Column Leegloper over RVV in De Morgen van maandag 11 april 2023

Leegloper

Was het 2013 of toch 2012? Ik werd dat jaar gebeld door twee broers die in het veldrijden al wat naam hadden gemaakt. Hun ambitie reikte verder dan de cross, maar niet zo heel veel verder. Ze wilden van mij (toen in een andere functie) weten hoe dat zat met de subsidies van het toenmalige Topsport Vlaanderen en of ze daar niet wat van konden krijgen voor wat zij in gedachten hadden.

Ze wilden iets meer dan veldrijden, een offroadteam was hun natte droom, maar veldrijden zou hun core blijven, en af en toe zouden ze er de weg bij doen, kwestie van bezig te blijven. BKCP-Powerplus, zo heette hun team en Niels Albert was hun kopman. 2014 zou hun laatste seizoen onder die naam zijn. Het was het laatste van Albert, die stopte met hartproblemen, maar ook het eerste van hun nieuwe kopman, de toen negentienjarige Mathieu van der Poel, die won in Gieten en in Diegem.

Tien jaar later zijn Christoph en Philip Roodhooft met hun Alpecin-Deceuninck in de WorldTour de norm in het klassieke voorjaar. Zondag pakten ze met Mathieu van der Poel, die ook al Milaan-Sanremo won, en Jasper Philipsen één en twee in een mythische Paris-Roubaix, de snelste editie (46,84 kilometer per uur) uit de geschiedenis en een van de meest spectaculaire.

De Vlaamse reacties op de winst van Van der Poel op de sociale media waren zo te voorspellen: “Die Hollander van een Van der Poel heeft smerig geprofiteerd van een leegloper bij Onze Wout.” In Vlaanderen zal het bij decreet voortaan afgelopen zijn met ook voor Van der Poel te supporteren. Dat de Hollander bij een Belgisch team rijdt en de Belg een halve Hollander is en voor een Nederlands team uitkomt, zal daarbij niet van tel zijn. Op de weg (en in het veld, maar dat is nog even) worden het voortaan oorlogjes tussen de Lage Landen.

Jawel, Mathieu van der Poel is (veel) harder gaan rijden toen hij merkte dat Wout van Aert een probleem had. Van Aert stak het ook niet weg, hij meldde het over de radio. Is dat gemeen van Van der Poel? In een wedstrijd die mee bepaald wordt door bandenselectie en aanverwanten, en dus lekrijden, is profiteren van een leegloper bij de concurrent de logica en deel van de wedstrijdtactiek.

Veel schuldgevoel moest Van der Poel overigens niet hebben. Jazeker, Van Aert had voor het bos van Wallers hoogstpersoonlijk aan de boom geschud, maar daarna werd hij in de kopgroep met drie renners van Alpecin-Deceuninck tot aan zijn leegloper toch een beetje een klaploper. Als hij al eens op kop kwam, ging hij heel snel weer van kop af. En toen hij op Van der Poel reageerde en ze even samen voorop geraakten, had hij geen zin om vol mee te rijden. Wel integendeel, hij volgde zijn nemesis kilometerslang als een schaduw, een beetje zoals op het WK cross in Hoogerheide.

De tweede poging van Van Aert om weg te rijden, die dus eindigde in die leegloper, kwam er na een bijna val van Philipsen en Van der Poel. Daar had geen van alle renners, en Van Aert nog het minst, schuld aan. Maar zijn mislukte zet om op dat moment het gas open te draaien is vergelijkbaar met de gelukte van Van der Poel een minuut of wat later bij zijn leegloper.

Ten slotte nog dit: Team Jumbo-Visma, die hadden het toch zo goed voor elkaar inzake banden en wielen en velgen en ventielen en druk al of niet aanpasbaar? Welnu, wellicht reed geen enkel ander team voorin zo vaak lek als TJV. Dat heeft niks te betekenen, behalve dat pech in geen enkel ander monument als in Paris-Roubaix zo vaak de uitslag bepaalt.

De voorlopige verliezer van het klassieke voorseizoen is Soudal-QuickStep. De transformatie van The Wolfpack die iedereen opvreet in eendagswedstrijden naar een rondeploeg laat zijn sporen na, zoveel is duidelijk. Maar dat de beste SQS’er zowaar Tim Merlier is, op plaats 23, is een regelrechte aanfluiting.

Voor TJV geldt dan weer enige verschoning. Ze wonnen in 2023 ongeveer alles waar ze aan de start kwamen – Jonas Vingegaard reed de voorbije week nog iedereen op een hoopje in het Baskenland -, alleen kwamen ze in de monumenten drie keer tekort. Twee keer was Van Aert in een kopmannengevecht niet goed genoeg (in Sanremo en in Oudenaarde) en zondag besliste pech mee over de uitkomst in Roubaix.

Toch blijft het een opmerkelijke vaststelling dat sinds Van Aert in Milaan-Sanremo en Primoz Roglic in Luik-Bastenaken-Luik, allebei in 2020, het beste team van de wereld geen grote klassieker meer heeft gewonnen. De druk om in de Giro (Roglic tegen Evenepoel) en in de Tour (Vingegaard tegen Pogacar) uit te pakken is alleen maar toegenomen. Het wielerseizoen 2023 kan al niet meer kapot en wat zich aankondigt maakt het alleen maar mooier en spannender.

Column Vergane Glorie in De Morgen van zaterdag 8 april 2023

Vergane glorie

‘Mark Cavendish gets new record in Scheldeprijs.’ Zo stond het op een Engelstalige site en er volgde een hele rimram over alle records die Cavendish al zou hebben gebroken. Die zeven keer dat hij op het podium stond van de Scheldeprijs really stands out tussen al zijn prestaties, aldus de site, die er niet bij vermeldde dat het een koers is die er in het grote wielerwalhalla weinig of niks toe doet.

De site ging uiteraard door op al het fraais dat ‘Cav’ al had gerealiseerd en vooral zijn queeste om deze zomer in dienst van Astana een 35ste Tour-etappe te winnen. Zijn record van 34 overwinningen in de Tour deelt hij voorlopig met Eddy Merckx.

Toen hij al halfweg tussen de twintig en dertig was aanbeland, heb ik Cavendish een serie vragen mogen stellen. In een andere wereld en met een andere gesprekspersoon wordt een serie vragen al snel een interview, maar met ‘Cav’ is dat nooit helemaal zeker.

De minste vraag die dieper peilt dan 0,1 millimeter onder zijn geestesoppervlak van die dag vindt hij al een bedreiging en kan aanleiding zijn om het af te stappen, al is het hem ook al eens overkomen dat hij hard om een lastige vraag moest lachen en dan toch antwoordde.

