale van de Ronde van Vlaanderen met dat verschil dat Wout, Mathieu en Tadej boven op de Paterberg en de Kwaremont moeten afstappen om vijf keer te schieten. Missers komen hen duur te staan want dan moeten ze een extra klimmetje fietsen.

Je op ski’s voortbewegen met een schietgeweer op je rug, dat was decennialang een manier van overleven in besneeuwde gebieden, met name in Scandinavië. Van het huidige biatlon is al sprake sinds Squaw Valley in 1960. De vrouwen kwamen erbij in 1992.

Wat het moderne biatlon zo uniek maakt is de continue zoektocht naar spanning en spektakel door weloverwogen ingrepen in de wedstrijdformules.

In 2006 in Turijn kwam de massastart voor het eerst op het programma: instant goede kijkcijfers. Niets mooier dan in een maagdelijk winterlandschap tussen de besneeuwde bomen plots in één lange rij een roedel felgekleurde skiërs zien opduiken. Ze zuchtend, schruwelend en knarsentandend een helling zien op schaatsen, waarna ze bij een schietplaats aankomen en afwisselend rechtop en liggend moeten schieten.

De Eddy Merckx van het biatlon is de Noor Ole Einar Bjørndalen, die acht gouden medailles won op een totaal van dertien, wat een record is voor de winterspelen. Bjørndalen was lang getrouwd met de halve Belgische Saskia Santer, dochter van een Oostendse die ooit de liefde vond in Zuid-Tirol.

Via Santer kon ik Bjørndalen spreken in Turijn, vier jaar later. Het mysterie van schieten bij hoge hartslagen, daar ging het gesprek over. Bjørndalen liet het makkelijk klinken: je komt aan bij de schietstand aan hartslag 200. Het hartritme krijg je niet lager, vergeet dat. Je hart zal je sturen. Je geweer laden, luisteren naar je hart en dan schieten tussen de hartslagen.

Afgelopen woensdag is het WK biatlon in het Zwitserse Lenzerheide begonnen. Er zijn al vier dagen competitie achter de rug, vandaag is rustdag, morgen beginnen de laatste vijf dagen, en dat alles is te zien op Eurosport. De commentator is een Nederlander die bij totale afwezigheid van Nederlanders goed let op de Belgen die meedoen.

Vrijdag behaalde Maya Cloetens een achtste plaats op de sprint. Maya is de in Frankrijk opgegroeide dochter van een uitgeweken Vlaming. Gisteren werd ze zeventiende op de achtervolging. Lotte Lie haalde haar in en werd veertiende nadat ze foutloos was in het schieten. De andere Belgen heten Thierry Langer, Marek Mackels en Florent Claude. Die laatste, een uitgeweken Fransman, werd veertiende in de achtervolging.

Column Competitieformat in De Morgen van zaterdag 15 februari 2025

Competitieformat

Rechtenhouder DAZN denkt er ernstig over na om een deel van de Franse televisierechten in te houden. De reden? Minstens de helft van wie een Franse klassieker bekijkt doet dat via een piratenkanaal of illegaal. En het product Frans voetbal is niet wat ze zich hadden voorgesteld. En er zijn minder abonnees dan verwacht.

DAZN is ook de rechtenhouder in België. Ze betalen nu 10 miljoen euro minder dan voor het vorige contract. Een meevaller, in Frankrijk was dat de helft minder, maar geen euforie: het Belgische voetbal past beter op zijn tellen.

De discussie over het competitieformat in de Pro League zal ongetwijfeld ook de bazen van DAZN op de zenuwen werken. Datzelfde DAZN dat heel recent 10 procent van de aandelen verkocht voor 1 miljard dollar aan het private investeringsfonds SURJ Sports Investment van Saudi-Arabië. Analisten menen dat Saudi-Arabië op termijn het hele DAZN van Len Blavatnik wil overnemen. Die Blavatnik, dat even terzijde, is een voormalige Russische oligarch die door Oekraïne op de sanctielijst is gezet. En daar doen wij zaken mee.

Dit alles om u even het bredere kader te schetsen van de hallucinante discussie rond de competitiehervorming.

De oorsprong van de hervormingsdrang is de bewering dat het grote aantal wedstrijden (40) dat onze Belgische topclubs moeten spelen én de zware play-offs aan het eind nefast zou zijn voor hun Europese prestaties. Er is geen enkel objectief argument voor die bewering, niet sportief en ook niet economisch. Alle parameters wijzen zelfs op het tegendeel.