Niet deze ene keer. Toen hij bij vraag drie zelf begon over hoe mooi het zou zijn om in de buurt van Merckx te komen met die etappezeges in de Tour riep de journalistieke plicht. Ik kon niet nalaten hem erop te wijzen dat het vernoemen van de eigennamen Cavendish, Merckx en de Tour in één zin niks minder dan heiligschennis was. For us Belgians, had ik er nog beleefd bij gezegd. En geglimlacht.

After all, Mark, Eddy behaalde die overwinningen onderweg naar zijn hoofddoel: de gele trui in Parijs. En for your information, hij won die vijf keer en ook vijf keer de Giro. Cavendish liep daarop rood aan, zei iets over het verschil tussen etappeoverwinningen en eindoverwinningen, en eindigde met het woordje moron, wat zoveel betekent als idioot. De serie vragen eindigde bij drie.

Sindsdien hoop ik van harte dat hij nooit meer iets wint. Vorig jaar had hij nog vijf overwinningen namens Patrick Lefevere, dit jaar bij Astana nog geen enkele. Die 35ste in de Tour mag er zeker niet komen.

Peter Sagan is ook een vergane glorie, maar toch een ander verhaal. Zondag staat hij voor de negende keer aan de start van Paris- Roubaix. In 2018 won hij daar zijn laatste grote wedstrijd. Op meer dan vijftig kilometer reed hij in zijn eentje naar de vroege vlucht en niemand zag hem terug. Samen met Silvan Dillier, nu bij Alpecin-Deceuninck meesterknecht van Mathieu van der Poel, reed hij uiteindelijk de velodroom van Roubaix binnen. De Zwitser kloppen was een eitje.

Sagan was de eerste wereldkampioen sinds Bernard Hinault in 1981 die Roubaix won en hij is een van de drie renners in de geschiedenis van die sport die zowel de Ronde van Vlaanderen als Parijs-Roubaix hebben gewonnen in hun regenboogtrui. Die andere twee zijn Rik Van Looy en Eddy Merckx. Een statistiekje dat zoveel waard is als het niks waard is, maar je zal toch maar mooi in dat rijtje staan.

Cavendish en Sagan kunnen wel in één zin worden genoemd sinds Sagan in 2017 Cavendish de hekken in reed in de Tour. Althans, zo zag de hele wereld het aanvankelijk, maar uiteindelijk vonden alle partijen het een ongelukkig en onopzettelijk voorval. Meer zelfs, waar Sagan eerst als schuldige werd aangezien, werd nadien Cavendish verweten dat hij door een gaatje wilde dat er niet was.

In de Tour zullen ze elkaar voor de tigste keer in de ogen kijken, maar of dat in de sprint zal gebeuren is niet zeker. Cavendish is 37 en sprinten lukt nog wel, maar een helling over geraken is andere koek. Sagan is pas 33 en heeft na zijn dertigste verjaardag geen noemenswaardige prestatie meer neergezet, geen deftige sprint meer gereden, geen groene trui meer in de Tour (de laatste was in 2019), geen klassieke overwinning meer behaald.

Sagan denkt aan stoppen als wegrenner, maar zou hij wel weten dat ergens in dat begenadigde koerslijf van hem nog die ene knalprestatie zit?

Wat als… hij zondag meeschuift in de vroege vlucht, die verder draagt dan iedereen verwacht. Het peloton zich misrekent. De groten elkaar het wit uit de ogen kijken: doe jij het maar want al moet je just niks, je wilt toch zo graag (Wout van Aert). De vluchters steeds dichter bij die velodroom komen maar ook steeds dichter op de hielen worden gezeten door het peloton. Sagan nog één keer die versnelling vanuit het zadel plaatst, iedereen en alles achter zich latend. Alleen aankomen in de velodroom, iets wat alleen de allergrootsten hebben geflikt, zou het? Neen, het zal niet, maar het zou wel mooi zijn.

Column Pogacar in De Morgen van zaterdag 3 april 2023

Pogacar

Luik-Bastenaken-Luik, de Ronde van Lombardije twee keer, de Ronde van Frankrijk twee keer én de Ronde van Vlaanderen winnen: misschien dat Bernard Hinault het had gekund als hij die haat voor de Koppenberg niet had ontwikkeld en vaker naar Vlaanderen was afgezakt, maar zo’n veelzijdig palmares is geleden van de grote Eddy Merckx, nu meer dan vijftig jaar geleden.

Het predicaat ‘de nieuwe Merckx’ is wel al vaker gebruikt, altijd te voorbarig. Tadej Pogacar is een ander verhaal. Niemand die inzake veelzijdigheid en voluntarisme dichter bij Merckx in de buurt komt dan deze minzame Sloveen van 24. Elke week is er weer een andere wielrenner de beste van de wereld, maar de allerallerbeste is alvast Tadej Pogacar. Gisteren zat hij er in de interviewstoel zowaar
wat bedremmeld bij nadat hij zijn twintig kilometer lange raid tot een goed einde had gebracht. Hij was duidelijk geëmotioneerd en presteerde het zelfs om na de laatste vraag iedereen langs en op de weg te bedanken.

Dat moet andersom: Vlaanderen moet Pogacar danken. Jarenlang hebben de Tour-winnaars de Ronde van Vlaanderen als kasseikoers links laten liggen als een soort extreme uitwas van hun sport. De Belgen lieten het niet aan hun hart komen en wonnen het merendeel van de edities. Daar is een eind aan gekomen. In de voorbije tien jaar is de Ronde van Vlaanderen één keer gewonnen door een Belg, Philippe Gilbert.

Voor Pogacar, die vorig jaar de sprint tegen Mathieu van der Poel op een lullige wijze verloor, was het zijn grote droom om in het Vlaamse molshopenland te komen zegevieren. Pogacar blij, de Ronde van Vlaanderen ook en Flanders Classics door het dolle heen. Geen enkele andere klassieker kan de voorbije tien jaar op zo’n divers podium bogen.

Toch ging het bijna mis, en evengoed had de wedstrijd op een sof kunnen eindigen. Zou er nog een sport bestaan waarvan de einduitslag zo vaak wordt bepaald door externe omstandigheden, zoals de vele valpartijen in het wielrennen? Formule 1? In geen honderd jaar, al wil het daar weleens gebeuren dat de ene de andere overhoop rijdt om wereldkampioen te worden.

Gisteren promoveerde, lees degradeerde, de Pool Filip Maciejuk van Bahrain-Victorious zich tot lul van het peloton door na een onmogelijke inhaalbeweging in een perkje terecht te komen, waarna hij in het peloton werd gekatapulteerd. Een dubbele strike was het gevolg. Wout van Aert lag erbij en moest verder met een gehavende knie. Dat zal zijn wedstrijd onmiskenbaar hebben beïnvloed.

Pogacar verloor in dat incident zijn Vlaamse gids Tim Wellens. In de aanloop naar de Kanarieberg reed Biniam Girmay tegen een achterwiel – zo zag het er althans naar uit – tegen zestig per uur. Het kegelspel herhaalde zich. Girmay out. Zou er nog een sport bestaan die zoveel zinnige en onzinnige regeltjes heeft die te pas en te onpas worden toegepast? Wellicht niet. Welnu, dat ze voor eens en voor altijd de waaghalzen uitsluiten die het leven van anderen in gevaar brengen.

Zou er nog een andere sport bestaan waarvan de commentatoren er een handje van weg hebben om spannende koerssituaties te creëren, terwijl je als kijker thuis het gevoel hebt dat er helemaal niks gebeurt? Wellicht niet, maar gisteren was een ander verhaal. Toen die sterke groep met Mads Pedersen en Stefan Küng wegreed en heel even drie minuten voorsprong had, loerde sensatie om de hoek.

Je had het de sterke Pedersen gegund, maar tegen eerst Van der Poel op de Kruisberg en later Pogacar op de Kwaremont kwam de Deen watts te kort. Van Aert kwam overal te kort, zowel op de Kruisberg als op de Kwaremont en dat moet hem zorgen baren.

Moet Van Aert ‘just niks’? Natuurlijk. Alleen deze vaststelling: hij heeft nog just niks. In een wereld die excellentie afmeet aan het aantal overwinningen in een van de vijf Monumenten staat Wout van Aert nog altijd op één, een Milaan-San Remo behaald in zijn wonderperiode die liep van het voorjaar 2020 tot de zomer van 2021, toen hij drie etappeoverwinningen haalde in de Ronde van Frankrijk.

Sindsdien heeft Van der Poel drie van die superklassiekers gewonnen en gisteren schreef Pogacar zijn vierde bij op zijn palmares. Dat Pogacar uiteindelijk kon wegrijden op de Kwaremont was al bij al een fysiologische afrekening. Lang werd aangenomen dat mannetjes van zijn gabarit – de halflichtgewichten – niks te zoeken hadden op kasseien. Met het nieuwe materiaal – carbonkaders, carbonwielen en brede tubelessbanden – is bij gelijke stuurmanskunsten alles te herleiden tot vermogen per kilo.

De harde, snelle wedstrijd was niet in het voordeel van de iets zwaardere renners, want die hadden al veel verbrand. Mede daardoor won de lichtste van de grote drie.

Column Wondermiddel NaHCO3 (en andere onzin) in De Morgen van zaterdag 1 april 2023

Column Wondermiddel NaHCO3 (en andere onzin)

De waan van de heilige Vlaamse koersweek was de voorbije dagen geheel toegespitst op Team Jumbo-Visma. Vooral hun suprematie in Gent-Wevelgem stak de ogen uit. Twee vrienden in hetzelfde koerstenuetje die in een koppeltijdrit naar de aankomst reden en dan de kijkers, de media en de rest niet eens een gekunstelde sprint gunden.

Wout van Aert had moeten wegrijden die laatste keer op de Kemmel en alleen aankomen. Neen, hij verkoos het gezelschap van zijn Franse ploegmaat met wie het lastiger communiceren is dan met de anderen, als je hem tenminste mag geloven. Zo moest hij naar zijn beste Frans zoeken om hem te vragen of hij wilde winnen. Euh… oui, had Laporte geantwoord.

Tom Boonen zei eerst dat hij zo’n mooie overwinning nooit zou hebben weggegeven. Een paar dagen later klonk het dat hij het misschien ook zou hebben gedaan, maar er later heel erg veel spijt zou van hebben gekregen. Nog anderen vonden het chic van Van Aert en zagen er een bevestiging in van zijn genereuze karakter.

De achterliggende reden van dat gebaar, daar ging niemand op in. Het typeert alvast de mens in de wielrenner Wout van Aert, maar niet noodzakelijk omdat hij zo genereus zou zijn, want dat is hij helemaal niet. Wout van Aert is een kampioen in alle vezels van zijn lijf en alle neuronen van zijn hersenen.

Van Aert heeft het autistische, egocentrische, randje narcistische dat kampioenen kenmerkt: me, myself and I. Het koersverloop leende er zich uitstekend toe om goed na te denken of hij die overwinning al of niet moest wegschenken.

Zijn analytische geest heeft tussen Kemmel en Wevelgem de plussen en de minnen op een rijtje gezet en kwam tot de slotsom dat hij zijn dominantie extra in de verf kon zetten door Laporte te laten winnen. Dat geeft hem alvast wat meer krediet om in een echt grote wedstrijd de ploeg naar zijn hand te zetten en bijvoorbeeld Dylan van Baarle in de pas te laten lopen (wat nu achterhaald is).

De hele wereld, zelfs de Franse sportkrant L’Équipe en dat wil wat zeggen, had gezien dat hij Laporte had meegenomen en niet omgekeerd. De hele wereld vindt Van Aert nu een toffe peer. Dat geldt evenwel niet voor een groot deel van het peloton. Die bewonderen hem om zijn fysieke capaciteiten, maar daar houdt het op.

Van Aert is vooral populair buiten het peloton. Dat heeft hij alvast goed ingeschat want alleen daar telt populariteit. Dat geldt ook voor Jumbo-Visma in het peloton: bewonderd, maar nooit echt sympathiek bevonden, een beetje het lot van elke Nederlandse wielerploeg uit het verleden en het heden. “Ze bewegen zich door het peloton als een soort sekte”, liet een renner zich onlangs ontvallen.

Nogmaals, met sympathie koop je niks en de tegenstander buitenspel zetten door samen te klitten geeft een extra dimensie aan de individuele ploegsport die wielrennen nog steeds blijkt te zijn.

Mathieu van der Poel, aldus het peloton, wordt ook bewonderd, maar is een doorgaans sympathiekere concullega. Klassieker of niet, hij fietst de eerste honderd kilometer door het peloton alsof hij op een huwelijksreceptie is en iedereen goeiedag wil zeggen. Op Van Aert na, maar die blijft veilig bij zijn geel-zwarte armada.