De uitslagen van de Belgische clubs in Europa zijn er de laatste jaren alleen maar op vooruitgegaan, in zoverre dat we op een zucht stonden van een unieke prestatie: een tweede direct ticket voor de Champions League.

Tweede argument: de waarde van het tv-contract is deze eeuw proportioneel meer gestegen dan waar ook in Europa en is recent minder sterk gedaald. Derde argument: de waarde van de verkochte spelers is exponentieel gestegen, onder meer door die prestaties in het Europese uitstalraam.

De 26 profclubs – 26 is het dubbele van wat in België economisch leefbaar is – moeten zich goed bezinnen vooraleer ze zich laten ringeloren door de G6. En zich de vraag stellen: waartoe dient een Belgische voetbalcompetitie? Ook in de nieuwe federale regering mogen ze zich die vraag stellen: waartoe dient de Belgische voetbalcompetitie?

U weet wel, die competitie die wij jaarlijks 200 miljoen euro lastenverlagingen toekennen. Die wekelijks gratis een beroep kan doen op hele hordes politie. Die desondanks jaar na jaar de verliezen opstapelt, 160 miljoen voor de recentste jaargang.

Terwijl we toch bezig zijn… Die hun velden een hele winter van onderen verwarmen en van boven beschijnen, daar waar de modale burger energie moet besparen. Die in de zomer, als hun regenwater op is en de boeren een oppompverbod hebben, kraantjeswater op hun velden spuiten. En die het verbod op gokreclame vrolijk aan hun laars lappen.

Antwoord: de Belgische voetbalcompetitie moet een sportief en economisch kader scheppen voor een vast bepaald aantal profclubs die onder elkaar uitmaken hoe ze de Belgische voetballiefhebber het best mogelijke product kunnen aanbieden.

De Belgische voetbalcompetitie is er niet alleen voor de clubs die jaar na jaar in Europa scoren en daarmee exorbitant veel geld verdienen, waardoor het competitieve evenwicht in de thuismarkt wordt verstoord. De focus bij elke hervorming moet bijgevolg op het Belgische hoofdproduct liggen, niet het Europese bijproduct. Evenmin op dat andere bijproduct: de import van goedkope Afrikaanse ‘grondstoffen’ om die als halfafgewerkte producten in Europa te slijten. Dat laatste model staat sowieso op instorten.

In de discussie over de competitiehervorming maken alle partijen gebruik van foute argumenten. Zo weigeren de kleinere clubs bijvoorbeeld mordicus een vermindering van het aantal clubs in 1A. Economisch-geografisch zou dat van zestien naar twaalf moeten, mét een flinke eindronde, maar zelfs veertien is onbespreekbaar.

Het helpt de discussie ook niet verder als trainers met prepensioen als Hein Vanhaezebrouck beweren dat een competitie met minder ploegen automatisch leidt tot niveauverlies. Elke competitie bokst in haar juiste gewichtsklasse. Eerder dan door het aantal clubs wordt die bepaald door de algemene economie van dat land. De eerste vijf economieën van Europa hebben de grootste vijf voetbalcompetities. België heeft de tiende economie van Europa en ook de tiende voetbaleconomie, zo simpel kan het soms zijn.

Column Achterafwedstrijdje in De Morgen van maandag 10 februari 2025

Achterafwedstrijdje

Misschien is het u nog niet opgevallen, maar er wordt alweer echt gekoerst. Op de weg dan. En niet zo’n klein beetje. Ze komen ook steeds dichter bij huis, want dat gedoe in Australië, was daar iemand mee bezig?

De vrouwen zijn in Abu Dhabi aan de slag gegaan en de mannen hadden de keuze uit Oman, Valencia en Zuid-Frankrijk. Als ik profrenner was, dan had ik minstens één keer in het naar het schijnt erg mooie Oman willen rijden. Maar had ik al een keertje in Oman gereden, dan zou ik Valencia ook wel zien zitten, omwille van het eten dan. Lang niet zeker dat ik van mijn voedingsapp de toestemming zou krijgen voor een paella op een terras.