Omgekeerd is Van Aert dan weer een groter geschenk voor de media. Als hij gaat zitten voor een interview komt er ook altijd wat zinnigs uit. Bij Van der Poel moet je verdomd veel geluk hebben voor je hem op iets anders dan platitudes kan betrappen.

“Wat denk je van Jumbo-Visma?”, vroeg een collega zondag na Gent-Wevelgem. “Vroeger zouden we dat toch verdacht hebben gevonden?” Ik wees hem erop dat er ook nu wat zat aan te komen. Het Nederlandse Algemeen Dagblad had eerder die week een pagina over het wondermiddel – volstrekt legaal, maar niettemin een wondermiddel – dat de ploeg gebruikte: bakpoeder, NaHCO3 of sodiumbicarbonaat. Ik zei: “Het is wachten tot het bij ons wordt opgepikt.”

Wat ook gebeurde. Eerst dinsdag in een krant, op de algemene pagina’s nog wel, wat nooit een goed teken is als het over wielrennen en ‘middelen’ gaat. Een paar uur later ook op de radio. De krantenartikels waren promo’s voor het Zweedse sportvoedingsbedrijf Maurten.

De radio liet een sportdiëtiste aan het woord die in haar wielerploeg Intermarché-Circus-Wanty tests had gedaan met het middel samen met Maurten. Ze was dolenthousiast. Ik had een pikante slotvraag/opmerking, stijl De ideale wereld, in gedachten: “Zo’n wondermiddel kan dat bakpoeder toch niet zijn? Jullie rijden vooralsnog geen platte prijs in de grotere wedstrijden en jullie kopman Biniam Girmay eindigde zondag als voorlaatste.”

Column Olympische oorlog in De Morgen van maandag 27 maart 2023

Olympische oorlog

Oorlog is het sowieso, op de slagvelden in Oekraïne en als gevolg daarvan ook in de bestuurskamers van de sport, maar deze week weten we of het olympische vrede, dan wel voor onbepaalde tijd olympische oorlog is.

Morgen begint het executief van het Internationaal Olympisch Comité. De eerste vier uur zullen veruit de meest interessante zijn. Dan wordt beslist of de ban op Russische en Wit- Russische atleten die vorig jaar al snel effectief werd, een vervolg krijgt. Het schot voor de boeg vorige week van de grootste olympische sportbond, World Athletics (WA), kon alvast tellen.

De Russische atletiekbond werd weliswaar na jaren van dopingschandalen weer opgenomen in de atletiekfamilie, maar voor de internationale atletiekbond blijven (Wit-)Russische uitgesloten van internationale competities. Aangezien de WA bevoegd is voor de deelname van atleten aan de Spelen, kan dat signaal tellen.

Het zet daarmee het IOC met de rug tegen de muur. Dat was in de lente van 2022 heel snel over gegaan tot een totale uitsluiting van de (Wit-)Russische sporters. Verrassend, vonden veel waarnemers, gezien de uitstekende relatie die IOC-voorzitter Thomas Bach met Poetin onderhield. Eind vorig jaar liet Bach al een eerste keer een ballonnetje op over ‘een pad terug’ voor de uitgesloten sporters.

Hoon was zijn deel, maar van zijn collega Infantino van de FIFA te hebben geleerd: het is niet omdat een aantal westerse landen een standpunt innemen tegen of voor iets, dat dit voor de hele wereld moet gelden. Vorige week sprak hij in Duitsland. “Als de politiek kan bepalen wie mag deelnemen aan een sport, dan worden atleten handpoppen van die politiek. De sport kan zo niet langer zijn verenigende rol spelen.”

De achterliggende gedachte voor het ‘pad terug’, desnoods als neutrale atleten, is duidelijk. Bach wil vermijden dat vooral Russische atleten zich niet kunnen kwalificeren voor de Olympische Spelen. Het is duidelijk dat niet alle sporten, niet alle bonden en niet alle landen op dezelfde golflengte zitten, niet in de gewone geopolitiek en dus ook niet in die van de sport.

Hoe ingewikkeld het allemaal wordt, als de sport hopeloos verdeeld geraakt, werd duidelijk bij de aan gang zijnde wereldkampioenschappen van de International Boxing Association. Die bond, die niet langer wordt erkend door het IOC, trekt zich niets aan van de internationale boycot tegen (Wit-)Russische sport. Alle Russen welkom, met vlag en volkslied.

Dat standpunt heeft veel, zo niet alles te maken met de voorzitter Umar Kremlev, een Rus dus. Die lag al voor de oorlog in conflict met het IOC en zijn bond was niet langer welkom als organiserende internationale federatie. Het WK van de IBA – niet toevallig in New Delhi in India, dat de sancties tegen Rusland niet steunt – wordt door veel landen geboycot. Het IOC heeft ook voor Parijs besloten het traject naar de Spelen en de sportieve organisatie op de Spelen voor hun rekening te zullen nemen.

Aldus was er een uitgebreide delegatie Russische boksers bij dat WK en hebben die ook prijzen gehaald. Zaterdag won Anastasiia Demurchian bij de lichte middengewichten. Alles prima, tot haar volkslied werd gespeeld. Dat was niet het Russische volkslied
maar zowaar Pjotr Tsjaikov- ski’s Piano Concerto No. 1. Dat deed de Russen denken aan de Spelen in Tokio waar hun volkslied verboden was en Pjotr steevast bij Russisch goud door de boxen schalde. Owee de onverlaat van een Indiër die zich heeft vergist; een onderzoek tot op het bot is gestart!

Inmiddels heeft Oekraïne ook niet stilgezeten. Het is van plan alle sportcompetities waar (Wit-)Russische atleten mogen aan deelnemen, te boycotten. De internationale schermbond FIE heeft het al vlaggen. Zij aanvaarden terug de Russische en Wit-Russische schermers op hun toernooien die tellen voor olympische kwalificatie. Gevolg: geen Oekraïense schermers. Ter info: al heeft die dan officieel een stap teruggezet na het begin van de oorlog, het armlastige FIE wordt geleid (en vooral gefinancierd) door de Oezbeekse oligarch en Poetin- getrouwe Alisher Oezmanov.

Oekraïne heeft eind vorige week een brief van tien pagina’s lang gestuurd naar het Internationaal Olympisch Comité. Die komt er kort samengevat op neer dat de (Wit-)Russen bannen geen politieke beslissing is, maar een humanitaire.

Het voelt zich gesterkt door een uitspraak van het Arbitragetribunaal voor de Sport (TAS) in verband met de Russische ploegen die uit de Europese voetbalcompetities zijn gegooid. Het TAS besloot dat het recht om aan sportcompetities deel te nemen niet absoluut is en het aan de bonden toekomt de deel- name te regelen. Wordt vervolgd.