Gezien mijn uiterst beperkte talent zou ik niet te kiezen hebben en zou mijn ploeg mij wellicht verbannen naar een achterafwedstrijdje, neem nu de Ster van Bessèges. Prachtige streek om en rond de Gard, dat wel: mooie steden, interessante geschiedenis ook, maar begin februari? Dat is vragen om miserie. Iedereen met een buitenverblijf in Zuid-Frankrijk (niet ik) zegt dat je daar tot eind maart beter wegblijft.

De Ster van Bessèges eindigde gisteren in en rond Alès met een korte tijdrit met aan het einde een flinke klim. Kévin Vauquelin, een Fransman, heeft l’Etoile de Bessèges gewonnen. Zo zijn de Fransen ook weer content. Een schrale troost, want voor een wedstrijd die naar een ster is genoemd, is de ster al lang tanende.

Eerder deze week stapten acht ploegen uit. De aanleiding was een dubbel incident, zo werd eerst verklaard. Later bleek het om meervoudige incidenten te gaan, twee dagen op rij, met auto’s die her en der op het parcours verschenen, rijdend en geparkeerd. Een beetje zoals op training, maar dan met 150 trainende wielrenners achter elkaar. Gekkenwerk.

‘Bessèges in de storm’, titelde de Franse sportkrant L’Équipe vrijdag. Dubbele bodem, die kop, want het stormde letterlijk over Zuid-Frankrijk, met regen en veel wind. En tegelijk waren er die incidenten, waardoor die acht ploegen er de brui aan gaven.

Ineos Grenadiers, Red Bull-Bora-Hansgrohe, Soudal-QuickStep, Uno-X Mobility, Lidl-Trek, EF Education-EasyPost, Unibet Tietema Rockets en AG2R La Mondiale besloten af te stappen. Vooral die laatste ploeg baarde opzien, omdat het de enige Franse ploeg was die de afspraken met de rennersvakbond opvolgde.

Team Flanders-Baloise bleef wel in koers. Dat kun je vreemd vinden voor een opleidingsploeg, maar anderzijds is TFB begrijpelijk opportunistisch en een beetje oldskool. Als ze nog eens ergens worden uitgenodigd, voelen ze niet de behoefte om in de soep te spuwen, zoals de Fransen dat zo mooi zeggen.

Bij het andere Belgische team Lotto waren de meningen blijkbaar verdeeld. Dat twee renners in koers bleven en de andere vijf de bus opzochten en opteerden voor een vrijwillige did not finish werd uitgelegd als een communicatiestoornis. Onzin natuurlijk. Arnaud De Lie en de enige Fransman in de ploeg, Baptiste Veistroffer, wisten maar al te goed dat ze alleen verder moesten. Dat draaide nog goed uit in die rit want De Lie won zijn eerste sprint van het nieuwe jaar.

Alle Franse ploegen behalve AG2R bleven, uiteraard. Volgens L’Équipe toonden ze zich solidair met de organisatoren, die het al niet makkelijk hebben. Ook De Lie sprak over solidariteit. “Ik heb de organisator gerespecteerd.” Het is niet toevallig dat het om twee Franstaligen gaat in die ploeg, die ook wordt aangestuurd (voorlopig toch nog) door een Fransman.

Lotto-CEO Stéphane Heulot kwam wel met een heel rare quote. “Ik dien de zaak van de veiligheid, maar ik heb Arnaud toch gefeliciteerd en hem bedankt in naam van de organisatoren die hun uiterste best doen, want het zijn tenslotte vrijwilligers.”

De vraag mag worden gesteld of je organisatoren te allen prijze moet respecteren, ook wanneer ze als vrijwilliger je leven in gevaar brengen. De vraag mag ook worden gesteld of een Ster van Bessèges nog wel thuishoort op een profkalender of welke andere kalender dan ook.

Frankrijk heeft de best georganiseerde wielerwedstrijd ter wereld (de Tour) en de slechtste (Bessèges). Het ligt dus niet aan het land, maar aan de middelen die worden ingezet. Wie er niet in slaagt het parcours te beveiligen met voldoende seingevers heeft niet het recht een wedstrijd te organiseren.

Alle extreem gevaarlijke sporten zoals formule 1 en eventing zijn de laatste decennia veiliger geworden. Het wielrennen werd daarentegen onveiliger dan ooit en is vandaag, ook zonder auto’s op het parcours, de dodelijkste sport ter wereld. De rennersvakbond krijgt nu alle lof. Het is wachten op de represailles ten aanzien van CPA-voorzitter Adam Hansen.