Column Exclusie in De Morgen van zaterdag 25 maart 2023

Exclusie

Wakker worden met Voor de dag. Aan de ene kant van de lijn hing een radiomevrouw die van het onderwerp geen kaas had gegeten. Aan de andere kant hing een professor die wel goed thuis was in de materie, maar het achterste van zijn tong niet liet zien.

Hij koos er op een gegeven ogenblik in het gesprek zelfs voor om niet als anti-inclusief over te komen. Ik had er al van gehoord, van de academische wereld die uit zelfbescherming de waarheid uit de weg gaat. Ik heb er begrip voor, want ik ken de wetenschapper in kwestie als een vakman, maar toch is het altijd weer schrikken als de angst om gecanceld te worden de overhand neemt.

Het radiogesprek kwam er naar aanleiding van de beslissing deze week door World Athletics om trans vrouwen te verplichten hun testosteron onder een bovengrens te houden. In de uitzending ging het over het niet toelaten in de vrouwencategorie van wie als man de puberteit heeft doorgemaakt, een onjuist uitgangspunt om te beginnen.

De trans vrouwen in de atletiek (op competitieniveau) moet je gaan zoeken met een vergrootglas. Tot die conclusie kwam ook
World Athletics: er zijn geen trans vrouwen momenteel, maar toch willen we een verbod uitvaardigen. Hou een enquête onder de sportvrouwen van een beetje niveau en de fans van totale inclusie van deze maatregel moet je gaan zoeken in de decipromilles, dat is in de tienduizendsten, achter de komma.

Een maatregel voor een probleem dat niet bestaat, het mag vreemd klinken, maar dat is het niet. Ten eerste is de trans vrouw al in minstens vier andere sporten zichtbaar aanwezig: wielrennen, rugby, gewichtheffen en zwemmen. De trans gewichthefster was zelfs in Tokio op de Spelen en de trans zwemster wil in Parijs 2024 deelnemen.

Ten tweede is de uitsluitende maatregel geen uitsluitende maatregel, want trans vrouwen mogen wel degelijk deelnemen als ze kunnen bewijzen dat hun testosteronniveau twee jaar lang lager is dan 2,5 nanomol per liter urine. Ten derde en ten slotte geldt de uitsluiting die geen uitsluiting is voorlopig voor twaalf maanden. In die tijd zal de wereldatletiekbond de zaak verder bestuderen.

Zoals voorzitter Sebastian Coe besloot: “We zullen onze positie herzien als zich nieuwe bewijzen aandienen dat inclusie gerechtvaardigd is, maar voorlopig houden we het bij de integriteit van de vrouwencategorie.” Het staat hier op papier: misschien dat die inclusie (die de sportende vrouw niet vraagt, wel integendeel) er ooit komt, maar dan alvast niet op nieuwe wetenschappelijke gronden.

Tenzij de mens in sneltempo muteert, zijn de data duidelijk: wie de puberteit als man heeft doorgemaakt, heeft een onmiskenbaar voordeel op wie als vrouw is geboren. Dat voordeel verdwijnt gedeeltelijk met de hormonenbehandeling, maar gaat nooit volledig weg. Of zoals evolutionair bioloog Richard Dawkins onlangs zei: “Biologisch bekeken zijn er twee geslachten. And that’s all there is to it.”

Het zwemmen heeft een andere bepaling dan de atletiek. Zij verbieden trans vrouwen die na hun twaalfde aan de transitie zijn begonnen. Dat mag verwarrend klinken, maar dat is het niet. Het Internationaal Olympisch Comité koos ervoor om de verschillende sporten de kans te geven een policy uit te dokteren in functie van de fysieke eisen van die sport.

In golf is het verschil een stuk minder, door de verschillende afslagposities, en in schieten is het mannelijke voordeel miniem tot onbestaand, in zoverre dat ooit een vrouw beter was dan mannen en goud won op de Spelen in 1992. Dat was in een gemengde categorie, waarna de schietbond besloot mannen en vrouwen apart te laten schieten.

Dat er verschillen waren per sport, dat vond de mevrouw van de radio een beetje vreemd. Waarop de professor begon over de fysieke voordelen die in de ene sport meer uitgesproken waren dan in de andere. Bijvoorbeeld meer in gewichtheffen en – ik citeer – minder in voetbal.

Het klopt dat de krachtverschillen tussen mannen en vrouwen minder uitgesproken zijn in het onderlichaam en dus minder in uithouding en snelheid dan in kracht komend uit het bovenlichaam. Alleen gaat het nog altijd over minstens 10 procent en zelfs 30 procent bij een trap op een bal.

Het belangrijkste argument om een strikt binaire opdeling te handhaven op basis van geboortegeslacht werd nog maar eens vergeten. Voetballen tegen trans vrouwen (en verliezen) is voor een vrouw even frustrerend, maar ook veel gevaarlijker dan verliezen van een trans vrouw in gewichtheffen. En dan hebben we het nog niet over vechtsporten.

Column Rascoureur (over MVDP) in De Morgen van maandag 20 maart 2023

Rascoureur

Neen, het kon beter met die conditie. Die Tirreno van 2023, pff. Meestrijden vooraan? Van het moment dat het bergop ging lieten de benen het afweten. Hij had zelfs een aantal ritten moeite om gewoon het peloton te volgen, stel je voor.

Samengevat: wat de kansen van Mathieu van der Poel betrof: de voortekenen waren niet bepaald gunstig. Lossen op korte hellingen, het peloton niet kunnen volgen, wat was me dat allemaal. Dat waren we van de kampioen niet gewend. Maar, hij voelde zich wel steeds beter worden. Komt daarbij, een gelukje vond hij zelf, Milaan-Sanremo was nu net dat ene monument waar je niet echt top moet zijn om te winnen, dus ja, hij had een kans.

Zodoende pronostikeerden de sportkranten toch een goeie eindklassering voor Van der Poel. In Het Nieuwsblad kreeg hij vier sterren, samen met Wout van Aert. Vijf sterren, dat was voor Tadej Pogacar. In L’Equipe stond Milaan-Sanremo pas op pagina 28 van de zaterdagkrant: Pogacar en Van Aert vijf sterren, niemand vier en Van der Poel kreeg er drie, waarvan één als de kleinzoon van Raymond Poulidor.

Het Laatste Nieuws zette hem op de één van de sportpagina’s bij de grote vier en had prognoses uit het peloton. Wil u weten wie de tiercé had? Niemand, ook niet in désordre. Geen van de acht bevraagde renners had Van der Poel als winnaar.

Victor Campenaerts had als enige geen enkele renner van het hele podium. Die schat dus niet alleen zijn eigen kansen af en toe verkeerd in. Jasper Philipsen en Laurens De Plus kwamen het dichtst in de buurt. De ene had Pogacar, Van der Poel en Van Aert. De andere had Filippo Ganna (als enige, proficiat De Plus), Pogacar en Van Aert.

Neen, veel vertrouwen in Van der Poel was er niet. Die rug zou weer opspelen, zo deed de ronde, en in het algemeen kon het ook beter met dat Alpecin-Deceuninck natuurlijk. Nog maar twee keer gewonnen, twee keer Philipsen na een lead-out van Mathieu, geen reden om een grote mond op te zetten.

En toen kwam de Cipressa, de op één na laatste klim. Je zag Van der Poel ergens in het pak zitten. Je zag ook Soren Kragh Andersen, Jasper Philipsen en nog Gianni Vermeersch. Alpecin-Deceuninck gaf bergop zelfs even mee van jetje en net voor de afdaling zou beginnen, kwam Van der Poel op kop om de hele afdaling niet uit de eerste drie te verdwijnen. Overmoed of overschot, het was een van beide. Het leek zowaar op overschot zoals Van der Poel en Kragh Andersen bij het beneden komen van de Cipressa nog steeds het peloton aanvoerden, babbelend over hoe (goed) de benen voelden, hoorden we na afloop.

Toen dacht je nog: ach, als Pogi en Wout er straks een lap op geven, staat de rest boven op de Poggio niet op de foto. Pogi gaf er een lap op, maar het was een lapje. Wout kon eerst niet volgen, dan weer wel, Mathieu in zijn wiel. Met nog tweehonderd meter te gaan passeerde Van der Poel Pogacar langs een gaatje binnendoor, waar alleen hij door kan. Hup, twee kroontjes zwaarder, recht op de pedalen en een klein gaatje zowaar.

Het kleine gaatje was beneden een iets minder klein gaatje, het werd nooit een echt groot gat. Hij reed de afdaling niet op het scherp van de snede, maar de interval-inspanningen (bij elke bocht remmen en daarna optrekken, een cross van drie kilometer bergaf) waren hem op het lijf geschreven.

Met nog een kilometer te gaan verscheen een grimlach boven op de grimas van plusminus 450 watt. Vijfhonderd meter: Van der Poel balt de vuist en schreeuwt het uit. Honderd meter: als vleugels van een albatros gaan de armen wijd open, die gelukzalige lach op het gelaat.

Tweeënzestig jaar nadat zijn grootvader zijn enige monument had gewonnen, won Mathieu van der Poel een monument dat zijn vader nooit won en hij heeft er nu drie, één meer dan Adrie. Veel belangrijker: in één klap zijn hij en zijn team gerust. Het voorjaar 2023 kan nu al niet meer kapot.

Van der Poel bewees zaterdag dat hij een rascoureur is, meer dan Pogacar, veel meer dan Van Aert en al die anderen. Van der Poel kan scoren uit een halve kans, kan een wedstrijd naar zijn hand zetten, ook al is hij niet in topvorm, een winner als geen ander.

Het zou kunnen dat Van Aert een grotere motor heeft en gedisciplineerder werkt. En hij kan dingen op de fiets die Van der Poel niet kan, zoals langer hard (naar boven) rijden en dat dag na dag na dag. Maar Van der Poel is de beste coureur.

De stand in de WK’s veldrijden is 5-3, in de monumenten 3-1. Telkens in het voordeel van Van der Poel. Dat kan na dit voorjaar weer anders zijn, dat is het plezante aan het hedendaagse wielrennen. Elke maand is een ander de beste van de wereld.

Column Keuzes maken in De Morgen van zaterdag 18 maart 2023

Keuzes maken

De Belgische/Vlaamse shorttrackwereld is bang. De samenwerking met de Nederlandse ploeg in Heerenveen loopt op zijn einde. Alleen de positivo’s in dat wereldje denken dat er nog een vervolg aan de vruchtbare coëxistentie kan worden gebreid. De anderen, onder wie de twee toppers, weten hoe laat het is. Thialf zal voor de Belgen nooit meer zijn wat het geweest is. Er is iets gebroken en dat is niet het ijs.

De mededeling dat de Nederlandse omkadering – vooral de coaching – niet inzetbaar was bij de wereldkampioenschappen in Zuid- Korea kwam net voor dat WK van vorig weekend. Dat is rijkelijk laat. Er is geen goed moment om zoiets te horen te krijgen, maar er zijn minder slechte en heel slechte momenten. Net voor het WK was heel slecht.

Hanne Desmet weet haar vierde plek op het WK aan het gebrek aan coaching, en wat dat mentaal met haar had gedaan. Dat is haar goed recht, maar die vierde plek op de 1.500 meter is haar niveau. Op het vorige WK, in 2021 in Dordrecht, eindigde Hanne Desmet tweede. Alleen deden toen de Japanners, de Zuid-Koreanen en de Chinezen niet mee en stuurden de Noord-Amerikanen niet hun sterkste shorttrackers. Een jaar later, met alle landen op hun sterkst, won Desmet wel de bronzen medaille op de Olympische Spelen.

Om daaruit te concluderen dat ze altijd podium zou moeten halen op sterk bezette mondiale toernooien is zelfs voor shorttrack wat kort door de bocht. Hanne Desmet hing in Peking met een halve ronde te gaan op de vijfde plek aan een lange rekker, tot de Amerikaanse Kirsten Santos en de Italiaanse Adriana Fontana met elkaar in botsing kwamen en vielen. Desmet werd derde, zonder die val had ze nooit een medaille.

Haar broer Stijn liet het in Seoel minder aan zijn hart komen. Hij behaalde ondanks de coachsoap wel zilver, en verbeterde daarmee zijn prestatie op een mondiaal toernooi.

België heeft geprofiteerd van het Nederlandse schaatsmodel. En omgekeerd. Dat heet symbiose. In de Nederlandse perceptie is die blijkbaar geëvolueerd naar parasitisme. Nederland haalde zeer zeker profijt uit de aanwezigheid van sterke Belgische trainingspartners, maar bij de afrekening bleek dat België meer uit de relatie haalde dan Nederland.

Tussen het voor België zo succesvolle EK (ten koste van Nederlandse medailles) en het WK heeft iemand in Nederland aan
de alarmbel getrokken. Was het de Nederlandse bondscoach zelf, Niels Kerstholt, die onder vuur ligt? Of was het de KNSB, de schaatsbond? Heeft de high-performancemanager van het NOC*NSF (Nederlandse sportkoepel) erop gewezen dat op dit WK echt wel resultaten werden verwacht in ruil voor de genereuze steun? Voortaan was het Holland first. Dat de Nederlandse atleten uit de lucht vielen en te doen hadden met hun arme Belgische trainingspartners: geloof dat maar niet.

Straks komt bondscoach Jeroen Otter terug uit een sabbatical en wordt het duidelijk. Hij is de architect van de Nederbelgische samenwerking. Otter was bondscoach in België toen ze in Nederland niks moesten weten van dat gekke kortebaangedoe. Later gingen ze daar overstag, lokten Otter terug naar Nederland en hij haalde zijn ex-atleet Pieter Gysel en de Belgische talenten die inmiddels in Hasselt tot wasdom waren gekomen naar Heerenveen.

Een ideaal sportmodel is gestoeld op detectie, selectie, protectie, training en infrastructuur. Bij kwalitatieve training hoort tegenstand, en daarvoor moesten de Belgen dienen. Vandaag stellen de Nederlanders vast dat ze genoeg Nederlandse kwaliteit op de korte baan in Thialf hebben rijden. Meer zelfs, dat de baan en de staf te klein zijn om alle Nederlanders en Belgen samen te trainen.

Als nationale selecties over de grenzen samenwerken, gaat het meestal om ontwikkelingshulp waarbij één partij duidelijk achterophinkt en leert van de andere. Wat Nederland en België hadden in het shorttrack was uniek en kon niet blijven duren. België – Vlaanderen, zeg maar – moet niet zeuren: je kan niet eeuwig meesurfen op de goodwill van anderen.

Hoog tijd om zelf wat op te zetten. Al jaren spreekt men in Vlaanderen van een ijshal en een omkadering die zowel voor shorttrack, kunstschaatsen en lange baanschaatsen zou moeten dienen. Deze week werd in Ternat de grootste paardenpiste van Europa geopend. Een privé-initiatief, want ‘paardensport’ is in de eerste plaats paardenhandel.

Schaatsers kan je niet verkopen, en toch zou je als overheid in een schaatscentrum kunnen investeren. Weet evenwel: het kost een cent en meer dan één, zelfs het schaatswalhalla Thialf is economisch niet leefbaar. Maar als je de mond vol hebt over hoe je een topsportregio wil zijn en de lat altijd hoger legt, horen daar keuzes en investeringen bij.

Column Adidas in De Morgen van maandag 13 maart 2023

Adidas

Een aantal fenomenen gaat volledig aan mij voorbij. Niet dat ik er niet had over gelezen, maar ik lees zo veel. Ik troost mij met de gedachte dat het te maken heeft met ontkenning, de beste reflex ter zelfbescherming die de mens zich eigen kan maken.

Zo had ik bijvoorbeeld al eens gehoord over Kanye West, vooral toen hij vond dat hij presidentskandidaat moest zijn. Dan gaat een mens wat googelen en komt al snel uit bij zijn bezigheid, rappen. Dat geraakt al niet voorbij de eerste filter. Een rapper – het zal geheel aan mij liggen, dus vergeef mij – dat is in mijn waardenpalet iemand die niet kan zingen en uit arren moede dan maar snel spreekt in de hoop dat iemand dat interessant vindt.

Er is een markt voor snelle sprekers, maar ik ken geen enkel nummer van Kanye West. Ik ken ook geen enkel nieuwtje over die man. Zo dacht ik dat Kanye West de man was van Beyoncé, maar dat blijkt volgens de zoekmachine ene Jay Z. Ook een rapper, hoe verzinnen ze het?

Bon, om een lang verhaal kort te maken, in de weekendkranten stond een nieuwtje over Kanye West dat ik eindelijk kon relateren aan mijn interessesfeer, zijnde de geopolitiek en mondiale business van de sport. Die rappende lapzwans had zowaar destijds een contract gesloten met het sportmerk Adidas om sneakers in zijn naam uit te brengen en zowel Adidas als West waren daar serieus beter van geworden.

Ik kende die schoenen. Yeezy heten die dingen. Of heetten, want hoewel ze nu tijdelijk hot zijn, zijn de Yeezy’s verleden tijd. Maar goed ook, want afgezien van enkele modellen waarmee je met wat goede wil en de nodige voorzichtigheid zou kunnen sporten, zijn het afzichtelijke dystopische dingen. Adidas wil ervanaf. En wil van Kanye West af.

Dat de zwarte West eerder al de slavernij had weggezet met ‘vierhonderd jaar slavernij, dat moet een keuze (van de zwarten) geweest zijn’ dat was nog gepasseerd. Zoals ook zijn krankzinnige kandidatuur voor het presidentschap en later zijn steun aan Donald Trump. Ook zijn opmerking dat het recht op abortus voor hem mocht worden afgeschaft, werd hem niet ten kwade geduid in Herzogenaurach. Voor zeven procent van je omzet knijp je al eens een oogje dicht.

Toen West het begon te hebben over de Joodse maffia gingen de eerste alarmbellen af. De emmer liep over toen hij te gast was bij de provocateur/gek Alex Jones (waar godbetert ook die rare Gentse prof Mattias Desmet al eens aanschoof). West was er samen met white supremacist Nick Fuentes, en begon over “stop met het ‘dissen’ van de nazi’s” en hield vervolgens een lofrede op Adolf Hitler.

Dat was zover over de rode lijn dat die in de achteruitkijkspiegel van Adidas niet eens meer zichtbaar was. Als er iets is wat ze daar niet kunnen hebben, dan wel de associatie met het naziverleden. Niemand die het zich nog herinnert – goede marketing heet dat – maar het verleden van dat bedrijf is zo nazi als wat, met de broers Adolf en Rudolf Dassler (in ’49 zou de ene Adidas en de andere Puma beginnen) die zich in 1933 haasten om aan te sluiten bij de NSDAP. De Gebrüder Dassler Schuhfabrik zou vanaf 1944 tijdelijk geen schoenen meer maar wapens produceren voor de tanende Duitse oorlogsmachine.

Resultaat van de West-exit? Adidas in de shit. Zeven procent van de omzet in rook opgegaan. En dat bovenop de gedaalde omzet in Rusland en in China. Conclusie: wel besteed. Adidas heeft de fout gemaakt die Reebok (inmiddels deel van Adidas) halfweg de jaren tachtig ook heeft gemaakt: te veel inzetten op mode, te weinig op authenticiteit. Niet dat de schoenen van Adidas minderwaardig zijn aan die van Nike, maar Nike pakte het toch anders aan.

De focus lag daar van in het begin op het beste sportmerk ooit worden. Nike werd nummer één wereldwijd begin de jaren tachtig, maar werd ingehaald door Reebok dat surfte op de golven van de fitness- rage. Er was geen geluk mee gemoeid toen Nike Michael Jordan tekende in 1984. Jordan wilde een deal met Adidas, maar die vonden hem ‘te klein’, zowel in lengte als in kaliber. Noem het gerust de marketingblunder van de twintigste eeuw en die met Kanye West voorlopig van de 21ste.

Nike (omzet 50 miljard dollar) is vandaag groter dan Adidas en Puma samen. Het is de enige marktleider die het zich ook kan permitteren om rebel te zijn. Hoe ze de Black Lives Matter-activist Colin Kaepernick aan zich bonden en hem een contract gaven, dat was gedurfd. En geslaagd.

Ik ben een Nike-adept en ik heb niets van Adidas in mijn kast met sportkleren liggen. Op die ene muts van de winterspelen in Sotsji na. Rood, met in grote witte letters: Russia. Niet te dragen. Wel een collector’s item.

Column Hyperkapitalisme in De Morgen van zaterdag 11 maart 2023

Hyperkapitalisme

Succes in sport is maakbaar. De mate waarin een sport meer een fysiologische dan een technische of tactische afrekening is, vergroot de maakbaarheid van succes. In lopen, de meest eenvoudige sport, liggen bij de juiste fysiologische kenmerken de successen sneller voor het rapen dan in pakweg tennis.

In individuele sport is succes dan weer makkelijker maakbaar dan in teamsport, de meest complexe vorm van competitiesport. Nog een factor die bepaalt hoe snel je succes kunt hebben in een sport is traditie: in een ‘oude’ sport is het moeilijker om door te stoten naar de top dan in een ‘nieuwe’. Als een oude sport dan ook nog eens commercieel uitgepuurd is – denk aan basketbal in de VS – ben je haast kansloos.

Tenzij je alles goed doet. Tenzij je juist selecteert, juist opleidt, juist begeleidt, juist coacht… Eens je dat allemaal op een rijtje hebt en mits het nodige geluk dat er altijd bijhoort in sport is succes wel maakbaar.

Maakbaar is evenwel niet hetzelfde als te koop, een veelgemaakte denkfout in het hyperkapitalistische voetbal. Daarom moet het hart van elke rechtgeaarde sportliefhebber afgelopen woensdag rond de klok van elven een vreugdesprongetje hebben gemaakt toen het duidelijk werd dat Bayern München de vloer had aangeveegd met PSG.

Bayern is een vereniging die in Duitsland onder de 50+1-regel valt. Die bepaalt dat de vereniging achter de club één stem meer moet hebben in de algemene vergadering dan welke andere partij(en) ook. Bij Bayern hebben de leden (de geregistreerde vrijwillige vereniging FC Bayern München eV) 75 procent in handen. Het overige kwart is netjes verdeeld over Audi, Adidas en Allianz.

De 50+1 is een schitterend model, en dat niemand komt zeggen dat het de groei van een club remt of ingaat tegen een gezonde bedrijfsvoering. Bayern speelde tien keer op rij kampioen, won deze eeuw drie Champions Leagues en maakt al 27 jaar onafgebroken winst. Geen enkele voetbalclub in de Europese top kan zo’n compleet rapport voorleggen.

PSG is in 2011 gekocht door de staat Qatar, middels het investeringsvehikel Qatar Sports Investments. Overigens was die aankoop het gevolg van de toewijzing enkele maanden eerder van de World Cup van 2022 aan Qatar. 100 miljoen euro legden ze toen op tafel voor het compleet vermolmde PSG.

In de vier daaropvolgende jaren werden ze telkens uit de Champions League geknikkerd in de kwartfinale. Dat vonden de Qatarese eigenaars beneden hun stand en dus kochten ze in 2017 Neymar en in 2018 Kylian Mbappé, opgeteld 400 miljoen euro, de twee duurste transfers ooit. Edoch, succes is niet te koop want er volgden drie opeenvolgende exits in de achtste finale.

In de zomer van 2020 haalden ze wel de door corona verlate Champions League-finale en verloren van de ploeg die hen eerder deze week ook al klopte, Bayern. 1-0, doelpunt Kingsley Coman.

Van de elf van Bayern die toen mochten vieren, stonden er nu nog zeven op het veld en dan nemen we de geblesseerde Manuel Neuer gemakshalve even mee. Van het PSG van 23 augustus 2020 waren woensdag nog drie namen aan de slag: Mbappé, Neymar (ook geblesseerd) en Marquinhos. Die verloren finale van 2020 werd gevolgd door een halve finale in de lente van 2021.

Dat volstond niet voor Nasser Al-Khelaïfi en zijn baas sjeik Tamim al-Thani. Een maand later haalden ze ook Lionel Messi naar Parijs. Resultaat: zowel in 2021-’22 als dit seizoen gingen ze eruit in de achtste finale. Er bestaan culturen die geduld koesteren als tactiek, de Chinezen bijvoorbeeld. Hoe dat zit met Arabieren is niet duidelijk, maar eerder gedrag lijkt er niet op te wijzen dat ze lang willen wachten als ze hun zinnen op iets hebben gezet.

De vraag is nu wat de reactie zal zijn van de grote bazen in Doha. Die andere sjeik van iets verderop in de Perzische Golf, Mansour bin Zayed Al Nahyan uit Abu Dhabi, is met zijn Manchester City nog steeds in de running voor de Europese hoofdgraal. Mansour is de broer van Mohamed, de president van de Verenigde Arabische Emiraten. In de eeuwige strijd Qatar-VAE staan de Emiraten op voordeel en de grootmacht Saudi-Arabië komt er ook aan met Newcastle, dat ze vorig jaar hebben gekocht.

Als ik van de Qatarezen was, zette ik PSG te koop en ging ik voor Manchester United. Beide clubs in Qatarese handen, dat kan
niet. Wat er ook wordt geregeld en hoe ook juridisch ingedekt, het grote geld in Qatar is onlosmakelijk met elkaar verbonden. De Glazers willen voor hun initiële inleg van net geen miljard euro een flinke return: 6,8 miljard wordt gezegd. Qatar en Ineos-baas Jim Ratcliffe zouden al tot 4,5 miljard willen gaan. Dat is een honderdste van de totale waarde van de hele Qatar Investment Authority, een peulschil.